Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Mongolië, anderzijds, Ulaanbaatar, 30-04-2013

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-11-2017 t/m heden

Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Mongolië, anderzijds

Authentiek : NL

Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Mongolië, anderzijds

De Europese Unie, hierna „de Unie” genoemd,

en

het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

de Republiek Hongarije,

Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,

enerzijds, alsmede

de Regering van Mongolië, hierna „Mongolië” genoemd,

anderzijds,

hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,

Gezien de traditionele vriendschapsbanden tussen de partijen en de nauwe historische, politieke en economische banden die hen verenigen,

Gezien het bijzondere belang dat de partijen hechten aan het alomvattende karakter van hun wederzijdse betrekkingen,

Overwegende dat de partijen van mening zijn dat deze overeenkomst deel uitmaakt van bredere en samenhangende betrekkingen tussen hen, die tot stand zijn gekomen door overeenkomsten waarbij beide zijden partij zijn,

Opnieuw bevestigende de verbintenis van de partijen tot eerbiediging en hun wil tot bevordering van de democratische beginselen, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, met inbegrip van de rechten van minderheden, zoals onder meer neergelegd in het Handvest van de Verenigde Naties en de Universele Verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties en in andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten,

Opnieuw bevestigende dat de partijen gehecht zijn aan de beginselen van de rechtsstaat, het respect van het internationale recht, behoorlijk bestuur en de bestrijding van corruptie, en dat zij streven naar economische en sociale vooruitgang ten bate van hun bevolking, rekening houdende met het beginsel van duurzame ontwikkeling en milieubescherming,

Opnieuw bevestigende de wens van de partijen om hun onderlinge samenwerking te verbeteren, gebaseerd op deze gedeelde waarden,

Opnieuw bevestigende dat de partijen streven naar economische en sociale vooruitgang ten bate van hun bevolking, rekening houdende met het beginsel van duurzame ontwikkeling in al haar dimensies,

Opnieuw bevestigende de verbintenis van de partijen om de internationale vrede en veiligheid te bevorderen en te streven naar effectief multilateralisme en de vreedzame beslechting van geschillen, met name door samenwerking tot dit doel binnen het kader van de Verenigde Naties,

Opnieuw bevestigende dat zij streven naar betere samenwerking op het gebied van politieke en economische kwesties, alsook internationale stabiliteit, justitie en veiligheid als een fundamentele voorwaarde om duurzame sociale en economische ontwikkeling te bevorderen, armoede uit te roeien en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken,

Overwegende dat de partijen terrorisme beschouwen als een bedreiging voor de mondiale veiligheid en dat zij hun dialoog en samenwerking in het kader van de strijd tegen het terrorisme willen intensiveren, rekening houdend met de relevante instrumenten van de VN-Veiligheidsraad, met name Resolutie 1373. De Europese veiligheidsstrategie, die in december 2003 door de Europese Raad werd goedgekeurd, beschouwt terrorisme als een belangrijke bedreiging voor de veiligheid. In dit verband heeft de Europese Unie belangrijke maatregelen getroffen, met inbegrip van een antiterrorisme-actieplan dat in 2001 werd goedgekeurd en in 2004 herzien, en een belangrijke Verklaring betreffende de bestrijding van terrorisme van 25 maart 2004, na de aanslagen in Madrid. De Europese Unie heeft tevens in december 2005 haar goedkeuring gehecht aan de EU-strategie inzake terrorismebestrijding,

Verklarende dat de partijen zich er volledig toe verbinden alle vormen van terrorisme te voorkomen en te bestrijden en de samenwerking voor terrorismebestrijding te verbeteren, alsook te strijden tegen de georganiseerde misdaad,

Overwegende dat volgens de partijen doeltreffende maatregelen voor terrorismebestrijding en de bescherming van de mensenrechten elkaar aanvullen en versterken,

Opnieuw bevestigende dat de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de effectieve vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal niveau te nemen en de wereldwijde samenwerking te intensiveren,

Overwegende dat de oprichting van het Internationaal Strafhof een belangrijke ontwikkeling voor vrede en internationale gerechtigheid is en dat de Raad van de Unie op 16 juni 2003 zijn goedkeuring heeft gehecht aan een gemeenschappelijk standpunt inzake het Internationaal Strafhof, gevolgd door een actieplan dat op 4 februari 2004 werd goedgekeurd,

Overwegende dat de partijen de mening delen dat de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor een ernstige bedreiging voor de internationale veiligheid vormt, en dat zij hun dialoog en samenwerking op dit gebied wensen te versterken. De door de gehele internationale gemeenschap aangegane verbintenis om de proliferatie van massavernietigingswapens te bestrijden ligt ten grondslag aan de aanneming, bij consensus, van Resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad. De Raad van de Europese Unie keurde op 17 november 2003 EU-beleidsmaatregelen goed om non-proliferatiebeleid te integreren in de EU-betrekkingen met derde landen. De Europese Raad keurde op 12 december 2003 tevens een strategie goed voor de bestrijding van proliferatie,

Overwegende dat de Europese Raad van oordeel is dat handvuurwapens en lichte wapens een groeiende bedreiging voor de vrede, de veiligheid en de ontwikkeling vormen en op 13 januari 2006 zijn goedkeuring hechtte aan een strategie tot bestrijding van de illegale accumulatie van in handvuurwapens en lichte wapens en van munitie daarvoor. In deze strategie benadrukte de Europese Raad de noodzaak om een alomvattende en consistente aanpak van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid te verzekeren,

Uitdrukking gevende aan hun integrale engagement om duurzame ontwikkeling over de hele lijn te bevorderen, met inbegrip van milieubescherming en doeltreffende samenwerking voor de aanpak van de klimaatverandering en voedselzekerheid, alsook de doeltreffende bevordering en tenuitvoerlegging van internationaal erkende arbeids- en sociale normen,

Onderstrepende het belang van een verdieping van de betrekkingen en de samenwerking op gebieden als overname, asiel en visumbeleid, en van een gezamenlijke aanpak van migratie en mensenhandel,

Herhalende het belang van de handel voor de bilaterale betrekkingen en meer bepaald van de handel in grondstoffen en onderstrepende de verbintenis van de partijen om specifieke regelgeving inzake grondstoffen overeen te komen in het Subcomité voor handel en investeringen,

Opmerkende dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen het toepassingsgebied van het derde deel, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen binden, en niet als deel van de Europese Unie, totdat de Europese Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland Mongolië ervan in kennis heeft gesteld dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn als deel van de Europese Unie, overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Indien het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland niet langer gebonden zijn als deel van de Europese Unie overeenkomstig artikel 4 bis van Protocol nr. 21, moet de Europese Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland Mongolië onmiddellijk in kennis stellen van iedere wijziging in hun positie; in dat geval blijven zij op persoonlijke titel gebonden door de bepalingen van de overeenkomst. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht,

Bevestigende de verbintenis van de partijen tot versterking van de bestaande betrekkingen ter stimulering van hun onderlinge samenwerking, en hun gemeenschappelijke streven om de betrekkingen op gebieden van wederzijds belang te consolideren, te verdiepen en te diversifiëren, op basis van gelijkwaardigheid, op niet-discriminerende grondslag, en wederzijds tot voordeel strekkend,

Zijn als volgt overeengekomen:

TITEL I. AARD EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1. Algemene beginselen

  • 1 De eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere desbetreffende internationale mensenrechteninstrumenten, en van het beginsel van de rechtsstaat, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van beide partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.

  • 3 De partijen bevestigen dat zij zich ertoe verbinden alle aspecten van duurzame ontwikkeling te stimuleren, samen te werken om het probleem van de klimaatverandering en de mondialisering aan te pakken en bij te dragen tot de verwezenlijking van de internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen, waaronder de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. De partijen bevestigen opnieuw hun gehechtheid aan een hoog niveau van milieubescherming en geïntegreerde sociale structuren.

  • 4 De partijen bevestigen opnieuw hun gehechtheid aan de Verklaring van Parijs van 2005 inzake de doeltreffendheid van hulp (Verklaring van Parijs) en komen overeen hun samenwerking te versterken om betere resultaten op het gebied van ontwikkeling te verwezenlijken.

  • 5 De partijen bevestigen dat zij belang hechten aan de beginselen van Behoorlijk bestuur, waaronder de onafhankelijkheid van justitie, en corruptiebestrijding.

Artikel 2. Doel van de samenwerking

Met het oog op de versterking van hun bilaterale betrekkingen voeren de partijen een brede dialoog en stimuleren ze verdere samenwerking in alle sectoren van gezamenlijk belang. Hun inspanningen zijn met name gericht op:

  • a. het opzetten van samenwerking op het gebied van politieke en economische zaken in alle relevante regionale en internationale fora en organisaties;

  • b. het opzetten van samenwerking op het gebied van de bestrijding van ernstige misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd;

  • c. het opzetten van samenwerking inzake de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en inzake handvuurwapens en lichte wapens;

  • d. het ontwikkelen van handel en investeringen tussen de partijen tot wederzijds voordeel; het opzetten van samenwerking op alle handels- en investeringsgerelateerde gebieden van gezamenlijk belang, teneinde de handels- en investeringsstromen te vergemakkelijken en barrières voor handel en investeringen te voorkomen en weg te nemen;

  • e. het opzetten van samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid, inclusief de rechtsstaat en gerechtelijke samenwerking, gegevensbescherming, migratie, smokkel en mensenhandel, de bestrijding van de georganiseerde misdaad, terrorisme, grensoverschrijdende misdaden, het witwassen van geld en drugs;

  • f. het opzetten van samenwerking in alle andere sectoren van wederzijds belang, met name macro-economisch beleid en financiële diensten, belastingen en douane, met inbegrip van Behoorlijk bestuur op belastinggebied, industrieel beleid en kleine en middelgrote ondernemingen, de informatiemaatschappij, audiovisuele en andere media, wetenschap en technologie, energie, vervoer, onderwijs en cultuur, milieu en natuurlijke hulpbronnen, landbouw en plattelandsontwikkeling, gezondheid, werkgelegenheid en sociale zaken, en statistiek;

  • g. het bevorderen van de deelname van beide partijen aan regionale en subregionale samenwerkingsprogramma's die openstaan voor de andere partij;

  • h. het vergroten van de rol en de zichtbaarheid van de partijen in elkaars regio;

  • i. het bevorderen van het begrip tussen mensen door middel van samenwerking tussen verschillende non-gouvernementele entiteiten, zoals denktanks, wetenschappers, maatschappelijke organisaties en de media, in de vorm van workshops, conferenties, contacten tussen jongeren en andere activiteiten;

  • j. het bevorderen van de uitbanning van armoede in de context van duurzame ontwikkeling en de geleidelijke integratie van Mongolië in de wereldeconomie.

Artikel 3. Bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor

  • 1 De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel staten als niet-statelijke actoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt.

  • 2 De partijen werken samen en leveren een bijdrage aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, door de volledige naleving en de uitvoering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie. alsmede van hun andere internationale verplichtingen op dat gebied, zoals Resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze overeenkomst vormt.

  • 3 De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door:

    • maatregelen te nemen die gericht zijn op ondertekening of bekrachtiging van of toetreding, naar gelang van het geval, tot alle andere internationale instrumenten ter zake, en op de volledige tenuitvoerlegging daarvan;

    • een doeltreffend systeem voor nationale exportcontroles op te zetten om de uitvoer en doorvoer van met massavernietigingswapens verband houdende goederen te controleren, met inbegrip van de controle van technologie voor tweeërlei gebruik op eindgebruik voor massavernietigingswapens, met doeltreffende sancties op inbreuken op deze exportcontroles.

  • 4 De partijen stellen een regelmatige politieke dialoog in ter begeleiding en consolidatie van deze elementen. Deze dialoog kan op regionale basis plaatsvinden.

Artikel 4. Handvuurwapens en lichte wapens

  • 1 De partijen erkennen dat de illegale productie en overdracht van en de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede buitensporige accumulatie, slecht beheer, inadequaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding ervan een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.

  • 2 De partijen komen overeen hun verplichtingen met betrekking tot de aanpak van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor na te komen en volledig ten uitvoer te leggen, overeenkomstig de bestaande internationale verdragen en de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, evenals hun verbintenissen in het kader van andere internationale instrumenten op dit gebied, zoals het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten.

  • 3 De partijen werken samen en zien toe op coördinatie, complementariteit en synergie bij de aanpak van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, op mondiaal, regionaal, subregionaal en nationaal niveau, en stellen een regelmatige politieke dialoog in ter begeleiding en consolidatie van deze werkzaamheden.

Artikel 5. Ernstige misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd (het Internationaal Strafhof)

  • 1 De partijen bevestigen opnieuw dat de ernstigste misdrijven die de gehele internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de effectieve vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal en waar nodig internationaal niveau, onder meer in het Internationaal Strafhof. De partijen zijn van oordeel dat de oprichting van een doeltreffend functionerend Internationaal Strafhof een belangrijke ontwikkeling is voor internationale vrede en gerechtigheid.

  • 2 De partijen komen overeen samen te werken en de noodzakelijke maatregelen te treffen om het universele karakter en de integriteit van het Statuut van Rome en verwante instrumenten ten volle te steunen en hun samenwerking binnen het Internationaal Strafhof te versterken. De partijen verbinden zich ertoe het Statuut van Rome ten uitvoer te leggen en de noodzakelijke stappen te zetten om de verwante instrumenten te ratificeren (zoals de overeenkomst inzake de voorrechten en immuniteiten van het Internationaal Strafhof).

  • 3 De partijen zijn het erover eens dat het nuttig zou zijn een dialoog over dit onderwerp te voeren.

Artikel 6. Samenwerking ter bestrijding van terrorisme

  • 1 De partijen bevestigen het belang van terrorismebestrijding en komen overeen samen te werken om terrorisme te voorkomen en te bestrijden, overeenkomstig de geldende internationale verdragen, waaronder het internationale humanitaire recht en de mensenrechten, alsmede hun respectieve wet- en regelgeving, en rekening houdend met de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN, die is vervat in Resolutie 60/288 van de Algemene Vergadering van de VN van 8 september 2006.

  • 2 De partijen doen dit in het bijzonder:

    • a. in het kader van de volledige tenuitvoerlegging van de Resoluties 1373 en 1267 en daaropvolgende van de VN-Veiligheidsraad, met inbegrip van Resolutie 1822, alsook van andere relevante VN-resoluties en van hun respectieve verplichtingen uit hoofde van andere relevante internationale verdragen en instrumenten;

    • b. door informatie uit te wisselen over terroristen, terroristische groeperingen en de netwerken die hen ondersteunen, overeenkomstig het nationale en internationale recht;

    • c. door inzichten uit te wisselen over methoden om terrorisme te bestrijden, onder meer op technisch gebied en wat betreft opleiding, en door ervaringen uit te wisselen met betrekking tot het voorkomen van terrorisme;

    • d. door samen te werken ter verdieping van de internationale consensus over de bestrijding van terrorisme, met inbegrip van de juridische definitie van terroristische daden, en met name door te streven naar overeenstemming over het Alomvattend Verdrag betreffende internationaal terrorisme;

    • e. door passende goede werkwijzen uit te wisselen betreffende de bescherming van de mensenrechten in het kader van de strijd tegen het terrorisme;

    • f. door betere uitvoering en samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding binnen de ASEM-bijeenkomst .

TITEL II. BILATERALE, REGIONALE EN INTERNATIONALE SAMENWERKING

Artikel 7. Samenwerking tussen Mongolië en de EU inzake beginselen, normen en standaarden

  • 1 De partijen komen overeen in Mongolië Europese algemene beginselen, normen en standaarden tot stand te brengen, en samen te werken voor de bevordering van de uitwisseling van informatie en ervaringen met het oog op de invoering en tenuitvoerlegging daarvan.

  • 2 De partijen streven naar versterking van de dialoog en de samenwerking tussen hun autoriteiten over normaliseringskwesties, hetgeen, als door de partijen overeen te komen, de oprichting kan behelzen van een kader voor samenwerking waardoor de uitwisseling van deskundigen, informatie en expertise wordt vergemakkelijkt.

Artikel 8. Samenwerking in regionale en internationale organisaties

  • 1 De partijen wisselen standpunten uit en werken samen in het kader van regionale en internationale fora en organisaties zoals de Verenigde Naties en de relevante VN-agentschappen, programma's en organen, de Wereldhandelsorganisatie (WTO), het ASEAN-Verdrag van vriendschap en samenwerking en de bijeenkomst Azie-Europa (ASEM).

  • 2 De partijen komen ook overeen de samenwerking te bevorderen tussen denktanks, academici, niet-gouvernementele organisaties en de media op gebieden die door deze overeenkomst worden bestreken. Dit kan met name de organisatie omvatten van opleidingen, workshops en seminars, uitwisseling van deskundigen, onderzoeken en andere activiteiten waarover de partijen overeenstemming bereiken.

Artikel 9. Regionale en bilaterale samenwerking

  • 1 Voor elke sector waarbinnen uit hoofde van deze overeenkomst een dialoog wordt gevoerd en samenwerking plaatsvindt, en met de nodige nadruk op zaken in het kader van bilaterale samenwerking, komen de partijen overeen de daarmee verband houdende activiteiten uit te voeren binnen een bilateraal of regionaal kader, of een combinatie daarvan. Bij het kiezen van het passende kader pogen de partijen de voordelen voor en de betrokkenheid van alle geïnteresseerde partijen te optimaliseren, waarbij zij zo goed mogelijk gebruik maken van de beschikbare middelen, rekening houden met de politieke en institutionele haalbaarheid en zorgen voor samenhang met andere activiteiten waarbij de Europese Unie en andere ASEM-partners betrokken zijn.

  • 2 De partijen kunnen eventueel besluiten financiële steun te verlenen aan samenwerkingsactiviteiten op de in de overeenkomst beschreven of daarmee samenhangende gebieden, overeenkomstig hun respectieve financiële procedures en middelen.

TITEL III. SAMENWERKING INZAKE DUURZAME ONTWIKKELING

Artikel 10. Algemene beginselen

  • 1 De centrale doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking zijn het bestrijden van de armoede door het verwezenlijken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, in de context van duurzame ontwikkeling en integratie in de wereldeconomie. De partijen komen overeen een regelmatige dialoog te onderhouden over ontwikkelingssamenwerking, overeenkomstig hun respectieve prioriteiten en gebieden van wederzijds belang.

  • 2 De strategieën voor ontwikkelingssamenwerking van de partijen richten zich onder andere op:

    • a. het bevorderen van menselijke en sociale ontwikkeling;

    • b. het bereiken van duurzame economische groei;

    • c. het bevorderen van de duurzaamheid en het herstel van het milieu, goede praktijken en het behoud van de natuurlijke hulpbronnen;

    • d. het voorkomen en beheersen van de gevolgen van klimaatverandering;

    • e. het steunen van beleid en instrumenten die een geleidelijke integratie in de wereldeconomie en -handel beogen;

    • f. voortzetting van processen in verband met de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, de Actieagenda van Accra en andere internationale verbintenissen met betrekking tot de tenuitvoerlegging en de doeltreffendheid van hulp.

Artikel 11. Economische ontwikkeling

  • 1 De partijen streven ernaar een evenwichtige economische groei te bevorderen, de armoede te bestrijden en de sociaaleconomische ongelijkheden terug te brengen.

  • 2 De partijen bevestigen hun verbintenis om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te bereiken en zij moeten zich ook opnieuw verbinden tot de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp.

  • 3 De overeenkomst moet ook verbintenissen omvatten in verband met de sociaaleconomische aspecten van handel, waarbij opnieuw wordt bevestigd dat handel duurzame ontwikkeling in al haar dimensies moet bevorderen en de evaluatie van de economische, sociale en milieugevolgen ervan.

Artikel 12. Sociale ontwikkeling

  • 1 De partijen onderstrepen de noodzaak van economische en sociale beleidsmaatregelen die elkaar onderling versterken, alsook de sleutelrol van het creëren van fatsoenlijk werk en steun aan de sociale dialoog.

  • 2 De partijen streven ernaar bij te dragen tot de doeltreffende tenuitvoerlegging van de essentiële IAO-arbeidsnormen en de samenwerking inzake werkgelegenheid en sociale zaken te versterken.

  • 3 De partijen streven er voorts naar beleidsmaatregelen te bevorderen die de beschikbaarheid en de levering van levensmiddelen voor de bevolking en van veevoeder garanderen op een milieuvriendelijke en duurzame manier.

Artikel 13. Milieu

  • 1 De partijen bevestigen opnieuw de noodzaak van milieubescherming van hoog niveau en van het behoud en beheer van natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit, met inbegrip van bossen, met het oog op duurzame ontwikkeling.

  • 2 De partijen streven naar de bevordering van de ratificatie, tenuitvoerlegging en naleving van multilaterale overeenkomsten op het gebied van milieu.

  • 3 De partijen streven naar versterkte samenwerking inzake mondiale milieukwesties, met name wat betreft de klimaatverandering.

TITEL IV. SAMENWERKING INZAKE HANDEL EN INVESTERINGEN

Artikel 14. Algemene beginselen

  • 1 De partijen voeren een dialoog over bilaterale en multilaterale handel en handelsgerelateerde kwesties met het oog op de versterking van de bilaterale handelsbetrekkingen en de bevordering van het multilaterale handelssysteem.

  • 2 De partijen streven ernaar de verdere ontwikkeling en diversifiëring van hun handelsbetrekkingen zo veel mogelijk en tot wederzijds voordeel te bevorderen. Zij streven naar betere voorwaarden voor markttoegang door toe te werken naar de afschaffing van handelsbelemmeringen, met name door middel van de tijdige opheffing van niet-tarifaire belemmeringen en door het nemen van maatregelen ter verbetering van de transparantie, rekening houdend met de werkzaamheden van internationale organisaties op dit gebied.

  • 3 De partijen erkennen dat handel onontbeerlijk is voor ontwikkeling en dat bijstand in de vorm van handelspreferenties zijn nut voor ontwikkelingslanden heeft bewezen; zij streven ernaar hun overleg over dergelijke bijstand te intensiveren, met volledige eerbiediging van de WTO-regels.

  • 4 De partijen houden elkaar op de hoogte van de ontwikkeling van het handelsbeleid en handelsgerelateerd beleid, bijvoorbeeld op het gebied van landbouw, voedselveiligheid, consumentenbescherming en milieu.

  • 5 De partijen sporen aan tot dialoog en samenwerking om hun handels- en investeringsbetrekkingen te ontwikkelen, hun handelsproblemen op te lossen en andere handelsgerelateerde vraagstukken aan te pakken, op de in de artikelen 10 tot en met 27 beschreven terreinen.

Artikel 15. Sanitaire en fytosanitaire kwesties

  • 1 De partijen werken samen op het gebied van voedselveiligheid en sanitaire en fytosanitaire vraagstukken, ter bescherming van het leven en de gezondheid van mensen, dieren en planten op hun grondgebied.

  • 3 De partijen komen overeen hun wederzijds begrip te verbeteren en de samenwerking inzake sanitaire en fytosanitaire kwesties en dierenwelzijn op te voeren. Dergelijke capaciteitsopbouw geschiedt specifiek voor elke partij en met als doel de betrokken partij te helpen om te voldoen aan het wettelijke kader van de andere partij.

  • 4 De partijen zetten, wanneer een van hen daarom vraagt, een passende dialoog op om sanitaire en fytosanitaire vraagstukken en andere onder dit artikel vallende dringende vraagstukken te onderzoeken.

Artikel 16. Technische handelsbelemmeringen

De partijen stimuleren het gebruik van internationale normen, werken samen en wisselen informatie uit op het gebied van normen, conformiteitsbeoordelingsprocedures en technische regelgeving, met name in het kader van de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen.

Artikel 17. Samenwerking op douanegebied

  • 1 De partijen besteden bijzondere aandacht aan de vergroting van de veiligheid en de beveiliging van de internationale handel, met inbegrip van vervoersdiensten, doeltreffende en efficiënte handhaving door de douane van intellectuele-eigendomsrechten en evenwicht tussen vereenvoudiging van het handelsverkeer en de bestrijding van fraude en onregelmatigheden.

  • 2 Zonder afbreuk te doen aan andere vormen van samenwerking waarin de overeenkomst voorziet, verklaren de partijen dat zij bereid zijn om te overwegen in de toekomst protocollen te sluiten over douanesamenwerking en wederzijdse bijstand binnen het institutionele kader dat bij de overeenkomst wordt ingesteld.

Artikel 18. Vergemakkelijking van de handel

De partijen wisselen ervaringen uit en gaan na in hoeverre het mogelijk is invoer-, uitvoer-, doorvoer- en andere douaneprocedures te vereenvoudigen, de transparantie van de regelgeving met betrekking tot douane en handel te vergroten en samenwerking op het gebied van douane en doeltreffende mechanismen voor wederzijdse administratieve bijstand te ontwikkelen; zij streven er tevens naar hun standpunten op elkaar af te stemmen en gezamenlijke activiteiten te ontplooien in de context van internationale initiatieven, waaronder vereenvoudiging van het handelsverkeer.

Artikel 19. Investeringen

De partijen zullen aansporen tot een grotere investeringsstroom, en wel door het scheppen van een aantrekkelijk en stabiel wederzijds investeringsklimaat, met behulp van een consistente dialoog die gericht is op verbetering van wederzijds begrip en samenwerking op het gebied van investeringskwesties, onderzoek van administratieve mechanismen om investeringsstromen te vergemakkelijken, en stimulering van stabiele, transparante, open en niet-discriminerende investeringsregels.

Artikel 20. Mededingingsbeleid

De partijen stimuleren de doeltreffende vaststelling en toepassing van mededingingsregels en informatieverspreiding om de transparantie en juridische zekerheid voor ondernemingen in Mongolië en de Unie te bevorderen. De partijen wisselen van gedachten over kwesties die verband houden met antimededingingspraktijken die een negatief effect kunnen hebben op de bilaterale handel en de investeringsstromen.

Artikel 21. Diensten

De partijen gaan een consistente dialoog aan die met name gericht is op het uitwisselen van informatie over hun respectieve regelgeving, het stimuleren van toegang tot elkaars markt, het bevorderen van toegang tot bronnen van kapitaal en technologie, en het stimuleren van de handel in diensten tussen beide regio's en met derde landen.

Artikel 22. Kapitaalverkeer

De partijen streven naar een versoepeling van het kapitaalverkeer om de doelstellingen van de overeenkomst te bevorderen.

Artikel 23. Overheidsopdrachten

De partijen streven naar het vaststellen van procedures, met inbegrip van passende transparantie- en beroepsbepalingen, ter ondersteuning van een doeltreffend systeem voor overheidsopdrachten, waarbij wordt gestreefd naar een optimale prijs-kwaliteitsverhouding en een vergemakkelijking van de internationale handel.

De partijen streven naar wederzijdse openstelling van hun markt voor overheidsopdrachten, met het oog op wederzijds voordeel.

Artikel 24. Transparantie

De partijen erkennen het belang van transparantie en de geldende procedures bij het beheer van hun handelsgerelateerde wet- en regelgeving, en tot dit doel bevestigen zij opnieuw hun verbintenissen uit hoofde van artikel X van de GATT 1994 en artikel III van de GATS.

Artikel 25. Grondstoffen

  • 1 De partijen komen overeen de samenwerking te bevorderen alsook wederzijds begrip met betrekking tot grondstoffen.

  • 2 Deze samenwerking en bevordering van wederzijds begrip moet betrekking hebben op kwesties als het regelgevende kader voor de grondstoffensector (met inbegrip van goed beheer van de inkomsten uit de mijnbouw ten bate van sociaaleconomische ontwikkeling; milieubescherming en veiligheidsvoorschriften inzake de mijnbouw en grondstoffen) en de handel in grondstoffen. Met het oog op grotere samenwerking en wederzijds begrip kan elke partij verzoeken om ad-hocvergaderingen inzake grondstoffen.

  • 3 De partijen erkennen dat een transparant, niet-discriminerend, niet-verstorend, op regels gebaseerd klimaat de beste manier is om directe buitenlandse investeringen aan te trekken voor de productie en de handel in grondstoffen.

  • 4 De partijen, rekening houdend met hun respectieve economische beleidsmaatregelen en doelstellingen, en met het oog op de bevordering van handel, komen overeen samenwerking te bevorderen door belemmeringen voor de handel in grondstoffen weg te nemen.

  • 5 Op verzoek van een van beide partijen kan elk punt in verband met grondstoffen worden geopperd en besproken tijdens de vergaderingen van het Gemengd Comité en het subcomité, die bevoegd zijn tot het nemen van besluiten daarover krachtens artikel 56, overeenkomstig de beginselen die hierboven zijn uiteengezet.

Artikel 26. Regionaal beleid

De partijen steunen het regionale ontwikkelingsbeleid.

Artikel 27. Bescherming van intellectuele eigendom

  • 1 De partijen bevestigen opnieuw het grote belang dat zij hechten aan de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en verbinden zich ertoe passende maatregelen te nemen om deze rechten adequaat en doeltreffend te beschermen en te handhaven, meer bepaald inzake inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten.

    Voorts komen de partijen overeen zo spoedig mogelijk een bilaterale overeenkomst te sluiten over geografische aanduidingen.

  • 2 De partijen wisselen informatie en ervaringen uit over zaken als praktijk, bevordering, verspreiding, stroomlijning, beheer, harmonisatie, bescherming en daadwerkelijke toepassing van intellectuele-eigendomsrechten, de preventie van misbruik van dergelijke rechten, de strijd, met name door samenwerking op het gebied van douane en andere passende vormen van samenwerking, tegen namaak en piraterij, en de oprichting en versterking van organisaties voor de controle en bescherming van dergelijke rechten. De partijen werken samen aan de verbetering van de bescherming, de toepassing en de commercialisering van intellectuele-eigendomsrechten, op basis van Europese ervaringen, en aan de bevordering van de kennis daarvan.

Artikel 28. Subcomité inzake handel en investeringen

  • 1 Er wordt een subcomité inzake handel en investeringen opgericht.

  • 2 Het subcomité staat het Gemengd Comité bij in de uitvoering van zijn taken voor alle terreinen waarop dit hoofdstuk betrekking heeft.

  • 3 Het subcomité stelt zijn reglement van orde vast.

TITEL V. SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN JUSTITIE, VRIJHEID EN VEILIGHEID

Artikel 29. Rechtsstaat en wettelijke samenwerking

  • 1 Bij de samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid schenken de partijen bijzondere aandacht aan de consolidering van de rechtsstaat en institutionele versterking op alle niveaus, bij de rechtshandhaving en het justitiële apparaat in het bijzonder.

  • 2 De partijen wisselen ook informatie uit met betrekking tot rechtsstelsels en wetgeving. De partijen streven ernaar wederzijdse gerechtelijke bijstand te ontwikkelen binnen het bestaande wettelijke kader.

Artikel 30. Bescherming van persoonsgegevens

  • 1 De partijen werken samen om het niveau van bescherming van persoonsgegevens te verbeteren overeenkomstig de strengste internationale normen, zoals onder andere vervat in de „UN Guidelines for the Regulation of Computerized Personal Data Files” (Verenigde Naties (Resolutie 45/95 van de Algemene Vergadering van de VN van 14 december 1990)).

  • 2 De samenwerking op het gebied van bescherming van persoonsgegevens kan onder meer technische bijstand in de vorm van uitwisseling van informatie en deskundigen omvatten.

Artikel 31. Samenwerking inzake migratie

  • 1 De partijen werken samen aan de bestrijding van illegale immigratie en de illegale aanwezigheid van natuurlijke personen van hun nationaliteit op hun respectieve grondgebied.

  • 2 In het kader van de samenwerking ter bestrijding van illegale immigratie komen de partijen overeen hun onderdanen zonder nodeloos uitstel over te nemen, indien deze niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van de andere partij. De partijen verstrekken hun onderdanen daartoe de nodige identiteitsdocumenten. Indien een over te nemen persoon geen documenten of andere bewijzen van zijn nationaliteit bezit, neemt de bevoegde diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging van de betrokken lidstaat of van Mongolië op verzoek van Mongolië of de betrokken lidstaat de nodige maatregelen om de over te nemen persoon te ondervragen om zijn nationaliteit vast te stellen.

  • 3 De EU zal financieel bijdragen aan de tenuitvoerlegging van deze afspraak via relevante bilaterale samenwerkingsinstrumenten.

  • 4 De partijen komen overeen op verzoek van een van de partijen te onderhandelen over een overeenkomst tussen de EU en Mongolië, waarin wordt voorzien in specifieke verplichtingen inzake de overname van hun onderdanen, inclusief een verplichting voor de overname van onderdanen van andere landen en statenloze personen.

Artikel 32. Samenwerking op het gebied van drugsbestrijding

  • 1 De partijen werken samen met het oog op een evenwichtige aanpak via doeltreffende coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten, onder meer uit de gezondheidssector, justitie, douane en binnenlandse zaken, maar ook andere relevante sectoren, met als doel het aanbod van, de handel in en de vraag naar drugs te beperken, en met de nodige aandacht voor de rechten van de mens. Deze samenwerking beoogt ook de schade door drugs terug te brengen, de productie van, de handel in en het gebruik van synthetische drugs tegen te gaan, en een meer doeltreffende preventie van oneigenlijk gebruik van precursoren voor de illegale productie van drugs en psychotrope stoffen.

  • 2 De partijen bereiken overeenstemming over de wijze van samenwerking om deze doelstellingen te verwezenlijken. De acties worden gebaseerd op onderling overeengekomen beginselen, overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen, de politieke verklaring en de speciale verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen die zijn goedgekeurd door de twintigste speciale zitting drugs van juni 1998 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (SAVVN) en de politieke verklaring en het actieplan die zijn aangenomen tijdens de 52e zitting van de VN-commissie verdovende middelen van maart 2009.

  • 3 De samenwerking tussen de partijen omvat technische en administratieve bijstand, met name op de volgende terreinen: opstelling van nationale wetgeving en nationaal beleid; oprichting van nationale instellingen en informatiecentra; steun voor maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met het terugdringen van de vraag naar en de schadelijke effecten van drugs; opleiding van personeel; onderzoek in verband met drugs; en het voorkomen van het onrechtmatig gebruik van precursoren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen. De partijen kunnen overeenkomen de samenwerking tot andere terreinen uit te breiden.

Artikel 33. Gezamenlijke bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie

De partijen komen overeen samen te werken bij de bestrijding van georganiseerde, economische en financiële misdaad, met inbegrip van corruptie. Die samenwerking is meer in het bijzonder gericht op de toepassing en bevordering van de desbetreffende internationale normen en instrumenten, zoals het VN-Verdrag ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de aanvullende protocollen en het VN-Verdrag inzake bestrijding van corruptie.

Artikel 34. Bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

  • 1 De partijen zijn het erover eens dat gezamenlijk moet worden geprobeerd te voorkomen dat hun financiële systeem en aangewezen niet-financiële ondernemingen en beroepen worden gebruikt voor het witwassen van de inkomsten van criminele activiteiten zoals drugshandel en corruptie.

  • 2 De partijen bevorderen technische en administratieve bijstand voor de ontwikkeling en uitvoering van voorschriften en de efficiënte werking van mechanismen ter bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Door de samenwerking moet het met name mogelijk worden relevante informatie uit te wisselen in het kader van de respectieve wetgeving en passende normen vast te stellen voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, die vergelijkbaar zijn met die van de Unie en de internationale instanties op dit gebied, zoals de Financial Action Task Force (FATF).

TITEL VI. SAMENWERKING IN ANDERE SECTOREN

Artikel 35. Samenwerking inzake mensenrechten

  • 1 De partijen zorgen in samenwerking voor bevordering en doeltreffende bescherming van de mensenrechten, onder andere via de ratificatie en tenuitvoerlegging van internationale mensenrechteninstrumenten.

  • 2 Deze samenwerking kan onder meer omvatten:

    • a. ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van een nationaal actieplan met betrekking tot de mensenrechten;

    • b. bevordering van en voorlichting over de mensenrechten;

    • c. versterking van de nationale en regionale instellingen op het gebied van de mensenrechten;

    • d. totstandbrenging van een zinvolle, breed gefundeerde mensenrechtendialoog;

    • e. versterkte samenwerking met de mensenrechteninstellingen van de Verenigde Naties.

Artikel 36. Samenwerking inzake financiële dienstverlening

  • 1 De partijen komen overeen te komen tot sterkere convergentie van de gemeenschappelijke regels en normen en tot grotere samenwerking voor de verbetering van de systemen voor boekhouding, financiële controle en regelgeving voor het bank- en verzekeringswezen en andere onderdelen van de financiële sector.

  • 2 De partijen werken samen aan de ontwikkeling van een wettelijk regelgevend kader, infrastructuur en personele middelen, alsook voor de invoering van goed ondernemingsbestuur en internationale boekhoudnormen op de kapitaalmarkt in Mongolië, binnen het kader van de bilaterale samenwerking overeenkomstig de WTO-verbintenis inzake financiële dienstverleningen in het kader van de GATS.

Artikel 37. Dialoog inzake het economisch beleid

  • 1 De partijen bevorderen het uitwisselen van informatie over hun economische ontwikkelingen en beleidslijnen en het delen van ervaringen inzake de coördinatie van het economische beleid in het kader van regionale economische samenwerking en integratie.

  • 2 De partijen streven naar intensivering van de dialoog tussen hun autoriteiten over door de partijen overeengekomen economische aangelegenheden, zoals het monetaire en fiscale beleid, met inbegrip van de vennootschapsbelasting, de overheidsfinanciën, de macro-economische stabilisatie en de buitenlandse schuld.

  • 3 De partijen bevorderen de samenwerking en bevorderen wederzijds begrip met betrekking tot economische diversificatie en industriële ontwikkeling.

Artikel 38. Behoorlijk bestuur op fiscaal gebied

Om de economische activiteit te versterken en te ontwikkelen, met inachtneming van de noodzaak een passend regelgevingskader te ontwikkelen, erkennen de partijen de beginselen van goed fiscaal bestuur en verbinden zich ertoe deze toe te passen, zoals door de lidstaten op Unie-niveau afgesproken. De partijen streven daartoe naar betere internationale samenwerking op fiscaal gebied, vergemakkelijking van het innen van legitieme belastingen en het opzetten van maatregelen voor de doelmatige uitvoering van deze beginselen, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de Unie en de lidstaten.

Artikel 39. Industrieel beleid en samenwerking binnen het midden- en kleinbedrijf

De partijen komen overeen, rekening houdend met hun respectieve economische beleidsmaatregelen en doelstellingen, het industriële beleid op alle passend geachte terreinen te bevorderen met het oog op de verbetering van het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf, en wel door onder meer:

  • a. het uitwisselen van gegevens over en ervaringen met het scheppen van een klimaat waarbinnen het midden- en kleinbedrijf zijn concurrentievermogen kan verbeteren;

  • b. het bevorderen van de contacten tussen economische actoren, het stimuleren van gemeenschappelijke investeringen en de totstandbrenging van joint-ventures en informatienetwerken, met name via bestaande horizontale EU-programma's, waarbij met name de overdracht van zachte en harde technologie tussen de partners wordt gestimuleerd;

  • c. de verstrekking van informatie en stimulering van innovatie en de uitwisseling van goede werkwijzen met betrekking tot de toegang tot financiering, met name voor kleine en micro-ondernemingen;

  • d. de bevordering en ondersteuning van relevante activiteiten die aan weerszijden door de particuliere sector worden ontwikkeld;

  • e. het bevorderen van passend werk, maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoordingsplicht, en het aanmoedigen van verantwoordelijke zakelijke praktijken, waaronder duurzame consumptie en productie. Deze samenwerking houdt tevens rekening met het consumentenperspectief bijvoorbeeld inzake productinformatie en de rol van de consument op de markt;

  • f. gezamenlijke industriële onderzoeksprojecten en samenwerking met betrekking tot normen, conformiteitsbeoordelingsprocedures en technische regelgeving, in overleg vastgesteld;

  • g. steunverlening door informatie over de modernisering van procedures en technieken voor de reiniging van afvalwater uit de lederindustrie;

  • h. uitwisseling van informatie en de aanbeveling van partners en mogelijkheden tot samenwerking op het gebied van handel en investeringen via wederzijds toegankelijke bestaande netwerken;

  • i. steun voor samenwerking tussen particuliere ondernemingen, met name kleine en middelgrote, van beide partijen;

  • j. overwegen te onderhandelen over een aanvullende overeenkomst inzake de uitwisseling van informatie, workshops over meer samenwerking en andere promotionele activiteiten tussen kleine en middelgrote ondernemingen van beide partijen;

  • k. verstrekking van informatie over technische steun aan de uitvoer van levensmiddelen en landbouwproducten naar de Europese markt in het kader van de preferentiële regeling van de Unie.

Artikel 40. Toerisme

  • 1 De partijen zetten zich in voor de verbetering van de informatie-uitwisseling en de vaststelling van optimale werkwijzen voor een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het toerisme, waarbij zij zich laten leiden door de mondiale gedragscode voor toerisme van de Wereldorganisatie voor Toerisme en de duurzaamheidsbeginselen die de grondslag vormen voor het Local Agenda 21-proces.

  • 2 De partijen ontwikkelen samenwerking met betrekking tot het beschermen en optimaal benutten van het natuurlijke en culturele erfgoed, het matigen van negatieve gevolgen van het toerisme en het vergroten van de positieve bijdrage van de toeristische industrie tot de duurzame ontwikkeling van plaatselijke gemeenschappen, onder meer door ecotoerisme te ontwikkelen, waarbij de integriteit en de belangen van plaatselijke en inheemse gemeenschappen worden gerespecteerd, en opleidingen op toeristisch gebied te verbeteren.

Artikel 41. Informatiemaatschappij

  • 1 De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën een centraal element van het moderne leven en essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling zijn, en wisselen inzichten uit over hun beleid op dit gebied teneinde de economische ontwikkeling te bevorderen.

  • 2 De samenwerking op dit gebied richt zich onder andere op:

    • a. deelname aan de alomvattende regionale dialoog over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, met name beleid en regelgeving voor elektronische communicatie, waaronder universele dienstverlening, vergunningen en algemene machtigingen, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, en onafhankelijkheid en efficiëntie van de regelgevende instantie;

    • b. interconnectie en interoperabiliteit van de netwerken en diensten van de partijen en van Azië;

    • c. normalisatie en verspreiding van nieuwe informatie- en communicatietechnologie;

    • d. stimulering van samenwerking tussen de partijen inzake onderzoek op het gebied van informatie- en communicatietechnologie;

    • e. uitwisseling van ervaringen met de invoering van digitale televisie, met inbegrip van regelgeving, spectrumbeheer en onderzoek;

    • f. samenwerking aan gezamenlijke onderzoeksprojecten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie;

    • g. veiligheidsaspecten van informatie- en communicatietechnologie en bestrijding van cybercriminaliteit;

    • h. conformiteitsbeoordeling van telecommunicatie, inclusief radioapparatuur;

    • i. samenwerking inzake de ontwikkeling van breedbandnetwerken;

    • j. uitwisseling van informatie over mededingingsbeleid op het gebied van informatie- en communicatietechnologie.

Artikel 42. Audiovisuele en andere media

De partijen stimuleren, ondersteunen en vergemakkelijken uitwisselingen, samenwerking en dialoog tussen hun relevante instellingen en actoren op het gebied van audiovisuele aangelegenheden en media. Zij brengen een regelmatige beleidsdialoog over deze onderwerpen tot stand.

Artikel 43. Wetenschappelijke en technologische samenwerking

  • 1 De partijen komen overeen samen te werken op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling op gebieden van wederzijds belang en voordeel.

  • 2 De doelstellingen van deze samenwerking zijn:

    • a. uitwisseling van informatie en kennis over wetenschap en technologie, in het bijzonder over de uitvoering van beleid en programma's;

    • b. bevordering van onderzoekspartnerschappen tussen de wetenschappelijke gemeenschap, onderzoekscentra, de universiteiten en het bedrijfsleven van beide partijen;

    • c. steun voor de opleiding en mobiliteit van onderzoekers;

    • d. stimuleren van de deelname van hun respectieve instellingen voor hoger onderwijs, onderzoekscentra en het bedrijfsleven, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf, aan hun respectieve programma's voor wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling.

  • 3 De samenwerking kan plaatsvinden in de vorm van gezamenlijke onderzoeksprojecten en uitwisselingen, bijeenkomsten en opleiding van onderzoekers via internationale opleidings- en mobiliteitsregelingen en uitwisselingsprogramma's, waardoor resultaten van onderzoek, studies en beste praktijken optimaal worden verspreid.

  • 4 Deze samenwerkingsactiviteiten geschieden overeenkomstig de wet- en regelgeving van beide partijen. Deze samenwerkingsactiviteiten worden gebaseerd op de beginselen van wederkerigheid, eerlijke behandeling en wederzijds voordeel en de intellectuele eigendom moet adequaat worden beschermd.

  • 5 De partijen stellen alles in het werk om het publiek beter bewust te maken van de mogelijkheden die de programma's voor wetenschappelijke en technologische samenwerking bieden.

Artikel 44. Energie

  • 1 De partijen streven naar meer samenwerking in de energiesector met de volgende doelen:

    • a. de energiezekerheid vergroten door diversifiëring van de energievoorziening en de ontwikkeling van nieuwe, duurzame, innovatieve en hernieuwbare vormen van energie, waaronder biobrandstoffen en biomassa, windenergie, zonne-energie en waterkrachtenergie, en de ontwikkeling ondersteunen van passende beleidskaders voor het creëren van gelijke investerings- en concurrentievoorwaarden voor hernieuwbare energie en de integratie daarvan in de relevante beleidslijnen;

    • b. verwezenlijking van rationeel energiegebruik met bijdragen van zowel producenten als consumenten, door energie-efficiëntie te bevorderen bij de productie, het vervoer, de distributie en het eindgebruik van energie;

    • c. bevordering van de toepassing van internationaal erkende normen inzake nucleaire veiligheid, non-proliferatie en garanties;

    • d. bevordering van de overdracht van technologie die op duurzame energieproductie en duurzaam energiegebruik is gericht;

    • e. bevordering van de capaciteitsopbouw en vergemakkelijking van investeringen op het terrein op basis van transparante, niet-discriminerende, marktconforme regels.

  • 2 Daartoe komen de partijen overeen contacten en gezamenlijk onderzoek tot wederzijds voordeel te stimuleren, met name via de relevante regionale en internationale kaders. Onder verwijzing naar artikel 43 en de conclusies van de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling, die in 2002 in Johannesburg plaatsvond, benadrukken de partijen dat aandacht moet worden besteed aan het verband tussen betaalbare toegang tot energiediensten en duurzame ontwikkeling. Deze activiteiten kunnen worden gestimuleerd in samenwerking met het energie-initiatief van de Europese Unie, dat tijdens deze top is gelanceerd.

Artikel 45. Vervoer

  • 1 De partijen werken samen op relevante terreinen van het vervoersbeleid met het oog op verbetering van de investeringsmogelijkheden, het verkeer van goederen en personen, bevordering van de veiligheid van de luchtvaart, de bestrijding van piraterij, milieubescherming en vergroting van de efficiëntie van hun vervoerssystemen.

  • 2 De samenwerking tussen de partijen op dit gebied richt zich op bevordering van:

    • a. uitwisseling van informatie over hun beleid en praktijken met betrekking tot vervoer, in het bijzonder in steden, op het platteland en door de lucht, vervoerslogistiek, de koppeling en interoperabiliteit van multimodale vervoersnetwerken en het beheer van wegen, spoorwegen en luchthavens;

    • b. aangelegenheden die verband houden met satellietnavigatie, met nadruk op onderwerpen van wederzijds belang die samenhangen met regelgeving, industrie en marktontwikkeling. In dit verband zal aandacht gaan naar de Europese satellietnavigatiesystemen (EGNOS en Galileo);

    • c. een dialoog op het gebied van luchtvaartdiensten teneinde de ontwikkeling van de betrekkingen na te gaan op gebieden als luchtvaartveiligheid, milieu, het beheer van het luchtverkeer, de toepassing van het mededingingsrecht en de economische regelgeving inzake de luchtvaartindustrie, om de convergentie van de regelgeving te bevorderen en belemmeringen voor het bedrijfsleven uit de weg te ruimen. Samenwerkingsprojecten op het gebied van de burgerluchtvaart die van wederzijds belang zijn, moeten verder worden gestimuleerd. De partijen zullen op deze basis zoeken naar mogelijkheden voor bredere samenwerking op het gebied van de burgerluchtvaart;

    • d. beperking van de broeikasgasemissies in de vervoerssector;

    • e. de toepassing van veiligheids- en milieunormen, met name wat betreft de luchtvaart, overeenkomstig de relevante internationale conventies;

    • f. samenwerking in de geschikte internationale fora voor een betere handhaving van internationale regelingen en de verwezenlijkingen van de doelstellingen van dit artikel.

Artikel 46. Onderwijs en cultuur

  • 1 De partijen komen overeen om, rekening houdende met hun verschillen, de samenwerking op het gebied van onderwijs en cultuur te stimuleren, teneinde het wederzijdse begrip en de kennis van elkaars cultuur te vergroten. De partijen ondersteunen en stimuleren daartoe de activiteiten van hun culturele instellingen en maatschappelijke organisaties.

  • 2 De partijen streven ernaar passende maatregelen te nemen om culturele uitwisselingen te stimuleren en gemeenschappelijke culturele initiatieven op diverse gebieden uit te voeren, waaronder samenwerking voor de bescherming van het erfgoed met respect voor de culturele diversiteit.

  • 3 De partijen komen overeen elkaar te raadplegen en samen te werken binnen relevante internationale fora, zoals de Unesco, om gezamenlijke doelen na te streven, culturele verscheidenheid te bevorderen en het culturele erfgoed te beschermen. In verband met culturele verscheidenheid pleiten de partijen ook voor de ratificatie en tenuitvoerlegging van het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, dat op 20 oktober 2005 is aangenomen.

  • 4 Voorts leggen de partijen de nadruk op maatregelen voor de opbouw van banden tussen elkaars gespecialiseerde agentschappen en voor de uitwisseling van informatie, expertise, studenten, deskundigen, jeugd en jeugdwerkers en technische middelen, daarbij gebruikmakend van zowel de faciliteiten die de EU-programma's voor onderwijs en cultuur in Azië bieden, als de ervaringen die beide partijen op dit gebied hebben opgedaan. Beide partijen komen tevens overeen de uitvoering te bevorderen van relevante programma's voor hoger onderwijs, zoals Erasmus Mundus, teneinde de samenwerking en de modernisering van het hoger onderwijs te bevorderen en de academische mobiliteit aan te moedigen.

Artikel 47. Milieu, klimaatverandering en natuurlijke hulpbronnen

  • 1 De partijen komen overeen dat het noodzakelijk is de natuurlijke rijkdommen en biodiversiteit duurzaam te beschermen en te beheren als basis voor de ontwikkeling van de huidige en toekomstige generaties.

  • 2 De partijen komen overeen dat met de samenwerking op dit terrein het behoud en de verbetering van het milieu met het oog op duurzame ontwikkeling moeten worden bevorderd. De tenuitvoerlegging van de conclusies van de wereldtop over duurzame ontwikkeling en van de relevante multilaterale milieu-overeenkomsten wordt bij alle door de partijen in het kader van de overeenkomst ondernomen activiteiten in acht genomen.

  • 3 De partijen komen overeen samen te werken op het gebied van de klimaatverandering om zich aan te passen aan de negatieve gevolgen ervan, broeikasgasemissies te beperken en hun economieën over te schakelen op duurzame koolstofarme groei. In deze context zullen de partijen het gebruik van koolstofmarktmechanismen onderzoeken.

  • 4 De partijen komen overeen samen te werken om hun handelspolitiek en hun milieubeleid wederzijds te versterken en milieuoverwegingen in alle samenwerkingsterreinen te integreren.

  • 5 De partijen streven ernaar hun samenwerking binnen regionale programma's voor milieubescherming voort te zetten en uit te breiden, met name wat betreft:

    • a. vergroting van het milieubewustzijn en lokale participatie in milieubescherming en duurzame ontwikkeling, waaronder de betrokkenheid van inheemse en lokale gemeenschappen;

    • b. aanpak van de klimaatverandering, meer bepaald wat betreft de gevolgen ervan op het milieu en de natuurlijke hulpbronnen;

    • c. capaciteitsopbouw voor deelname aan en uitvoering van multilaterale milieuverdragen, onder meer op het gebied van biodiversiteit, bioveiligheid en chemische risico's;

    • d. bevordering en gebruik van milieuvriendelijke technologieën, producten en diensten, onder meer door toepassing van ecologisch gezonde regelgevingsinstrumenten;

    • e. beter bestuur in de bosbouw, waaronder bestrijding van illegale houtkap en de handel in illegaal gekapt hout en het bevorderen van duurzaam bosbeheer;

    • f. voorkomen van illegaal grensoverschrijdend verkeer van gevaarlijk vast afval en producten van levende gemodificeerde organismen;

    • g. verbetering van de luchtkwaliteit, milieuvriendelijke afvalverwerking, duurzaam geïntegreerd waterbeheer en beheer van chemicaliën, en duurzame consumptie en productie;

    • h. bescherming en behoud van de bodem en duurzaam grondbeheer;

    • i. doeltreffend beheer van nationale parken en aanwijzing en bescherming van gebieden die moeten worden beschermd met het oog op hun biodiversiteit en fragiele ecosystemen, waarbij rekening wordt gehouden met de lokale en inheemse gemeenschappen die in of nabij deze gebieden leven.

  • 6 De partijen moedigen wederzijdse toegang tot elkaars programma's op dit terrein aan, overeenkomstig de specifieke voorwaarden van deze programma’s:

    • a. oprichting van een kader voor toezicht op waterreserves en de modernisering ervan;

    • b. invoering van technologie voor ontzilting en hergebruik van water;

    • c. ontwikkeling van ecotoerisme.

Artikel 48. Landbouw, veehouderij, visserij en plattelandsontwikkeling

De partijen komen overeen de dialoog te bevorderen op het gebied van landbouw, veehouderij, visserij en plattelandsontwikkeling. De partijen zullen informatie uitwisselen over en betrekkingen aangaan op het gebied van:

  • a. landbouwbeleid en internationale levensmiddelen- en landbouwvooruitzichten in het algemeen;

  • b. mogelijkheden ter vergemakkelijking van de handel in planten, dieren, vee en afgeleide producten, met het oog op de verdere ontwikkeling van lichte industrie in de landbouwsector;

  • c. dierenwelzijn;

  • d. beleid inzake plattelandsontwikkeling;

  • e. uitwisseling van ervaringen en samenwerkingsnetwerken tussen lokale personen of bedrijven op specifieke gebieden zoals onderzoek en technologieoverdracht;

  • f. gezondheids- en kwaliteitsbeleid voor planten, dieren en vee, en met name beschermde geografische aanduidingen;

  • g. samenwerkingsvoorstellen en initiatieven die zijn ingediend bij internationale landbouworganisaties;

  • h. ontwikkeling van een duurzame en milieuvriendelijke landbouw, met inbegrip van gewasproductie, biobrandstoffen en de overdracht van biotechnologie;

  • i. bescherming van plantensoorten, zaadtechnologie, landbouwbiotechnologie;

  • j. ontwikkeling van databanken en informatienetwerken op het gebied van landbouw en veeteelt;

  • k. opleiding over de landbouw- en veterinaire sector.

Artikel 49. Gezondheid

  • 1 De partijen werken samen aan onder meer de hervorming van de gezondheidszorg, ernstige overdraagbare ziekten en andere bedreigingen voor de gezondheid, niet-overdraagbare ziekten en internationale gezondheidsverdragen, waarmee wordt gestreefd naar een gezondere omgeving en een betere volksgezondheid.

  • 2 Samenwerking vindt voornamelijk plaats door:

    • a. omvattende programma's voor een systematische verbetering van de gezondheidssector, met inbegrip van de gezondheidsstelsels, de gezondheidsdiensten en de gezondheidsvoorwaarden, alsook de gezondheidsinformatie;

    • b. gezamenlijke activiteiten met betrekking tot epidemiologie, waaronder samenwerking met het oog op vroegtijdige preventie van epidemieën zoals vogelgriep, pandemische griep en andere ernstige overdraagbare ziekten;

    • c. preventie en controle van niet-overdraagbare ziekten door uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen, bevordering van een gezonde levensstijl, aanpak van gezondheidsbepalende factoren zoals voeding en verslaving aan drugs, alcohol of tabak;

    • d. bevordering van de tenuitvoerlegging van internationale verdragen inzake gezondheid, zoals het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging en de Internationale Gezondheidsregeling.

Artikel 50. Werkgelegenheid en sociale zaken

  • 1 De partijen komen overeen de samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken te intensiveren, met inbegrip van de samenwerking inzake regionale en sociale cohesie, samenwerking inzake gezondheid en veiligheid op het werk, gelijke kansen voor mannen en vrouwen en fatsoenlijk werk, teneinde de sociale dimensie van de mondialisering te versterken.

  • 2 De partijen bevestigen dat steun moet worden verleend voor het mondialiseringsproces, dat voordeel oplevert voor alle betrokkenen en dat volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk moeten worden gestimuleerd als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, zoals bekrachtigd in Resolutie 60/1 van de Algemene Vergadering van de VN van 24 oktober 2005 inzake de resultaten van de wereldtop en de ministeriële verklaring van de bijeenkomst op hoog niveau van de Economische en Sociale Raad van de VN van juli 2006 (E/2006/L 8 van 5 juli 2006). De partijen houden rekening met de kenmerken van en verschillen in hun respectieve economische en sociale situatie.

  • 3 De partijen bevestigen opnieuw hun verbintenissen om de essentiële internationaal erkende arbeids- en sociale normen volledig te respecteren en daadwerkelijk ten uitvoer te leggen, zoals die meer bepaald zijn neergelegd in de IAO-verklaring van 1998 over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk en in de IAO-verklaring over sociale gerechtigheid voor een eerlijke mondialisering van 2008. Bij alle activiteiten die de partijen uit hoofde van de overeenkomst ondernemen, worden de desbetreffende multilaterale sociale en arbeidsovereenkomsten in acht genomen. De partijen komen overeen samen te werken en zo nodig technische bijstand te verlenen voor de ratificering en doeltreffende tenuitvoerlegging van alle IAO-verdragen die worden bestreken door de IAO-verklaring van 1998 en andere relevante overeenkomsten.

  • 4 De samenwerking kan onder meer de vorm aannemen van gezamenlijk overeen te komen specifieke programma's en projecten, alsmede dialoog, samenwerking en initiatieven op gebieden van wederzijds belang op bilateraal of multilateraal niveau, zoals de IAO.

Artikel 51. Statistiek

  • 1 De partijen komen overeen om de harmonisatie van statistische methoden en werkwijzen te bevorderen, waaronder de vergaring en verspreiding van statistische gegevens, waardoor zij op een onderling overeengekomen wijze gebruik kunnen maken van statistische gegevens over de handel in goederen en diensten en, meer in het algemeen, over alle andere gebieden die onder de overeenkomst vallen en die zich lenen voor statistische verwerking, zoals vergaring, analyse en verspreiding.

  • 2 De partijen komen overeen de instelling van direct contact tussen de relevante autoriteiten te bevorderen met het oog op: versterkte vriendschappelijke samenwerking op het gebied van statistiek; versterkte capaciteitsopbouw van de statistische organen door modernisering en een betere kwaliteit van het statistieksysteem; versterking van de menselijke hulpbronnen; opleiding op alle relevante gebieden; steunverlening aan de nationale statistieksystemen overeenkomstig internationaal erkende werkwijzen, met inbegrip van de noodzakelijke infrastructuur.

  • 3 De samenwerking bestrijkt gebieden van wederzijds belang met speciale aandacht voor:

    • I. Economische statistieken:

      • a. nationale rekeningen;

      • b. bedrijfsrekeningen en registratie;

      • c. statistieken voor landbouw, veehouderij, plattelandsontwikkeling;

      • d. milieu en ertsenreserves;

      • e. industrie;

      • f. buitenlandse handel in goederen en diensten;

      • g. statistieken van groot- en kleinhandel;

      • h. herzieningsbeleid;

      • i. voedselzekerheid;

      • j. betalingsbalans.

    • II. Sociale statistieken:

      • a. statistieken in verband met gelijke kansen;

      • b. migratiestatistieken;

      • c. huishoudenquêtes.

    • III. Informatietechnologie:

      • a. uitwisseling van ervaringen inzake elektronische technologie en methoden voor de veiligheid, bescherming, opslag en privacy van gegevens en de invoering van dergelijke ervaringen;

      • b. uitwisseling van ervaringen over het opzetten van online-gegevensbanken voor consumenten gebaseerd op een gebruiksvriendelijke website en opleiding op dit gebied;

      • c. steun aan de informaticaspecialisten van het nationale statistische orgaan van Mongolië bij het opzetten van een gegevensbank;

      • d. samenwerking voor contacten met gebruikers om hen te informeren over de werking van de gegevensbank.

Artikel 52. Maatschappelijke organisaties

  • 1 De partijen erkennen de rol en mogelijke bijdrage van maatschappelijke organisaties, met name universiteiten, aan de dialoog en het samenwerkingsproces uit hoofde van de overeenkomst en komen overeen een effectieve dialoog met maatschappelijke organisaties en hun actieve deelname te stimuleren.

  • 2 Overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van elke partij kunnen maatschappelijke organisaties:

    • a. deelnemen aan het besluitvormingsproces op nationaal niveau, met inachtneming van de democratische beginselen;

    • b. over ontwikkelings- en samenwerkingsstrategieën en sectoraal beleid worden ingelicht en aan overleg daarover deelnemen, met name op terreinen die hen betreffen, met inbegrip van alle fasen van het ontwikkelingsproces;

    • c. in aanmerking komen voor de verstrekking van financiële middelen, mits de binnenlandse voorschriften van elke partij dit toestaan, en voor ondersteuning voor capaciteitsopbouw op kritieke terreinen;

    • d. deelnemen aan de uitvoering van samenwerkingsprogramma's op gebieden die hen aangaan.

Artikel 53. Modernisering van de overheid en het openbaar bestuur

De partijen werken samen met het oog op de modernisering van het openbaar bestuur. De samenwerking op dit gebied wordt toegespitst op:

  • a. verbetering van de organisatorische doelmatigheid;

  • b. verbetering van de effectiviteit van de dienstverlening door de instellingen;

  • c. verzekering van transparant beheer van de overheidsfinanciën en verantwoording;

  • d. verbetering van het juridische en institutionele kader;

  • e. opbouw van het vermogen om beleid te ontwikkelen en uit te voeren (openbare dienstverlening, opstelling en uitvoering van de begroting, corruptiebestrijding);

  • f. versterking van het justitiële apparaat; en

  • g. hervorming van het veiligheidssysteem.

Artikel 54. Samenwerking inzake risicobeheer in verband met rampen

  • 1 De partijen intensiveren de samenwerking met betrekking tot risicobeheer in verband met rampen door verder te gaan met het ontwikkelen en uitvoeren van maatregelen om de risico's van natuurrampen voor gemeenschappen te beperken en de gevolgen voor alle segmenten van de samenleving te beheersen. Hierbij moet de nadruk worden gelegd op preventiemaatregelen en een proactieve aanpak van de gevaren en risico's om deze risico's en de kwetsbaarheid voor natuurrampen te verminderen.

  • 2 De samenwerking op dit terrein richt zich op de volgende elementen van het programma:

    • a. verkleining van het risico op rampen, preventie en schadebeperking;

    • b. kennisbeheer, innovatie, onderzoek en voorlichting om op alle niveaus een veiligheidscultuur te kweken en weerbaarheid op te bouwen;

    • c. paraatheid bij rampen;

    • d. beleid, institutionele capaciteit en opbouw van consensus met betrekking tot rampenbeheersing;

    • e. respons bij rampen;

    • f. risicobeoordeling en toezicht.

TITEL VII. VORMEN VAN SAMENWERKING

Artikel 55. Middelen voor samenwerking en bescherming van financiële belangen

  • 1 De partijen stellen de nodige middelen, waaronder financiële middelen, beschikbaar om de samenwerkingsdoelstellingen van de overeenkomst te realiseren, voor zover hun respectieve middelen en regelgeving hiertoe de mogelijkheid bieden.

  • 2 De partijen komen overeen de ontwikkeling en tenuitvoerlegging te bevorderen van wederzijdse technische en bestuurlijke bijstand met het oog op een doeltreffende bescherming van hun financiële belangen op het gebied van ontwikkelingshulp en andere gefinancierde samenwerkingsactiviteiten. De partijen reageren onverwijld op verzoeken tot wederzijdse bestuurlijke bijstand van gerechtelijke en/of onderzoeksorganen van een andere partij met het oog op een betere bestrijding van fraude en onregelmatigheden.

  • 3 De partijen moedigen de Europese Investeringsbank aan haar activiteiten in Mongolië voort te zetten, overeenkomstig haar procedures en financieringscriteria.

  • 4 De partijen voeren de financiële steun uit volgens de beginselen van goed financieel beheer en werken samen om de financiële belangen van de Europese Unie en van Mongolië te beschermen. De partijen nemen doeltreffende maatregelen om fraude, corruptie en andere illegale activiteiten te voorkomen en te bestrijden, onder andere door middel van wederzijdse bestuurlijke en juridische bijstand op de terreinen waarop de overeenkomst van toepassing is. In eventuele aanvullende overeenkomsten of financieringsinstrumenten die de partijen sluiten, worden specifieke bepalingen over financiële samenwerking opgenomen inzake controles ter plaatse, inspecties, controles en fraudebestrijdingsmaatregelen, onder andere uitgevoerd door het Europees Bureau voor fraudebestrijding.

TITEL VIII. INSTITUTIONEEL KADER

Artikel 56. Gemengd Comité

  • 1 De partijen komen overeen een Gemengd Comité op te richten, dat bestaat uit vertegenwoordigers van beide partijen op een passend hoog niveau, met de volgende taken:

    • a. zorgen voor de goede werking en uitvoering van de overeenkomst;

    • b. prioriteiten vaststellen met betrekking tot de doelstellingen van de overeenkomst;

    • c. aanbevelingen doen ter bevordering van de doelstellingen van de overeenkomst.

  • 2 Het Gemengd Comité en het bij artikel 28 opgerichte subcomité hebben voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de onderhavige overeenkomst en in de in de overeenkomst genoemde gevallen beslissingsbevoegdheid. De besluiten worden bij overeenkomst tussen de partijen vastgesteld, na voltooiing van de respectieve interne procedures die nodig zijn voor het vaststellen van een besluit door beide partijen. De besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

  • 3 Het Gemengd Comité komt in de regel eenmaal per jaar bijeen, afwisselend in Brussel en in Ulaanbaatar, op een door beide partijen in overleg vast te stellen datum. De partijen kunnen tevens besluiten tot buitengewone bijeenkomsten van het Gemengd Comité. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité wordt beurtelings door de partijen bekleed. De agenda van de vergaderingen van het Gemengd Comité wordt door de partijen in overleg vastgesteld.

  • 4 Het Gemengd Comité kan gespecialiseerde werkgroepen instellen die het bij de uitvoering van zijn taken ondersteunen. Deze werkgroepen brengen op elke vergadering van het Gemengd Comité gedetailleerd verslag uit over hun vergaderingen.

  • 5 Het gemengd comité heeft ook tot taak toe te zien op de goede werking van alle tussen de partijen gesloten of nog te sluiten sectorale overeenkomsten of protocollen.

  • 6 Het Gemengd Comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.

TITEL IX. SLOTBEPALINGEN

Artikel 57. Aanpassingsclausule

  • 1 De partijen kunnen de overeenkomst met wederzijdse goedkeuring wijzigen, herzien of uitbreiden, met het oog op intensivering van het samenwerkingsniveau, onder andere door deze aan te vullen met overeenkomsten of protocollen voor specifieke sectoren en activiteiten.

  • 2 Wat de toepassing van de overeenkomst betreft, kan elke partij voorstellen formuleren met het oog op de uitbreiding van de wederzijdse samenwerking, rekening houdend met de bij de uitvoering van de overeenkomst opgedane ervaring.

Artikel 58. Andere overeenkomsten

Onverminderd de desbetreffende bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, doet deze overeenkomst of in het kader daarvan te ondernemen actie op generlei wijze afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten om bilaterale samenwerkingsbanden met Mongolië aan te knopen of, indien wenselijk, nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten met Mongolië te sluiten.

Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de toepassing of de uitvoering van verbintenissen die Mongolië en de Gemeenschap zijn aangegaan in betrekkingen met derde partijen.

Artikel 59. Voldoen aan verplichtingen

  • 1 Elke partij kan een geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van de overeenkomst aan het Gemengd Comité voorleggen.

  • 2 Als een partij meent dat de andere partij een verplichting krachtens de overeenkomst niet is nagekomen, kan deze partij passende maatregelen treffen.

  • 3 Behalve in bijzondere spoedeisende gevallen dient hij, alvorens zulks te doen, aan het Gemengd Comité alle ter zake doende informatie te verstrekken die nodig is voor een grondige bestudering van de situatie met het oog op het vinden van een voor beide partijen aanvaardbare oplossing.

  • 4 Bij de keuze van de maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van de overeenkomst het minst verstoren. De andere partij wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van deze maatregelen en op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent overleg gepleegd in het Gemengd Comité.

  • 5 Voor de interpretatie en de praktische tenuitvoerlegging van de overeenkomst komen de partijen overeen dat de in artikel 3 van de overeenkomst bedoelde „bijzonder dringende gevallen”, gevallen zijn van wezenlijke inbreuk op de overeenkomst door een van de partijen. Wezenlijke inbreuk op de overeenkomst houdt in:

    • i. afwijzing van de overeenkomst die niet in overeenstemming is met de algemene regels van het internationaal recht; of

    • ii. schending van de essentiële elementen van de overeenkomst als vermeld in artikel 1, lid 1 en artikel 3.

Artikel 60. Faciliteiten

Om de samenwerking in het kader van deze overeenkomst te vergemakkelijken, komen de partijen overeen de deskundigen en ambtenaren die betrokken zijn bij de uitvoering van de samenwerking de nodige faciliteiten te verlenen voor de uitoefening van hun taak, overeenkomstig hun respectieve interne regels en voorschriften.

Artikel 61. Territoriaal toepassingsgebied

Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van Mongolië.

Artikel 62. Definitie van de partijen

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met de term „partijen” bedoeld de Unie, of haar lidstaten, of de Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en Mongolië, anderzijds.

Artikel 63. Inwerkingtreding en duur

  • 1 Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de laatste partij de andere partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures.

  • 2 De overeenkomst is geldig voor een periode van vijf jaar. Zij wordt automatisch verlengd met volgende perioden van één jaar, tenzij een van de partijen de andere partij zes maanden voor het verstrijken van een periode van een jaar schriftelijk op de hoogte stelt van haar voornemen de overeenkomst niet te verlengen.

  • 3 Deze overeenkomst kan met onderlinge instemming tussen de partijen worden gewijzigd. De wijzigingen worden pas effectief nadat de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat alle noodzakelijke formaliteiten vervuld zijn.

  • 4 Indien een partij een restrictiever handelsregime invoert voor de uitvoer van grondstoffen, zoals de invoering van nieuwe verbodsbepalingen, restricties, belastingen of heffingen van enige aard die niet beantwoorden aan de vereisten van de artikelen VIII, XI, XX of XXI van de GATT 1994, of die niet zijn toegestaan krachtens een ontheffingsbesluit van de WTO, of die niet zijn overeengekomen door het Gemengd Comité of het subcomité inzake handel en investeringen krachtens artikel 56, vergeleken met het handelsregime dat van kracht was op de dag van de parafering van de overeenkomst, kan de andere partij passende maatregelen nemen overeenkomstig artikel 59, leden 3 en 4.

  • 5 Deze overeenkomst kan door een partij worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving van opzegging aan de andere partij. De beëindiging gaat in zes maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere partij.

Artikel 64. Kennisgevingen

De in artikel 63 bedoelde kennisgevingen worden toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie respectievelijk het ministerie van Buitenlandse Zaken van Mongolië.

Artikel 65. Authentieke tekst

Deze overeenkomst wordt opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Mongoolse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

GEDAAN te Ulaanbaatar, dertig april tweeduizend dertien.

Naar boven