Op het oogenblik, dat tot de onderteekening van het heden gesloten verdrag van handel
en scheepvaart tusschen Nederland en Oostenrijk wordt overgegaan, hebben de ondergeteekende
gevolmachtigden de volgende verklaringen afgelegd, welke een integreerend bestanddeel
van dit verdrag zullen uitmaken:
Het is wel verstaan, dat daar, waar in dit verdrag wordt bepaald, dat een der Hooge
Verdragsluitende Partijen aan de andere dezelfde behandeling zal verleenen als aan
de nationalen, deze laatste Partij eveneens de behandeling van de meestbegunstigde
natie zal mogen inroepen.
Het is echter wel verstaan, dat de wederzijdsche verleening van de behandeling van
de meestbegunstigde natie in zake belastingen, heffingen, bijdragen en binnenlandsche
rechten tot voorwaarde heeft de inachtneming door de andere Hooge Verdragsluitende
Partij van de wederkeerigheid in belastingzaken en dat zij niet van toepassing is
op de bijzondere clausules in de tusschen een der Hooge Verdragsluitende Partijen
met een derden Staat gesloten verdragen tot het brengen van evenwicht tusschen de
in het binnen- en het buitenland geheven belastingen, ter afbakening van het hoogheidsrecht
van beide landen in belastingzaken en met name ter voorkoming van dubbele belasting.
Het is eveneens wel verstaan, dat op de clausule van de meestbegunstigde natie door
een der Hooge Verdragsluitende Partijen geen beroep zal kunnen worden gedaan ter verkrijging
van de rechten of privileges, welke voortvloeien uit meerzijdige verdragen van algemeenen
aard, alsmede uit de conventies van internationaal privaatrecht.
Gedaan in tweevoud te 's-Gravenhage den acht en twintigsten Maart 1929.
BEELAERTS VAN BLOKLAND.
DUFFEK.