Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden en Zijne Majesteit de Koning der Belgen,
in gemeenschappelijk overleg overeengekomen zijnde een nieuw verdrag te sluiten betreffende
de uitlevering van misdadigers, hebben te dien einde tot Hunne gevolmachtigden benoemd,
te weten:
Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden:
den baron GERICKE VAN HERWIJNEN, Grootkruis der Orden van den Nederlandschen Leeuw
en van de Eikenkroon van Luxemburg, Ridder eerste klasse der Orde van den Gouden Leeuw
van het Huis van Nassau, Grootkruis der Belgische Leopoldsorde, enz., enz., enz.,
Hoogstdeszelfs Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister bij Zijne Majesteit den
Koning der Belgen;
En zijne Majesteit de Koning der Belgen:
den prins DE CHIMAY, Officier der Leopoldsorde, Grootkruis der Hertogelijke Ernestinische
orde van het Huis van Saxen, enz., enz., enz., Hoogstdeszelfs Minister van Buitenlandsche
Zaken;
die, na elkander hunne volmachten te hebben medegedeeld, welke in goeden en behoorlijken
vorm zijn bevonden, omtrent de volgende artikelen zijn overeengekomen:
De Regeering der Nederlanden en de Regeering van België verbinden zich, volgens de
voorschriften bij de volgende artikelen vastgesteld, met uitzondering hunner onderdanen,
wederkeerig aan elkander uit te leveren de personen, welke veroordeeld of beklaagd
zijn ter zake van een der feiten hieronder vermeld, wanneer dit gepleegd is op het
grondgebied van den Staat die de uitlevering aanvraagt:
-
1°.
-
a. aanslag tegen het leven van den Koning, van de regeerende Koningin of van den Regent;
-
b. aanslag tegen het leven van de niet-regeerende Koningin, van den vermoedelijken Troonopvolger
of van een lid van het Vorstelijk Huis, en aanslag tegen het leven van een Hoofd van
een bevrienden Staat;
-
2°. doodslag of moord, kinderdoodslag of kindermoord;
-
3°. bedreigingen, schriftelijk en onder eene bepaalde voorwaarde gedaan, voor zoover de
wetten der beide landen op dien grond uitlevering toelaten;
-
4°. het opzettelijk veroorzaken van de afdrijving der vrucht van eene vrouw door haar
zelve of door anderen;
-
5°. mishandeling, voor zoover de wetten der beide landen op dien grond uitlevering toelaten;
-
6°. het dwingen eener vrouw door geweld of bedreiging met geweld om met den schuldige
buiten echt vleeschelijke gemeenschap te hebben; het hebben buiten echt van vleeschelijke
gemeenschap met eene vrouw van wie de schuldige weet dat zij in staat van bewusteloosheid
of onmacht verkeert; vergrijp tegen de zedelijkheid (met geweld of bedreigingen);
ontuchtige handelingen met een persoon beneden den leeftijd van 16 jaren;
-
7°. opwekking van minderjarigen tot het plegen van ontuchtige handelingen en iedere daad
welke ten doel heeft de ontucht van minderjarigen te begunstigen, strafbaar volgens
de wetten der beide landen;
-
8°. dubbel huwelijk;
-
9°. oplichting, wegvoering, verberging, wegmaking of onderschuiving van een kind;
-
10°. oplichting of wegvoering van minderjarigen;
-
11°. het namaken of vervalschen van muntspeciën of muntpapier, met het oogmerk om die muntspeciën
of dat muntpapier als echt en onvervalscht uit te geven of te doen uitgeven, of het
opzettelijk in omloop brengen van valsche of vervalschte muntspeciën of muntpapier;
-
12°. het namaken of vervalschen van zegels en merken of van meesterteekenen door de wet
gevorderd, voor zoover de wetten der beide landen op dien grond uitlevering toelaten;
-
13°. valschheid in geschriften en het met opzet gebruik maken van het valsche of vervalschte
geschrift, voor zoover de wetten der beide landen op dien grond uitlevering toelaten;
het invoeren uit het buitenland van biljetten eener krachtens wettige verordeningen
opgerichte circulatie-bank, met het oogmerk om die als echt en onvervalscht uit te
geven, ingeval de dader toen hij die stukken ontving, met de valschheid of vervalsching
bekend was, en hij in gemeen overleg met den falsaris of zijne medeplichtigen gehandeld
heeft;
-
14°. valsch getuigenis, omkooping van getuigen, meineed;
-
15°. omkooping van openbare ambtenaren, voor zoover de wetten der beide landen op dien
grond uitlevering toelaten, knevelarij, verduistering door ambtenaren of daarmede
gelijk gestelden;
-
16°. opzettelijke brandstichting, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar
voor een ander te duchten is, brandstichting met het oogmerk om zich of een ander,
ten nadeele van den verzekeraar of van den wettigen houder van een bodemerijbrief,
wederrechtelijk te bevoordeelen;
-
17°. opzettelijke en wederrechtelijke vernieling van een gebouw hetwelk in zijn geheel
of gedeeltelijk aan een ander toebehoort;
-
18°. openlijk geweld met vereenigde krachten tegen goederen voor zoover de wetten der beide
landen op dien grond uitlevering toelaten;
-
19°. het opzettelijk en wederrechtelijk doen zinken of doen stranden, vernielen, onbruikbaar
maken of beschadigen van een schip, indien daarvan levensgevaar voor een ander te
duchten is;
-
20°. muiterij en verzet van passagiers tegen den schipper en van mindere schepelingen jegens
hunne meerderen in rang, voor zoover de wetten der beide landen op dien grond uitlevering
toelaten;
-
21°. het opzettelijk doen ontstaan van gevaar voor een spoortrein, voor zoover de wetten
der beide landen op dien grond uitlevering toelaten;
-
22°. diefstal;
-
23°. oplichting;
-
24°. misbruik van eene handteekening in blanco;
-
25°. verduistering, misbruik van vertrouwen;
-
26°. bedriegelijke bankbreuk.
Onder de voorgaande qualificatiën zijn begrepen de poging en de medeplichtigheid,
voor zoover zij strafbaar gesteld zijn bij de wetgeving van het land, aan hetwelk
de uitlevering gevraagd wordt.
Wanneer het feit, ter zake waarvan de uitlevering wordt aangevraagd, zal zijn gepleegd
op het grondgebied van een derden Staat, zal aan die aanvrage gevolg kunnen gegeven
worden, indien de wetgeving van den Staat, waaraan de uitlevering is aangevraagd,
de vervolging toelaat derzelfde misdrijven buiten zijn grondgebied gepleegd.
De uitlevering zal geen plaats hebben:
-
1°. ingeval het feit in een derden Staat is gepleegd en de Regeering van dien Staat de
uitlevering aanvraagt;
-
2°. wanneer de aanvrage daartoe geschiedt op grond van hetzelfde feit, waarvoor de opgeëischte
persoon in het land, waaraan de uitlevering wordt aangevraagd, heeft terechtgestaan,
en ter zake waarvan hij aldaar is veroordeeld, van rechtsvervolging ontslagen of vrijgesproken;
-
3°. indien de vervolging of de opgelegde straf naar de wetgeving des lands, waaraan de
uitlevering wordt aangevraagd, verjaard is op het oogenblik dat de uitlevering zou
kunnen plaats hebben.
De uitlevering zal geen plaats hebben zoolang de opgeëischte persoon in het land,
waaraan de uitlevering wordt aangevraagd, vervolgd wordt ter zake van hetzelfde feit.
Indien de opgeëischte persoon vervolgd wordt of straf ondergaat wegens een ander misdrijf
dan dat waarvoor zijne uitlevering wordt aangevraagd, zal zijne uitlevering niet worden
toegestaan dan na afloop der vervolging, ingesteld in het land, waaraan de uitlevering
wordt aangevraagd, en, in geval van veroordeeling, nadat hij de hem opgelegde straf
zal hebben ondergaan of hem daarvan gratie zal zijn verleend.
De uitgeleverde persoon zal niet mogen worden vervolgd, noch gestraft in het land,
waaraan de uitlevering is toegestaan, noch aan een derden Staat mogen worden uitgeleverd,
ter zake van een strafbaar feit niet in het tegenwoordig verdrag genoemd en vóór de
uitlevering gepleegd, tenzij hij in beide gevallen de vrijheid hebbe gehad om het
eerstgenoemde land weder te verlaten gedurende eene maand nadat de tegen hem ingestelde
vervolging zal zijn afgeloopen, en hij, in geval van veroordeeling, de hem opgelegde
straf zal hebben ondergaan of hem daarvan gratie zal zijn verleend.
Hij zal evenmin mogen worden vervolgd of gestraft ter zake van eenig strafbaar feit
in het tegenwoordig verdrag genoemd en vóór de uitlevering gepleegd, maar waarvoor
de uitlevering niet heeft plaats gehad, zonder de toestemming der Regeering die den
uitgeleverde heeft overgegeven, en die, indien zij zulks wenschelijk acht, de overlegging
zal kunnen vorderen van een der bescheiden, in art. 7 van het tegenwoordig verdrag
vermeld. De toestemming dier Regeering zal insgelijks worden vereischt om de uitlevering
van den beklaagde aan een derden Staat toe te staan. Intusschen zal die toestemming
niet noodig zijn, wanneer de beklaagde uit eigen beweging zal hebben verzocht terecht
te staan of zijn straf te ondergaan, of wanneer hij binnen den bovengenoemden termijn
het grondgebied van den Staat, waaraan hij is uitgeleverd, niet zal hebben verlaten.
Wat betreft de personen, beschuldigd of veroordeeld wegens feiten, welke volgens de
wetgeving van den Staat, die de uitlevering aanvraagt, met den dood gestraft worden,
zal de Staat, waaraan de uitlevering gevraagd wordt, de vrijheid hebben deze te weigeren.
De bepalingen van het tegenwoordig verdrag zijn niet toepasselijk op staatkundige
misdrijven.
Hij die ter zake van een der in art. 1 genoemde gemeene feiten is uitgeleverd, kan
derhalve in geen geval worden vervolgd of gestraft in den Staat, waaraan de uitlevering
is toegestaan ter zake van een staatkundig misdrijf door hem gepleegd vóór zijne uitlevering,
noch van eenig feit, met zoodanig staatkundig misdrijf samenhangende, tenzij hij de
vrijheid hebbe gehad het land weder te verlaten gedurende eene maand, nadat de tegen
hem ingestelde vervolging zal zijn afgeloopen, en hij, in geval van veroordeeling,
de hem opgelegde straf zal hebben ondergaan, of hem daarvan gratie zal zijn verleend.
De uitlevering zal worden aangevraagd langs diplomatieken weg of alleen toegestaan
worden op vertoon van het oorspronkelijk of van een gewaarmerkt afschrift, hetzij
van een vonnis van veroordeeling, hetzij van eene beschikking tot in staat van beschuldigingstelling
of van eene beschikking waarbij rechtsingang is verleend met bevel van gevangenneming,
hetzij van een bevel van gevangenneming, afgegeven in de vormen, voorgeschreven door
de wetgeving van den Staat, die de aanvrage doet, en waarbij het feit waarvan sprake
is op zoodanige wijze wordt omschreven dat de Staat, waaraan de uitlevering wordt
gevraagd in staat zij te beoordeelen of het, volgens zijne wetgeving, een geval daarstelt
in het tegenwoordige verdrag voorzien, alsmede vermeldende de op het feit toepasselijke
strafbepaling.
De op en bij den opgeëischte in beslag genomen goederen zullen worden overgegeven
aan den opeischenden Staat, indien de bevoegde macht van den Staat, waaraan de uitlevering
wordt aangevraagd, de overgave daarvan heeft bevolen.
In afwachting van de aanvrage om uitlevering langs diplomatieken weg zal de voorloopige
aanhouding van den persoon, wiens uitlevering, volgens het tegenwoordige verdrag,
kan gevraagd worden, kunnen verzocht worden: van de zijde van Nederland: door elken
officier van justitie of door elken rechter van instructie (rechter-commissaris);
van de zijde van België: door elken procureur des Konings of elken rechter van instructie.
De voorloopige aanhouding is onderworpen aan de vormen en de regels voorgeschreven
door de wetgeving van den Staat waaraan de uitlevering gevraagd wordt.
De vreemdeling, die krachtens de bepalingen van het voorgaand artikel voorloopig is
aangehouden, zal, ten ware hij uit anderen hoofde behoorde in hechtenis te blijven,
in België in vrijheid worden gesteld, indien hij niet binnen vijftien dagen na zijne
voorloopige aanhouding mededeeling ontvangt van een der bescheiden in artikel 7 vermeld,
in Nederland, indien binnen denzelfden termijn, te rekenen van de dagteekening van
het bevel van voorloopige aanhouding, de aanvrage tot uitlevering niet langs diplomatieken
weg geschied is, onder overlegging der bescheiden bij het tegenwoordig verdrag voorgeschreven.
Wanneer, bij vervolging, ter zake van een gemeen misdrijf, eene der Regeeringen het
hooren van getuigen, die zich in den anderen Staat bevinden, noodig oordeelt, zal
daartoe eene rogatoire commissie langs diplomatieken weg gezonden worden en zal daaraan
gevolg gegeven worden met inachtneming der wetten van het land, waar de getuigen zullen
worden uitgenoodigd te verschijnen. Intusschen zal in spoedvereischende gevallen eene
rogatoire commissie rechtstreeks door de rechterlijke overheid in den eenen Staat
kunnen worden toegezonden aan de rechterlijke overheid in den anderen Staat.
Indien in eene strafzaak, een gemeen misdrijf betreffende, de persoonlijke verschijning
van een getuige in het andere land noodig is of verlangd wordt, zal zijne Regeering
hem verzoeken aan de tot hem te richten uitnoodiging gevolg te geven, en, ingeval
hij daaraan voldoet zullen hem reis- en verblijfkosten worden toegekend, volgens de
tarieven en reglementen van kracht in het land, waar het verhoor zal moeten plaats
hebben, behoudens het geval, dat de aanvragende Regeering het noodig zal achten eene
hoogere schadevergoeding aan den getuige toe te kennen.
Een getuige, van welke nationaliteit ook, die in één van beide Staten opgeroepen,
vrijwillig voor de rechters van den anderen Staat verschijnt, zal aldaar niet kunnen
worden vervolgd of aangehouden ter zake van vroeger door hem begane strafbare feiten
of tegen hem wegens misdrijf uitgesproken veroordeelingen, zelfs niet onder voorwendsel
van medeplichtigheid aan de feiten die het onderwerp uitmaken van het geding waarin
hij als getuige optreedt.
Wanneer in eene strafzaak, een gemeen misdrijf betreffende, de mededeeling van overtuigingsstukken
of van bescheiden, welke zich in handen bevinden der autoriteiten van het andere land,
nuttig of noodig zal worden geoordeeld, zal de daartoe strekkende aanvraag langs diplomatieken
weg geschieden en zal daaraan gevolg gegeven worden tenzij er bijzondere redenen mochten
bestaan, die er zich tegen verzetten, en onder gehoudenheid tot terugzending van de
stukken.
De doorvoer over het grondgebied van een der contracteerende Staten, van een door
eene derde Mogendheid aan de andere partij uitgeleverden persoon, die niet behoort
tot het land, door hetwelk de doorvoer plaats heeft, zal worden toegestaan op het
eenvoudig vertoon, hetzij van het oorspronkelijke, hetzij van een gewaarmerkt afschrift
van een der stukken, genoemd in art. 7, mits het feit, waarop de uitlevering gegrond
is, in het tegenwoordig verdrag vermeld zij en niet valle onder de bepalingen, voorzien
bij de artt. 2 en 6, en mits de doorvoer, wat het medegeleide betreft, geschiede met
medewerking van beambten van het land, dat den doorvoer over zijn grondgebied heeft
toegestaan.
De kosten van doorvoer zullen komen voor rekening van den Staat, die de uitlevering
heeft aangevraagd.
De wederzijdsche Regeeringen doen over en weder afstand van alle aanvrage om terugbetaling
van de kosten van onderhoud, van vervoer en andere, die binnen de grenzen van haar
wederzijdsch grondgebied zouden kunnen voortvloeien uit de uitlevering van beklaagde,
in staat van beschuldiging gestelde of veroordeelde personen, evenals van die voortvloeiende
uit de tenuitvoerlegging van rogatoire commissiën, tenzij in geval van opnemingen
van deskundigen in straf-, handels- of gerechtelijk-geneeskundige zaken, verscheidene
vacatiën vereischt hebbende, zoomede van die voortvloeiende uit de toezending en terugzending
der overtuigingsstukken of der bescheiden.
Het tegenwoordig verdrag zal eerst in werking treden te rekenen van den twintigsten
dag na zijne afkondiging in de vormen, bij de wetten der beide landen voorgeschreven.
Te rekenen van zijne inwerkingtreding zal het verdrag van 16 Januari 1877 ophouden
van kracht te zijn, en vervangen worden door het tegenwoordig verdrag, dat van kracht
zal blijven tot zes maanden na verklaring in tegenovergestelden zin door eene der
beide Regeeringen gedaan.
Het zal worden bekrachtigd en de bekrachtigingen er van zullen worden uitgewisseld
binnen den termijn van eene maand, of, zoo mogelijk, vroeger.