De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,
Door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève,
en aldaar bijeengekomen in haar zestigste zitting op 4 juni 1975,
Erkennend dat het in verband met de belangrijke plaats die personen die in de landbouw
werkzaam zijn in de wereld innemen, dringend noodzakelijk is hen te betrekken bij
werkzaamheden op het gebied van de sociaal-economische ontwikkeling ten einde hun
omstandigheden van werken en leven duurzaam en doeltreffend te verbeteren;
Opmerkende dat in tal van landen ter wereld, en meer in het bijzonder in de ontwikkelingslanden,
de grond en de arbeidskrachten zeer onvoldoende worden benut en dat het daardoor noodzakelijk
is dat personen die in de landbouw werkzaam zijn, worden aangespoord vrije en krachtige
organisaties op te richten, die in staat zijn de belangen van hun leden te beschermen
en te behartigen, alsmede te verzekeren dat zij op een doeltreffende wijze aan de
sociaaleconomische ontwikkeling kunnen bijdragen;
Overwegende dat het bestaan van dergelijke organisaties ertoe kan en moet bijdragen
de voortdurende schaarste aan voedingsmiddelen in verschillende delen van de wereld
te verminderen;
Erkennende dat de landbouwhervorming in een groot aantal ontwikkelingslanden een hoogst
belangrijke factor is voor de verbetering van de omstandigheden van werken en leven
van personen die in de landbouw werkzaam zijn en dat derhalve de organisaties van
deze personen aan de uitvoering van zo'n hervormingsplan zouden moeten medewerken
en er actief aan zouden moeten deelnemen;
In herinnering brengend de bepalingen van de bestaande internationale arbeidsverdragen
en aanbevelingen (in het bijzonder het Verdrag betreffende het recht van vereniging
en vergadering van arbeiders (landbouw), 1921, het Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming
van het vakverenigingsrecht, 1948, alsmede het Verdrag betreffende het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen, 1949), waarin wordt bevestigd dat alle werknemers, met inbegrip van personen die
in de landbouw werkzaam zijn, het recht hebben vrije en onafhankelijke organisaties
op te richten, alsmede de bepalingen van de vele internationale arbeidsverdragen en
aanbevelingen die van toepassing zijn op personen die in de landbouw werkzaam zijn
en waarin er met name op wordt aangedrongen dat de werknemersorganisaties deelnemen
aan de toepassing ervan;
Opmerkende dat de Verenigde Naties en de gespecialiseerde organisaties, in het bijzonder
de Internationale Arbeidsorganisatie en de Voedsel- en Landbouworganisatie der Verenigde
Naties, gezamenlijk een belang hebben bij landbouwhervormingen en plattelandsontwikkeling;
Opmerkende dat de volgende normen zijn opgesteld in samenwerking met de Voedsel- en
Landbouworganisatie der Verenigde Naties en dat, om dubbel werk te voorkomen, de samenwerking
met deze organisatie en met de Verenigde Naties zal worden voortgezet om de toepassing
van deze normen te verzekeren;
Besloten hebbende diverse voorstellen aan te nemen betreffende de organisaties van
personen die in de landbouw werkzaam zijn en de rol die zij spelen in de sociaal-economische
ontwikkeling, hetgeen het vierde punt is op de agenda der zitting;
Besloten hebbende dat deze voorstellen de vorm van een internationaal Verdrag zullen
aannemen,
aanvaardt, de drieëntwintigste juni negentienhonderd vijfenzeventig, het hierna volgende
Verdrag, dat kan worden aangehaald als „Verdrag betreffende organisaties van personen
die in de landbouw werkzaam zijn, 1975”: