DE NEDERLANDSCHE REGEERING
en
DE ROEMEENSCHE REGEERING,
wenschende de ontwikkeling der handelsbetrekkingen tusschen Nederland en Roemenië
te bevorderen, hebben in afwachting van de sluiting van een definitief handelsverdrag
besloten, een voorloopige handelsovereenkomst aan te gaan en hebben te dien einde
tot hare gevolmachtigden benoemd:
de Nederlandsche Regeering: Jonkheer FRANS BEELAERTS VAN BLOKLAND, Minister van Buitenlandsche
Zaken;
de Roemeensche Regeering: den Heer ALEXANDRE DUILIUS ZAMFIRESCO, Zaakgelastigde van
Roemenië te 's-Gravenhage,
die omtrent het volgende zijn overeengekomen:
De onderdanen en de vennootschappen op het gebied van handel, nijverheid, financiën,
verzekering, vervoer en verkeerswezen en in het algemeen alle ondernemingen met rechtspersoonlijkheid
van een der Hooge Verdragsluitende Partijen zullen op het gebied van de andere de
behandeling van de meestbegunstigde natie genieten voor wat betreft hun persoon, hun
goederen, hun rechten en belangen op voorwaarde, dat zij zich gedragen overeenkomstig
de wetten en voorschriften betreffende de toelating, het verblijf, de vestiging, de
uitoefening van den handel en de nijverheid of van elke andere beroepsbezigheid, de
verkrijging en het bezit van roerende en onroerende goederen, alsmede voor wat betreft
alle belastingen, lasten of bijdragen van welken aard ook. Eveneens zullen de voortbrengselen
van den bodem en van de nijverheid van elk der beide Hooge Verdragsluitende Partijen
op het gebied van de andere de behandeling van de meestbegunstigde natie genieten
voor wat betreft den invoer en den uitvoer, den opslag in entrepôts, den wederuitvoer
en den doorvoer en in het algemeen voor wat betreft alle maatregelen van toepassing
op de genoemde voortbrengselen. Evenzoo zullen de schepen van elk der beide Hooge
Verdragsluitende Partijen in het gebied van de andere de behandeling van de meestbegunstigde
natie genieten voor wat betreft alle maatregelen van toepassing op de scheepvaart
in de wateren en havens van deze andere Partij.
Dientengevolge verbindt elk der beide Hooge Verdragsluitende Partijen zich de andere
onmiddellijk en zonder voorwaarden of compensaties te doen deelen in alle gunsten,
concessies en verminderingen van rechten, die zij heeft toegestaan of in de toekomst
zal toestaan aan een derden Staat welke die ook zij.
De behandeling van de meestbegunstigde natie strekt zich ook uit tot het bedrag, den
waarborg van betaling en de inning van de douanerechten en de belastingen, alsmede
tot de douaneformaliteiten en de toepassing van deze, tot de wijze en de voorwaarden
van betaling van de douanerechten en de belastingen, tot de afgifte van de goederen,
tot de toepassing, de classificatie en de uitlegging van het douanetarief en tot de
wijze van onderzoek van de goederen.
De Hooge Verdragsluitende Partijen verbinden zich het wederzijdsche handelsverkeer
door in- noch uitvoerverboden of -beperkingen te zullen belemmeren.
Uitzonderingen op dezen regel zullen kunnen, worden gemaakt in de volgende gevallen
voor zoover zij van toepassing zijn op alle landen of op die landen die zich in dezelfde
omstandigheden bevinden:
-
a. om redenen van openbare veiligheid;
-
b. op zedelijke en humanitaire gronden of met het oog op de bescherming van de openbare
gezondheid alsmede ter bescherming van dieren of planten tegen ziekten, schadelijke
insecten en parasieten, alsmede van planten tegen uitsterving of ontaarding;
-
c. met betrekking tot den handel in wapenen, munitie en oorlogsmaterieel en, in bijzondere
omstandigheden, in alle andere oorlogsbenoodigdheden;
-
d. met betrekking tot de voortbrengselen, die in het gebied van een der Hooge Verdragsluitende
Partijen het voorwerp zijn of zullen worden van een staatsmonopolie, alsmede met het
oog op de uitbreiding tot buitenlandsche voortbrengselen van alle andere verboden
of beperkingen, die door de binnenlandsche wetgeving in het eigen land zijn ingesteld
ten aanzien van de voortbrenging, den handel, het vervoer of het verbruik van gelijksoortige
nationale voortbrengselen;
-
e. met het oog op de bescherming van het nationale bezit op het gebied van kunst, geschiedenis
of oudheidkunde;
-
f. voor wat betreft de verboden of beperkingen van toepassing op goud, zilver, specie,
papiergeld of effecten.
Deze overeenkomst zal geen inbreuk maken op het recht van de Hooge Verdragsluitende
Partijen om maatregelen tot verbod of beperking van in- of uitvoer te nemen, ten einde
in buitengewone en abnormale omstandigheden de levensbelangen van het land te beschermen.
Indien er maatregelen van dezen aard worden genomen, zullen zij moeten worden toegepast
op zulk een wijze, dat er geen willekeurige ongelijkheid van behandeling ten nadeele
van de andere Partij uit kan voortvloeien. Zij zullen niet langer mogen duren dan
de beweegredenen of de omstandigheden, die hen in het leven hebben geroepen.
Voor zooverre de bepalingen van deze overeenkomst de wederzijdsche verleening van
de behandeling van de meestbegunstigde natie voorzien, zullen zij niet van toepassing
zijn op:
-
a. de bijzondere voorrechten, die door een der Hooge Verdragsluitende Partijen thans
worden verleend of in de toekomst mochten worden verleend aan nabuurstaten ter vergemakkelijking
van het grensverkeer in een strook gronds, welke niet meer bedraagt dan 15 kilometer
aan beide zijden van de grens;
-
b. de verbintenissen voortvloeiende uit een tolverbond, dat door een der Hooge Verdragsluitende
Partijen reeds gesloten is of in de toekomst gesloten mocht worden;
-
c. de voorrechten, door een der Hooge Verdragsluitende Partijen aan een derden Staat
verleend op grond van een verdrag strekkende tot het brengen van evenwicht tusschen
de belasting in het binnen- en het buitenland en in het bijzonder ter voorkoming van
dubbele belasting of ter waarborging van de bescherming en den gerechtelijken bijstand
in belastingzaken;
-
d. de voorrechten, door een der Hooge Verdragsluitende Partijen aan een derden Staat
verleend uitsluitend op grond van plurilaterale verdragen van algemeenen aard, tot
welke alle Staten kunnen toetreden, indien deze verdragen gesloten zijn onder de auspiciën
van den Volkenbond na 1 Maart 1930, tenzij de andere Hooge Verdragsluitende Partij
feitelijk dezelfde voorrechten verleent.
Deze overeenkomst zal in werking treden op het oogenblik van het eindigen van de verlenging
van den modus vivendi van 18 en 19 December 1922 tusschen Nederland en Roemenië, d.
i. op 1 September 1930 en zal van kracht blijven tot aan de inwerkingtreding van het
definitieve handelsverdrag waarover onderhandelingen gaande zijn.
Evenwel heeft elk der beide Hooge Verdragsluitende Partijen het recht om deze overeenkomst
op te zeggen na 1 Februari 1931 met inachtneming van een opzeggingstermijn van één
maand.