Tractaat van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Liberia, Londen, 20-12-1862

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 03-06-1864 t/m heden

Tractaat van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Liberia

Authentiek : NL

Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden en Zijne Excellentie de President der Republiek Liberia, wenschende door een tractaat van vriendschap, handel en scheepvaart de goede verstandhouding tusschen de beide landen te verzekeren en de onderlinge handelsbetrekkingen uit te breiden en te bevestigen, hebben te dien einde tot hunne gevolmagtigden benoemd:

Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden, ARNOLD ADOLPH baron BENTINCK, kommandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw, ridder-grootkruis der orde van de Eikenkroon, Zijner Majesteits kamerheer, Minister van Staat en buitengewoon gezant en gevolmagtigd minister bij Hare Majesteit de Koningin van Groot-Brittannie en Ierland; en

Zijne Excellentie de President der Republiek Liberia, GERARD RALSTON, esquire, een staatsburger der Vereenigde Staten van Amerika, thans verblijf houdende in Groot-Brittannie als consul-generaal van Liberia;

dewelke, na elkander hunne in goeden en behoorlijken vorm bevonden volmagten te hebben medegedeeld, omtrent de volgende artikelen zijn overengekomen.

Art. 1

Er zal bestendige vrede en vriendschap bestaan tusschen het Koningrijk der Nederlanden en de Republiek Liberia en tusschen de ingezetenen der beide landen.

Art. 2

Er zal wederkeerig handelsvrijheid zijn tusschen het Koningrijk der Nederlanden en de Republiek Liberia. De Nederlanders zullen verblijf kunnen houden en handel drijven overal op het grondgebied der Republiek, waar andere vreemdelingen worden toegelaten; zij zullen er volledige bescherming genieten voor hunne personen en eigendommen.

Het zal hun vrijstaan er te koopen van en te verkoopen aan wie hun goeddunkt, zonder dat hun eenig nadeel of hinder zal gedaan worden door eenig monopolie, contract, of uitsluitende begunstiging van koop of verkoop hoegenaamd, en zonder verpligt te zijn om zich van makelaars of andere tusschenpersonen voor hunnen handel te bedienen; zij zullen het regt hebben aldaar roerende goederen van allen aard te bezitten, en er vrijelijk over te beschikken volgens de wetten des lands; diezelfde goederen te aanvaarden of over te dragen bij erfopvolging ab intestato of bij uitersten wil, op gelijken voet als de ingezetenen, overeenkomstig de wetten des lands, en zonder, uit hoofde hunner hoedanigheid van vreemdelingen, aan eenige heffing of belasting onderworpen te zijn, welke niet door de ingezetenen mogt verschuldigd wezen. Zij zullen daarenboven genieten al de regten en voordeelen, welke aan andere vreemdelingen hoegenaamd, onderdanen of burgers van de meest begunstigde natie, zijn of zullen worden toegekend. De burgers der Republiek Liberia zullen dezelfde bescherming en begunstigingen genieten in het Koningrijk der Nederlanden.

Art. 3

Geene andere of hoogere tonnegelden of andere regten en lasten zullen in de Republiek Liberia van Nederlandsche schepen of van goederen met Nederlandsche schepen in- of uitgevoerd worden geheven, dan die van nationale schepen kunnen geheven worden; zoo ook zullen geene andere of hoogere tonnegelden of andere regten en lasten in het Koningrijk der Nederlanden geheven worden van schepen der Republiek, noch van goederen met schepen der Republiek in- of uitgevoerd, dan die in dezelfde gevallen van nationale schepen of met gezegde nationale schepen in- of uitgevoerde goederen worden geheven.

Art. 4

Al de goederen en voorwerpen van handel, hetzij voortbrengselen van den grond en der nijverheid van Nederland of van zijne kolonien, hetzij van elk ander land, van welke de invoering in de havens van Liberia wettiglijk is of zal worden geoorloofd met nationale schepen of met die van elken anderen Staat, zullen er insgelijks met Nederlandsche schepen mogen worden ingevoerd, zonder aan andere of hoogere regten, onder welke benaming ook, onderworpen te zijn, dan wanneer die goederen of handelsvoorwerpen met nationale schepen of met die van elken anderen Staat waren ingevoerd.

Alle goederen of handels voorwerpen uit Nederland of zijne kolonien komende, en alle voortbrengselen van den grond of der nijverheid van Nederland en van zijne kolonien, zullen in de havens van Liberia geene andere of hoogere regten betalen dan de goederen, handelsvoorwerpen of gelijksoortige voortbrengselen van elke andere meest begunstigde vreemde natie, om het even uit welke haven zij worden aangevoerd.

Al de voortbrengselen der Republiek zullen door Nederlanders en met Nederlandsche schepen kunnen worden uitgevoerd, onder even gunstige bepalingen als door de onderdanen, burgers of schepen van elk ander vreemd land.

Art. 5

De Nederlandsche schepen, die slechts een gedeelte hunner lading in de havens van Liberia zouden willen lossen, zullen, mits zich gedragende overeenkomstig de wetten en reglementen van het land, dat gedeelte hunner lading, hetwelk voor een ander land bestemd is, aan boord kunnen houden en het weder uitvoeren zonder voor dat gedeelte der lading eenig regt te betalen.

Art. 6

Ingeval de Regering der Republiek Liberia voornemens zijn mogt in zekere artikelen zelve handel te drijven, ten einde zich eene inkomst te verschaffen door ze te verkoopen tegen eenen verhoogden vasten prijs boven de waarde, is men overeengekomen, dat het aan particuliere handelaren niet zal verboden zijn een der vóórbedoelde artikelen of eenig ander artikel, waarin de Republiek te eeniger tijd mogt goedvinden handel te drijven, in te voeren. Daarenboven, geen van die artikelen, nog eenig ander voorwerp, ’t welk te eeniger tijd, wanneer ook, tot een artikel van den handel van de Regering der Republiek mogt gemaakt zijn, zal aan een hooger regt kunnen worden onderworpen, dan het verschil tusschen de waarde en den door de Regering bepaalden verkoopprijs.

Bijaldien de Regering der Republiek den prijs van eenig inlandsch artikel mogt vaststellen, met het doel dat zoodanig artikel in betaling worde aangenomen voor andere artikelen waarin de Regering handel drijft, dan zullen alle Nederlandsche onderdanen, die met de Republiek van Liberia handel drijven, in betaling der regten zoodanig inlandsch artikel aan de schatkist kunnen aanbieden tegen de van Regeringswege bepaalde waarde.

Art. 7

De Republiek en hare Regering zullen bescherming verleenen aan alle Nederlandsche schepen, hunne gezagvoerders en bemanning. Zoo een Nederlandsch schip op de kust der Republiek schipbreuk kwam te lijden, zullen de plaatselijke magten hetzelve hulp bieden en tegen plundering beschermen.

Zij zullen er zorg voor dragen dat al de uit schipbreuk geredde voorwerpen aan hunne wettige eigenaars worden teruggegeven. Het bedrag der bergloonen zal, zoo deswege verschil van gevoelen mogt ontstaan, bepaald worden door scheidsmannen, van beide zijden te kiezen.

Art. 8

Al de gunsten, voorregten, vrijdommen en de bescherming door de Regering der Republiek Liberia bij artt. 4 en 7 voormeld van dit verdrag aan het Nederlandsch Gouvernement en aan de Nederlanders, aan hunne schepen en derzelver bemanning en eigendommen toegekend, zullen insgelijks door de Nederlandsche Regering verleend worden aan het Gouvernement der Republiek Liberia, aan de Liberianen, aan hunne schepen, bemanning en eigendommen in het algemeen.

Op dezen regel wordt alleen uitzondering gemaakt met betrekking tot de bijzondere gunsten in de Nederlandsche Oost-Indien toegestaan of in het vervolg toe te staan aan de Aziatische natien van den Oosterschen Archipel, voor den in - of uitvoer van voortbrengselen van hunnen grond en van hunne nijverheid.

Art. 9

De Nederlanders zullen in de Republiek Liberia en wederkeerig de burgers der Republiek zullen in Nederland eene volmaakte vrijheid van geweten op het stuk van godsdienst genieten.

Art. 10

De slavenhandel is verboden en wordt door de beide contracterende Partijen als strafbaar verklaard.

Art. 11

Daar het de bedoeling is der beide contracterende Partijen om elkander over en weder de behandeling op den voet der meest begunstigde natie te verzekeren, zoo is overeengekomen dat elke gunst, voorregt of vrijdom, hoe ook genaamd, in zake van handel en scheepvaart, door eene der twee contracterende Partijen aan de onderdanen of burgers van eenig vreemd land verleend of te verleenen, almede worden uitgestrekt tot de onderdanen of burgers der andere contracterende Partij, om niet, zoo de vergunning om niet aan een derden Staat is gegeven, of tegen eene vergelding zooveel mogelijk van gelijke waarde en invloed, alles bij gemeen overleg te regelen, indien de vergunning voorwaardelijk is geschied.

Art. 12

Elke der contracterende Partijen zal consuls, vice-consuls of consulaire agenten kunnen benoemen, die hun verblijf zullen houden in de Staten der andere Partij ter bescherming van haren handel. Evenwel geen dier agenten zal zijne werkzaamheden kunnen uitoefenen, alvorens daartoe, in den gebruikelijken vorm, door de Regering des lands gemagtigd te zijn. Zij zullen zoo in het eene als in het andere land, voor hunne personen en voor de uitoefening hunner betrekking dezelfde voorregten en dezelfde bescherming genieten, als verleend zijn of zullen worden aan de consuls der meest begunstigde natie.

Artikel 13

De wederzijdsche consuls zullen geregtigd zijn op den voet als die der meest begunstigde natien, om den bijstand in te roepen der bevoegde magt tot het opsporen, aanhouden, vastzettenen terugbekomen der deserteurs van de oorlogs- of koopvaardijschepen hunner natie.

Art. 14

De beide contracterende Partijen zijn duidelijk en wederkeerig overeengekomen, dat geen enkel artikel of gedeelte van deze overeenkomst, welke ook, zoo zal worden uitgelegd of verstaan, dat het aan de wederzijdsche Gouvernementen van de contracterende Partijen verboden zou zijn om, wanneer een hunner of beide dit mogten goedvinden, op wettelijke wijze, het binnenkomen van schepen, zoowel als de in- en uitvoer van goederen, behoorende aan de onderdanen der andere partij, te beperken tot de wettelijk aangewezen havens van binnenkomst op hun wederzijdsch grondgebied.

Art. 15

Het tegenwoordig verdrag zal van kracht zijn gedurende tien jaren, te rekenen van den dag der uitwisseling van de bekrachtigingen, en vervolgens tot aan het einde van twaalf maanden, nadat de eene der Hooge contracterende Partijen aan de andere haar verlangen om hetzelve te doen ophouden zal hebben te kennen gegeven, behoudende elk der Hooge contracterende Partijen zich het regt voor, om zoodanige kennisgeving te doen aan het einde der vermelde tien jaren, of op elk ander later tijdstip.

Art. 16

Het tegenwoordig verdrag zal bekrachtigd worden en de bekrachtigingen er van zullen worden uitgewisseld te Londen, binnen den tijd van één jaar, te rekenen van den dag der teekening of, zoo mogelijk, vroeger.

Ter oorkonde waarvan de gevolmagtigden hetzelve geteekend en er hun zegel op gesteld hebben.

Gedaan te Londen, den twintigsten December des jaars achttien honderd twee en zestig.

(L. S.) (Get.) BENTINCK.

(L. S.) (Get.) GERARD RALSTON.

Naar boven