Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië, Brussel, 26-06-2012

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 25-10-2021 t/m heden

Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië

Authentiek : NL

Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië

Het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Republiek Cyprus,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

Hongarije,

Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna gezamenlijk „de EU-Verdragen” genoemd) en zijnde lidstaten van de Europese Unie, en

de Europese Unie,

enerzijds, en

de Republiek Moldavië,

anderzijds,

nota nemend van de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, die op 28 november 1994 te Brussel is opgesteld;

wensend een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tot stand te brengen, gebaseerd op de doelstelling om de toegang tot de markten van de partijen open te stellen onder gelijke concurrentievoorwaarden en met inachtneming van dezelfde regels, met name op het gebied van veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer, sociale aspecten en milieu;

wensend de uitbreiding van de luchtvervoersmogelijkheden te vergemakkelijken, onder meer via de ontwikkeling van luchtvervoersnetwerken, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van passagiers en expediteurs aan passende luchtvervoersdiensten;

erkennende dat luchtvervoer belangrijk is voor het bevorderen van handel, toerisme en investeringen;

nota nemend van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, voor ondertekening opengesteld te Chicago op 7 december 1944;

overeenkomende dat het belangrijk is de regels betreffende de gemeenschappelijke luchtvaartruimte te baseren op de relevante geldende wetgeving in de Europese Unie, zoals vastgesteld in bijlage III bij deze overeenkomst;

erkennende dat de volledige naleving van de regels van de gemeenschappelijke luchtvaartruimte de partijen in staat stelt alle voordelen van die luchtvaartruimte volledig te benutten, zoals het openstellen van de toegang tot markten en het maximaliseren van de voordelen voor de consumenten, bedrijfssectoren en werknemers van beide partijen;

erkennende dat de totstandbrenging van de gemeenschappelijke luchtvaartruimte en de toepassing van de regels ervan niet kan worden bereikt zonder, waar nodig, overgangsmaatregelen vast te stellen;

erkennende dat het belangrijk is in dit verband adequate bijstand te verlenen;

wensend dat luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid krijgen om passagiers en expediteurs concurrerende prijzen en diensten aan te bieden op open markten;

wensend dat alle sectoren van de luchtvervoersindustrie, inclusief het personeel van luchtvaartmaatschappijen, profijt kunnen trekken van een geliberaliseerde overeenkomst;

wensend het hoogst mogelijke niveau van veiligheid en beveiliging van het internationaal luchtvervoer te garanderen en nogmaals bevestigend dat zij zich grote zorgen maken over daden of bedreigingen die gericht zijn tegen luchtvaartuigen en die de veiligheid van personen of goederen in gevaar brengen, de exploitatie van luchtvaartuigen nadelig beïnvloeden en het vertrouwen van de reizigers in de veiligheid van de burgerluchtvaart ondermijnen;

wensend een gelijk speelveld voor luchtvaartmaatschappijen tot stand te brengen, waardoor hun luchtvaartmaatschappijen billijke en gelijke kansen genieten om de overeengekomen diensten te verlenen;

erkennende dat subsidies een negatief effect kunnen hebben op de mededinging tussen luchtvaartmaatschappijen en de basisdoelstellingen van deze Overeenkomst in het gedrang kunnen brengen;

het belang bevestigend van milieubescherming bij de ontwikkeling en toepassing van het internationale luchtvaartbeleid en erkennende dat soevereine staten het recht hebben passende milieubeschermingsmaatregelen te nemen;

nota nemend van het belang van bescherming van de consument, met inbegrip van de bescherming die wordt verleend door het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, gesloten te Montreal op 28 mei 1999;

voornemens voort te bouwen op het bestaande kader van de huidige luchtvervoersovereenkomsten, teneinde voor beide partijen open markttoegang en zo veel mogelijk voordelen voor consumenten, luchtvaartmaatschappijen, personeel en de maatschappij in het algemeen tot stand te brengen,

zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. „Overeengekomen diensten” en „gespecificeerde routes”: internationaal luchtvervoer overeenkomstig artikel 2 (Verlening van rechten) van, en bijlage I bij deze Overeenkomst;

  • 2. „Overeenkomst”: de onderhavige Overeenkomst, de bijlagen daarbij en eventuele wijzigingen daarvan;

  • 3. „Luchtvervoer”: het afzonderlijke of gecombineerde vervoer per luchtvaartuig van passagiers, bagage, vracht en post, tegen vergoeding of betaling van huur, dat, om twijfel te vermijden, geregelde en niet-geregelde (charter)diensten en uitsluitend voor vrachtvervoer bestemde diensten omvat;

  • 4. „Bevoegde autoriteiten”: de overheidsagentschappen of -entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de administratieve taken uit hoofde van deze Overeenkomst;

  • 5. „Deugdelijkheid”: het feit dat een luchtvaartmaatschappij internationale luchtdiensten kan exploiteren, d.w.z. dat ze over voldoende financiële middelen en adequate managementdeskundigheid beschikt en bereid is de wetten, regels en eisen voor het exploiteren van dergelijke diensten na te leven;

  • 6. „Nationaliteit”: het feit dat een luchtvaartmaatschappij voldoet aan de eisen inzake eigendom, feitelijke zeggenschap en hoofdvestigingsplaats;

  • 7. „Verdrag”: het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, voor ondertekening opengesteld te Chicago op 7 december 1944, en omvattende:

    • a. alle wijzigingen die krachtens artikel 94, onder a), van het Verdrag van kracht zijn geworden en zijn geratificeerd door zowel de Republiek Moldavië als de lidstaat of lidstaten van de Europese Unie, en

    • b. alle bijlagen of wijzigingen van bijlagen die krachtens artikel 90 van het Verdrag zijn goedgekeurd, voor zover die bijlage of wijziging op elk gegeven ogenblik geldt voor zowel de Republiek Moldavië als de voor de desbetreffende kwestie relevante lidstaat of lidstaten van de Europese Unie;

  • 8. „Recht van de vijfde vrijheid”: het recht of voorrecht dat door een staat (de „verlenende staat”) aan de luchtvaartmaatschappijen van een andere staat (de „ontvangende staat”) wordt verleend om internationale luchtvervoersdiensten uit te voeren tussen het grondgebied van de verlenende staat en het grondgebied van een derde staat, voor zover dergelijke diensten beginnen of eindigen op het grondgebied van de ontvangende staat;

  • 9. „Volledige kosten”: de kosten van de dienstverlening plus een redelijke toeslag voor administratieve overheadkosten en, voor zover van toepassing, alle toepasselijke toeslagen die de milieukosten weergeven en die zonder onderscheid naar nationaliteit worden toegepast;

  • 10. „Internationaal luchtvervoer”: luchtvervoer door het luchtruim boven het grondgebied van meer dan één staat;

  • 11. „ECAA-Overeenkomst”: de multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Republiek IJsland, de Republiek Montenegro, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo1 betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte;

  • 12. „Landen die deelnemen aan het Europees Nabuurschapsbeleid”: Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Bezette Palestijnse gebieden, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, de Republiek Moldavië, Oekraïne Syrië en Tunesië;

  • 13. „Onderdanen”: personen of entiteiten met de Moldavische nationaliteit, wat de Moldavische partij betreft, of met de nationaliteit van een lidstaat, wat de Europese partij betreft; in het geval van een juridische entiteit moet de permanente en feitelijke zeggenschap over die entiteit, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, berusten bij personen met de Moldavische nationaliteit, wat de Moldavische partij betreft, of bij personen of entiteiten met de nationaliteit van een lidstaat of van een van de in bijlage IV vermelde derde landen, wat de Europese partij betreft;

  • 14. „Exploitatievergunningen”:

    • i. exploitatievergunningen en alle andere relevante documenten of certificaten die krachtens de relevante geldende EU-wetgeving zijn afgegeven, in het geval van de Europese Unie en haar lidstaten, en

    • ii. certificaten of vergunningen die krachtens de relevante in de Republiek Moldavië geldende wetgeving zijn afgegeven, in het geval van de Republiek Moldavië;

  • 15. „Partijen”: enerzijds de Europese Unie of haar lidstaten, of de Europese Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectievelijke bevoegdheden (de Europese partij), en anderzijds de Republiek Moldavië (de Moldavische partij);

  • 16. „Prijs”:

    • i. „passagierstarieven”: de prijzen die moeten worden betaald aan luchtvaartmaatschappijen of hun agenten of aan andere ticketverkopers voor het vervoer van passagiers en bagage op luchtdiensten, alsmede de voorwaarden waaronder deze prijzen gelden, met inbegrip van aan agentschappen en andere aanvullende diensten aangeboden vergoedingen en voorwaarden; en

    • ii. „luchttarieven”: de prijzen die moeten worden betaald voor het vervoer van post en vracht en de voorwaarden waaronder deze prijzen gelden, met inbegrip van aan agentschappen en andere aanvullende diensten aangeboden vergoedingen en voorwaarden.

    Voor zover van toepassing heeft deze definitie betrekking op het grondvervoer in verband met internationaal luchtvervoer, alsook op de voorwaarden voor de toepassing van deze tarieven.

  • 17. „Hoofdvestiging” : het hoofdkantoor of het geregistreerde kantoor van een luchtvaartmaatschappij in het land van de partij waar de belangrijkste financiële functies en de operationele zeggenschap over de luchtvaartmaatschappij, met inbegrip van het beheer van de blijvende luchtwaardigheid, worden uitgeoefend;

  • 18. „Openbaredienstverplichting”: een verplichting die aan luchtvaartmaatschappijen wordt opgelegd om op een specifieke route een minimumaanbod te waarborgen van geregelde luchtdiensten die voldoen aan vastgestelde normen inzake continuïteit, regelmaat, prijzen en minimumcapaciteit, normen waaraan luchtvaartmaatschappijen niet zouden voldoen indien zij alleen op hun eigen commerciële belangen zouden letten. De desbetreffende luchtvaartmaatschappijen kunnen door de betrokken partij worden vergoed voor het naleven van openbaredienstverplichtingen;

  • 19. „Subsidie”: alle door de overheid of door een regionale of andere overheidsorganisatie verleende financiële bijdragen waarbij:

    • a. de praktijk van de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie rechtstreekse overdracht omvat van middelen zoals schenkingen, leningen, kapitaalinbreng, mogelijke rechtstreekse overdracht van middelen aan de onderneming of het overnemen van passiva van de onderneming, zoals leninggaranties, kapitaalinjecties, eigendom, bescherming tegen faillissement of verzekering;

    • b. de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie afstand doet van inkomsten die haar normaal toekomen, deze niet int, of waarbij deze inkomsten buitensporig zijn afgenomen;

    • c. de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie goederen levert of diensten aanbiedt, behalve algemene infrastructuur, of goederen of diensten aankoopt; of

    • d. de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie betalingen aan een financieringsmechanisme verricht of een particulier lichaam opdraagt een of meer van de onder punten (a), (b) en (c), genoemde soorten functies uit te voeren, die zij normaal zelf zou vervullen en die in werkelijkheid niet afwijken van praktijken die overheidsinstanties plegen te volgen;

    en waarbij een voordeel wordt verleend;

  • 20. „SESAR”: de technologische pijler van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, die tot doel heeft de EU tegen 2020 een hoogperformante infrastructuur voor luchtverkeersleiding te bezorgen, die de veilige en milieuvriendelijke ontwikkeling van het luchtvervoer mogelijk maakt;

  • 21. „Grondgebied”: wat de Republiek Moldavië betreft, het landoppervlak en de territoriale zee die onder de soevereiniteit, suzereiniteit, bescherming of rechtsbevoegdheid van de Republiek Moldavië vallen en, wat de Europese Unie betreft, het landoppervlak (vasteland en eilanden), de binnenwateren en de territoriale zee die onder de EU-Verdragen vallen en onderhevig zijn aan de in die verdragen en eventuele opvolgingsinstrumenten vastgestelde voorwaarden. De toepassing van deze Overeenkomst op de luchthaven van Gibraltar doet geen afbreuk aan de respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven is gelegen, noch aan het handhaven van de opschorting van de toepassing op de luchthaven van Gibraltar van de EU-luchtvaartmaatregelen die sinds 18 september 2006 tussen de lidstaten van kracht zijn, overeenkomstig de ministeriële verklaring betreffende de luchthaven van Gibraltar, die op 18 september 2006 te Cordoba is aangenomen;

  • 22. „Gebruikersheffing”:

    een aan luchtvaartmaatschappijen opgelegde heffing voor de levering van luchthaven-, luchthavenmilieu-, luchtnavigatie- of luchtvaartbeveiligingsfaciliteiten of -diensten, aanverwante diensten en faciliteiten inbegrepen.

TITEL I. ECONOMISCHE BEPALINGEN

Artikel 2. Verlening van rechten

  • 1 Overeenkomstig bijlagen I en II bij deze Overeenkomst verleent elke partij de andere partij de volgende rechten met betrekking tot de exploitatie van internationaal luchtvervoer door luchtvaartmaatschappijen van de andere partij:

    • a. het recht over haar grondgebied te vliegen zonder te landen;

    • b. het recht op haar grondgebied te landen voor andere doeleinden dan het in- of ontschepen van passagiers, bagage, vracht en/of luchtpost (niet-verkeersgebonden doeleinden);

    • c. bij de exploitatie van een overeengekomen dienst op een specifieke route: het recht op haar grondgebied te landen voor het, afzonderlijk of in combinatie, in- en ontschepen van passagiers, vracht en/of post in het internationale luchtverkeer; en

    • d. de overige in deze Overeenkomst gespecificeerde rechten.

  • 2 Niets in deze Overeenkomst verleent de luchtvaartmaatschappijen van:

    • a. de Republiek Moldavië het recht op het grondgebied van een lidstaat tegen vergoeding passagiers, bagage, vracht en/of post aan boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt op het grondgebied van die lidstaat;

    • b. de Europese Unie het recht op het grondgebied van de Republiek Moldavië tegen vergoeding passagiers, bagage, vracht en/of post aan boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt op het grondgebied van de Republiek Moldavië.

Artikel 3. Vergunning

Wanneer de bevoegde instanties van de ene partij een aanvraag voor een exploitatievergunning ontvangen van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, verlenen zij zo spoedig mogelijk de passende vergunningen, voor zover:

  • a. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Republiek Moldavië:

    • de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich in de Republiek Moldavië bevindt en de maatschappij houder is van een geldige exploitatievergunning overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van de Republiek Moldavië; en

    • het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij effectief wordt uitgeoefend en gehandhaafd door de Republiek Moldavië; en

    • tenzij anders bepaald in artikel 6 (Investeringen) van deze Overeenkomst, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, en de feitelijke zeggenschap over die maatschappij berusten bij de Republiek Moldavië en/of onderdanen van de Republiek Moldavië.

  • b. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie:

    • de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich op het grondgebied van een lidstaat onder de EU-Verdragen bevindt en de luchtvaartmaatschappij houder is van een geldige exploitatievergunning; en

    • het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij effectief wordt uitgeoefend en gehandhaafd door de lidstaat van de Europese Unie die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate, en de bevoegde luchtvaartautoriteit duidelijk is geïdentificeerd; en

    • tenzij anders bepaald in artikel 6 (Investeringen) van deze Overeenkomst, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, en de feitelijke zeggenschap over die maatschappij berusten bij lidstaten en/of onderdanen van lidstaten of andere in bijlage IV van deze Overeenkomst vermelde staten en/of onderdanen van die andere staten;

  • c. de luchtvaartmaatschappij voldoet aan de voorwaarden in de wetten en regels die normaal door de bevoegde autoriteit worden toegepast; en

  • d. de voorschriften van artikel 14 (Veiligheid van de luchtvaart) en artikel 15 (Beveiliging van de luchtvaart) van deze Overeenkomst worden gehandhaafd en opgelegd.

Artikel 4. Wederzijdse erkenning van regelgevende vaststellingen met betrekking tot deugdelijkheid, eigendom van en zeggenschap over luchtvaartmaatschappijen

Als de bevoegde autoriteiten van een partij een aanvraag voor een vergunning ontvangen van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, erkennen zij de door de bevoegde autoriteiten van de eerste partij gedane regelgevende vaststellingen met betrekking tot de deugdelijkheid en/of nationaliteit van die luchtvaartmaatschappij alsof zij die vaststellingen zelf zouden hebben gedaan, en voeren zij verder geen onderzoek naar deze kwesties, behalve zoals bepaald onder (a) en (b) hieronder:

  • a. Indien, na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning van een luchtvaartmaatschappij of na het verlenen van een dergelijke vergunning, de bevoegde autoriteiten van de ontvangende partij een specifieke reden hebben om bezorgd te zijn over het feit dat, ondanks de door de bevoegde autoriteiten van de andere partij gedane vaststelling, inclusief met betrekking tot kwesties inzake dubbele nationaliteit, de in artikel 3 (Vergunning) van deze Overeenkomst vermelde voorwaarden voor het verlenen van passende vergunningen of toelatingen niet zijn nageleefd, dienen zij deze autoriteiten daar onmiddellijk van in kennis te stellen en hun bezorgdheid te motiveren. In dat geval mag elke partij om overleg verzoeken, inclusief met vertegenwoordigers van de relevante bevoegde autoriteiten, en/of aanvullende informatie over deze bezorgdheid, en op dergelijke verzoeken moet zo snel als praktisch uitvoerbaar worden ingegaan. Als geen oplossing wordt gevonden, mag elke partij de kwestie voorleggen aan het bij artikel 22 van deze Overeenkomst opgerichte Gemengd Comité.

  • b. Dit artikel heeft geen betrekking op de erkenning van vaststellingen met betrekking tot:

    • veiligheidscertificaten of -licenties;

    • beveiligingsregelingen; of

    • verzekeringsdekking.

Artikel 5. Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen

  • 1 De bevoegde instanties van elke partij kunnen de exploitatievergunningen weigeren, intrekken, opschorten of beperken of de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij op een andere wijze opschorten of beperken als:

    • a. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Republiek Moldavië:

      • de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich niet in de Republiek Moldavië bevindt en de maatschappij niet houder is van een geldige exploitatievergunning overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van de Republiek Moldavië; of

      • het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij niet effectief wordt uitgeoefend of gehandhaafd door de Republiek Moldavië; of

      • tenzij anders bepaald in artikel 6 (Investeringen) van deze Overeenkomst, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij rechtstreeks of via een meerderheidsparticipatie, of de feitelijke zeggenschap over die maatschappij niet berust bij de Republiek Moldavië en/of onderdanen van de Republiek Moldavië;

    • b. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie:

      • de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich niet op het grondgebied van een lidstaat onder de EU-Verdragen bevindt en de luchtvaartmaatschappij niet houder is van een geldige exploitatievergunning; of

      • het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij niet effectief wordt uitgeoefend of gehandhaafd door de lidstaat van de Europese Unie die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate, of de bevoegde luchtvaartautoriteit niet duidelijk is geïdentificeerd; of

      • tenzij anders bepaald in artikel 6 (Investeringen) van deze Overeenkomst, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, rechtstreeks of via een meerderheidsparticipatie, of de feitelijke zeggenschap over die maatschappij niet berust bij lidstaten en/of onderdanen van lidstaten of bij andere in bijlage IV van deze Overeenkomst vermelde staten en/of onderdanen van die staten;

    • c. de luchtvaartmaatschappij niet voldoet aan de in artikel 7 (Naleving van wetten en regels) van deze Overeenkomst vermelde wetten en regels; of

    • d. de voorschriften van artikel 14 (Veiligheid van de luchtvaart) en artikel 15 (Beveiliging van de luchtvaart) van deze Overeenkomst niet worden gehandhaafd en opgelegd; of

    • e. een partij overeenkomstig artikel 8 (Concurrerend klimaat) van deze Overeenkomst heeft vastgesteld dat niet voldaan is aan de mededingingsvoorwaarden.

  • 2 Tenzij onmiddellijke maatregelen noodzakelijk zijn om verdere niet-naleving van lid 1, onder (c) of (d), van dit artikel te voorkomen, worden de in dit artikel vastgestelde rechten pas uitgeoefend na overleg met de bevoegde instanties van de andere partij.

  • 3 Geen van de partijen doet een beroep op het bij dit artikel vastgestelde recht om vergunningen of licenties van luchtvaartmaatschappijen van een partij te weigeren, in te trekken, op te schorten of te beperken op grond van het feit dat een of meer ECAA-partijen of hun onderdanen meerderheidseigenaar van die luchtvaartmaatschappij zijn en/of er feitelijke zeggenschap over uitoefenen, voor zover die ECAA-partij of -partijen dit ook niet doen en voor zover deze partij of partijen de voorwaarden van de ECAA-Overeenkomst naleeft/naleven.

Artikel 6. Investeringen

  • 1 Onverminderd de artikelen 3 (Vergunning) en 5 (Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen) van deze Overeenkomst wordt toegestaan dat lidstaten en/of hun onderdanen meerderheidseigenaar zijn van of feitelijke zeggenschap uitoefenen over een luchtvaartmaatschappij van de Republiek Moldavië.

  • 2 Onverminderd de artikelen 3 (Vergunning) en 5 (Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen) van deze Overeenkomst wordt, krachtens een voorafgaande beslissing van het bij artikel 22, lid 2, (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst opgerichte Gemengd Comité, toegestaan dat de Republiek Moldavië en/of onderdanen van de Republiek Moldavië meerderheidseigenaar zijn van of feitelijke zeggenschap uitoefenen over een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie. In die beslissing worden de voorwaarden gespecificeerd voor de exploitatie van de in deze Overeenkomst overeengekomen diensten en van de diensten tussen derde landen en de partijen. De bepalingen van artikel 22, lid 8, (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst zijn niet van toepassing op dit type beslissingen.

Artikel 7. Naleving van wetten en regels

  • 1 Als luchtvaartmaatschappijen van de ene partij het grondgebied van de andere partij binnenkomen of verlaten, moeten zij de op dat grondgebied toepasselijke wetten en regels inzake het binnenkomen of verlaten van het grondgebied door luchtvaartuigen die luchtvervoer uitvoeren, of inzake de exploitatie en navigatie van luchtvaartuigen naleven.

  • 2 Bij binnenkomst in, verblijf op of vertrek uit het grondgebied van een partij moeten de wetten en voorschriften die op dat grondgebied gelden met betrekking tot de toelating tot of het vertrek uit dat grondgebied van passagiers, bemanning of vracht aan boord van het luchtvaartuig (met inbegrip van de formaliteiten verbonden aan binnenkomst, inklaring, immigratie, paspoorten, douane en quarantaine of, in het geval van post, postvoorschriften) door of namens deze passagiers, bemanningen of vracht van de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden nageleefd.

Artikel 8. Concurrerend klimaat

  • 1 De partijen erkennen dat zij gezamenlijk streven naar een eerlijk en concurrerend klimaat voor de exploitatie van luchtdiensten. De partijen erkennen dat de waarschijnlijkheid dat luchtvaartmaatschappijen eerlijke concurrentiepraktijken hanteren, het grootst is wanneer deze maatschappijen op volledig commerciële basis werken en niet worden gesubsidieerd.

  • 2 Binnen de werkingssfeer van deze Overeenkomst en onverminderd de daarin vervatte bijzondere bepalingen, is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.

  • 3 Overheidssteun die de mededinging verstoort of dreigt te verstoren door bepaalde ondernemingen of luchtvaartproducten of -diensten te bevoordelen, is onverenigbaar met de goede werking van deze Overeenkomst, voor zover het de handel tussen de partijen in de luchtvaartsector kan beïnvloeden.

  • 4 Alle handelwijzen die in strijd zijn met dit artikel worden beoordeeld aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de mededingingsregels die van toepassing zijn in de Europese Unie, met name artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de instrumenten die ter interpretatie hiervan door de instellingen van de Europese Unie zijn vastgesteld.

  • 5 Als een partij vaststelt dat op het grondgebied van de andere partij voorwaarden gelden, met name ten gevolge van een subsidie, die de eerlijke en gelijke mededingingskansen van haar luchtvaartmaatschappijen negatief beïnvloeden, mag zij haar opmerkingen kenbaar maken aan de andere partij. Bovendien mag zij verzoeken om een vergadering van het Gemengd Comité, zoals ingesteld bij artikel 22 (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst. Het overleg start uiterlijk 30 dagen na de ontvangst van een dergelijk verzoek. Indien binnen 30 dagen na de start van het overleg geen akkoord wordt bereikt, is dit voor de partij die om het overleg heeft verzocht voldoende reden om de vergunningen van de desbetreffende luchtvaartmaatschappij(en) van de andere partij te weigeren, in te houden, in te trekken, op te schorten of aan passende voorwaarden te onderwerpen, overeenkomstig artikel 5 (Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen) van deze Overeenkomst.

  • 6 De in lid 5 van dit artikel vermelde maatregelen moeten passend en proportioneel zijn en het toepassingsgebied en de duur ervan moeten beperkt blijven tot hetgeen strikt noodzakelijk is. Deze maatregelen mogen uitsluitend gericht zijn tegen luchtvaartmaatschappijen die voordeel halen uit een subsidie of uit de in dit artikel bedoelde voorwaarden, en laten het recht van beide partijen om actie te ondernemen uit hoofde van artikel 24 (Vrijwaringsmaatregelen) van deze Overeenkomst onverlet.

  • 7 Elke partij mag, na kennisgeving aan de andere partij, verantwoordelijke overheidsinstanties op het grondgebied van de andere partij benaderen, inclusief instanties op federaal, provinciaal of lokaal niveau, om de onder dit artikel vallende kwesties te bespreken.

  • 8 De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing onverminderd de wetten en regels betreffende openbaredienstverplichtingen op het grondgebied van de partijen.

Artikel 9. Commerciële mogelijkheden

Zaken doen

  • 1 De partijen zijn het erover eens dat de voordelen van deze Overeenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt wanneer commerciële exploitanten worden gehinderd bij het zaken doen. De partijen komen dan ook overeen om dergelijke hinderpalen voor de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen, die commerciële activiteiten belemmeren, concurrentieverstoringen veroorzaken of de totstandbrenging van een gelijk speelveld verhinderen, effectief en wederzijds uit de weg te ruimen.

  • 2 Het bij artikel 22 (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst opgerichte Gemengd Comité ontwikkelt een proces van samenwerking met betrekking tot zaken doen en commerciële mogelijkheden, ziet toe op de vooruitgang die wordt geboekt bij het effectief uit de weg ruimen van hinderpalen voor zaken doen en beoordeelt regelmatig de ontwikkelingen, waaronder – indien nodig – ontwikkelingen in de richting van wetgevende en regelgevende wijzigingen. Overeenkomstig artikel 22 (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst mag een partij verzoeken om een vergadering van het Gemengd Comité teneinde vragen met betrekking tot de toepassing van dit artikel te bespreken.

Vertegenwoordigers van luchtvaartmaatschappijen

  • 3 De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hebben het recht op het grondgebied van de andere partij kantoren te openen voor de promotie en verkoop van luchtvervoer en aanverwante activiteiten en hebben het recht zowel hun eigen tickets en/of luchtvrachtbrieven als die van alle andere luchtvaartmaatschappijen te verkopen en uit te geven.

  • 4 De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hebben het recht om leidinggevend, verkoop-, technisch, operationeel en ander gespecialiseerd personeel dat nodig is om de luchtvervoersactiviteiten te ondersteunen, op het grondgebied van de andere partij binnen te brengen en er te handhaven, overeenkomstig de wetten en regels van de andere partij met betrekking tot toegang, verblijf en werk. De luchtvaartmaatschappijen mogen ervoor kiezen deze personeelsbehoeften in te vullen met eigen personeel of door gebruik te maken van de diensten van een andere organisatie, onderneming of luchtvaartmaatschappij die actief is op het grondgebied van de andere partij en die gemachtigd is om dergelijke diensten te verlenen op het grondgebied van die partij. Beide partijen zorgen voor de gemakkelijke en snelle verlening van werkvergunningen voor het personeel dat in dienst is bij de in dit artikel bedoelde kantoren, inclusief het personeel dat tijdelijke taken uitvoert gedurende hoogstens negentig (90) dagen, onverminderd de relevante geldende wetten en regels.

Grondafhandeling

  • 5

    • a. Onverminderd punt (b) hieronder heeft elke luchtvaartmaatschappij met betrekking tot grondafhandeling op het grondgebied van de andere partij:

      • i. het recht haar eigen grondafhandeling te verzorgen („zelfafhandeling”) of, indien zij dit verkiest,

      • ii. het recht een selectie te maken tussen concurrerende leveranciers van volledige of gedeeltelijke grondafhandelingsdiensten, voor zover deze leveranciers op basis van de wetten en regels van elke partij toegang hebben tot de markt en voor zover dergelijke leveranciers aanwezig zijn op de markt.

    • b. Voor bepaalde categorieën grondafhandelingsdiensten, namelijk bagageafhandeling, platformafhandeling, brandstof- en olieafhandeling, vracht- en postafhandeling, wat de fysieke afhandeling van vracht en post tussen de luchthaventerminal en het luchtvaartuig betreft, mogen beperkingen worden opgelegd aan de in punt (a), onder (i) en (ii), vermelde rechten volgens de wetten en regels die van toepassing zijn op het grondgebied van de andere partij. Indien dit tot gevolg heeft dat zelfafhandeling onmogelijk is en indien er geen daadwerkelijke mededinging tussen leveranciers van grondafhandelingsdiensten bestaat, moeten al deze diensten op gelijke en niet-discriminerende basis ter beschikking worden gesteld van alle luchtvaartmaatschappijen.

Grondafhandeling voor derde partijen

  • 6 Elk grondafhandelingsbedrijf, ongeacht of het een luchtvaartmaatschappij betreft of niet, heeft met betrekking tot grondafhandeling op het grondgebied van de andere partij het recht om grondafhandelingsdiensten te verlenen aan luchtvaartmaatschappijen die actief zijn op dezelfde luchthaven, voor zover dit toegestaan is door en in overeenstemming is met de toepasselijke wetten en regels.

Verkoop, plaatselijke uitgaven en overmaking van fondsen

  • 7 Iedere luchtvaartmaatschappij van elke partij mag luchtvervoer en bijbehorende diensten verkopen op het grondgebied van de andere partij, hetzij rechtstreeks, hetzij, naar keuze van de luchtvaartmaatschappij, via verkoopagenten of andere tussenpersonen die door de luchtvaartmaatschappij zijn aangesteld, via een andere luchtvaartmaatschappij of op het internet. Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht dergelijk vervoer te verkopen en het staat iedereen vrij dergelijk vervoer te kopen, in de munteenheid van dat grondgebied of in vrij converteerbare valuta, overeenkomstig de lokale valutawetgeving.

  • 8 Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht om, op verzoek, lokale inkomsten om te wisselen in vrij converteerbare valuta en van het grondgebied van de andere partij over te maken naar zijn eigen grondgebied en, voor zover dit niet in strijd is met de algemeen toepasselijke wet- en regelgeving, naar het land of de landen van haar keuze. De omwisseling en overmaking dienen onverwijld en zonder beperkingen of belastingen daarop te worden toegestaan tegen de wisselkoers die geldt voor lopende transacties en overmakingen op de datum dat de luchtvaartmaatschappij de eerste aanvraag tot overmaking indient.

  • 9 De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen mogen de lokale uitgaven op het grondgebied van de andere partij, inclusief de aankoop van brandstof, in lokale munt betalen. Het staat de luchtvaartmaatschappijen ook vrij dergelijke uitgaven op het grondgebied van de andere partij te betalen in vrij converteerbare valuta, overeenkomstig de lokale valutawetgeving.

Samenwerkingsregelingen

  • 10 Bij het exploiteren of aanbieden van diensten in het kader van deze Overeenkomst mag een luchtvaartmaatschappij van een partij op het gebied van marketing samenwerkingsregelingen, bijvoorbeeld overeenkomsten inzake voorbehouden capaciteit, codesharingafspraken, sluiten met:

    • a. alle luchtvaartmaatschappijen van de partijen; en

    • b. alle luchtvaartmaatschappijen van een derde land; en

    • c. alle aanbieders van oppervlaktevervoer (vervoer over land of maritiem vervoer),

    op voorwaarde dat:

    • i. de exploiterende luchtvaartmaatschappij houder is van de passende verkeersrechten,

    • ii. de luchtvaartmaatschappij waarmee de marketingovereenkomst wordt gesloten houder is van de passende bevoegdheid met betrekking tot de onderliggende route, en

    • iii. de overeenkomst voldoet aan de eisen inzake veiligheid en mededinging die gewoonlijk van toepassing zijn op dergelijke overeenkomsten. Wanneer passagiersvervoer met codesharing wordt verkocht, moet op het verkooppunt of in elk geval alvorens aan boord te gaan aan de koper worden meegedeeld door welke vervoerders de respectievelijke delen van de dienst zullen worden uitgevoerd.

  • 11

    • a. Met betrekking tot passagiersvervoer geldt dat luchtvaartmaatschappijen die oppervlaktevervoer aanbieden, niet worden onderworpen aan de wetten en regels inzake luchtvervoer op de enkele grond dat zij dat oppervlaktevervoer in eigen naam aanbieden. De aanbieders van oppervlaktevervoer mogen zelf beslissen of ze toetreden tot samenwerkingsregelingen. Bij het besluiten over een bepaalde samenwerkingsregeling kunnen aanbieders van oppervlaktevervoer onder meer rekening houden met de consumentenbelangen en met technische, economische, ruimtelijke en capaciteitsbeperkingen.

    • b. Onverminderd de overige bepalingen van deze Overeenkomst mogen luchtvaartmaatschappijen en indirecte aanbieders van vrachtvervoer van de partijen in het kader van luchtvervoer bovendien zonder beperking gebruik maken van oppervlaktevrachtvervoer van en naar alle punten op het grondgebied van de Republiek Moldavië, de Europese Unie of derde landen, inclusief vervoer van en naar alle luchthavens met douanefaciliteiten en, voor zover van toepassing, vracht onder contract vervoeren overeenkomstig de toepasselijke wetten en regels. Deze vracht heeft, ongeacht of het oppervlakte- dan wel luchtvervoer betreft, toegang tot de douaneprocedures en -faciliteiten op de luchthaven. Luchtvaartmaatschappijen kunnen verkiezen hun oppervlaktevervoer zelf te verzorgen of hiervoor regelingen te treffen met andere aanbieders van oppervlaktevervoer; ze mogen bijvoorbeeld een beroep doen op andere luchtvaartmaatschappijen die oppervlaktevervoer aanbieden en op indirecte aanbieders van luchtvrachtvervoer. Dergelijke intermodale vrachtvervoersdiensten kunnen worden aangeboden tegen een prijs waarin zowel het luchtvervoer als het oppervlaktevervoer is inbegrepen, mits de expediteurs juiste feitelijke informatie krijgen met betrekking tot dergelijk vervoer.

Leasing

  • 12 De luchtvaartmaatschappijen van elke partij zijn gerechtigd de overeengekomen diensten te verlenen met luchtvaartuigen en bemanningen die van om het even welke andere luchtvaartmaatschappij zijn geleast, inclusief luchtvaartmaatschappijen uit derde landen, voor zover alle deelnemers aan dergelijke regelingen voldoen aan de voorwaarden van de wetten en regels die normaal door de partijen worden toegepast bij dergelijke regelingen.

    • a. Geen van beide partijen mag van de luchtvaartmaatschappijen die hun apparatuur leasen, eisen dat zij krachtens deze Overeenkomst in het bezit zijn van verkeersrechten.

    • b. Alleen in uitzonderlijke gevallen of om te voldoen aan tijdelijke behoeften is het toegestaan dat een luchtvaartmaatschappij van de Republiek Moldavië een luchtvaartuig met bemanning least („wet-leasing”) van een luchtvaartmaatschappij van een derde land, of dat een luchtvaartmaatschappij van de Europese Unie een luchtvaartuig met bemanning least van een luchtvaartmaatschappij van een derde land dat niet in bijlage IV bij deze Overeenkomst is vermeld, teneinde het mogelijk te maken de uit hoofde van deze Overeenkomst toegekende rechten te exploiteren. Dergelijke „wet-leasing” moet vooraf worden goedgekeurd door de autoriteit die de vergunning heeft afgegeven aan de leasende luchtvaartmaatschappij en door de bevoegde autoriteit van de andere partij.

Franchising/branding

  • 13 De luchtvaartmaatschappijen van elke partij hebben het recht franchising- of brandingovereenkomsten te sluiten met ondernemingen, met inbegrip van luchtvaartmaatschappijen, van beide partijen of van derde landen, mits de luchtvaartmaatschappijen het vereiste gezag hebben en voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld volgens de wetten en regels die door de partijen op dergelijke overeenkomsten worden toegepast, met name die welke de vrijgave vereisen van de identiteit van de luchtvaartmaatschappij die de dienst exploiteert.

Artikel 10. Douanerechten en belastingen

  • 1 Bij aankomst op het grondgebied van de ene partij worden luchtvaartuigen die door luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden ingezet voor internationaal luchtvervoer, hun gebruikelijke apparatuur, brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksgoederen, grondapparatuur, reserveonderdelen (inclusief motoren), boordproviand (inclusief, maar niet beperkt tot, voedsel, drank en alcoholhoudende dranken, tabak en andere producten die bestemd zijn om tijdens de vlucht in beperkte hoeveelheden aan passagiers te worden verkocht of door passagiers te worden verbruikt) en andere voorwerpen die bestemd zijn voor of uitsluitend worden gebruikt in verband met de exploitatie of het onderhoud van voor internationaal luchtvervoer ingezette luchtvaartuigen, krachtens de relevante toepasselijke wetgeving en op basis van wederkerigheid vrijgesteld van alle invoerbeperkingen, eigendomsbelastingen en heffingen op activa, douanerechten, accijnzen en soortgelijke vergoedingen en rechten die (a) worden opgelegd door de nationale of lokale overheden of de Europese Unie en (b) niet gebaseerd zijn op de kostprijs van de verleende diensten, mits die apparatuur en goederen aan boord van het luchtvaartuig blijven.

  • 2 Krachtens de relevante toepasselijke wetgeving en op basis van wederkerigheid, worden eveneens vrijgesteld van de belastingen, heffingen, rechten, kosten en lasten als bedoeld in lid 1 van dit artikel, met uitzondering van de lasten die gebaseerd zijn op de kosten van de dienstverlening:

    • a. boordvoorraden die worden ingevoerd in of geleverd op het grondgebied van een partij en binnen redelijke grenzen aan boord worden genomen voor gebruik op voor internationaal luchtvervoer gebruikte uitgaande luchtvaartuigen van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, zelfs wanneer deze voorraden zullen worden gebruikt gedurende het deel van de reis over het genoemde grondgebied;

    • b. grondapparatuur en reserveonderdelen (inclusief motoren) die op het grondgebied van een partij worden binnengebracht met het oog op de service, het onderhoud of de herstelling van een voor internationaal luchtvervoer ingezet luchtvaartuig van de andere partij;

    • c. motorbrandstof, smeermiddelen en verbruikbare technische voorraden die worden ingevoerd of geleverd op het grondgebied van een partij voor gebruik door of in een voor internationaal luchtvervoer gebruikt luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, zelfs wanneer deze voorraden zullen worden gebruikt gedurende het deel van de reis over het genoemde grondgebied;

    • d. gedrukt materiaal, zoals gedefinieerd in de douanewetgeving van elke partij, dat op het grondgebied van een partij wordt binnengebracht of wordt geleverd en aan boord genomen voor gebruik op een voor internationaal luchtvervoer ingezet vertrekkend luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, zelfs als dit materiaal zal worden gebruikt tijdens het gedeelte van de reis dat plaatsvindt boven het genoemde grondgebied; en

    • e. veiligheids- en beveiligingsapparatuur voor gebruik in luchthavens of goederenterminals.

  • 3 Onverminderd eventuele andersluidende bepalingen verhindert niets in deze Overeenkomst een partij om belastingen, heffingen, taksen of vergoedingen in rekening te brengen voor brandstof die op haar grondgebied op niet-discriminerende basis wordt geleverd voor gebruik in een luchtvaartuig of door een luchtvaartmaatschappij die vluchten exploiteert tussen twee punten op haar grondgebied.

  • 4 Het is mogelijk dat van de in de leden 1 en 2 van dit artikel vermelde apparatuur en goederen wordt vereist dat ze onder toezicht of zeggenschap van de bevoegde autoriteiten blijven en dat ze niet mogen worden overgedragen zonder betaling van de relevante douaneheffingen en belastingen.

  • 5 De in dit artikel vermelde vrijstellingen gelden eveneens wanneer de luchtvaartmaatschappijen van de ene partij met een andere luchtvaartmaatschappij, die ook dergelijke vrijstellingen geniet van de andere partij, is overeengekomen de in de leden 1 en 2 van dit artikel gespecificeerde artikelen te lenen of over te dragen naar het grondgebied van de andere partij.

  • 6 Niets in deze Overeenkomst belet een partij om belastingen, heffingen, accijnzen, kosten of lasten in rekening te brengen bij de verkoop van artikelen voor andere doeleinden dan voor verbruik aan boord gedurende een deel van een luchtdienst tussen twee zich op haar grondgebied bevindende punten waar in- of uitstappen is toegestaan.

  • 7 Bagage en vracht in directe transit op het grondgebied van een partij worden vrijgesteld van belastingen, douaneheffingen, vergoedingen en andere vergelijkbare heffingen die niet op de kostprijs van de verleende dienst zijn gebaseerd.

  • 8 De normale boordapparatuur van een luchtvaartuig en het materiaal en de voorraden die normaal worden meegenomen aan boord van een luchtvaartuig dat wordt gebruikt door een luchtvaartmaatschappij van een partij, mogen alleen met toestemming van de douaneautoriteiten van de andere partij op het grondgebied van die andere partij worden uitgeladen. In dat geval kunnen ze onder toezicht van de genoemde autoriteiten worden geplaatst tot ze opnieuw worden uitgevoerd of tot ze op een andere wijze, in overeenstemming met de douaneregels, worden verwijderd.

  • 9 De bepalingen van deze Overeenkomst hebben geen gevolgen voor de belastingen over de toegevoegde waarde (btw), behalve wat de omzetbelasting op invoer betreft. De bepalingen van deze Overeenkomst hebben geen gevolgen voor de bepalingen van de tussen een lidstaat en de Republiek Moldavië gesloten verdragen inzake het vermijden van dubbele belasting op inkomsten en kapitaal, die op het relevante ogenblik van toepassing zijn.

Artikel 11. Gebruikersheffingen op luchthavens, luchthavenvoorzieningen en -diensten

  • 1 Elke partij ziet erop toe dat gebruikersheffingen die door haar bevoegde heffingsautoriteiten of -organen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden opgelegd voor het gebruik van luchtvaartnavigatie- en luchtverkeersleidingsdiensten, luchthavens, luchtvaartbeveiliging en bijbehorende voorzieningen en diensten correct, redelijk, niet ten onrechte discriminerend en billijk gespreid zijn over de categorieën gebruikers. Onverminderd artikel 16, lid 1, (Luchtverkeersbeheer) mogen deze heffingen in verhouding staan tot de volledige kosten die de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen maken voor het verlenen van de passende luchthaven- en luchtvaartbeveilingsvoorzieningen en -diensten op die luchthaven of in het systeem van die luchthaven, maar mogen ze deze niet overschrijden. Deze heffingen mogen een redelijke winst na afschrijving omvatten. De voorzieningen en diensten waarover gebruikersheffingen worden geheven, moeten op efficiënte en economische wijze worden verleend. In ieder geval moeten deze heffingen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden opgelegd volgens voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan de gunstigste voorwaarden die iedere andere luchtvaartmaatschappij kan verkrijgen op het tijdstip dat de heffingen worden opgelegd.

  • 2 Iedere partij vereist dat overleg plaatsvindt tussen de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen op haar grondgebied en de luchtvaartmaatschappijen en/of hun representatieve organen die de diensten en voorzieningen gebruiken, en ziet erop toe dat de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen en de luchtvaartmaatschappijen of hun representatieve organen alle informatie uitwisselen die nodig is om een nauwkeurige beoordeling van de redelijkheid van de heffingen volgens de beginselen van de leden 1 en 2 van dit artikel mogelijk te maken. Elke partij ziet erop toe dat de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen de gebruikers binnen een redelijke termijn in kennis stellen van ieder voorstel tot wijziging van de gebruikersheffingen, teneinde die autoriteiten in staat te stellen rekening te houden met de meningen van de gebruikers alvorens wijzigingen worden doorgevoerd.

  • 3 Tijdens arbitrageprocedures overeenkomstig artikel 23 (Geschillenbeslechting en arbitrage) wordt geen enkele partij geacht een bepaling van dit artikel te hebben overtreden, tenzij:

    • a. die partij nalaat binnen een redelijke termijn een evaluatie uit te voeren van de heffing of praktijk waartegen de andere partij een klacht heeft ingediend; of

    • b. na deze evaluatie nalaat alle in haar macht liggende stappen te ondernemen om een praktijk die niet in overeenstemming is met dit artikel te corrigeren.

Artikel 12. Prijsstelling

  • 1 De partijen staan toe dat de luchtvaartmaatschappijen hun prijzen vrij vaststellen op basis van vrije en eerlijke mededinging.

  • 2 De partijen eisen niet dat de prijzen worden aangemeld.

  • 3 De luchtvaartautoriteiten kunnen onderling overleg plegen over kwesties zoals, maar niet beperkt tot niet-correcte, onredelijke, discriminerende of gesubsidieerde prijzen.

Artikel 13. Statistieken

  • 1 Elke partij verstrekt de andere partij de statistieken die krachtens de nationale wetten en regels van die partij vereist zijn en, op verzoek, andere beschikbare statistische informatie die redelijkerwijze vereist kan zijn voor het evalueren van de exploitatie van de luchtdiensten.

  • 2 De partijen werken in het kader van het bij artikel 22 (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst ingestelde Gemengd Comité samen teneinde de onderlinge uitwisseling van statistische informatie, die nodig is om toezicht te kunnen houden op de ontwikkeling van de luchtdiensten, te vergemakkelijken.

TITEL II. SAMENWERKING OP REGELGEVINGSGEBIED

Artikel 14. Veiligheid van de luchtvaart

  • 1 Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de bepalingen van de in bijlage III, deel C, gespecificeerde wetgeving inzake luchtvaartveiligheid, volgens de hierna uiteengezette voorwaarden.

  • 2 De partijen werken samen om te garanderen dat de Republiek Moldavië de in lid 1 van dit artikel bedoelde wetgeving toepast. Daartoe wordt de Republiek Moldavië vanaf de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst als waarnemer betrokken bij de werkzaamheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart.

    • a. De geleidelijke toepassing van de volledige, in bijlage III, deel C, van deze Overeenkomst vermelde wetgeving door de Republiek Moldavië zal aan beoordelingen worden onderworpen. De beoordelingen worden uitgevoerd door de Europese Unie, in samenwerking met de Republiek Moldavië. Als de Republiek Moldavië van oordeel is dat de in bijlage III, deel C, van deze Overeenkomst vermelde wetgeving volledig wordt toegepast, deelt zij de Europese Unie mee dat een beoordeling moet worden uitgevoerd.

    • b. Als de Republiek Moldavië de in bijlage III, deel C, van deze Overeenkomst vermelde wetgeving volledig ten uitvoer heeft gelegd, bepaalt het bij artikel 22 (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst opgerichte Gemengd Comité de precieze status en voorwaarden waaraan de Republiek Moldavië moet voldoen om met een hogere status dan die van waarnemer te mogen deelnemen aan de werkzaamheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart.

  • 3 De partijen zien erop toe dat in de ene partij geregistreerde luchtvaartuigen die worden verdacht van niet-naleving van de bij het Verdrag vastgestelde internationale veiligheidsnormen bij landing op luchthavens op het grondgebied van de andere partij die openstaan voor internationaal luchtverkeer, door de bevoegde autoriteiten van die andere partij worden onderworpen aan platforminspecties, zowel aan boord als rond het luchtvaartuig, teneinde de geldigheid van de documenten van het luchtvaartuig en van de bemanning en de kennelijke staat van het luchtvaartuig en de apparatuur te controleren.

  • 4 De bevoegde autoriteiten van een partij kunnen op elk ogenblik om overleg verzoeken over de door de andere partij gehanteerde veiligheidsnormen.

  • 5 De bevoegde autoriteiten van een partij nemen onmiddellijk alle passende maatregelen als zij vaststellen dat een luchtvaartuig, product of activiteit:

    • a. niet voldoet aan de minimumnormen die zijn vastgesteld overeenkomstig het Verdrag of, indien van toepassing, de in bijlage III, deel C, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving;

    • b. na een in lid 3 van dit artikel bedoelde inspectie aanleiding geeft tot ernstige vermoedens dat een luchtvaartuig of de exploitatie ervan niet voldoet aan de overeenkomstig het Verdrag of de in bijlage III, deel C, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving vastgestelde minimumnormen; of

    • c. aanleiding geeft tot ernstige vermoedens dat de overeenkomstig het Verdrag of de in bijlage III, deel C, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving vastgestelde minimumnormen niet daadwerkelijk worden toegepast en gehandhaafd.

  • 6 Wanneer de bevoegde autoriteiten van de ene partij maatregelen nemen overeenkomstig lid 5 van dit artikel stellen zij de bevoegde autoriteiten van de andere partij daar onmiddellijk van in kennis, met opgave van de redenen voor die maatregelen.

  • 7 Wanneer uit hoofde van lid 5 van dit artikel genomen maatregelen niet worden stopgezet, ook al zijn er geen redenen meer om dergelijke maatregelen te handhaven, kan elke partij de zaak doorverwijzen naar het Gemengd Comité.

Artikel 15. Beveiliging van de luchtvaart

  • 1 Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III, deel D, van deze Overeenkomst gespecificeerde bepalingen van de wetgeving van de Europese Unie inzake luchtvaartbeveiliging, volgens de hierna uiteengezette voorwaarden.

  • 2 De Republiek Moldavië kan worden onderworpen aan een inspectie van de Europese Commissie overeenkomstig de relevante beveiligingswetgeving van de Europese Unie, zoals vermeld in bijlage III bij deze Overeenkomst. De partijen stellen het mechanisme vast dat nodig is voor de uitwisseling van informatie over de resultaten van dergelijke beveiligingsinspecties.

  • 4 Op verzoek verlenen de partijen elkaar alle nodige bijstand om het wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen en andere wederrechtelijke daden tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartuigen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten, en alle andere bedreigingen van de veiligheid van de burgerluchtvaart te voorkomen.

  • 5 In hun onderlinge betrekkingen handelen de partijen overeenkomstig de normen voor luchtvaartbeveiliging en, voor zover ze die toepassen, de door de internationale burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) opgestelde aanbevolen werkwijzen, die als bijlagen bij het Verdrag zijn gevoegd, in de mate dat dergelijke beveiligingsvoorschriften van toepassing zijn op de partijen. Beide partijen eisen dat exploitanten van luchtvaartuigen die in hun register zijn opgenomen, exploitanten die hun hoofdkantoor of permanente verblijfplaats op hun grondgebied hebben gevestigd en exploitanten van luchthavens op hun grondgebied handelen overeenkomstig deze normen voor de beveiliging van de luchtvaart.

  • 6 Elke partij ziet erop toe dat op haar grondgebied effectieve maatregelen worden genomen om de burgerluchtvaart te beschermen tegen wederrechtelijke daden, inclusief, maar niet beperkt tot, het screenen van passagiers en hun handbagage, het screenen van ruimbagage, beveiligingscontroles van vracht en post alvorens deze aan boord van een luchtvaartuig te laden, beveiligingscontroles van vlucht- en luchthavenbenodigdheden en controles van de toegang tot de luchtzijde en tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones. Deze maatregelen worden aangepast aan een eventuele toename van de dreiging. Elke partij stemt ermee in dat haar luchtvaartmaatschappijen door de andere partij kunnen worden verplicht de in lid 5 van dit artikel vermelde voorschriften inzake beveiliging van de luchtvaart in acht te nemen voor de toegang tot, het vertrek uit of het verblijf op het grondgebied van die andere partij.

  • 7 Elke partij neemt ook ieder verzoek van de andere partij om in verband met een bepaalde dreiging bijzondere doch redelijke veiligheidsmaatregelen te nemen, welwillend in overweging. Elke partij stelt de andere partij van tevoren in kennis van de bijzondere beveiligingsmaatregelen die zij wenst in te voeren en die aanzienlijke financiële of operationele gevolgen kunnen hebben voor de luchtvervoersdiensten die uit hoofde van deze Overeenkomst worden verleend, tenzij dit in noodgevallen redelijkerwijs niet mogelijk is. Bovendien mag elke partij verzoeken om een vergadering van het Gemengd Comité, zoals ingesteld bij artikel 22 (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst, om dergelijke beveiligingsmaatregelen te bespreken.

  • 8 Wanneer een geval van wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen of een andere wederrechtelijke daad tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartuigen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten zich voordoet of dreigt voor te doen, staan de partijen elkaar bij door de communicatie te vergemakkelijken en andere passende maatregelen te nemen om snel en veilig een eind te maken aan het incident of de dreiging.

  • 9 Elke partij neemt alle maatregelen die zij praktisch haalbaar acht om te garanderen dat een luchtvaartuig dat zich op haar grondgebied op de grond bevindt en waartegen een daad van wederrechtelijk in zijn macht brengen of een andere wederrechtelijke daad is gesteld, aan de grond wordt gehouden, tenzij het vertrek van het luchtvaartuig noodzakelijk is om mensenlevens te beschermen. Dergelijke maatregelen worden zoveel mogelijk op basis van wederzijds overleg genomen.

  • 10 Wanneer een partij redelijke gronden heeft om te geloven dat de andere partij afwijkt van de in dit artikel vastgestelde voorschriften inzake luchtvaartbeveiliging, kan de partij onmiddellijk om overleg met de andere partij verzoeken.

  • 11 Onverminderd artikel 5 (Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen) van deze Overeenkomst wordt de exploitatievergunning van een of meer luchtvaartmaatschappijen van de andere partij ingehouden, ingetrokken, beperkt of afhankelijk gesteld van voorwaarden wanneer niet binnen vijftien (15) dagen na dit verzoek een bevredigende oplossing wordt bereikt.

  • 12 Wanneer een onmiddellijke en buitengewone dreiging dit vereist, mag een partij voorlopige maatregelen treffen vóór het verstrijken van de vijftien (15) dagen.

  • 13 Alle overeenkomstig lid 11 van dit artikel genomen maatregelen worden stopgezet zodra de andere partij de bepalingen van dit artikel volledig naleeft.

Artikel 16. Luchtverkeersbeheer

  • 1 Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de bepalingen van de in bijlage III, deel B, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving, volgens de hierna uiteengezette voorwaarden.

  • 2 De partijen werken samen op het gebied van het luchtverkeersbeheer met het doel het gemeenschappelijk Europees luchtruim uit te breiden tot de Republiek Moldavië, teneinde de huidige veiligheidsnormen en de algehele efficiëntie van de algemene luchtverkeersactiviteiten in Europa te verhogen, de luchtverkeersleidingscapaciteit te optimaliseren, vertragingen tot een minimum te beperken en de milieuefficiëntie te vergroten. Om dit doel te verwezenlijken, wordt de Republiek Moldavië vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst als waarnemer betrokken bij het Comité voor het gemeenschappelijk luchtruim. Het Gemengd Comité wordt verantwoordelijk voor het toezicht op en de facilitering van de samenwerking op het gebied van luchtverkeersbeheer.

  • 3 Teneinde de toepassing van de wetgeving inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim op hun respectievelijke grondgebied te vergemakkelijken:

    • a. neemt de Republiek Moldavië de nodige maatregelen om zijn institutionele structuren voor luchtverkeersbeheer aan te passen aan het gemeenschappelijk Europees luchtruim, met name door ervoor te zorgen dat de relevante nationale toezichtsorganen minstens functioneel onafhankelijk zijn van de dienstverleners op het gebied van luchtvaartnavigatie; en

    • b. betrekt de Europese Unie de Republiek Moldavië bij relevante en uit het gemeenschappelijk Europees luchtruim voortvloeiende operationele initiatieven op het gebied van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruim en interoperabiliteit, met name door de Republiek Moldavië in een vroeg stadium te betrekken bij de inspanningen om functionele luchtruimblokken vast te stellen of via passende coördinatie inzake SESAR.

Artikel 17. Milieu

  • 1 De partijen erkennen het belang van milieubescherming bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van luchtvaartbeleid. De partijen erkennen dat er behoefte is aan effectieve mondiale, regionale, nationale en/of lokale actie om het effect van de burgerluchtvaart op het milieu tot een minimum te beperken.

  • 2 Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III, deel E, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving inzake luchtvervoer.

  • 3 De partijen erkennen dat het belangrijk is samen te werken en, in het kader van multilaterale besprekingen, na te gaan wat het effect is van de luchtvaart op het milieu, en te garanderen dat eventuele verzachtende maatregelen volledig in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze Overeenkomst.

  • 4 Deze Overeenkomst beperkt op geen enkele wijze de bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten van een partij om alle passende maatregelen te nemen om het effect van het luchtvervoer op het milieu te beperken, voor zover dergelijke maatregelen volledig in overeenstemming zijn met de rechten en plichten van de bevoegde autoriteiten krachtens internationale wetgeving, en zonder onderscheid naar nationaliteit worden toegepast.

Artikel 18. Consumentenbescherming

Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III, deel G, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving inzake luchtvervoer.

Artikel 19. Geautomatiseerde boekingssystemen

Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III, deel H, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving inzake luchtvervoer.

Artikel 20. Sociale aspecten

Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III, deel F, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving inzake luchtvervoer.

TITEL III. INSTITUTIONELE BEPALINGEN

Artikel 21. Interpretatie en handhaving

  • 1 De partijen treffen alle passende algemene en specifieke maatregelen om de naleving van de uit deze Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te garanderen en onthouden zich van maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst in gevaar kunnen brengen.

  • 2 Elke partij is op haar eigen grondgebied verantwoordelijk voor de correcte handhaving van deze Overeenkomst en met name van de in bijlage III bij deze Overeenkomst vermelde verordeningen en richtlijnen inzake luchtvervoer.

  • 3 Elke partij verstrekt de andere partij alle nodige informatie en bijstand in het geval van onderzoeken naar mogelijke inbreuken op bepalingen van deze Overeenkomst die door de andere partij worden begaan in het kader van haar in deze Overeenkomst vastgestelde bevoegdheden.

  • 4 Als de partijen, overeenkomstig de bevoegdheden die hun krachtens deze Overeenkomst zijn verleend, actie ondernemen met betrekking tot kwesties die van wezenlijk belang zijn voor de andere partij en de autoriteiten of ondernemingen van de andere partij, worden de bevoegde autoriteiten van de andere partij daarvan volledig in kennis gesteld en krijgen zij de gelegenheid opmerkingen te maken alvorens een definitieve beslissing wordt genomen.

  • 5 Voor zover de bepalingen van deze Overeenkomst en de bepalingen van de in bijlage III bij deze Overeenkomst genoemde besluiten inhoudelijk identiek zijn aan de overeenkomstige regels van de EU-Verdragen en krachtens de EU-Verdragen genomen handelingen, worden deze bepalingen, wat hun uitvoering en toepassing betreft, in overeenstemming met de toepasselijke uitspraken en besluiten van het Hof van Justitie en de Europese Commissie uitgelegd.

Artikel 22. Het Gemengd Comité

  • 1 Hierbij wordt een Gemengd Comité van vertegenwoordigers van de partijen (hierna „het Gemengd Comité” genoemd) opgericht, dat verantwoordelijk is voor het beheer van deze Overeenkomst en toeziet op de correcte uitvoering ervan. Om dit doel te verwezenlijken, doet het aanbevelingen en neemt het beslissingen in de gevallen waarin deze Overeenkomst uitdrukkelijk voorziet.

  • 2 De beslissingen van het gemengd Comité worden met eenparigheid van stemmen genomen en zijn bindend voor de partijen. Deze beslissingen worden door de partijen overeenkomstig hun eigen regels ten uitvoer gelegd.

  • 3 Het Gemengd Comité stelt bij besluit zijn reglement van orde vast.

  • 4 Het Gemengd Comité komt bijeen wanneer dat nodig is. Elke partij kan een verzoek indienen om een vergadering te beleggen.

  • 5 Een partij kan ook om een vergadering van het Gemengd Comité verzoeken om een probleem met betrekking tot de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst op te lossen. Een dergelijke vergadering wordt zo snel mogelijk belegd, uiterlijk twee maanden na de datum waarop het verzoek is ontvangen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen.

  • 6 Met het oog op de correcte toepassing van deze Overeenkomst wisselen de partijen informatie uit en plegen zij op verzoek van een hunner overleg in het Gemengd Comité.

  • 7 Als een van de partijen van mening is dat een beslissing van het Gemengd Comité niet op correcte wijze is uitgevoerd door de andere partij, mag de eerste partij verzoeken dat de kwestie in het Gemengd Comité wordt besproken. Als het Gemengd Comité de kwestie niet binnen twee maanden na de doorverwijzing kan oplossen, mag de verzoekende partij passende vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 24 (Vrijwaringsmaatregelen) van deze Overeenkomst nemen.

  • 8 Onverminderd lid 2 van dit artikel kunnen de partijen passende en tijdelijke vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 24 (Vrijwaringsmaatregelen) van deze Overeenkomst nemen als het Gemengd Comité binnen zes maanden na doorverwijzing van een kwestie nog geen beslissing over die kwestie heeft genomen.

  • 9 Overeenkomstig artikel 6 (Investeringen) van deze Overeenkomst onderzoekt het Gemengd Comité vragen met betrekking tot bilaterale investeringen, meerderheidsbelangen of wijzigingen in de feitelijke zeggenschap over luchtvaartmaatschappijen van de partijen.

  • 10 Overeenkomstig artikel 14 (Veiligheid van de luchtvaart) van deze Overeenkomst houdt het Gemengd Comité toezicht op het proces waarbij luchtvaartuigen die op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst in de Republiek Moldavië zijn geregistreerd, maar niet voldoen aan de internationale veiligheidsnormen die krachtens het Verdrag zijn vastgesteld, uit het register worden geschrapt. Het proces van uitfasering, tijdens de in bijlage II bij deze Overeenkomst beschreven overgangsfase, van luchtvaartuigen die op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst zijn geregistreerd in de Republiek Moldavië, worden gebruikt door exploitanten die onder regelgevend toezicht van de Republiek Moldavië staan en niet beschikken over een typecertificaat dat is afgegeven overeenkomstig de relevante in bijlage III, deel C, bij deze Overeenkomst gespecificeerde EU-wetgeving, staat eveneens onder toezicht van het Gemengd Comité, teneinde overeenstemming te bereiken over een geleidelijke beperking van het aantal luchtvaartuigen waarnaar wordt verwezen in bijlage II, punt 7, van deze Overeenkomst.

  • 11 Het Gemengd Comité ontwikkelt de samenwerking tevens door:

    • a. marktvoorwaarden voor de onder deze Overeenkomst vallende luchtdiensten te beoordelen;

    • b. problemen met „zaken doen” die, onder meer, de markttoegang en de vlotte werking van de onder deze Overeenkomst vallende diensten belemmeren, aan te pakken en, voor zover mogelijk, effectief op te lossen, teneinde een gelijk speelveld tot stand te brengen, voor convergentie van de regelgeving te zorgen en de regelgevingslast voor commerciële exploitanten tot een minimum te beperken;

    • c. op deskundigenniveau de uitwisseling van nieuwe wet- of regelgevende initiatieven en ontwikkelingen aan te moedigen, onder meer op het vlak van beveiliging, veiligheid, milieu, luchtvaartinfrastructuur (inclusief slots), mededingingsvoorwaarden en consumentenbescherming;

    • d. regelmatig de sociale gevolgen van de toepassing van deze Overeenkomst te bestuderen, met name wat de werkgelegenheid betreft, en door passende antwoorden op legitieme vragen te formuleren;

    • e. mogelijke gebieden voor verdere uitbreiding van deze Overeenkomst in overweging te nemen, met inbegrip van aanbevelingen voor wijzigingen van de Overeenkomst;

    • f. met eenparigheid van stemmen overeenstemming te bereiken over voorstellen, benaderingen of documenten van procedurele aard die rechtstreeks betrekking hebben op de werking van deze Overeenkomst;

    • g. technische bijstand op de onder deze Overeenkomst vallende gebieden te overwegen en te ontwikkelen; en

    • h. samenwerking op relevante internationale fora aan te moedigen.

Artikel 23. Geschillenbeslechting en arbitrage

  • 1 Wanneer tussen de partijen een geschil ontstaat over de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst moeten ze dit in de eerste plaats trachten op te lossen via formeel overleg in het Gemengd Comité, overeenkomstig artikel 22, lid 5, (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst.

  • 2 Elk van beide partijen mag een geschil over de toepassing of interpretatie van deze Overeenkomst, dat niet overeenkomstig lid 1 van dit artikel kon worden opgelost, doorverwijzen naar een scheidsgerecht van drie scheidsrechters, overeenkomstig de hierna vastgestelde procedure:

    • a. uiterlijk zestig (60) dagen nadat het scheidsgerecht het via diplomatieke kanalen verzonden verzoek om arbitrage heeft ontvangen, stelt elke partij een scheidsrechter aan; de derde scheidsrechter wordt binnen een aanvullende termijn van zestig (60) dagen door de twee andere scheidsrechters aangesteld. Als een van de partijen niet binnen de overeengekomen termijn een scheidsrechter heeft aangesteld, of als de derde scheidsrechter niet binnen de overeengekomen termijn is aangesteld, kan elke partij de voorzitter van de raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie verzoeken een scheidsrechter of scheidsrechters aan te stellen;

    • b. de derde scheidsrechter, die overeenkomstig de voorschriften onder (a) wordt aangesteld, is een onderdaan van een derde land en vervult de functie van voorzitter van het scheidsgerecht;

    • c. het scheidsgerecht stelt zijn reglement van orde vast; en

    • d. afhankelijk van de definitieve beslissing van het scheidsgerecht worden de oorspronkelijke arbitrage-uitgaven evenredig gedeeld door de partijen.

  • 3 Op verzoek van een partij kan het scheidsgerecht de andere partij verplichten om, in afwachting van de einduitspraak, voorlopige verzachtende maatregelen te nemen.

  • 4 De voorlopige of definitieve beslissing van het scheidsgerecht is bindend voor de partijen.

  • 5 Als een van de partijen niet binnen dertig (30) dagen na de bekendmaking van de beslissing van het scheidsgerecht aan deze beslissing voldoet, kan de andere partij de rechten of privileges die overeenkomstig deze Overeenkomst zijn toegekend aan de in gebreke blijvende partij beperken, opschorten of intrekken tot de partij de beslissing naleeft.

Artikel 24. Vrijwaringsmaatregelen

  • 1 De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de Overeenkomst te voldoen. Zij zorgen ervoor dat de in de Overeenkomst vastgelegde doelstellingen worden bereikt.

  • 2 Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een uit deze Overeenkomst voortvloeiende verplichting niet is nagekomen, kan zij passende vrijwaringsmaatregelen nemen. De werkingssfeer en de duur van de vrijwaringsmaatregelen worden beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om het probleem te verhelpen of om het evenwicht in het kader van deze Overeenkomst te bewaren. Voorrang wordt gegeven aan maatregelen die de werking van deze Overeenkomst zo weinig mogelijk verstoren.

  • 3 Als een partij overweegt om vrijwaringsmaatregelen te nemen, stelt zij de andere partijen daar onmiddellijk van in kennis via het Gemengd Comité en verstrekt zij alle relevante informatie.

  • 4 De partijen plegen onmiddellijk overleg in het Gemengd Comité teneinde een voor elke partij aanvaardbare oplossing te vinden.

  • 5 Onverminderd artikel 3, onder (d) (Vergunning), artikel 5, lid 1, onder (d) (Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen), en de artikelen 14 (Veiligheid van de luchtvaart) en 15 (Beveiliging van de luchtvaart) van deze Overeenkomst, mag de betrokken partij geen vrijwaringsmaatregelen nemen binnen één maand na de datum van kennisgeving overeenkomstig lid 3 van dit artikel, tenzij de in lid 4 voorgeschreven overlegprocedure vóór het verstrijken van de gestelde termijn is beëindigd.

  • 6 De betrokken partij stelt het Gemengd Comité onverwijld in kennis van de getroffen maatregelen en verstrekt alle relevante inlichtingen.

  • 7 De overeenkomstig dit artikel genomen maatregelen worden opgeschort zodra de in gebreke blijvende partij voldoet aan de bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 25. Relatie met andere overeenkomsten

  • 1 De bepalingen van deze Overeenkomst hebben voorrang op de relevante bepalingen van de bestaande bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen de Republiek Moldavië en de lidstaten. Het is echter toegestaan bestaande verkeersrechten die voortvloeien uit deze bilaterale overeenkomsten en die niet onder de onderhavige Overeenkomst vallen, verder te blijven uitoefenen voor zover dit geen aanleiding geeft tot discriminatie tussen de lidstaten en hun onderdanen.

  • 2 Op verzoek van een van de partijen plegen de partijen overleg in het Gemengd Comité teneinde aan te bevelen of de Republiek Moldavië moet toetreden tot de ECAA-Overeenkomst.

  • 3 Indien de partijen toetreden tot een multilaterale overeenkomst of overgaan tot de bekrachtiging van een besluit van de ICAO of een andere internationale organisatie dat betrekking heeft op onder deze Overeenkomst vallende aangelegenheden, plegen zij overleg in het Gemengd Comité om te bepalen of deze Overeenkomst naar aanleiding hiervan moet worden herzien.

Artikel 26. Wijzigingen

  • 1 Als een van de partijen de bepalingen van deze Overeenkomst wenst te wijzigen, moet ze het Gemengd Comité daarvan in kennis stellen.

  • 2 Het Gemengd Comité kan, op voorstel van een partij en overeenkomstig dit artikel, bij consensus beslissen de bijlagen bij deze Overeenkomst te wijzigen.

  • 3 Wijzigingen van deze Overeenkomst worden van kracht na voltooiing van de respectievelijke interne procedures van elke partij.

  • 4 Deze Overeenkomst laat het recht van de partijen onverlet om unilateraal nieuwe wetgeving op het gebied van luchtvervoer of een aanverwant in bijlage III bij deze Overeenkomst vermeld gebied aan te nemen of bestaande wetgeving te wijzigen, voor zover zij het niet-discriminatiebeginsel en de bepalingen van deze Overeenkomst in acht nemen.

  • 5 Wanneer een van de partijen nieuwe wetgeving of een wijziging van bestaande wetgeving op het gebied van luchtvervoer of een aanverwant in bijlage III bij deze Overeenkomst vermeld gebied overweegt, stelt zij de andere partij daar – voor zover mogelijk en passend – van in kennis. Op verzoek van een van de partijen kan een gedachtenwisseling plaatsvinden in het Gemengd Comité.

  • 6 Elke partij stelt de andere partij regelmatig en zo snel mogelijk in kennis van goedgekeurde nieuwe wetgeving of wijzigingen van bestaande wetgeving op het gebied van luchtvervoer of een aanverwant in bijlage III bij deze Overeenkomst vermeld gebied. Op verzoek van een partij organiseert het Gemengd Comité binnen zestig (60) dagen na deze kennisgeving een gedachtenwisseling over de gevolgen die de nieuwe wetgeving of de wijziging van bestaande wetgeving heeft voor de goede werking van deze Overeenkomst.

  • 7 Naar aanleiding van de in lid 6 van dit artikel bedoelde gedachtenwisseling zal het Gemengd Comité:

    • a. een beslissing nemen tot herziening van bijlage III bij deze Overeenkomst, teneinde daarin, zo nodig op basis van wederkerigheid, de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie op te nemen;

    • b. een beslissing nemen waarbij wordt vastgesteld dat de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie wordt beschouwd als zijnde in overeenstemming met deze Overeenkomst; of

    • c. andere maatregelen aanbevelen, die binnen een redelijke termijn moeten worden vastgesteld, teneinde de goede werking van deze Overeenkomst te waarborgen.

Artikel 27. Beëindiging

Een partij kan te allen tijde de andere partij langs diplomatieke kanalen schriftelijk meedelen dat zij besloten heeft deze Overeenkomst te beëindigen. Deze kennisgeving dient tegelijkertijd naar de ICAO te worden verstuurd. Deze Overeenkomst eindigt om middernacht GMT aan het einde van het verkeersseizoen van de Internationale Luchtvervoersvereniging (IATA) dat een jaar na de datum van de schriftelijke kennisgeving van de beëindiging lopende is, tenzij de mededeling in onderlinge overeenstemming tussen de partijen wordt ingetrokken voordat deze termijn is verstreken.

Artikel 28. Registratie bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en het secretariaat van de Verenigde Naties

Deze Overeenkomst en alle wijzigingen daarvan worden, zodra ze in werking zijn getreden, geregistreerd bij de ICAO en bij het secretariaat van de Verenigde Naties, overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

Artikel 29. Voorlopige toepassing en inwerkingtreding

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking één maand na de datum van de laatste nota in een uitwisseling van diplomatieke nota's tussen de partijen waarin wordt bevestigd dat alle voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst noodzakelijke procedures zijn voltooid. Met het oog op deze uitwisseling bezorgt de Republiek Moldavië zijn tot de Europese Unie en haar lidstaten gerichte diplomatieke nota aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, en bezorgt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie de diplomatieke nota van de Europese Unie en haar lidstaten aan de Republiek Moldavië. De diplomatieke nota van de Europese Unie en haar lidstaten bevat mededelingen van elke lidstaat waarin wordt bevestigd dat de voor inwerkingtreding van deze Overeenkomst vereiste procedures zijn voltooid.

  • 2 Onverminderd lid 1 van dit artikel komen de partijen overeen om deze Overeenkomst voorlopig toe te passen vanaf de datum van ondertekening, overeenkomstig hun toepasselijke interne procedures en/of binnenlandse wetgeving.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, 26 juni 2012, in twee exemplaren, in elk van de officiële talen van de partijen, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Bijlage I. Overeengekomen diensten en gespecificeerde routes

  • 1. Elke partij verleent de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij het recht luchtvervoersdiensten te exploiteren op de hierna gespecificeerde routes:

    • a. in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie: elk punt in de Europese Unie – tussenliggende punten op het grondgebied van landen die deelnemen aan het Europees nabuurschapsbeleid2, ECAA-landen3 of in bijlage IV vermelde landen – elk punt in de Republiek Moldavië – verder gelegen punten.

    • b. in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit de Republiek Moldavië: elk punt in de Republiek Moldavië – tussenliggende punten op het grondgebied van landen die deelnemen aan het Europees nabuurschapsbeleid, ECAA-landen of in bijlage IV vermelde landen – elk punt in de Europese Unie.

  • 2. De diensten die overeenkomstig punt 1 van deze bijlage worden geëxploiteerd, beginnen of eindigen op het grondgebied van de Republiek Macedonië voor luchtvaartmaatschappijen uit de Republiek Macedonië en op het grondgebied van de Europese Unie voor luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie.

  • 3. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen mogen bij een vlucht of alle vluchten en naar keuze:

    • a. vluchten in één van beide of beide richtingen exploiteren;

    • b. verschillende vluchtnummers combineren bij de exploitatie van één luchtvaartuig;

    • c. tussenliggende en verder gelegen punten, zoals gespecificeerd in punt 1 van deze bijlage, en punten op het grondgebied van de partijen bedienen in elke combinatie en in volgorde;

    • d. landingen op een punt of punten overslaan;

    • e. op ieder willekeurig punt verkeer overbrengen van een van haar luchtvaartuigen naar een ander;

    • f. een tussenlanding maken op ieder punt binnen of buiten het grondgebied van een partij;

    • g. doorvoervluchten verrichten via het grondgebied van de andere partij; en

    • h. verkeer op hetzelfde luchtvaartuig combineren, ongeacht de herkomst van dit verkeer.

  • 4. Elke partij verleent elke luchtvaartmaatschappij het recht om de frequentie en capaciteit van het door haar aangeboden internationale luchtvervoer te baseren op commerciële marktgerelateerde overwegingen. Overeenkomstig dit recht mag geen van beide partijen unilateraal beperkingen opleggen met betrekking tot het verkeersvolume, de frequentie of de regelmaat van de vluchten of de door de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij gebruikte types luchtvaartuigen, behalve om douane-, technische, operationele, milieu- of gezondheidsredenen of overeenkomstig artikel 8 (Concurrerend klimaat) van deze Overeenkomst.

  • 5. De luchtvaartmaatschappijen van elke partij mogen, binnen het kader van codesharingovereenkomsten, elk punt in een derde land bedienen dat niet is opgenomen in de gespecificeerde routes, voor zover ze geen rechten van de vijfde vrijheid uitoefenen.

  • 6. De in bijlage II, punt 2, bij deze Overeenkomst vervatte overgangsbepalingen en de daarbij voorziene uitbreiding van rechten zijn van toepassing op deze bijlage.

Bijlage II. Overgangsbepalingen

  • 1. De tenuitvoerlegging en toepassing door de Republiek Moldavië van alle bepalingen van de in bijlage III bij deze Overeenkomst vermelde luchtvervoerswetgeving van de Europese Unie, met uitzondering van de in bijlage III, deel D, van deze Overeenkomst vermelde wetgeving inzake beveiliging, wordt geëvalueerd onder de verantwoordelijkheid van de Europese Unie; deze evaluatie wordt gevalideerd door een beslissing van het Gemengd Comité. Deze evaluatie wordt uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst uitgevoerd.

  • 2. Onverminderd de bepalingen van bijlage I bij deze Overeenkomst omvatten de in deze Overeenkomst overeengekomen diensten en gespecificeerde routes, tot het ogenblik waarop de in bijlage II, punt 1, van deze Overeenkomst vermelde beslissing wordt vastgesteld, voor de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen niet het recht om rechten van de vijfde vrijheid uit te oefenen, behalve de rechten die al waren toegestaan uit hoofde van bilaterale overeenkomsten tussen de Republiek Moldavië en de lidstaten van de Europese Unie, ook niet voor luchtvaartmaatschappijen uit de Republiek Moldavië tussen punten op het grondgebied van de Europese Unie.

    Na de vaststelling van de in punt 1 van bijlage II vermelde beslissing hebben de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen het recht om rechten van de vijfde vrijheid uit te oefenen, inclusief voor luchtvaartmaatschappijen uit de Republiek Moldavië tussen punten op het grondgebied van de Europese Unie.

  • 3. De tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake luchtvaartbeveiliging door de Republiek Moldavië wordt geëvalueerd onder de verantwoordelijkheid van de Europese Unie; deze evaluatie wordt gevalideerd door een beslissing van het Gemengd Comité. Deze evaluatie wordt uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst uitgevoerd. Ondertussen past de Republiek Moldavië ECAC Doc 30 toe.

  • 4. Aan het einde van de overgangsperiode wordt het vertrouwelijke deel van de beveiligingswetgeving, zoals vermeld in bijlage III, deel D, bij deze Overeenkomst, ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit van de Republiek Moldavië, voor zover een overeenkomst wordt gesloten over de uitwisseling van gevoelige beveiligingsinformatie, inclusief EU-gerubriceerde informatie.

  • 5. De geleidelijke overgang van de Republiek Moldavië naar de volledige toepassing van de in bijlage III bij deze Overeenkomst vermelde wetgeving van de Europese Unie inzake luchtvervoer kan regelmatig worden beoordeeld. De beoordelingen worden uitgevoerd door de Europese Commissie, in samenwerking met de Republiek Moldavië.

  • 6. Vanaf de in punt 1 van deze bijlage vermelde datum van de beslissing, past de Republiek Moldavië regels voor de afgifte van exploitatievergunningen toe die in wezen gelijkwaardig zijn aan die van hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap. De bepalingen van artikel 4 (Wederzijdse erkenning van regelgevende vaststellingen met betrekking tot deugdelijkheid, eigendom van en zeggenschap over luchtvaartmaatschappijen) van deze Overeenkomst, welke betrekking hebben op de wederzijdse erkenning van de deugdelijkheids- en/of nationaliteitvaststellingen door de bevoegde autoriteiten van de Republiek Moldavië, worden door de bevoegde autoriteiten van de Europese Unie toegepast nadat het Gemengd Comité heeft bevestigd dat de Republiek Moldavië dergelijke regels met betrekking tot de afgifte van exploitatievergunningen volledig toepast.

  • 7. Onverminderd een beslissing van het Gemengd Comité of een beslissing in het kader van artikel 24 (Vrijwaringsmaatregelen), kunnen luchtvaartuigen die op de datum van ondertekening in het register van de Republiek Moldavië zijn opgenomen en worden gebruikt door exploitanten die onder de regelgevende controle van de Republiek Moldavië staan, maar waarvoor geen typecertificaat is afgegeven overeenkomstig de relevante EU-wetgeving van deel C van bijlage III bij deze Overeenkomst, worden beheerd onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten van de Republiek Moldavië overeenkomstig de toepasselijke nationale voorschriften van de Republiek Moldavië tot:

    • a. 1 januari 2017 voor bepaalde vliegtuigen die alleen voor vrachtvervoer worden gebruikt;

    • b. 31 december 2022 voor bepaalde helikopters die worden ingezet voor zoek- en reddingsopdrachten, luchtwerk, opleiding, noodopdrachten, landbouw- en humanitaire vluchten overeenkomstig de exploitatiecertificaten van de respectieve maatschappijen,

    voor zover de luchtvaartuigen voldoen aan de internationale luchtvaartveiligheidsnormen die krachtens het Verdrag zijn vastgesteld. Dergelijke luchtvaartuigen genieten geen rechten uit hoofde van deze Overeenkomst en worden niet ingezet op routes naar, van of in de Europese Unie.

    Tijdens de overgangsfase mag het aantal luchtvaartuigen in het register van de Republiek Moldavië dat niet beschikt over een typecertificaat dat is afgegeven overeenkomstig de relevante EU-wetgeving, niet meer dan 53 bedragen tot 1 januari 2017; daarna mag dit aantal niet meer dan 36 bedragen en uiterlijk op 31 december 2022 moeten deze luchtvaartuigen volledig zijn uitgefaseerd.

Bijlage III. (Wordt regelmatig geactualiseerd)

Regels die van toepassing zijn op de burgerluchtvaart

De „toepasselijke bepalingen” van de volgende besluiten zijn van toepassing overeenkomst, tenzij anders bepaald in bijlage II bij deze overeenkomst (overgangsbepalingen). Zo nodig worden specifieke aanpassingen voor elk afzonderlijk besluit hieronder vermeld.

A. Markttoegang en aanverwante kwesties

Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (herschikking) (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikel 2, artikel 23, lid 1, artikel 24, bijlage I, hoofdstuk II, overeenkomstig punt 6 van bijlage II bij de overeenkomst.

Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van „slots” op communautaire luchthavens (PB L 14 van 22.1.1993, blz. 1), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 894/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 mei 2002 (PB L 142 van 31.5.2002, blz. 3),

Verordening (EG) nr. 1554/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 (PB L 221 van 4.9.2003, blz. 1),

Verordening (EG) nr. 793/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 50),

Verordening (EG) nr. 545/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 (PB L 167 van 29.6.2009, blz. 24),

Verordening (EU) 2020/459 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 (PB L 99 van 31.3.2020, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 12, artikel 14, artikel 14 bis, lid 2. Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, wordt „de Commissie” gelezen als „het gemengd comité”.

Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap (PB L 272 van 25.10.1996, blz. 36).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 9, artikelen 11 tot en met 21, bijlage; voor de toepassing van artikel 20, lid 2, wordt „de Commissie” gelezen als „het gemengd comité”.

Verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en vliegtuigexploitanten (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 1), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 285/2010 van de Commissie van 6 april 2010 (PB L 87 van 7.4.2010, blz. 19),

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1118 van de Commissie van 27 april 2020 (PB L 243 van 29.7.2020, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 8.

Richtlijn 2009/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavenheffingen (PB L 70 van 14.3.2009, blz. 11).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 11.

B. Luchtverkeersbeheer

Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de kaderverordening) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34). Toepasselijke bepalingen: artikel 1, met uitzondering van artikel 1, lid 4.

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 4, artikel 6, en artikelen 9 tot en met 13.

Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de luchtvaartnavigatiedienstenverordening) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 10), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34). Toepasselijke bepalingen: artikel 2.

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 18, bijlage I.

Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de luchtruimverordening) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 20), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34). Toepasselijke bepalingen: artikel 3.

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 9.

Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging (de interoperabiliteitsverordening) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 26), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34). Toepasselijke bepalingen: artikel 4.

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I tot en met V.

Prestaties en tarieven

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/317 van de Commissie van 11 februari 2019 tot vaststelling van een prestatie- en heffingsregeling in het gemeenschappelijk Europees luchtruim en tot intrekking van Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 390/2013 en (EU) nr. 391/2013 (PB L 56 van 25.2.2019, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: de werkingssfeer en toepassing moeten worden besproken.

Netwerkfuncties

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/123 van de Commissie van 24 januari 2019 tot vaststelling van nadere regels voor de uitvoering van de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 677/2011 van de Commissie (PB L 28 van 31.1.2019, blz. 1).

Verordening (EU) nr. 255/2010 van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de regeling van luchtverkeersstromen (PB L 80 van 26.3.2010, blz. 10), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1),

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1006 van de Commissie van 22 juni 2016 (PB L 165 van 23.6.2016, blz. 8), Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2159 van 20 november 2017 (PB L 304 van 21.11.2017, blz. 45).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 15, bijlagen.

Interoperabiliteit

Verordening (EG) nr. 1032/2006 van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen voor automatische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden (PB L 186 van 7.7.2006, blz. 27), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 30/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 (PB L 13 van 17.1.2009, blz. 20).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 9, bijlagen I tot en met V.

Verordening (EG) nr. 1033/2006 van de Commissie van 4 juli 2006 tot vaststelling van de vereisten inzake de procedures voor vliegplannen in de aan de vlucht voorafgaande fase in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (PB L 186 van 7.7.2006, blz. 46), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 929/2010 van de Commissie van 18 oktober 2010 (PB L 273 van 19.10.2010, blz. 4),

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1),

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 428/2013 van de Commissie van 8 mei 2013 (PB L 127 van 9.5.2013, blz. 23),

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2120 van de Commissie van 2 december 2016 (PB L 329 van 3.12.2016, blz. 70),

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/139 van de Commissie van 29 januari 2018 (PB L 25 van 30.1.2018, blz. 4).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 5, bijlage.

Verordening (EG) nr. 633/2007 van de Commissie van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepassing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden (PB L 146 van 8.6.2007, blz. 7), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 283/2011 van de Commissie van 22 maart 2011 (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 23).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 6, bijlagen I tot en met IV.

Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 13 van 17.1.2009, blz. 3), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/310 van de Commissie van 26 februari 2015 (PB L 56 van 27.2.2015, blz. 30),

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1170 van de Commissie van 8 juli 2019 (PB L 183 van 9.7.2019, blz. 6),

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2012 van de Commissie van 29 november 2019 (PB L 312 van 3.12.2019, blz. 95),

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/208 van de Commissie van 14 februari 2020 (PB L 43 van 17.2.2020, blz. 72).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 14, bijlagen I, II en III.

Verordening (EG) nr. 262/2009 van de Commissie van 30 maart 2009 tot vaststelling van de eisen inzake de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (PB L 84 van 31.3.2009, blz. 20), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2345 van 14 december 2016 (PB L 348 van 21.12.2016, blz. 11).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 12, bijlagen I tot en met VI.

Verordening (EU) nr. 73/2010 van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van de kwaliteitseisen voor luchtvaartgegevens en -informatie voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 23 van 27.1.2010, blz. 6), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1029/2014 van de Commissie van 26 september 2014 (PB L 284 van 30.9.2014, blz. 9),

en met ingang van 27 januari 2022 ingetrokken bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/469 van de Commissie.

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 13, bijlagen I tot en met X.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1206/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen inzake de identificatie van luchtvaartuigen voor de surveillance in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 305 van 23.11.2011, blz. 23), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/587 van 29 april 2020 (PB L 138 van 30.4.2020, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 11, bijlagen I tot en met VII.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1207/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen voor de prestaties en interoperabiliteit van surveillance voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 305 van 23.11.2011, blz. 35), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1028/2014 van de Commissie van 26 september 2014 (PB L 284 van 30.9.2014, blz. 7),

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/386 van de Commissie van 6 maart 2017 (PB L 59 van 7.3.2017, blz. 34),

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/587 van de Commissie van 29 april 2020 (PB L 138 van 30.4.2020, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 14, bijlagen I tot en met IX.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 van de Commissie van 16 november 2012 tot vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 320 van 17.11.2012, blz. 14), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 657/2013 van de Commissie van 10 juli 2013 (PB L 190 van 11.7.2013, blz. 37),

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2345 van de Commissie van 14 december 2016 (PB L 348 van 21.12.2016, blz. 11),

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2160 van de Commissie van 20 november 2017 (PB L 304 van 21.11.2017, blz. 47).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 14, bijlagen I tot en met V.

SESAR

Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de verwezenlijking van een nieuwe generatie Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar) (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008 (PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12), Verordening (EU) nr. 721/2014 van de Raad van 16 juni 2014 (PB L 192 van 1.7.2014, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: de werkingssfeer en toepassing moeten worden besproken.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 409/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 inzake de definitie van gemeenschappelijke projecten, de vaststelling van governance en de identificatie van stimulansen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer (PB L 123 van 4.5.2013, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 15.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 716/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 betreffende de vaststelling van het gemeenschappelijk proefproject ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europese masterplan voor luchtverkeersbeheer (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 19).

Luchtruim

Verordening (EG) nr. 2150/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor een flexibel gebruik van het luchtruim (PB L 342 van 24.12.2005, blz. 20).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 9, bijlage.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en

-procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1),

als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2015/340 van de Commissie van 20 februari 2015 (PB L 63 van 6.3.2015, blz. 1), Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1185 van de Commissie van 20 juli 2016 (PB L 196 van 21.7.2016, blz. 3),

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/469 van de Commissie van 14 februari 2020 (PB L 104 van 3.4.2020, blz. 1), als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1177 van de Commissie (PB L 259 van 10.8.2020, blz. 12),

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/886 van de Commissie van 26 juni 2020 (PB L 205 van 29.6.2020, blz. 14). Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 10 en bijlage, met inbegrip van de aanhangsels.

FAB

Verordening (EU) nr. 176/2011 van de Commissie van 24 februari 2011 inzake de informatie die moet worden verstrekt vóór de vaststelling en wijziging van een functioneel luchtruimblok (PB L 51 van 25.2.2011, blz. 2).

C. Veiligheid van de luchtvaart

Basisverordening

Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 30, artikelen 33 tot en met 94, artikel 95, lid 2, artikelen 96 tot en met 112, artikelen 114 tot en met 131, artikel 132, lid 2, relevante bijlagen.

Normaliseringsinspecties

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 628/2013 van de Commissie van 28 juni 2013 inzake de werkmethoden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van normaliseringsinspecties en het toezicht op de toepassing van de regels van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 736/2006 van de Commissie (PB L 179 van 29.6.2013, blz. 46).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 26.

Luchtvaartterreinen

Verordening (EU) nr. 139/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 44 van 14.2.2014, blz. 1), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2018/401 van de Commissie van 14 maart 2018 (PB L 72 van 15.3.2018, blz. 17).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I tot en met IV.

ATM/ANS

Verordening (EU) 2015/340 van de Commissie van 20 februari 2015 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot vergunningen en certificaten van luchtverkeersleiders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 805/2011 van de Commissie (PB L 63 van 6.3.2015, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I tot en met IV.

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie van 1 maart 2017 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor verleners van luchtverkeersbeheers-/luchtvaartnavigatiediensten en andere netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en het toezicht daarop, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 482/2008, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 en (EU) 2016/1377 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 677/2011 (PB L 62 van 8.3.2017, blz. 1), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/469 van de Commissie van 14 februari 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 923/2012, Verordening (EU) nr. 139/2014 en Verordening (EU) 2017/373, voor wat betreft de voorschriften voor luchtverkeersbeheers-/luchtvaartnavigatiediensten, het ontwerp van luchtruimstructuren en de gegevenskwaliteit, en de veiligheid van start- en landingsbanen, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 73/2010 (PB L 104 van 3.4.2020, blz. 1), als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1177 van de Commissie (PB L 259 van 10.8.2020, blz. 12).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 10, bijlagen.

Bemanningen

Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie van 30 maart 2012 (PB L 100 van 5.4.2012, blz. 1), Verordening (EU) nr. 70/2014 van de Commissie van 27 januari 2014 (PB L 23 van 28.1.2014, blz. 25), Verordening (EU) nr. 245/2014 van de Commissie van 13 maart 2014 (PB L 74 van 14.3.2014, blz. 33), Verordening (EU) 2015/445 van de Commissie van 17 maart 2015 (PB L 74 van 18.3.2015, blz. 1), Verordening (EU) 2016/539 van de Commissie van 6 april 2016 (PB L 91 van 7.4.2016, blz. 1), Verordening (EU) 2018/1065 van de Commissie van 27 juli 2018 (PB L 192 van 30.7.2018, blz. 31), Verordening (EU) 2018/1119 van de Commissie van 31 juli 2018 (PB L 204 van 13.8.2018, blz. 13),

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1974 van de Commissie van 14 december 2018 (PB L 326 van 20.12.2018, blz. 1), Uitvoeringsverordening (EU) 2019/27 van de Commissie van 19 december 2018 (PB L 8 van 10.1.2019, blz. 1), Uitvoeringsverordening (EU) 2019/430 van de Commissie van 18 maart 2019 (PB L 75 van 19.3.2019, blz. 66), Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1747 van de Commissie van 15 oktober 2019 (PB L 268 van 22.10.2019, blz. 23), Uitvoeringsverordening (EU) 2020/359 van de Commissie van 4 maart 2020 (PB L 67 van 5.3.2020, blz. 82), Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/723 van de Commissie van 4 maart 2020 (PB L 170 van 2.6.2020, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 11, bijlagen I tot en met IV.

Eisen inzake het gebruik van het luchtruim

Verordening (EU) nr. 1332/2011 van de Commissie van 16 december 2011 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht (PB L 336 van 20.12.2011, blz. 20), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2016/583 van de Commissie van 15 april 2016 (PB L 101 van 16.4.2016, blz. 7). Toepasselijke bepalingen: artikelen 1, 2 en 3, bijlage.

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1048 van de Commissie van 18 juli 2018 tot vaststelling van eisen voor het gebruik van het luchtruim en vluchtuitvoeringsprocedures in verband met prestatiegebaseerde navigatie (PB L 189 van 26.7.2018, blz. 3).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 7, bijlage.

Vluchtuitvoeringen

Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 800/2013 van de Commissie van 14 augustus 2013 (PB L 227 van 24.8.2013, blz. 1), Verordening (EU) nr. 71/2014 van de Commissie van 27 januari 2014 (PB L 23 van 28.1.2014, blz. 27), Verordening (EU) nr. 83/2014 van de Commissie van 29 januari 2014 (PB L 28 van 31.1.2014, blz. 17), Verordening (EU) nr. 379/2014 van de Commissie van 7 april 2014 (PB L 123 van 24.4.2014, blz. 1), Verordening (EU) 2015/140 van de Commissie van 29 januari 2015 (PB L 24 van 30.1.2015, blz. 5), Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18), Verordening (EU) 2015/1329 van de Commissie van 31 juli 2015 (PB L 206 van 1.8.2015, blz. 21), Verordening (EU) 2015/2338 van de Commissie van 11 december 2015 (PB L 330 van 16.12.2015, blz. 1), Verordening (EU) 2016/1199 van de Commissie van 22 juli 2016 (PB L 198 van 23.7.2016, blz. 13), Verordening (EU) 2017/363 van de Commissie van 1 maart 2017 (PB L 55 van 2.3.2017, blz. 1), Verordening (EU) 2018/394 van de Commissie van 13 maart 2018 (PB L 71 van 14.3.2018, blz. 1), Verordening (EU) 2018/1042 van de Commissie van 23 juli 2018 (PB L 188 van 25.7.2018, blz. 3),

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1975 van de Commissie van 14 december 2018 (PB L 326 van 20.12.2018, blz. 53),

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1384 van de Commissie van 24 juli 2019 (PB L 228 van 4.9.2019, blz. 106), Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1387 van 1 augustus 2019 (PB L 229 van 5.9.2019, blz. 1.

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 9 bis, bijlagen I tot en met VIII.

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie van 14 december 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels inzake vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen en de afgifte van bewijzen van bevoegdheid voor cockpitbemanning van zweefvliegtuigen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 326 van 20.12.2018, blz. 64), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/358 van 4 maart 2020 (PB L 67 van 5.3.2020, blz. 57).

Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie van 13 maart 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 71 van 14.3.2018, blz. 10), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/357 van 4 maart 2020 (PB L 67 van 5.3.2020, blz. 34).

Initiële luchtwaardigheid

Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 7/2013 van de Commissie van 8 januari 2013 (PB L 4 van 9.1.2013, blz. 36), Verordening (EU) nr. 69/2014 van de Commissie van 27 januari 2014 (PB L 23 van 28.1.2014, blz. 12), Verordening (EU) 2015/1039 van de Commissie van 30 juni 2015 (PB L 167 van 1.7.2015, blz. 1),

Verordening (EU) 2016/5 van de Commissie van 5 januari 2016 (PB L 3 van 6.1.2016, blz. 3),

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/897 van de Commissie van 12 maart 2019 (PB L 144 van 3.6.2019, blz. 1), Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/570 van de Commissie van 28 januari 2020 (PB L 132 van 27.4.2020, blz. 1). Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 10, bijlage I.

Permanente luchtwaardigheid

Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2015/1088 van de Commissie van 3 juli 2015 (PB L 176 van 7.7.2015, blz. 4), Verordening (EU) 2015/1536 van de Commissie van 16 september 2015 (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 16), Verordening (EU) 2018/1142 van de Commissie van 14 augustus 2018 (PB L 207 van 16.8.2018, blz. 2), Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1383 van de Commissie van 8 juli 2019 (PB L 228 van 4.9.2019, blz. 1),

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1384 van de Commissie van 24 juli 2019 (PB L 228 van 4.9.2019, blz. 106), Uitvoeringsverordening (EU) 2020/270 van 25 februari 2020 (PB L 56 van 27.2.2020, blz. 20).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 6, bijlagen I tot en met IV.

Aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties

Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/133 van 28 januari 2019 (PB L 25 van 29.1.2019, blz. 14). Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 5, bijlagen.

EU-veiligheidslijst

Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 15), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 596/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 14), Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1), Verordening (EU) 2019/1243 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 241).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 13, bijlage.

Verordening (EG) nr. 473/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap (PB L 84 van 23.3.2006, blz. 8).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 6, bijlagen A, B en C.

Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaart maatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap (PB L 84 van 23.3.2006, blz. 14), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordeningen van de Commissie.

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 en 2, bijlagen A en B.

Rapportage van voorvallen

Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 7, artikel 9, lid 3, artikel 10, leden 2, 3 en 4, artikel 11, leden 1 en 7, artikel 13, met uitzondering van lid 9, artikelen 14, 15, 16 en 21, bijlagen I, II en III.

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 van de Commissie van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waarbij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën (PB L 163 van 30.6.2015, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikel 1, bijlagen I tot en met V.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1128 van de Commissie van 1 juli 2019 inzake de toegangsrechten tot de veiligheidsaanbevelingen en antwoorden die zijn opgeslagen in het Europees centraal register en tot intrekking van Besluit 2012/780/EU (PB L 177 van 2.7.2019, blz. 112).

Onderzoek naar ongevallen

Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18), Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 23, met uitzondering van artikel 7, lid 4, en van artikel 19 (ingetrokken bij Verordening (EU) nr. 376/2014).

Platforminspecties

Verordening (EG) nr. 351/2008 van de Commissie van 16 april 2008 tot uitvoering van Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het geven van prioriteit aan platforminspecties van luchtvaartuigen die gebruikmaken van luchthavens in de Gemeenschap (PB L 109 van 19.4.2008, blz. 7).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1, 2 en 3.

Andere

Verordening (EG) nr. 768/2006 van de Commissie van 19 mei 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de verzameling en uitwisseling van informatie over de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruikmaken van luchthavens in de Gemeenschap en het beheer van het informatiesysteem (PB L 134 van 20.5.2006, blz. 16).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 6.

D. Beveiliging van de luchtvaart

Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 15, artikelen 18 en 21, bijlage.

Verordening (EU) nr. 18/2010 van de Commissie van 8 januari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat specificaties voor nationale van kwaliteitscontrole programma’s op het gebied van beveiliging van de burgerluchtvaart betreft (PB L 7 van 12.1.2010, blz. 3).

Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart (PB L 91 van 3.4.2009, blz. 7), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 297/2010 van de Commissie van 9 april 2010 (PB L 90 van 10.4.2010, blz. 1), Verordening (EU) nr. 720/2011 van de Commissie van 22 juli 2011 (PB L 193 van 23.7.2011, blz. 19), Verordening (EU) nr. 1141/2011 van de Commissie van 10 november 2011 (PB L 293 van 11.11.2011, blz. 22), Verordening (EU) nr. 245/2013 van de Commissie van 19 maart 2013 (PB L 77 van 20.3.2013, blz. 5).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 en 2, bijlage.

Verordening (EU) nr. 1254/2009 van de Commissie van 18 december 2009 tot vaststelling van criteria waaraan lidstaten moeten voldoen om te mogen afwijken van de gemeenschappelijke basisnormen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart en om alternatieve beveiligingsmaatregelen te mogen vaststellen (PB L 338 van 19.12.2009, blz. 17), als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2016/2096 van de Commissie van 30 november 2016 (PB L 326 van 1.12.2016, blz. 7).

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie van 5 november 2015 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (PB L 299 van 14.11.2015, blz. 1), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2426 van de Commissie van 18 december 2015 (PB L 334 van 22.12.2015, blz. 5), Uitvoeringsverordening (EU) 2017/815 van de Commissie van 12 mei 2017 (PB L 122 van 13.5.2017, blz. 1), Uitvoeringsverordening (EU) 2018/55 van de Commissie van 9 januari 2018 (PB L 10 van 13.1.2018, blz. 5), Uitvoeringsverordening (EU) 2019/103 van 23 januari 2019 (PB L 21 van 24.1.2019, blz. 13), Uitvoeringsverordening (EU) 2019/413 van de Commissie van 14 maart 2019 (PB L 73 van 15.3.2019, blz. 98), Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1583 van de Commissie van 25 september 2019 (PB L 246 van 26.9.2019, blz. 15), Uitvoeringsverordening (EU) 2020/111 van 13 januari 2020 (PB L 21 van 27.1.2020, blz. 1).

Uitvoeringsbesluit C(2015) 8005 van de Commissie van 16 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging, zoals vermeld in artikel 18, punt a), van Verordening (EG) nr. 300/2008, en de wijzigingen daarvan.

Toepasselijke bepalingen: zoals vermeld in punt 3 van bijlage II „Overgangsbepalingen”.

E. Milieu

Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PB L 189 van 18.7.2002, blz. 12), zoals gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1137/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 (PB L 311 van 21.11.2008, blz. 1),

Verordening (EU) 2015/996 van de Commissie van 19 mei 2015 (PB L 168 van 1.7.2015, blz. 1). Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 12, bijlagen I tot en met VI.

Richtlijn 2006/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de regulering van de exploitatie van de vliegtuigen van boekdeel I, deel II, hoofdstuk 3, tweede uitgave (1988) van bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (gecodificeerde versie) (PB L 374 van 27.12.2006, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 5, bijlagen I en II.

Verordening (EU) nr. 598/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de vaststelling van regels en procedures voor de invoering van geluidsgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Unie binnen het kader van een evenwichtige aanpak, en tot intrekking van Richtlijn 2002/30/EG (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 65).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I en II.

F. Sociale aspecten

Richtlijn 2000/79/EG van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers' Association (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA) (PB L 302 van 1.12.2000, blz. 57).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 2 en 3, bijlage.

Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9).

Zoals van toepassing op de luchtvaart.

G. Consumentenbescherming

Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (PB L 285 van 17.10.1997, blz. 1), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002 (PB L 140 van 30.5.2002, blz. 2).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 6, bijlage.

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 16.

Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 1).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 16, bijlagen I en II.

H. Overige wetgeving

Verordening (EG) nr. 80/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 inzake een gedragscode voor geautomatiseerde boekingssystemen en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad (PB L 35 van 4.2.2009, blz. 47).

Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 11, bijlagen.

Bijlage IV. Lijst van andere landen waarnaar wordt verwezen in de artikelen 3 en 4 en in bijlage I

  • 1. De Republiek IJsland (krachtens de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte);

  • 2. Het Vorstendom Liechtenstein (krachtens de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte);

  • 3. Het Koninkrijk Noorwegen (krachtens de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte);

  • 4. De Zwitserse Bondsstaat (krachtens de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer).

  1. Overeenkomstig Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999. ^ [1]
  2. Onder „landen die deelnemen aan het Europees Nabuurschapsbeleid” wordt hier verstaan: Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, de bezette Palestijnse gebieden, Syrië, Tunesië en Oekraïne, en dus niet de Republiek Moldavië. ^ [2]
  3. „ECAA-landen” zijn de landen die partij zijn bij de multilaterale overeenkomst tot oprichting van een gemeenschappelijke Europese luchtvaartruimte, namelijk (op de datum van de ondertekening van de overeenkomst): de lidstaten van de Europese Unie, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Republiek IJsland, de Republiek Montenegro, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië en Kosovo onder resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad). ^ [3]
Naar boven