Verdrag tussen Nederland en België inzake de uitoefening der veeartsenijkunst in de grensgemeenten, Brussel, 28-04-1947

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 20-09-1949 t/m heden

Verdrag tussen Nederland en België inzake de uitoefening der veeartsenijkunst in de grensgemeenten

Authentiek : NL

Verdrag tusschen Nederland en België inzake de uitoefening der veeartsenijkunst in de grensgemeenten

Hare Majesteit de Koningin

der Nederlanden

en

Zijne Koninklijke Hoogheid

de Prins-Regent van België,

het wenschelijk geoordeeld hebbende de op 5 Maart 1884 te 's-Gravenhage tusschen Nederland en België gesloten Verklaring inzake de uitoefening der veeartsenijkunst in de wederzijdsche grensgemeenten te herzien, hebben tot Hunne gevolmachtigden benoemd:

Hare Majesteit de Koningin

der Nederlanden:

Z.E. den Heer Baron Binnert Philip van Harinxma thoe Slooten, Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur,

Zijne Koninklijke Hoogheid

de Prins-Regent van België:

den Heer Paul-Henri Spaak, Eerste Minister, Minister van Buitenlandsche Zaken, die, na elkander hunne in goeden en behoorlijken vorm bevonden volmachten te hebben medegedeeld, nopens de navolgende artikelen zijn overeengekomen:

Artikel 1

De Belgische veeartsen, gevestigd in de aan Nederland grenzende Belgische gemeenten en die aldaar bevoegd zijn de veeartsenijkunst uit te oefenen, zullen het recht hebben diezelfde kunst in de aan België grenzende Nederlandsche gemeenten uit te oefenen, en wederkeerig wordt aan de Nederlandsche veeartsen, gevestigd in aan België grenzende Nederlandsche gemeenten, onder dezelfde voorwaarde toegestaan hun kunst uit te oefenen in de aan Nederland grenzende Belgische gemeenten.

Artikel 2

Zij zijn verplicht zich te gedragen naar de wetgeving, welke in het land, waar zij gebruik maken van het recht hun bij het voorgaand artikel verleend, met betrekking tot de uitoefening der veeartsenijkunst van kracht is of zal zijn. Zij zijn verplicht zich eveneens te gedragen naar de administratieve maatregelen in dat land voorgeschreven.

De veeartsen, die zich naar de hierboven bedoelde wettelijke of administratieve bepalingen niet mochten gedragen, zullen verstoken worden van het voorrecht in artikel 1 omschreven.

Artikel 3

De veeartsen, die op de plaats, waar zij gevestigd zijn, bevoegd zijn tot het afleveren van geneesmiddelen, sera, entstoffen en diagnostische middelen, zullen het recht hebben die onder inachtneming van het bepaalde bij artikel 2, evenzeer af te leveren in de grensgemeenten van het andere land ten behoeve van het door hen behandelde vee, wanneer die geneesmiddelen, sera, entstoffen en diagnostische middelen, niet ter plaatse verkrijgbaar zijn.

De overeenkomstig de bepalingen van de vorige alinea afgeleverde geneesmiddelen zullen bij hun invoer aan geenerlei recht hoegenaamd onderworpen zijn.

Artikel 4

De veeartsen van de beide Staten zullen te allen tijde het recht hebben de uit de uitoefening der veeartsenijkunst in het andere land voor hen voortvloeiende inkomsten, vrij over de grens naar de gemeente hunner vestiging te brengen.

Artikel 5

ln de maand Januari van elk jaar zullen de wederzijdsche Regeeringen elkander een staat doen toekomen, vermeldende de namen en standplaatsen der veeartsen, die bevoegd zijn de practijk uit te oefenen in de wederzijdsche grensgemeenten.

Artikel 6

Dit Verdrag, dat in Franschen en Nederlandschen tekst is opgesteld, welke beide teksten authentiek zijn, treedt in de plaats van de Verklaring van 5 Maart 1884.

Het zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zoo spoedig mogelijk worden uitgewisseld te 's-Gravenhage.

Het treedt in werking eene maand na de uitwisseling der akten van bekrachtiging en blijft van kracht tot zes maanden na hare opzegging door eene der twee Partijen.

Ter oorkonde waarvan de wederzijdsche gevolmachtigden dit Verdrag hebben geteekend en van hunne zegels voorzien.

Gedaan in tweevoud te Brussel, den 28en April 1900 zeven en veertig.

(w.g.) VAN HARINXMA THOE SLOOTEN.

(zegel)

Proces-verbaal

De ondergetekenden, Mr. D. U. Stikker, Minister van Buitenlandse Zaken van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en de Heer E. Graeffe, buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur van België te 's-Gravenhage, zijn heden bijeengekomen in het Ministerie van Buitenlandse Zaken te 's-Gravenhage, teneinde de akten van bekrachtiging uit te wisselen van het op 28 April 1947 te Brussel ondertekende verdrag tussen Nederland en België betreffende de uitoefening van de veeartsenijkunst in de grensgemeenten.

Nadat deze akten zijn overgelegd en overeenstemmend bevonden, heeft de uitwisseling ervan plaats gehad.

Bij deze uitwisseling zijn de Nederlandse en Belgische Regeringen overeengekomen, op de hieronder aangegeven wijze, nader te omschrijven de betekenis, die zij voorlopig wensen te geven aan de bepalingen, vervat in artikel 4 van het verdrag nopens de uitoefening der veeartsenijkunde.

Derhalve is het wel verstaan, dat zolang als in een van beide landen bepalingen van kracht blijven nopens de in- of uitvoer van deviezen van een van beide landen, zij, die zich op bedoeld verdrag kunnen beroepen, de inkomsten, die zij uit hun beroepsbezigheden hebben verworven, niet zullen mogen overmaken dan binnen het kader van de verdragsbepalingen, die op monetair gebied tussen de twee landen van kracht zijn.

Ter oorkonde waarvan ondergetekenden dit proces-verbaal hebben opgemaakt en van hun ondertekeningen voorzien.

Gedaan in tweevoud, te 's-Gravenhage, in de Nederlandse en Franse taal, de 20 Augustus 1949.

STIKKER.

Naar boven