Overeenkomst tot economische samenwerking tussen de Regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika, 's-Gravenhage, 02-07-1948

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 28-11-1952 t/m heden

Overeenkomst tot economische samenwerking tussen de Regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika

Authentiek : NL

Overeenkomst tot economische samenwerking tussen de Regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika.

De Nederlandse Regering ter ene zijde en de Regering der Verenigde Staten van Amerika ter andere zijde:

Erkennende, dat het herstel of het behoud in Europese landen van beginselen van persoonlijke vrijheid, vrije instellingen en waarachtige onafhankelijkheid grotendeels berust op het scheppen van gezonde economische voorwaarden, evenwichtige internationale economische verhoudingen, en het bereiken door de Europese landen van een gezonde economie, die onafhankelijk is van buitengewone hulpverlening van buitenaf;

Erkennende, dat een krachtige en welvarende Europese economie essentieel is voor het bereiken van de doeleinden van de Verenigde Naties;

Overwegende, dat het verwezenlijken van zodanige voorwaarden een Europees Herstelplan van eigen hulp en wederkerige samenwerking nodig maakt, dat openstaat voor alle naties, die samenwerken in een zodanig plan, hetwelk gegrond is op een krachtige productie inspanning, de expansie van de buitenlandse handel, het scheppen of het behouden van een intern financieel evenwicht en de ontwikkeling van economische samenwerking, met inbegrip van alle mogelijke maatregelen om gezonde wisselkoersen in te stellen en te behouden en om handelsbelemmeringen te verminderen;

Overwegende, dat ter bevordering van deze beginselen de Nederlandse Regering zich met andere naties die van dezelfde geest zijn bezield, verbonden heeft in een Verdrag nopens Europese Economische Samenwerking, dat te Parijs werd ondertekend op 16 April 1948, waarin de ondertekenende partijen zijn overeengekomen om als haar onmiddellijke taak de uitwerking en de uitvoering van een gemeenschappelijk herstelprogramma ter hand te nemen; en dat de Nederlandse Regering lid is van de, krachtens de bepalingen van genoemd Verdrag, in het leven geroepen Organisatie voor Europese Economische Samenwerking;

Overwegende voorts, dat ter bevordering van deze beginselen de Regering der Verenigde Staten van Amerika de „Economic Cooperation Act of 1948” heeft afgekondigd, welke wet voorziet in het verlenen van bijstand door de Verenigde Staten aan naties, die aan een gemeenschappelijk programma voor Europees herstel deelnemen, ten einde zodanige naties in staat te stellen om door middel van eigen individuele en gemeenschappelijke inspanning onafhankelijk te worden van buitengewone economische hulp van buitenaf;

Constaterende, dat de Nederlandse Regering reeds haar bijval heeft betuigd met de doeleinden en de richtlijnen van de „Economic Cooperation Act of 1948”;

Verlangende om de afspraken vast te leggen, welke regelen het verlenen van bijstand door de Regering der Verenigde Staten van Amerika volgens de „Economic Cooperation Act of 1948”, het ontvangen van zodanige bijstand door de Nederlandse Regering, en de maatregelen, die de twee Regeringen, zowel ieder afzonderlijk als te zamen, zullen nemen ter bevordering van het herstel van Nederland, als een integrerend deel van het gemeenschappelijk programma voor het Europese herstel,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I. (Bijstand en Samenwerking)

  • 1 De Regering der Verenigde Staten van Amerika neemt op zich Nederland bij te staan, door aan de Nederlandse Regering of aan personen, instellingen of organisaties, door laatstgenoemde Regering daartoe aangewezen, zodanige hulp beschikbaar te stellen als door de Nederlandse Regering zou kunnen worden verzocht en goedgekeurd door de Regering van de Verenigde Staten van Amerika. De Regering van de Verenigde Staten van Amerika zal die bijstand verlenen krachtens de voorzieningen en met inachtneming van alle bewoordingen, voorwaarden en bepalingen omtrent beëindiging van de „Economic Cooperation Act of 1948”, en van de daarmee samenhangende wijzigings-, aanvullings- en toewijzingswetten, en zij zal de Nederlandse Regering slechts die goederen, diensten en andere bijstand beschikbaar stellen, tot welker beschikbaarstelling in zodanige wetten machtiging is verleend.

  • 2 De Nederlandse Regering zal, handelend zowel individueel als in het kader van de Organisatie van Europese Economische Samenwerking, overeenkomstig het op 16 April 1948 te Parijs getekende Verdrag tot Europese Economische Samenwerking, aanhoudend alle krachten inspannen, in samenwerking met andere deelnemende landen, om op korte termijn door middel van een gemeenschappelijk herstelprogramma economische voorwaarden in Europa te scheppen, die noodzakelijk zijn voor een duurzame vrede en voorspoed, en om de aan een zodanig gemeenschappelijk herstelprogramma deelnemende landen in Europa in staat te stellen om, binnen de looptijd van deze overeenkomst, onafhankelijk te worden van buitengewone economische hulp van buitenaf. De Nederlandse Regering geeft wederom de verzekering van haar voornemen, om de uitvoering van de bepalingen der Algemene Verplichtingen van het Verdrag nopens Europese Economische Samenwerking ter hand te nemen, om voort te gaan met actieve deelname aan het werk van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking, en om bij voortduring getrouw te blijven aan de doeleinden en richtlijnen van de „Economic Cooperation Act of 1948”.

  • 3 Met betrekking tot hulp, door de Regering van de Verenigde Staten van Amerika aan Nederland verleend, en verschaft uit gebieden buiten de Verenigde Staten van Amerika, haar gebiedsdelen en bezittingen, zal de Nederlandse Regering samenwerken met de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, om te verzekeren, dat de aanschaf plaats zal hebben tegen redelijke prijzen en op redelijke voorwaarden, en op zodanige wijze, dat wordt gezorgd, dat dollars, aldus beschikbaar gesteld aan het land, waaruit de hulp wordt verschaft, gebruikt worden op een wijze, die in overeenstemming is met alle schikkingen, getroffen door de Regering van de Verenigde Staten van Amerika met zulk een land.

Artikel II. (Algemene Verplichtingen)

  • 1 Teneinde een optimaal herstel door het aanwenden van de bijstand, ontvangen van de Regering der Verenigde Staten van Amerika te bereiken, zal de Nederlandse Regering zo goed mogelijk trachten:

    • a) om die maatregelen te nemen of te handhaven, die nodig zijn om een doelmatig en practisch gebruik van alle hulpbronnen, die haar ter beschikking staan, te verzekeren, met inbegrip van:

      • (i) zodanige maatregelen als nodig mochten zijn om te verzekeren, dat de goederen en diensten, verkregen uit hulp, verleend op grond van deze Overeenkomst, gebruikt worden voor doeleinden, die stroken met deze Overeenkomst, en voor zover uitvoerbaar, met de algemene doeleinden, neergelegd in de door de Nederlandse Regering verstrekte schema's ter ondersteuning van de behoeften aan hulpverlening door de Regering der Verenigde Staten van Amerika;

      • (ii) het gadeslaan van — en het toezien op het gebruik van zulke hulpbronnen door middel van een effectief, door de Organisatie van Europese Economische Samenwerking goedgekeurd contrôlesysteem, en

      • (iii) het, voorzover uitvoerbaar, nemen van maatregelen, teneinde vermogensbestanddelen en de opbrengsten daarvan, toebehorende aan Nederlandse onderdanen en aanwezig in de Verenigde Staten van Amerika, hare gebiedsdelen en bezittingen, te localiseren, te identificeren en aan te wenden tot passend gebruik ter bevordering van het gemeenschappelijke Europese herstelprogramma. Deze bepaling legt geen enkele verplichting op de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, om behulpzaam te zijn bij de uitvoering van zodanige maatregelen, noch op de Nederlandse Regering om zodanige vermogensbestanddelen te vervreemden,

    • b) om de ontwikkeling op gezonde economische grondslagen van de industriële en agrarische productie te bevorderen, om de, door de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking vast te stellen productieniveau's te bereiken, en om, wanneer zulks door de Regering der Verenigde Staten van Amerika wordt verlangd, deze Regering van gedetailleerde voorstellen in kennis te stellen omtrent bepaalde door de Nederlandse Regering overwogen projecten, welke voor een belangrijk gedeelte met bijstand, die op grond van deze overeenkomst ter beschikking wordt gesteld, zullen worden uitgevoerd, daaronder begrepen, wanneer enigszins mogelijk, plannen voor de verhoging van de productie van steenkool, staal, transportmiddelen en voedsel,

    • c) om haar munt te stabiliseren, een gezonde wisselkoers in te stellen of te behouden, haar overheidsbegroting in evenwicht te brengen zodra zulks uitvoerbaar is, een interne financiële stabiliteit te creëren of te behouden en, in het algemeen, het vertrouwen in haar munt te herstellen of te handhaven, en

    • d) om samen te werken met andere deelnemende landen tot het vergemakkelijken en stimuleren van een toenemende uitwisseling van goederen en diensten zowel tussen de deelnemende landen als met andere landen, en tot het verminderen van Overheids- en particuliere belemmeringen op handelsgebied tussen hen onderling, en tussen hen en andere landen.

  • 2 De Nederlandse Regering zal, met inachtneming van artikel 8 van het Verdrag nopens Europese Economische Samenwerking, welk artikel beoogt het volledige en doeltreffende gebruik van arbeidskrachten beschikbaar in de verschillende deelnemende landen, in welwillende overweging nemen zodanige voorstellen als in samenwerking met de Internationale Vluchtelingen Organisatie zullen worden gedaan, en die gericht zijn op de zo ruim mogelijke gebruikmaking van arbeidskrachten beschikbaar in ieder van de deelnemende landen, ter bevordering van de verwezenlijking der doeleinden van deze Overeenkomst.

  • 3 De Nederlandse Regering zal de door haar passend geoordeelde maatregelen nemen en daarbij samenwerken met andere deelnemende landen om zakelijke practijken en op de internationale handel betrekking hebbende overeenkomsten van particuliere of Overheidshandelslichamen tegen te gaan, wanneer deze vrije concurrentie belemmeren, de toegang tot markten beperken dan wel monopolistische contrôle bevorderen, in alle gevallen, dat dergelijke practijken of overeenkomsten een storende uitwerking mochten hebben op de verwezenlijking van het gemeenschappelijk Europees herstelprogramma.

Artikel III. (Waarborgen)

  • 1 De Nederlandse Regering en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika zullen, op verzoek van één van beide Regeringen, overleg plegen omtrent projecten in Nederland voorgesteld door onderdanen van de Verenigde Staten van Amerika, met betrekking waartoe de Regering van de Verenigde Staten van Amerika op een voor dat doel geschikte wijze garanties betreffende valuta transfers zou kunnen stellen op grond van artikel 111 (b) (3) van de „Economic Cooperation Act of 1948”.

  • 2 De Nederlandse Regering stemt er mede in, dat, indien de Regering van de Verenigde Staten van Amerika aan iemand betalingen in dollars der Verenigde Staten verricht onder zulk een garantie, alle guldens, of in guldens luidende credieten, toegewezen ten behoeve van of overgemaakt aan de Regering der Verenigde Staten van Amerika overeenkomstig genoemd artikel, erkend zullen worden als bezit van de Regering der Verenigde Staten van Amerika.

Artikel IV. (Locale Munt)

  • 1 De bepalingen van dit artikel zullen slechts van toepassing zijn met betrekking tot bijstand die door de Regering der Verenigde Staten van Amerika kan worden verleend als schenking.

  • 2 De Nederlandse Regering zal een speciale rekening openen bij De Nederlandsche Bank, ten name van de Nederlandse Regering (hieronder aangeduid als Speciale Rekening), en zal op deze rekening guldens storten als volgt:

    • a) de vrij beschikbare saldi van de stortingen verricht door de Nederlandse Regering ingevolge de notawisseling tussen beide Regeringen dd. 20 April 1948;

    • b) de tegenwaarde van de geïndiceerde dollarkosten voor de Regering van de Verenigde Staten van Amerika van goederen, diensten, technische inlichtingen (inclusief eventuele kosten van verwerking, opslag, vervoer, herstel of andere daarmede verband houdende diensten) als schenking aan Nederland ter beschikking gesteld op een der wijzen waartoe de „Economic Cooperation Act of 1948” machtiging verleent, verminderd echter met het bedrag van stortingen, verricht ingevolge de notawisseling waaraan in lid (a) wordt gerefereerd. De Regering van de Verenigde Staten van Amerika zal van tijd tot tijd de Nederlandse Regering in kennis stellen van de geïndiceerde dollarkosten van zodanige goederen, diensten en technische inlichtingen en de Nederlandse Regering zal vervolgens de tegenwaarde in guldens storten op de Speciale Rekening omgerekend tegen de wisselkoers welke zal zijn de pariteit overeengekomen op dat ogenblik met de International Monetary Fund. De Nederlandse Regering kan op ieder ogenblik voorschotstortingen op de Speciale Rekening verrichten, welke stortingen zullen worden gecrediteerd tegen posten voortspruitende uit daarop volgende kennisgevingen ingevolge dit lid.

  • 3 De Regering van de Verenigde Staten van Amerika zal van tijd tot tijd de Nederlandse Regering kennis geven van hetgeen zij in guldens behoeft voor administratieve uitgaven binnen Nederland, verband houdende met de werkzaamheden ingevolge de „Economic Cooperation Act of 1948” en de Nederlandse Regering zal vervolgens zodanige bedragen ter beschikking stellen uit enig saldo van de Speciale Rekening op de wijze zoals verzocht door de Regering van de Verenigde Staten van Amerika in haar kennisgeving.

  • 4 [Red: De tekst van de vertaling is niet beschikbaar.]

  • 5 De Nederlandse Regering zal verder zodanige guldensbedragen uit enig saldo van de Speciale Rekening beschikbaar stellen, als nodig zijn ter dekking van transportkosten (inclusief haven-, opslag-, manipulatie- en dergelijke kosten) van enige plaats van binnenkomst in Nederland tot aan de door de geconsigneerde aangegeven plaats van aflevering in Nederland van de reliefgoederen en pakketten als genoemd in artikel VI.

  • 6 De Nederlandse Regering kan trekken op enig overblijvend saldo van de Speciale Rekening voor zodanige doeleinden als van tijd tot tijd kunnen worden overeengekomen met de Regering van de Verenigde Staten van Amerika. Bij het overwegen van voorstellen gedaan door de Nederlandse Regering tot het trekken op de Speciale Rekening zal de Regering van de Verenigde Staten rekening houden met de behoefte tot bevordering of handhaving van interne monetaire en financiële stabilisatie in Nederland en tot het stimuleren van productieve bedrijvigheid en van de internationale handel en de exploratie en de ontwikkeling van nieuwe bronnen van rijkdom binnen Nederland, daaronder in het bijzonder gerekend:

    • (a) uitgaven voor projecten of programma's, inclusief die, welke deel uitmaken van een veelomvattend programma tot ontwikkeling van de productiecapaciteit van Nederland en de andere deelnemende landen, alsmede voor projecten of programma's, waarvan de kosten buitenslands worden gedekt door hulp verleend door de Regering van de Verenigde Staten van Amerika ingevolge de „Economic Cooperation Act of 1948” of anderszins, dan wel door leningen van de International Bank for Reconstruction and Development;

    • (b) uitgaven voor de onderzoekingen betreffende en de ontwikkeling van additionele productie van materialen, welke nodig mochten zijn in de Verenigde Staten wegens tekorten of potentiële tekorten in de hulpbronnen van de Verenigde Staten van Amerika, en

    • (c) doeltreffende vermindering van de nationale schuld, in het bijzonder schuld ondergebracht bij de centrale bank of andere bankinstellingen.

  • 7 Over ieder vrij beschikbaar saldo, anders dan niet uitgegeven bedragen, waaraan bestemming is gegeven volgens lid 4 van dit artikel, overblijvend op de Speciale Rekening op 30 Juni 1952, zal in Nederland worden beschikt voor zodanige doeleinden als hierna overeen te komen tussen de Regeringen van Nederland en de Verenigde Staten van Amerika, met dien verstande, dat de Overeenkomst van de zijde der Verenigde Staten van Amerika onderhevig zal zijn aan goedkeuring bij de wet of een „joint resolution” van het Congres van de Verenigde Staten van Amerika.

Artikel V. (Toegang tot grondstoffen en materialen)

  • 1 De Nederlandse Regering zal de overdracht aan de Verenigde Staten van Amerika, van grondstoffen en materialen, afkomstig uit Nederland, voor voorraadvorming of andere doeleinden, vergemakkelijken, welke grondstoffen en materialen de Verenigde Staten van Amerika behoeven als gevolg van tekorten of potentiële tekorten in hun eigen hulpbronnen, tegen zodanige redelijke verkoop-, uitwisselings-, ruil- of andere voorwaarden en in zodanige hoeveelheden en voor een zodanig tijdvak, als overeengekomen zal worden tussen de Regeringen van Nederland en de Verenigde Staten van Amerika, met behoorlijke inachtneming van de redelijke behoeften van Nederland aan zulke grondstoffen en materialen voor binnenlands gebruik en voor export op commerciële basis. De Nederlandse Regering zal zodanige bijzondere maatregelen nemen als nodig mochten zijn om de bepalingen van dit lid ten uitvoer te leggen, met inbegrip van de bevordering van de productieverhoging van dergelijke grondstoffen in Nederland en de opheffing van alle belemmeringen voor de overdracht van dergelijke grondstoffen aan de Verenigde Staten van Amerika. De Nederlandse Regering zal, indien de Regering van de Verenigde Staten van Amerika zulks verzoekt, in onderhandeling treden, betreffende gedetailleerde regelingen, nodig voor de uitvoering van de voorzieningen in dit lid.

  • 2 Met erkenning van het principe van billijkheid in verband met de aantasting van de natuurlijke hulpbronnen van de Verenigde Staten van Amerika en van die van de deelnemende landen zal de Nederlandse Regering, wanneer de Regering van de Verenigde Staten van Amerika haar wens daartoe kenbaar maakt en waar toepasselijk, onderhandelingen voeren over (a) een toekomstig schema van hetgeen als minimum aan de Verenigde Staten van Amerika ter beschikking kan worden gesteld voor toekomstige koop en levering tegen wereldmarktprijzen van een redelijk deel van de grondstoffen en materialen, afkomstig uit Nederland, die de Verenigde Staten van Amerika nodig zullen hebben als gevolg van tekorten of potentiële tekorten van hun eigen hulpbronnen, ten einde de toegang van de Amerikaanse Industrie tot een redelijk aandeel in zulke grondstoffen en materialen te beschermen, hetzij in percentages van de productie, hetzij in bepaalde hoeveelheden; (b) overeenkomsten, welke behoorlijke bescherming verlenen aan het recht van toegang van iedere burger der Verenigde Staten van Amerika, of van iedere vennootschap, firma of andere associatie, in het leven geroepen onder de wetten van de Verenigde Staten van Amerika, of van een zijner Staten of Gebiedsdelen, en in hoofdzaak en te hunnen voordele toebehorend aan onderdanen van de Verenigde Staten van Amerika, tot de productie-ontwikkeling van zodanige grondstoffen en materialen, en wel onder dezelfde voorwaarden als voor personen van Nederlandse nationaliteit; (c) een door beide partijen overeen te komen schema voor productieverhoging van zodanige grondstoffen en materialen, voor zover in Nederland uitvoerbaar, en voor levering van een overeen te komen percentage van een zodanige verhoogde productie, ter overdracht aan de Verenigde Staten van Amerika op lange termijn, in aanmerking nemende de door de Verenigde Staten van Amerika op grond van deze overeenkomst verleende bijstand.

  • 3 De Nederlandse Regering zal, wanneer de Regering der Verenigde Staten van Amerika zulks verzoekt, samenwerken, waar mogelijk, om de doelstellingen van leden 1 en 2 van dit artikel te bevorderen ten aanzien van grondstoffen en materialen afkomstig van buiten Nederland.

Artikel VI. (Reisovereenkomsten en aanvoer van relief-goederen)

  • 1 De Nederlandse Regering zal met de Regering der Verenigde Staten van Amerika samenwerken tot het vergemakkelijken en het aanmoedigen van de bevordering en de ontwikkeling van het reizen door burgers van de Verenigde Staten van Amerika, naar en in de deelnemende landen.

  • 2 De Nederlandse Regering zal, wanneer de Regering van de Verenigde Staten van Amerika zulks verlangt, onderhandelingen aanknopen over overeenkomsten (met inbegrip van een voorziening in een vrijstelling van rechten, onder de daartoe passende waarborgen) ter vergemakkelijking van de invoer in Nederland van voorraden relief-goederen geschonken aan of gekocht door vrijwillige, niet op winstbasis werkende Amerikaanse steuncomité's, en van relief-zendingen, afkomstig uit de Verenigde Staten van Amerika en geadresseerd aan personen, wonende in Nederland.

Artikel VII. (Overleg en uitwisseling van berichten)

  • 1 De twee Regeringen zullen op verzoek van één hunner overleg plegen aangaande iedere aangelegenheid, die verband houdt met de toepassing van deze overeenkomst of met handelingen en regelingen uit te voeren op grond van dit Verdrag.

  • 2 De Nederlandse Regering zal de Regering der Verenigde Staten van Amerika op tijd en wijze als door laatstgenoemde Regering na overleg met eerstgenoemde te bepalen, mededeling doen van:

    • (a) gedetailleerde berichten betreffende plannen, programma's en maatregelen, voorgesteld of aangenomen door de Nederlandse Regering tot uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst en van de Algemene Verplichtingen van het Verdrag nopens Europese Economische Samenwerking,

    • (b) volledige verslagen betreffende de handelingen, op grond van deze overeenkomst verricht, met inbegrip van een verslag omtrent het gebruik van fondsen, goederen en diensten ontvangen krachtens deze Overeenkomst; welke verslagen ieder kwartaal moeten worden ingediend,

    • (c) gegevens aangaande haar economie en zodanige andere, terzake dienende informaties als nodig zijn om de gegevens aan te vullen, welke door de Regering der Verenigde Staten van Amerika van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking worden ontvangen, en die de Regering der Verenigde Staten van Amerika nodig zou kunnen hebben om de aard en de omvang van de op grond van de „Economic Cooperation Act of 1948” te verrichten handelingen te bepalen, en om de doelmatigheid van de op grond van deze Overeenkomst verstrekte of beraamde hulpverlening, en in het algemeen, van de vorderingen van het gemeenschappelijke herstelprogramma, te beoordelen.

  • 3 De Nederlandse Regering zal de Regering van de Verenigde Staten van Amerika bijstaan in het verkrijgen van inlichtingen betreffende de uit Nederland afkomstige grondstoffen en materialen, bedoeld in Artikel V, hetgeen noodzakelijk is voor de formulering en uitvoering van de regelingen in dat Artikel voorzien.

Artikel VIII. (Publiciteit)

  • 1 De Nederlandse Regering en de Regering der Verenigde Staten van Amerika erkennen, dat het haar wederzijds belang is, dat volledige openbaarheid worde gegeven aan de oogmerken en de ontwikkeling van het gemeenschappelijk Europees Herstelprogramma en hetgeen verricht wordt ter bevordering van dat programma. Erkend wordt, dat een brede verspreiding van de berichtgeving over de ontwikkeling van het programma wenselijk is, teneinde het begrip voor gezamenlijke inspanning en wederkerige hulpverlening, welke essentieel zijn voor de verwezenlijking van de oogmerken van het programma, te ontwikkelen.

  • 2 De Regering der Verenigde Staten van Amerika zal de verspreiding van zodanige berichtgeving bevorderen en haar beschikbaar stellen aan de organen voor publieke voorlichting.

  • 3 De Nederlandse Regering zal de verspreiding van een dergelijke berichtgeving, zowel rechtstreeks als door middel van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking, aanmoedigen. Zij zal deze berichtgeving ter beschikking stellen van de organen voor publieke voorlichting en zal alle uitvoerbare maatregelen treffen om te verzekeren, dat voor zodanige verspreiding passende faciliteiten worden verleend. Zij zal voorts andere deelnemende landen en de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking volledige voorlichting verstrekken omtrent de vorderingen van het programma voor economisch herstel.

  • 4 De Nederlandse Regering zal in Nederland ieder kwartaal volledige verslagen omtrent de handelingen, verricht op grond van deze overeenkomst, publiceren, met inbegrip van mededelingen omtrent het gebruik van de ontvangen fondsen, goederen en diensten.

Artikel IX. (Missies)

  • 1 De Nederlandse Regering neemt op zich een speciale Missie voor Economische Samenwerking te ontvangen, welke zich in Nederland zal kwijten van de taak der Verenigde Staten van Amerika ingevolge deze overeenkomst.

  • 2 De Nederlandse Regering zal op een daartoe strekkende kennisgeving van de zijde van de Ambassadeur van de Verenigde Staten van Amerika in Nederland, de Speciale Missie en haar personeel en de Bijzondere Vertegenwoordiger van de Verenigde Staten van Amerika in Europa beschouwen als deel uit te maken van de Ambassade van de Verenigde Staten van Amerika in Nederland, opdat deze dezelfde voorrechten en immuniteiten zullen genieten als die, welke aan die Ambassade en haar personeel van overeenkomstige rang zijn toegekend. De Nederlandse Regering zal voorts passende gunsten en beleefdheden verlenen aan de leden en de staf van de Verenigde Commissie voor Buitenlandse Economische Samenwerking van het Congres van de Verenigde Staten van Amerika, en aan deze de faciliteiten en de bijstand verschaffen, welke nodig zijn voor een doeltreffende uitoefening van hun taak.

  • 3 De Nederlandse Regering zal, zowel rechtstreeks als door middel van haar vertegenwoordigers bij de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking, volledige samenwerking verlenen aan de Speciale Missie, de Bijzondere Vertegenwoordiger van de Verenigde Staten van Amerika in Europa en diens staf alsmede aan de leden en de staf van de Verenigde Commissie. Die samenwerking zal inhouden het verstrekken van alle berichten en faciliteiten, nodig voor het observeren van — en het toezicht op de uitvoering van deze overeenkomst met inbegrip van de aanwending van hulp krachtens deze overeenkomst verleend.

Artikel X. (Regeling van vorderingen van onderdanen)

  • 1 De Regeringen van Nederland en de Verenigde Staten van Amerika komen overeen om aan de beslissing van het Internationale Hof van Justitie te onderwerpen iedere vordering, waarin ene Regering ten behoeve van een harer onderdanen zich partij stelt tegenover de andere Regering, en die strekt tot vergoeding van schade, voortspruitende uit overheidsmaatregelen (andere dan maatregelen met betrekking tot vijandelijk vermogen of vijandelijke belangen) genomen na 3 April 1948 door de andere Regering, en aantastende het vermogen of een belang van zodanig onderdaan, daaronder begrepen contracten met — of concessies verleend door terzake bevoegde autoriteiten, behorend tot die andere Regering. Overeenstemming bestaat daarover, dat de verbintenis van elk der beide Regeringen met betrekking tot vorderingen, waarin de andere Regering zich in het voorkomende geval op grond van dit lid partij stelt, wordt aangegaan onder het gezag van — en wordt beperkt door de bewoordingen en voorwaarden van zodanige daadwerkelijke erkenning als tot nu toe is verleend aan de verplichte jurisdictie van het Internationale Hof van Justitie ingevolge Artikel 36 van het Statuut van het Hof. De bepalingen van dit lid zullen in geen enkel opzicht inbreuk maken op andere aan elk der beide Regeringen toekomende rechten, indien bestaande, om het Internationale Hof van Justitie te adieren of tot het zich partij stellen in — en het voorbrengen van rechtsvorderingen, die gegrond zijn op vermeende schendingen door een van beide Regeringen, van rechten en verplichtingen, voortspruitend uit verdragen, overeenkomsten, of grondbeginselen van internationaal recht.

  • 2 De Regeringen van Nederland en van de Verenigde Staten van Amerika komen voorts overeen, dat zodanige rechtsvorderingen in plaats van naar het Hof, naar een nader onderling overeen te komen scheidsgerecht kunnen worden verwezen.

  • 3 Voorts bestaat overeenstemming daarover, dat geen van beide Regeringen overeenkomstig dit Artikel zich partij zal stellen in een vordering, voordat haar betrokken onderdaan alle beschikbare rechtsmiddelen heeft aangewend, welke hem in de administratieve en burgerlijke rechtspleging van het land, waarin de rechtsvordering is ontstaan, ter beschikking staan.

Artikel XI. (Begripsbepalingen)

Zoals gebruikt in deze overeenkomst:

  • (a) betekent „Nederland” „Het Koninkrijk der Nederlanden, omvattende het grondgebied in Europa, Nederlandsch-Indië, Suriname en Curaçao”;

  • (b) betekent „deelnemend land”

    • (i) elk land, dat het rapport van het Comité voor Europese Economische Samenwerking op 22 September 1947 te Parijs ondertekend heeft, benevens de gebieden voor welke het internationale verantwoordelijkheid heeft, en waarop de Overeenkomst tot Economische Samenwerking, gesloten tussen dat land en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika van toepassing is verklaard, en

    • (ii) ieder ander land (met inbegrip van elke bezettingszone van Duitsland, en gebieden onder internationaal bestuur of toezicht alsmede het Vrije Gebied Triest of elk van zijn zones) geheel of gedeeltelijk in Europa gelegen, tezamen met de afhankelijke gebieden onder zijn bestuur;

voor zolang als zulk een land partij is van het Verdrag nopens Europese Economische Samenwerking en een gemeenschappelijk Europees Herstelprogramma aanhangt, ontworpen ter verwezenlijking van de in deze Overeenkomsten gestelde doeleinden.

Artikel XII. (Inwerkingtreding, wijziging en looptijd)

  • 1 Deze Overeenkomst zal heden van kracht worden. Zij zal, ingevolge de bepalingen van de leden 2 en 3 van dit Artikel, van kracht blijven tot 30 Juni 1953, en zal, tenzij tenminste 6 maanden vóór 30 Juni 1953 een van beide Regeringen aan de andere schriftelijk kennis zal hebben gegeven van haar voornemen om op die datum de Overeenkomst te beëindigen, daarna van kracht blijven totdat 6 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop zulk een kennisgeving zal zijn gedaan, zullen zijn verstreken.

  • 2 Indien, gedurende de looptijd van deze Overeenkomst, een van beide Regeringen van oordeel mocht zijn, dat er een fundamentele verandering is gekomen in hetgeen als basis voor deze Overeenkomst is aangenomen, dan zal zij de andere Regering daarvan schriftelijk kennis geven, waarna de twee Regeringen overleg zullen plegen ten einde tot overeenstemming te geraken omtrent amendering, wijziging of beëindiging van deze Overeenkomst. Indien, na verloop van drie maanden, te rekenen vanaf zulk een kennisgeving, de twee Regeringen geen overeenstemming hebben bereikt omtrent hetgeen onder die omstandigheden behoort te worden verricht, kan ieder der beide Regeringen aan de andere schriftelijk kennis geven van haar voornemen om deze Overeenkomst te beëindigen. In dat geval zal, met inachtneming van de bepalingen van lid 3 van dit Artikel, deze Overeenkomst een einde nemen, hetzij

    • (a) zes maanden na de datum van zulk een kennisgeving van het voornemen tot beëindiging, hetzij

    • (b) na zodanig korter tijdsverloop als bij onderlinge overeenkomst voldoende wordt geacht om te verzekeren, dat de verplichtingen van de Nederlandse Regering, voortvloeiende uit hulpverlening, die na de datum van zulk een kennisgeving nog door de Regering der Verenigde Staten van Amerika mocht worden voortgezet, worden nagekomen;

    een en ander evenwel met dien verstande, dat Artikel V en lid 3 van Artikel VII nog van kracht zullen blijven 2 jaar na de datum van een dergelijke kennisgeving van het voornemen tot beëindiging, echter uiterlijk tot 30 Juni 1953.

  • 3 Subsidiaire overeenkomsten en schikkingen, tot stand gekomen op grond van deze Overeenkomst, kunnen van kracht blijven na de datum van beëindiging van deze Overeenkomst, en de geldigheidsduur van zulke subsidiaire overeenkomsten en schikkingen zal worden beheerst door de bepalingen van die overeenkomsten en schikkingen zelve. Artikel IV blijft van kracht totdat over alle bedragen in Nederlandse munt, waarvan storting verplicht is overeenkomstig zijn bewoordingen, zal zijn beschikt op de wijze in dat Artikel voorzien. Lid 2 van Artikel III blijft van kracht zolang als de garantiebetalingen, vermeld in dat Artikel, door de Regering van de Verenigde Staten van Amerika zullen worden verricht.

  • 4 Deze Overeenkomst kan te allen tijde bij overeenkomst tussen beide Regeringen worden geamendeerd.

  • 5 De Bijlage van deze Overeenkomst vormt daarvan een integrerend deel.

  • 6 Deze Overeenkomst zal worden geregistreerd bij het Secretariaat-Generaal der Verenigde Naties.

Ten blijke waarvan de respectieve vertegenwoordigers, met de nodige volmachten bekleed, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te 's-Gravenhage, in tweevoud, in de Nederlandse en de Engelse talen, welke beide teksten rechtsgeldig zijn, op twee Juli 1948.

Voor de Nederlandse Regering,

W. VAN BOETZELAER.

BIJLAGE (Uitleg — bepalingen)

  • 1. Overeenstemming bestaat daarover, dat hetgeen in lid 1 (a) van Artikel II wordt voorgeschreven met betrekking tot het nemen van maatregelen tot doelmatig gebruik van hulpbronnen tevens, met betrekking tot goederen verschaft krachtens deze Overeenkomst, doeltreffende maatregelen zal moeten bevatten voor het veilig stellen van zulke goederen en om te verhinderen, dat zij zouden afvloeien naar onwettige of niet erkende markten of handelskanalen.

  • 2. Overeenstemming bestaat daarover, dat de verplichting krachtens lid 1 (c) van Artikel II om de begroting zodra uitvoerbaar in evenwicht te brengen, niet zal uitsluiten tekorten over een korte periode, doch zal betekenen een begrotingspolitiek, welke het in evenwicht brengen van de begroting op de lange duur beoogt.

  • 3. Overeenstemming bestaat daarover, dat met zakelijke praktijken en zakelijke regelingen, vermeld in lid 3 van Artikel II, wordt bedoeld:

    • (a) het vaststellen van prijzen, bepalingen of voorwaarden in acht te nemen bij transacties met anderen bij koop, verkoop of huur van enig product;

    • (b) het uitsluiten van ondernemingen uit —, of het toewijzen, dan wel de verdeling van enig marktgebied of zakelijke belangensfeer, of het toewijzen van afnemers of het vaststellen van verkoop quota of aankoop quota;

    • (c) discriminatie tegenover bepaalde ondernemingen;

    • (d) het beperken van de productie of het vaststellen van productie quota;

    • (e) het bij overeenkomst verhinderen van ontwikkelingen of toepassingen op het gebied van technologie of van uitvindingen al of niet geoctrooieerd;

    • (f) het uitbreiden van het gebruik van octrooirechten, rechten op handelsmerken of auteursrechten, verleend door een der beide landen, tot onderwerpen, die ingevolge hunne wetten en bepalingen niet onder het bereik van zulke rechten vallen, dan wel tot die producten of wijzen van voortbrenging, gebruik of verkoop, welke evenmin voorwerp van zodanige verlening kunnen zijn; en

    • (g) zodanige andere practijken als beide Regeringen zouden kunnen overeenkomen om daartoe te rekenen.

  • 4. Overeenstemming bestaat daarover, dat de Nederlandse Regering, alleen na behoorlijk onderzoek en beoordeling, verplicht zal zijn om, in bijzondere gevallen stappen te ondernemen overeenkomstig lid 3 van Artikel II.

  • 5. Overeenstemming bestaat daarover, dat de zinsnede in Artikel V „met behoorlijke inachtneming van de redelijke behoeften van Nederland aan zulke grondstoffen en materialen voor binnenlands gebruik” zou kunnen insluiten het handhaven van redelijke voorraden van de betreffende grondstoffen en materialen en dat de zinsnede „export op commerciële basis” ook ruil-transacties zou kunnen omvatten. Eveneens bestaat overeenstemming daarover, dat schikkingen, getroffen krachtens Artikel V, indien daarvoor redenen zouden zijn, zouden kunnen omvatten een voorziening betreffende overleg in overeenstemming met de beginselen van Artikel 32 van het Havana Handvest voor een Internationale Handels Organisatie voor het geval, dat gevormde voorraden worden geliquideerd.

  • 6. Overeenstemming bestaat daarover, dat aan de Nederlandse Regering niet zal worden verzocht om krachtens lid 2 (a) van Artikel VII gedetailleerde berichten betreffende projecten van ondergeschikt belang te verschaffen noch vertrouwelijke handels- of technische informatie, wier bekendmaking rechtmatige commerciële belangen zouden kunnen schaden.

  • 7. Overeenstemming bestaat daarover, dat de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, wanneer zij de kennisgevingen, vermeld in lid 2 van Artikel IX, zou doen, zich bewust zal zijn van de wenselijkheid om zover als practisch mogelijk zal zijn, het aantal ambtenaren voor wie volledige diplomatieke privileges zouden kunnen worden verzocht, te beperken. Eveneens stemmen Partijen overeen, dat de gedetailleerde aanvragen, bedoeld in Artikel IX, indien nodig voorwerp van intergouvernementele besprekingen zouden kunnen uitmaken.

  • 8. Overeenstemming bestaat daarover, dat alle overeenkomsten, welke zouden kunnen worden afgesloten op grond van lid 2 van Artikel X, onderhevig zullen zijn aan ratificatie door de Senaat van de Verenigde Staten van Amerika.

  • 9. Overeenstemming bestaat daarover, dat de begripsbepalingen, welke Artikel XI inhoudt, aan de Nederlandse Regering geen beperkingen opleggen met betrekking tot het ten uitvoer brengen van de voorgenomen veranderingen in de structuur van het Koninkrijk der Nederlanden. Verder stemmen de Partijen overeen, dat, indien gedurende de looptijd van deze overeenkomst schikkingen worden getroffen voor een wijziging in de status van de gebiedsdelen, welke op het ogenblik deel uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden, de verhouding van zodanige gebiedsdelen tot deze Overeenkomst het onderwerp van toekomstig overleg zal uitmaken.

Den Haag, 2 Juli 1948.

Mijnheer de Minister,

Ik heb de eer te verwijzen naar de besprekingen, welke onlangs hebben plaats gevonden tussen vertegenwoordigers van ons beider Regeringen met betrekking tot de territoriale toepasselijkheid van handelsovereenkomsten tussen de Verenigde Staten van Amerika en het Koninkrijk der Nederlanden, en om de overeenstemming te bevestigen, welke als resultaat van deze besprekingen is bereikt, zoals deze hieronder volgt:

  • 1. Gedurende de periode, waarin de Regering van de Verenigde Staten van Amerika deelneemt aan de bezetting van of de contrôle op enige gebieden in West-Duitsland, het Vrije Gebied van Triest, zal de Nederlandse Regering op de goederenhandel in zodanig gebied de bepalingen van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel de dato 30 October 1947, zoals sindsdien gewijzigd of hierna te wijzigen, betrekking hebbende op de behandeling als meest begunstigde natie, toepassen.

  • 2. De verbintenis hierboven omschreven in punt 1 zal betrekking hebben op de goederenhandel in enig gebied, daarin genoemd, uitsluitend gedurende zodanige tijd en tot zodanige omvang als zodanig gebied wederkerig behandeling als meest begunstigde natie toekent aan de Nederlandse goederenhandel.

  • 3. De verbintenissen in punt 1 en 2 hierboven omschreven worden aangegaan, rekening houdende met het feit, dat op het huidige ogenblik geen doeltreffende of belangrijke tariefmuren voor invoeren in deze betrokken gebieden bestaan. Voor het geval dat zodanige tariefmuren worden opgericht, stemmen Partijen overeen, dat deze verbintenissen geen inbreuk zullen maken op de toepassing van de beginselen, neergelegd in het Havana Handvest voor een Internationale Handelsorganisatie, met betrekking tot het verminderen van tarieven op een wederzijds voordelige grondslag.

  • 4. Erkend wordt, dat het ontbreken van een uniforme wisselkoers voor de gebieden van West-Duitsland, zoals vermeld onder punt 1, tot gevolg kan hebben, dat indirect de uitvoer van dit gebied in een moeilijk nauwkeurig te berekenen mate wordt gesubsidieerd. Zolang zulk een toestand bestaat, en indien overleg met de Regering van de Verenigde Staten van Amerika geen oplossing van het vraagstuk, waarmede partijen accoord gaan, zou opleveren, wordt aangenomen, dat het niet in strijd met de verbintenis, omschreven in punt 1 zal zijn, wanneer de Nederlandse Regering een compenserende heffing legt op de import van zodanige goederen, gelijk aan het geschatte bedrag van deze subsidiëring, in geval de Nederlandse Regering beslist, dat de subsidiëring van zodanige betekenis is, dat zij belangrijke schade aan een gevestigde nationale industrie toebrengt, of dreigt toe te brengen, dan wel, dat zij het vestigen van een nationale industrie zou verhinderen of in ernstige mate vertragen.

  • 5. De verbintenissen, vervat in deze nota zullen van kracht blijven tot 1 Januari 1951, en tenzij ten minste zes maanden voor 1 Januari 1951 een der Regeringen schriftelijk mededeling aan de andere zal hebben gedaan van haar voornemen om deze verbintenissen op die datum te beëindigen, zullen zij daarna van kracht blijven tot 6 maanden na de datum, waarop zulk een kennisgeving zal zijn gedaan, verstreken zullen zijn.

Ik verzoek U, Excellentie, om de hernieuwde verzekering van mijn grootste hoogachting te willen aanvaarden,

HERMAN BENJAMIN BARUCH.

Zijner Excellentie

Baron C. G. W. H. van Boetzelaer

van Oosterhout,

Minister van Buitenlandse Zaken, Den Haag.

The Hague, July 2, 1948.

Sir:

I have the honor to refer to the conversations which have recently taken place between representatives of our two Governments relating to the territorial application of commercial arrangements between the United States of America and the Kingdom of the Netherlands and to confirm the understanding reached as a result of these conversations as follows:

  • 1. For such time as the Government of the United States of America participates in the occupation or control of any areas in western Germany, the Free Territory of Trieste, the Government of the Netherlands will apply to the merchandise trade of such area the provisions of the General Agreement on Tariffs and Trade, dated October 30, 1947, as now or hereafter amended, relating to most-favored-nation treatment.

  • 2. The undertaking in point 1, above, will apply to the merchandise trade of any area referred to therein only for such time and to such extent as such area-accords reciprocal most-favored-nation treatment to the merchandise trade of the Netherlands.

  • 3. The undertakings in points 1 and 2, above, are entered into in the light of the absence at the present time of effective or significant tariff barriers to imports into the areas herein concerned. In the event that such tariff barriers are imposed, it is understood that such undertakings shall be without prejudice to the application of the principles set forth in the Havana Charter for an International Trade Organization relating to the reduction of tariffs on a mutually advantageous basis.

  • 4. It is recognized that the absence of a uniform rate of exchange for the currency of the areas in western Germany, referred to in point 1, above, may have the effect of indirectly subsiziding the exports of such areas to an extent which it would be difficult to calculate exactly. So long as such a condition exists, and if consultation with the Government of the United States of America fails to reach an agreed solution to the problem, it is understood that it would not be inconsistent with the undertaking in point 1 for the Government of the Netherlands to levy a countervailing duty on imports of such goods equivalent to the estimated amount of such subsidization, where the Government of the Netherlands determines that the subsidization is such as to cause or threaten material injury to an established domestic industry or is such as to prevent or materially retard the establishment of a domestic industry.

  • 5. The undertakings in this note shall remain in force until January 1, 1951, and, unless at least six months before January 1, 1951, either Government shall have given notice in writing to the other of intention to terminate these undertakings on that date, they shall remain in force thereafter until the expiration of six months from the date on which such notice shall have been given.

Please accept, Excellency, the renewed assurances of my highest consideration.

HERMAN BENJAMIN BARUCH.

His Excellency

Baron C. G. W. H. van Boetzelaer

van Oosterhout,

Minister of Foreign Affairs, the Hague

Den Haag, 2 Juli 1948.

Mijnheer de Ambassadeur,

Ik heb de eer de ontvangst te erkennen van Uwer Excellentie's nota van heden, luidende als volgt:

„Ik heb de eer te verwijzen naar de besprekingen, welke onlangs hebben plaats gevonden tussen vertegenwoordigers van ons beider Regeringen met betrekking tot de territoriale toepasselijkheid van handelsovereenkomsten tussen de Verenigde Staten van Amerika en het Koninkrijk der Nederlanden, en om de overeenstemming te bevestigen, welke als resultaat van deze besprekingen is bereikt, zoals deze hieronder volgt:

  • 1. Gedurende de periode, waarin de Regering van de Verenigde Staten van Amerika deelneemt aan de bezetting van of de contrôle op enige gebieden in West-Duitsland, het Vrije Gebied van Triëst, zal de Nederlandse Regering op de goederenhandel in zodanig gebied de bepalingen van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel de dato 30 October 1947, zoals sindsdien gewijzigd of hierna te wijzigen, betrekking hebbende op de behandeling als meest begunstigde natie, toepassen.

  • 2. De verbintenis hierboven omschreven in punt 1 zal betrekking hebben op de goederenhandel in enig gebied, daarin genoemd, uitsluitend gedurende zodanige tijd en tot zodanige omvang als zodanig gebied wederkerig behandeling als meest begunstigde natie toekent aan de Nederlandse goederenhandel.

  • 3. De verbintenissen in punt 1 en 2 hierboven omschreven worden aangegaan, rekening houdende met het feit, dat op het huidige ogenblik geen doeltreffende of belangrijke tariefmuren voor invoeren in deze betrokken gebieden bestaan. Voor het geval dat zodanige tariefmuren worden opgericht, stemmen Partijen overeen, dat deze verbintenissen geen inbreuk zullen maken op de toepassing van de beginselen, neergelegd in het Havana Handvest voor een Internationale Handelsorganisatie, met betrekking tot het verminderen van tarieven op een wederzijds voordelige grondslag.

  • 4. Erkend wordt, dat het ontbreken van een uniforme wisselkoers voor de gebieden van West-Duitsland, zoals vermeld onder punt 1, tot gevolg kan hebben, dat indirect de uitvoer van dit gebied in een moeilijk nauwkeurig te berekenen mate wordt gesubsidieerd. Zolang zulk een toestand bestaat, en indien overleg met de Regering van de Verenigde Staten van Amerika geen oplossing van het vraagstuk, waarmede partijen accoord gaan, zou opleveren, wordt aangenomen, dat het niet in strijd met de verbintenis, omschreven in punt 1 zal zijn, wanneer de Nederlandse Regering een compenserende heffing legt op de import van zodanige goederen, gelijk aan het geschatte bedrag van deze subsidiëring, in geval de Nederlandse Regering beslist, dat de subsidiëring van zodanige betekenis is, dat zij belangrijke schade aan een gevestigde nationale industrie toebrengt, of dreigt toe te brengen, dan wel, dat zij het vestigen van een nationale industrie zou verhinderen of in ernstige mate vertragen.

  • 5. De verbintenissen, vervat in deze nota zullen van kracht blijven tot 1 Januari 1951, en tenzij ten minste zes maanden voor 1 Januari 1951 een der Regeringen schriftelijk mededeling aan de andere zal hebben gedaan van haar voornemen om deze verbintenissen op die datum te beëindigen, zullen zij daarna van kracht blijven tot 6 maanden na de datum, waarop zulk een kennisgeving zal zijn gedaan, verstreken zullen zijn.”

Ik heb de eer Uwer Excellentie te berichten, dat de Nederlandse Regering met de inhoud van bovenstaande nota accoord gaat.

Ik grijp deze gelegenheid aan om aan Uwe Excellentie de hernieuwde verzekering mijner zeer bijzondere hoogachting te geven.

W. VAN BOETZELAER.

Zijner Excellentie

Dr. Herman B. Baruch,

Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur

The Hague, July 2, 1948.

Sir,

I have the honor to acknowledge the receipt of your Excellency's Note of to-day's date, reading as follows:

„I have the honor to refer to the conversations which have recently taken place between representatives of our two Governments relating to the territorial application of commercial arrangements between the United States of America and the Kingdom of the Netherlands and to confirm the understanding reached as a result of these conversations as follows:

  • 1. For such time as the Government of the United States of America participates in the occupation or control of any areas in western Germany, the Free Territory of Trieste, the Government of the Netherlands will apply to the merchandise trade of such area the provisions of the General Agreement on Tariffs and Trade, dated October 30, 1947, as now or hereafter amended, relating to most-favored-nation treatment.

  • 2. The undertaking in point 1, above, will apply to the merchandise trade of any area referred to therein only for such time and to such extent as such area-accords reciprocal most-favored-nation treatment to the merchandise trade of the Netherlands.

  • 3. The undertakings in points 1 and 2, above, are entered into in the light of the absence at the present time of effective or significant tariff barriers to imports into the areas herein concerned. In the event that such tariff barriers are imposed, it is understood that such undertakings shall be without prejudice to the application of the principles set forth in the Havana Charter for an International Trade Organization relating to the reduction of tariffs on a mutually advantageous basis.

  • 4. It is recognized that the absence of a uniform rate of exchange for the currency of the areas in western Germany, referred to in point 1, above, may have the effect of indirectly subsiziding the exports of such areas to an extent which it would be difficult to calculate exactly. So long as such a condition exists, and if consultation with the Government of the United States of America fails to reach an agreed solution to the problem, it is understood that it would not be inconsistent with the undertaking in point 1 for the Government of the Netherlands to levy a countervailing duty on imports of such goods equivalent to the estimated amount of such subsidization, where the Government of the Netherlands determines that the subsidization is such as to cause or threaten material injury to an established domestic industry or is such as to prevent or materially retard the establishment of a domestic industry.

  • 5. The undertakings in this note shall remain in force until January 1, 1951, and, unless at least six months before January 1, 1951, either Government shall have given notice in writing to the other of intention to terminate these undertakings on that date, they shall remain in force thereafter until the expiration of six months from the date on which such notice shall have been given.”

I have the honor to inform your Excellency that the Netherlands Government agrees with the contents of the above Note.

I avail myself of this opportunity to renew to your Excellency the assurances of my highest consideration.

W. VAN BOETZELAER.

His Excellency

Dr. Herman B. Baruch,

Ambassador Extraordinary.

Naar boven