Verdrag betreffende bewijzen van bekwaamheid als volmatroos, Seattle, 29-06-1946

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 13-11-1964 t/m heden

Verdrag betreffende bewijzen van bekwaamheid als volmatroos

Authentiek : EN

INTERNATIONAL LABOUR CONFERENCE

Convention (No. 74) concerning the certification of able seamen

The General Conference of the International Labour Organisation,

Having been convened at Seattle by the Governing Body of the International Labour Office, and having met in its Twenty-eighth Session on 6 June 1946, and

Having decided upon the adoption of certain proposals with regard to the certification of able seamen, which is included in the fifth item on the agenda of the Session, and

Having determined that these proposals shall take the form of an International Convention,

adopts this twenty-ninth day of June of the year one thousand nine hundred and forty-six the following Convention which may be cited as the Certification of Able Seamen Convention, 1946:

Article 1

No person shall be engaged on any vessel as an able seaman unless he is a person who by national laws or regulations is deemed to be competent to perform any duty which may be required of a member of the crew serving in the deck department (other than an officer or leading or specialist rating) and unless he holds a certificate of qualification as an able seaman granted in accordance with the provisions of the following articles.

Article 2

  • 1 The competent authority shall make arrangements for the holding of examinations and for the granting of certificates of qualification.

  • 2 No person shall be granted a certificate of qualification unless —

    • (a) he has reached a minimum age to be prescribed by the competent authority;

    • (b) he has served at sea in the deck department for a minimum period to be prescribed by the competent authority; and

    • (c) he has passed an examination of proficiency to be prescribed by the competent authority.

  • 3 The prescribed minimum age shall not be less than eighteen years.

  • 4 The prescribed minimum period of service at sea shall not be less than thirty-six months: Provided that the competent authority may —

    • (a) permit persons with a period of actual service at sea of not less than twenty-four months who have successfully passed through a course of training in an approved training school to reckon the time spent in such training, or part thereof, as sea service; and

    • (b) permit persons trained in approved sea-going training ships who have served eighteen months in such ships to be certificated as able seamen upon leaving in good standing.

  • 5 The prescribed examination shall provide a practical test of the candidate's knowledge of seamanship and of his ability to carry out effectively all the duties that may be required of an able seaman, including those of a lifeboatman; it shall be such as to qualify a successful candidate to hold the special lifeboatman's certificate provided for in Article 22 of the International Convention for the Safety of Life at Sea, 1929, or in the corresponding provision of any subsequent Convention revising or replacing that Convention for the time being in force for the territory concerned.

Article 3

A certificate of qualification may be granted to any person who, at the time of the entry into force of this Convention for the territory concerned, is performing the full duties of an able seaman or leading deck rating or has performed such duties.

Article 4

The competent authority may provide for the recognition of certificates of qualification issued in other territories.

Article 5

The formal ratifications of this Convention shall be communicated to the Director of the International Labour Office for registration.

Article 6

  • 1 This Convention shall be binding only upon those Members of the International Labour Organisation whose ratifications have been registered with the Director.

  • 2 It shall come into force twelve months after the date on which the ratifications of two Members have been registered with the Director.

  • 3 Thereafter, this Convention shall come into force for any Member twelve months after the date on which its ratification has been registered.

Article 7

  • 1 A Member which has ratified this Convention may denounce it after the expiration of ten years from the date on which the Convention comes into force, by an act communicated to the Director of the International Labour Office for registration. Such denunciation shall not take effect until one year after the date on which it is registered.

  • 2 Each Member which has ratified this Convention and which does not, within the year following the expiration of the period of ten years mentioned in the preceding paragraph, exercise the right of denunciation provided for in this Article, will be bound for another period of ten years and, thereafter, may denounce this Convention at the expiration of each period of ten years under the terms provided for in this Article.

Article 8

  • 1 The Director of the International Labour Office shall notify all the Members of the International Labour Organisation of the registration of all ratifications and denunciations communicated to him by the Members of the Organisation.

  • 2 When notifying the Members of the Organisation of the registration of the second ratification communicated to him, the Director shall draw the attention of the Members of the Organisation to the date upon which the Convention will come into force.

Article 9

The Director of the International Labour Office shall communicate to the Secretary-General of the United Nations for registration in accordance with Article 102 of the Charter of the United Nations full particulars of all ratifications and acts of denunciation registered by him in accordance with the provisions of the preceding articles.

Article 10

At such times as it may consider necessary the Governing Body of the International Labour Office shall present to the General Conference a report on the working of this Convention and shall examine the desirability of placing on the agenda of the Conference the question of its revision in whole or in part.

Article 11

  • 1 Should the Conference adopt a new Convention revising this Convention in whole or in part, then, unless the new Convention otherwise provides,

    • (a) the ratification by a Member of the new revising Convention shall ipso jure involve the immediate denunciation of this Convention, notwithstanding the provisions of Article 7 above, if and when the new revising Convention shall have come into force;

    • (b) as from the date when the new revising Convention comes into force this Convention shall cease to be open to ratification by the Members.

  • 2 This Convention shall in any case remain in force in its actual form and content for those Members which have ratified it but have not ratified the revising Convention.

Article 12

The English and French versions of the text of this Convention are equally authoritative.

Vertaling : NL

Verdrag (No. 74) betreffende bewijzen van bekwaamheid als volmatroos

De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Seattle en aldaar bijeengekomen op 6 Juni 1946 in haar achtentwintigste zitting,

besloten hebbende verschillende voorstellen aan te nemen, betrekking hebbende op bewijzen van bekwaamheid als volmatroos, welk onderwerp begrepen is in het vijfde punt van de agenda der zitting,

besloten hebbende, dat deze voorstellen de vorm zullen aannemen van een internationaal verdrag,

neemt heden, de 29ste Juni 1946, het volgende verdrag aan, dat genoemd zal worden „Verdrag betreffende bewijzen van bekwaamheid als volmatroos, 1946”.

Artikel 1

Een persoon zal aan boord van een schip slechts dan als volmatroos in dienst genomen mogen worden, indien hij krachtens de nationale wetgeving bevoegd beschouwd wordt om elke taak te vervullen, waarvan de uitvoering geëist kan worden van een lid van de bemanning, gebezigd in de dekdienst (anders dan een officier, of een leidinggevende of een gespecialiseerde zeeman), en indien hij in het bezit is van een bewijs van bekwaamheid als volmatroos, afgegeven overeenkomstig de bepalingen van de volgende artikelen.

Artikel 2

  • 1 De bevoegde autoriteit zal de nodige regelingen treffen voor het houden van examens en de afgifte van de bewijzen van bekwaamheid.

  • 2 Niemand mag een bewijs van bekwaamheid verkrijgen:

    • a. indien hij niet de minimum leeftijd, bepaald door de bevoegde autoriteit, bereikt heeft;

    • b. indien hij niet als lid van het dekpersoneel gedurende een minimumtijdvak, vast te stellen door de bevoegde autoriteit, op zee heeft dienst gedaan;

    • c. indien hij niet met goed gevolg het door de bevoegde autoriteit voorgeschreven examen heeft afgelegd.

  • 3 De minimum leeftijd door de bevoegde autoriteit vast te stellen mag niet lager dan 18 jaar zijn.

  • 4 Het minimum tijdvak van dienst op zee door de bevoegde autoriteit vast te stellen mag niet korter dan 36 maanden zijn.

    De bevoegde autoriteit zal echter:

    • a. kunnen toestaan, indien het personen betreft, die daadwerkelijk gedurende ten minste 24 maanden op zee dienst hebben gedaan en die met voldoende gevolg een cursus voor beroepsopleiding in een toegestane inrichting hebben gevolgd, dat de tijd in die opleiding besteed, of een gedeelte van die tijd, beschouwd wordt als een tijdvak van dienst op zee;

    • b. kunnen toestaan, dat aan leerlingen van goedgekeurde zeeschoolschepen, die 18 maanden aan boord van die schepen dienst hebben gedaan, op hun goede getuigschriften, bij het verlaten van de school verkregen, bewijzen van bekwaamheid als volmatroos worden afgegeven.

  • 5 Het voorgeschreven examen zal een practische proef zijn in kennis van zeemanschap van de candidaat en van zijn geschiktheid om zich op een doeltreffende wijze te kwijten van alle taken, welke van een volmatroos gevorderd kunnen worden, daaronder begrepen de behandeling van reddingsboten. Dat examen zal voldoende moeten zijn om een candidaat, die met succes de proeven heeft afgelegd, het bijzondere bewijs van „gediplomeerd sloepsgast” te doen verkrijgen, bedoeld in artikel 22 van het internationale verdrag ter beveiliging van mensenlevens op zee, 1929, of van de overeenkomstige bepalingen van een volgend verdrag van kracht in het betreffende gebied, dat genoemd verdrag herziet of daarvoor in de plaats treedt.

Artikel 3

Een bewijs van bekwaamheid kan aan iedere persoon afgegeven worden, die bij het in werking treden van dit Verdrag voor een bepaald gebied de volledige functies vervult of vervuld heeft van een volmatroos of van een leidinggevend lid van het dekpersoneel.

Artikel 4

De bevoegde autoriteit kan regelen treffen voor de erkenning van bewijzen van bekwaamheid in andere gebieden afgegeven.

Artikel 5

De officiële bekrachtigingen van dit Verdrag zullen worden medegedeeld aan de Directeur van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem worden ingeschreven.

Artikel 6

  • 1 Dit Verdrag zal slechts verbindend zijn voor de Leden der Internationale Arbeidsorganisatie, die hun bekrachtiging door de Directeur hebben doen inschrijven.

  • 2 Het zal van kracht worden twaalf maanden, nadat de bekrachtigingen van twee Leden door de Directeur zullen zijn ingeschreven.

  • 3 Vervolgens zal dit Verdrag voor ieder der andere Leden in werking treden twaalf maanden na de datum, waarop de bekrachtiging van dat Lid zal zijn ingeschreven.

Artikel 7

  • 1 Ieder Lid, dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na verloop van een termijn van tien jaren na de datum, waarop dit Verdrag van kracht is geworden, zulks bij een verklaring toegezonden aan de Directeur van het Internationaal Arbeidsbureau en door deze in te schrijven. De opzegging wordt eerst van kracht, een jaar nadat zij is ingeschreven.

  • 2 Ieder Lid, dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, en binnen een jaar na verloop van de termijn van tien jaren, bedoeld in het vorige lid, geen gebruik maakt van de bevoegdheid tot opzegging voorzien in dit artikel, zal voor een nieuwe termijn van tien jaren gebonden zijn en zal in het vervolg dit Verdrag kunnen opzeggen, na verloop van elke termijn van tien jaren, onder de voorwaarden bedoeld in dit artikel.

Artikel 8

  • 1 De Directeur van het Internationaal Arbeidsbureau zal aan alle Leden der Internationale Arbeidsorganisatie mededeling doen van de inschrijving van alle bekrachtigingen en opzeggingen, welke hem door de Leden der Organisatie zullen worden medegedeeld.

  • 2 Bij de mededeling aan de Leden der Organisatie van de inschrijving van de tweede bekrachtiging aan hem medegedeeld, zal de Directeur de aandacht van de Leden der Organisatie vestigen op de datum, waarop dit Verdrag van kracht zal worden.

Artikel 9

De Directeur van het Internationaal Arbeidsbureau zal aan de Secretaris-Generaal der Verenigde Naties, ter inschrijving overeenkomstig het bepaalde in artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, doen toekomen de volledige bijzonderheden over alle bekrachtigingen en opzeggingen, welke hij overeenkomstig de voorgaande artikelen heeft ingeschreven.

Artikel 10

Telkens wanneer de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau zulks nodig acht legt deze een verslag inzake de toepassing van dit Verdrag voor aan de Algemene Conferentie, en gaat na of het wenselijk is de kwestie van de gehele of gedeeltelijke herziening van het Verdrag op de agenda van de Conferentie te plaatsen.

Artikel 11

  • 1 Indien de Conferentie een nieuw verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijke wijziging van het onderhavige Verdrag, zal, tenzij het nieuwe verdrag anders bepaalt:

    • a. de bekrachtiging door een Lid van het nieuwe verdrag, houdende herziening, ipso jure medebrengen onmiddellijke opzegging van het onderhavige Verdrag, niettegenstaande het bepaalde in artikel 7 voornoemd, onder voorbehoud evenwel, dat het nieuwe verdrag, houdende herziening, van kracht is geworden;

    • b. van de datum, waarop het nieuwe verdrag, houdende herziening, van kracht is geworden, het onderhavige Verdrag niet langer door de Leden bekrachtigd kunnen worden.

  • 2 Het onderhavige Verdrag zal echter van kracht blijven naar vorm en inhoud voor die Leden, die het bekrachtigd hebben en die het nieuwe verdrag, houdende herziening, niet bekrachtigen.

Naar boven