De Staten welke partij zijn bij het op 4 April 1949 te Washington ondertekende Noord-Atlantisch Verdrag,
Overwegende, dat uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag, bij afzonderlijke regeling internationale militaire hoofdkwartieren kunnen worden
gevestigd op hun grondgebied, en
Verlangende, de rechtspositie van zodanige hoofdkwartieren en van het personeel daarvan
binnen het gebied van het Noord-Atlantisch Verdrag te bepalen,
In dit Protocol wordt verstaan onder:
-
(a) „het Verdrag”, het Verdrag op 19 Juni 1951 te Londen ondertekend door de Staten die partij zijn bij het
Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten;
-
(b) „Algemeen Hoofdkwartier”, het algemeen hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden
in Europa en het Hoofdkwartier van de Geallieerde Opperbevelhebber op de Atlantische
Oceaan, alsook elk daarmee gelijkgesteld internationaal militair hoofdkwartier ingesteld
uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag;
-
(c) „Geallieerd Hoofdkwartier”, elk Algemeen Hoofdkwartier, alsook elk internationaal
militair hoofdkwartier ingesteld uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag, dat rechtstreeks ondergeschikt is aan een Algemeen Hoofdkwartier;
-
(d) „Noord-Atlantische Raad”, de Raad ingesteld krachtens artikel 9 van het Noord-Atlantisch Verdrag, of één van zijn hulporganen, bevoegd om namens hem te handelen.
Behoudens de volgende bepalingen van dit Protocol is het Verdrag van toepassing op de Geallieerde Hoofdkwartieren op het in het gebied van het Noord-Atlantisch Verdrag gelegen grondgebied van een Staat welke partij is bij dit Protocol, en op het militaire
en burgerpersoneel van zodanige hoofdkwartieren en hun gezinsleden, begrepen in de
omschrijving in de alinea's (a), (b) en (c) van lid 1 van artikel 3 van dit Protocol, wanneer dit personeel zich bevindt op
een zodanig grondgebied voor de uitoefening van de dienst of, indien het de gezinsleden
betreft, voor de uitoefening van de dienst van de echtgenoot of ouder.
-
1 Voor de toepassing van het Verdrag op een Geallieerd Hoofdkwartier wordt onder de uitdrukkingen „krijgsmacht”, „civiele
dienst” en „gezinslid”, waar zij ook in het Verdrag mogen voorkomen, verstaan:
-
(a) onder „krijgsmacht”, het personeel dat verbonden is aan het Geallieerd Hoofdkwartier
en behoort tot de land-, zee- of luchtstrijdkrachten van elke Staat welke partij is
bij het Noord-Atlantisch Verdrag;
-
(b) onder „civiele dienst” het burgerpersoneel, met uitzondering van staatloze personen
of onderdanen van een Staat welke niet partij is bij het Noord-Atlantisch Verdrag, of onderdanen van de Staat van verblijf, of personen die aldaar hun verblijfplaats
plegen te hebben, indien dit personeel (i) verbonden is aan het Geallieerd Hoofdkwartier
en in dienst is bij een der strijdkrachten van een Staat welke partij is bij het Noord-Atlantisch
Verdrag, of (ii) valt onder een zodanige categorie van burgerpersoneel in dienst van
het Geallieerd Hoofdkwartier als zal worden vastgesteld door de Noord-Atlantische
Raad;
-
(c) onder „gezinslid”, de echtgenoot van een lid van een krijgsmacht of van een civiele
dienst als omschreven in de alinea's (a) en (b) van dit lid, of kinderen, die van hem of haar afhankelijk zijn voor hun onderhoud.
De rechten en verplichtingen welke het Verdrag verleent of oplegt aan de Staat van herkomst of aan de autoriteiten van die Staat,
met betrekking tot diens krijgsmacht of de daarbij behorende civiele diensten of gezinsleden,
zullen ten aanzien van een Geallieerd Hoofdkwartier en zijn personeel met de gezinsleden
op wie het Verdrag van toepassing is in overeenstemming met artikel 2 van dit Protocol,
toekomen aan en rusten op het desbetreffende Algemene Hoofdkwartier en de daaronder
ressorterende verantwoordelijke autoriteiten, met dien verstande, dat
-
(a) het recht dat krachtens artikel VII van het Verdrag aan de militaire autoriteiten van de Staat van herkomst wordt verleend om de bevoegdheden
op strafrechtelijk en krijgstuchtelijk gebied uit te oefenen, toekomt aan de militaire
autoriteiten van de Staat aan welks militaire wetgeving de betrokkene eventueel onderworpen
is;
-
(b) de verplichtingen aan de Staat van herkomst of diens autoriteiten opgelegd krachtens
artikel II, lid 4 van artikel III, de leden 5 (a) en 6 (b) van artikel VII, de leden 9 en 10 van artikel VIII, en artikel XIII van het Verdrag rusten zowel op het Geallieerd Hoofdkwartier als op alle Staten welker strijdkrachten,
met inbegrip van elk van haar leden of werknemers en de bij dezen behorende gezinsleden,
in het geding zijn;
-
(c) voor de toepassing van de leden 2 (a) en 5 van artikel III, en van artikel XIV van het Verdrag, de Staat van herkomst, ingeval het leden van een krijgsmacht of hun gezinsleden
betreft, de Staat is tot wiens strijdkrachten de leden behoren, dan wel, ingeval het
leden van een civiele dienst of hun gezinsleden betreft, de Staat (zo deze er is)
bij wiens strijdkrachten de leden in dienst zijn;
-
(d) de verplichtingen opgelegd aan de Staat van herkomst krachtens de leden 6 en 7 van artikel VIII van het Verdrag rusten op de Staat tot wiens strijdkrachten degene behoort, wiens handelen of nalaten
aanleiding tot de vordering gaf, of, ingeval het een lid van een civiele dienst betreft,
op de Staat bij wiens strijdkrachten hij in dienst is, of, mocht er geen zodanige
Staat zijn, op het Geallieerde Hoofdkwartier waarvan de betrokkene deel uitmaakt.
Zowel de Staat (zo deze er is) op welke de verplichtingen krachtens dit lid rusten,
als het betrokken Geallieerd Hoofdkwartier bezitten de rechten van de Staat van herkomst,
ten aanzien van de benoeming van een arbiter krachtens lid 8 van artikel VIII.
Elk lid van een Geallieerd Hoofdkwartier dient in het bezit te zijn van een persoonlijk
identiteitsbewijs, afgegeven door het Hoofdkwartier en voorzien van naam en voornamen,
datum en plaats van geboorte, nationaliteit, rang of graad (stand), (eventueel) leger-
of stamboeknummer, photo en geldigheidsduur. Dit bewijs moet op vordering worden getoond.
-
3 De vorderingen waarop lid 5 van artikel VIII van het Verdrag van toepassing is, omvatten vorderingen (behoudens vorderingen uit overeenkomst en
behoudens die vorderingen waarop de leden 6 en 7 van dat artikel van toepassing zijn)
voortvloeiende uit een handelen of nalaten van een werknemer van een Geallieerd Hoofdkwartier,
of uit enig ander handelen, nalaten of gebeuren voor hetwelk een Geallieerd Hoofdkwartier
wettelijk aansprakelijk is en hetwelk op het grondgebied van een Staat van verblijf
schade toebrengt aan derden, niet zijnde één van de Staten welke partij zijn bij dit
Protocol.
-
1 De vrijstelling van belasting, krachtens artikel X van het Verdrag verleend aan leden van een krijgsmacht of civiele dienst met betrekking tot hun salarissen
en emolumenten is, ten aanzien van personeel van een Geallieerd Hoofdkwartier als
omschreven in lid 1 (a) en (b) (i) van artikel 3 van dit Protocol, van toepassing op salarissen en emolumenten
aan dit personeel als zodanig uitbetaald door de strijdkrachten tot welke het behoort
of bij welke het in dienst is, met dien verstande, dat de vrijstelling, krachtens
dit lid verleend aan zodanige leden of werknemers, niet wordt genoten met betrekking
tot belasting geheven door de Staat waarvan zij onderdaan zijn.
-
2 Werknemers van een Geallieerd Hoofdkwartier behorende tot categorieën vastgesteld
door de Noord-Atlantische Raad, worden vrijgesteld van belastingen op de salarissen
en emolumenten, aan hen uitbetaald door het Geallieerd Hoofdkwartier, in hun kwaliteit
van zodanige werknemers. Elke Staat welke partij is bij dit Protocol kan echter een
regeling treffen met het Geallieerd Hoofdkwartier, waarbij die Staat al haar onderdanen
die deel uit zullen maken van de staf van het Geallieerd Hoofdkwartier, (behalve,
indien die Staat zulks verlangt, alle onderdanen die geen verblijfplaats plegen te
hebben op zijn grondgebied) in dienst neemt en toewijst aan het Geallieerd Hoofdkwartier
en de salarissen en emolumenten van zodanige personen uit eigen middelen, volgens
een door die Staat vastgestelde loonschaal, uitbetaalt. Van op deze wijze uitbetaalde
salarissen en emolumenten kan belasting worden geheven door de betrokken Staat maar
zij worden vrijgesteld van belastingheffing door de andere partijen. Indien zulk een
regeling is aangegaan door een Staat welke partij is bij dit Protocol, en vervolgens
gewijzigd of beëindigd wordt, zijn de Staten welke partij zijn bij dit Protocol niet
langer, krachtens de eerste volzin van dit lid, verplicht de salarissen en emolumenten
uitbetaald aan hun onderdanen vrij te stellen van belasting.
-
1 Teneinde de vestiging, de bouw, de instandhouding en de werkzaamheden van Geallieerde
Hoofdkwartieren te vergemakkelijken wordt aan deze Hoofdkwartieren zoveel mogelijk
vrijstelling verleend van rechten en heffingen welke uitgaven betreffen, door hen
gedaan in het belang van de gemeenschappelijke verdediging en uitsluitend ten behoeve
van hun officiële werkzaamheden. Elke Staat welke partij is bij dit Protocol zal in
onderhandeling treden met elk Geallieerd Hoofdkwartier dat in zijn gebied werkzaam
is, met het doel een overeenkomst te sluiten ter uitvoering van deze bepaling.
Behalve voor zover de Noord-Atlantische Raad anders mocht beslissen:
-
(a) worden activa ten laste van de kapitaalrekening van de begroting verworven door aanwending
van de internationale middelen van een Geallieerd Hoofdkwartier en niet langer benodigd
door dat Hoofdkwartier, vervreemd ingevolge de regelingen goedgekeurd door de Noord-Atlantische
Raad en wordt de opbrengst verdeeld tussen of geboekt ten gunste van de Staten welke
partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, in de verhouding waarin zij hebben bijgedragen in de kapitaalsuitgaven van het Hoofdkwartier.
De Staat van verblijf heeft recht van voorkeur bij het verwerven van enig onroerend
goed dat op deze wijze op zijn grondgebied wordt vervreemd, mits deze Staat geen ongunstiger
voorwaarden biedt dan die welke worden geboden door derden;
-
(b) moeten alle terreinen, gebouwen of vaste installaties, door de Staat van verblijf
kosteloos (of tegen een nominale prijs) aan een Geallieerd Hoofdkwartier in gebruik
gegeven en niet langer benodigd door dit Hoofdkwartier, aan de Staat van verblijf
worden teruggegeven, en moet elke uit het gebruik door het Hoofdkwartier voortvloeiende
waardevermeerdering of waardevermindering van de eigendommen die door de Staat van
verblijf zijn verschaft, na te zijn vastgesteld door de Noord-Atlantische Raad (met
inachtneming van de op deze materie van toepassing zijnde wetten van de Staat van
verblijf) worden verdeeld onder, of geboekt ten gunste of ten laste van de Staten
welke partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag in de verhouding waarin zij hebben bijgedragen in de kapitaalsuitgaven van het Hoofdkwartier.
Elk Algemeen Hoofdkwartier bezit rechtspersoonlijkheid; het is bevoegd overeenkomsten
aan te gaan en eigendommen te verwerven en te vervreemden. De Staat van verblijf kan
echter de uitoefening van een zodanige bevoegdheid onderwerpen aan speciale regelingen
tussen die Staat en het Algemeen Hoofdkwartier of een ondergeschikt Geallieerd Hoofdkwartier
dat handelt in naam van het Algemeen Hoofdkwartier.
-
1 Behoudens de bepalingen van artikel VIII van het Verdrag kan een Algemeen Hoofdkwartier als eiser of gedaagde in rechte optreden. De Staat
van verblijf en het Algemeen Hoofdkwartier of een ondergeschikt Geallieerd Hoofdkwartier
dat daartoe gemachtigd is door het Algemeen Hoofdkwartier, kunnen echter overeenkomen
dat de Staat van verblijf namens het Algemeen Hoofdkwartier zal optreden voor de rechtbanken
van de Staat van verblijf in elk rechtsgeding waarin dit Hoofdkwartier partij is.
-
2 De Staten welke partij zijn bij dit Protocol zullen op verzoek van een Geallieerd
Hoofdkwartier het overmaken van de middelen van een zodanig Hoofdkwartier van het
ene land naar het andere vergemakkelijken evenals het omzetten van elke in het bezit
van een Hoofdkwartier zijnde valuta in enige andere valuta, wanneer zulks nodig is
om in de behoeften van een Geallieerd Hoofdkwartier te voorzien.
Het archief en andere officiële documenten van een Geallieerd Hoofdkwartier, welke
worden bewaard in percelen welke in gebruik zijn bij deze Hoofdkwartieren of die in
het bezit zijn van behoorlijk gemachtigde leden van het Hoofdkwartier, zijn onschendbaar,
tenzij het Hoofdkwartier afstand gedaan heeft van deze immuniteit. Op verzoek van
de Staat van verblijf en in tegenwoordigheid van een vertegenwoordiger van die Staat
zal het Hoofdkwartier de aard van de documenten vaststellen om te bevestigen dat zij
recht hebben op de onschendbaarheid ingevolge dit artikel.
-
1 Bij besluit van de Noord-Atlantische Raad kunnen dit Protocol en het Verdrag, in hun geheel of voor een deel, worden toegepast op een internationaal militair
hoofdkwartier of organisatie (niet begrepen in de leden (b) en (c) van artikel 1 van dit Protocol), ingesteld uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag.
Alle geschillen tussen de Staten welke partij zijn bij dit Protocol, of tussen zodanige
Staten en een Geallieerd Hoofdkwartier, met betrekking tot de uitlegging of de toepassing
van het Protocol worden beslecht door onderhandelingen tussen de partijen in het geschil,
zonder beroep op enig rechterlijk orgaan buiten de organisatie van het Noord-Atlantisch Verdrag. Behalve waar in dit Protocol of in het Verdrag uitdrukkelijk het tegendeel is bepaald worden geschillen, die niet door rechtstreekse
onderhandeling kunnen worden beslecht, verwezen naar de Noord-Atlantische Raad.
-
1 De artikelen XV en XVII tot XX van het Verdrag zijn ten aanzien van dit Protocol van toepassing alsof zij er een integrerend deel
van uitmaken, doch op zodanige wijze, dat ten aanzien van het Protocol herziening,
opschorting, bekrachtiging, toetreding, opzegging of uitbreiding in overeenstemming
met deze bepalingen kan geschieden onafhankelijk van het Verdrag.
-
2 Dit Protocol kan worden aangevuld bij bilaterale overeenkomst tussen de Staat van
verblijf en een Algemeen Hoofdkwartier, en de autoriteiten van een Staat van verblijf
en een Algemeen Hoofdkwartier kunnen overeenkomen om vóór het tijdstip van bekrachtiging
langs administratieve weg die bepalingen van dit Protocol of van het Verdrag van toepassing te doen zijn, welke de Staat van verblijf heeft besloten ten uitvoer
te leggen.