Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, Brussel, 20-09-1976

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2018. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-04-2004 t/m heden

Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen

Authentiek : NL

Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen

Artikel 1

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2018. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In alle lidstaten worden de leden van het Europees Parlement volgens een stelsel van evenredige vertegenwoordiging, hetzij volgens het lijstenstelsel, hetzij volgens het stelsel van één overdraagbare stem, gekozen.

  • 2 De lidstaten kunnen het uitbrengen van voorkeurstemmen toestaan, overeenkomstig de bepalingen die zij vastleggen.

  • 3 De leden van het Europees Parlement worden gekozen door middel van rechtstreekse, algemene, vrije en geheime verkiezingen.

Artikel 2

Afhankelijk van de specifieke nationale kenmerken kunnen de lidstaten kiesdistricten voor de verkiezing van het Europees Parlement instellen of voorzien in andere kiesindelingen, evenwel zonder dat over het geheel genomen afbreuk wordt gedaan aan het beginsel van evenredige vertegenwoordiging.

Artikel 3

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2018. Zie het overzicht van wijzigingen]

De lidstaten kunnen bepalen dat er een minimumdrempel voor de verdeling van de zetels wordt vastgesteld. Die drempel mag niet hoger dan 5 % van de op nationaal niveau uitgebrachte stemmen zijn.

Artikel 4

Elke lidstaat kan een maximum vaststellen voor de uitgaven van de kandidaten in verband met de verkiezingscampagne.

Artikel 5

  • 1 De periode van vijf jaar waarvoor de leden van het Europees Parlement zijn gekozen begint bij de opening van de eerste zitting na iedere verkiezing.

    Zij wordt uitgebreid of bekort overeenkomstig artikel 11, lid 2, tweede alinea.

  • 2 Het mandaat van ieder lid van het Europees Parlement begint en eindigt tegelijk met de in lid 1 bedoelde periode.

Artikel 6

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2004. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De leden van het Europees Parlement brengen hun stem individueel en persoonlijk uit. Zij mogen niet gebonden zijn door instructies en geen bindend mandaat aanvaarden.

  • 2 De leden van het Europees Parlement genieten de voorrechten en immuniteiten die op hen van toepassing zijn uit hoofde van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 7

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2004. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De hoedanigheid van lid van het Europees Parlement in het Europees Parlement is onverenigbaar met die van:

    • - lid van de Regering van een Lid-Staat;

    • - lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

    • - rechter in, griffier van of advocaat-generaal bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen of van het Gerecht van eerste aanleg;

    • - lid van de directie van de Europese Centrale Bank;

    • - lid van de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen;

    • - ombudsman van de Europese Gemeenschappen;

    • - lid van het Economisch en Sociaal Comité van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie;

    • - lid van het Comité van de Regio’s;

    • - lid van comités of lichamen die krachtens de Verdragen tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie zijn ingesteld met het oog op het beheer van middelen der Gemeenschappen of ter vervulling van een duurzame taak van rechtstreeks administratief beheer;

    • - lid van de Raad van Bewind, van de directie of beambte van de Europese Investeringsbank;

    • - ambtenaar of ander personeelslid in actieve dienst van de instellingen der Europese Gemeenschappen of van de daaraan verbonden gespecialiseerde lichamen of van de Europese Centrale Bank.

  • 2 Met ingang van de verkiezing van het Europees Parlement in 2004 is de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement onverenigbaar met die van lid van een nationaal parlement.

    In afwijking daarvan en onverminderd lid 3:

    • mogen leden van het Ierse parlement die bij een latere verkiezing voor het Europees Parlement gekozen worden, een dubbel mandaat uitoefenen tot de volgende verkiezingen voor het Ierse parlement, waarna de eerste alinea van dit lid van toepassing is;

    • mogen leden van het parlement van het Verenigd Koninkrijk die in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de verkiezing van het Europees Parlement in 2004 tevens lid zijn van het Europees Parlement, een dubbel mandaat uitoefenen tot de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2009, waarna de eerste alinea van dit lid van toepassing is.

  • 3 Bovendien kan iedere Lid-Staat onder de in artikel 8 vastgestelde voorwaarden de incompatibiliteiten uitbreiden die op nationaal niveau van toepassing zijn.

  • 4 De leden van het Europees Parlement in het Europees Parlement waarop tijdens de in artikel 5 bedoelde periode van vijf jaar de leden 1, 2 en 3 van toepassing zijn, worden vervangen overeenkomstig artikel 13.

Artikel 8

Behoudens de bepalingen van deze akte gelden voor de verkiezingsprocedure in elke lidstaat de nationale bepalingen.

Die nationale bepalingen, die eventueel rekening kunnen houden met de eigenheden van de lidstaten, mogen echter over het geheel genomen geen afbreuk doen aan het beginsel van evenredige vertegenwoordiging.

Artikel 9

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2018. Zie het overzicht van wijzigingen]

Bij de verkiezing van de leden van het Europees Parlement in het Europees Parlement mag niemand meer dan eenmaal zijn stem uitbrengen.

Artikel 10

  • 1 De verkiezingen voor het Europees Parlement vinden plaats op de door elke Lid-Staat vastgestelde datum en uren, die voor alle Lid-Staten gelegen moet zijn binnen een zelfde periode die aanvangt op donderdagochtend en afloopt op de daaropvolgende zondag.

  • 2 Een lidstaat mag de uitslag van de verkiezingen pas officieel bekendmaken na sluiting van de stembussen in de Lid-Staat waar de kiezers het laatst hun stem uitbrengen tijdens de in lid 1 bedoelde periode.

Artikel 11

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2004. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De verkiezingsperiode wordt voor de eerste verkiezingen nader bepaald door de Raad die, na raadpleging van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen besluit.

  • 2 De latere verkiezingen vinden plaats in de overeenkomstige periode van het laatste jaar van de in artikel 5 bedoelde periode van vijf jaar.

    Indien het onmogelijk blijkt de verkiezingen in de Gemeenschap in die periode te houden, stelt de Raad, met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement uiterlijk een jaar voor het einde van de in artikel 5 bedoelde periode van vijf jaar een andere verkiezingsperiode vast, die ten vroegste twee maanden voor en uiterlijk een maand na de periode valt welke voortvloeit uit het bepaalde in de vorige alinea.

  • 4 Het aftredende Europees Parlement is niet meer in functie zodra het nieuwe Europees Parlement voor het eerst bijeenkomt.

Artikel 12

Of procedure gebaseerd op beginselen die alle lidstaten gemeen hebben, onderzoekt het Europees Parlement de geloofsbrieven van de leden van het Europees Parlement. Hiertoe neemt het Europees Parlement nota van de officieel door de lidstaten bekendgemaakte uitslagen en beslist het over de bezwaren die eventueel kunnen worden ingebracht op grond van de bepalingen van deze akte met uitsluiting van de nationale bepalingen waarnaar deze akte verwijst.

Artikel 13

  • 1 Een zetel wordt vacant wanneer het mandaat van een lid van het Europees Parlement ten einde loopt ten gevolge van zijn aftreden, zijn overlijden, of het vervallen van zijn mandaat.

  • 2 Behoudens de overige bepalingen van deze akte, schrijft elke lidstaat passende procedures voor om de zetels die vacant zijn geworden, voor de rest van de in artikel 5 bedoelde periode van vijf jaar te doen bezetten.

  • 3 Wanneer de wetgeving van een lidstaat uitdrukkelijk voorschrijft dat het mandaat van een lid van het Europees Parlement vervalt, loopt het mandaat van de betrokkene ten einde op grond van de bepalingen van die wetgeving. De bevoegde nationale autoriteiten brengen het Europees Parlement daarvan op de hoogte.

  • 4 Wanneer een zetel vacant is geworden door aftreden of overlijden, brengt de voorzitter van het Europees Parlement de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat daarvan onverwijld op de hoogte.

Artikel 14

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2004. Zie het overzicht van wijzigingen]

Indien het noodzakelijk blijkt maatregelen ter uitvoering van deze akte te nemen, stelt de Raad op voorstel van het Europees Parlement en na raadpleging van de Commissie deze maatregelen met eenparigheid van stemmen vast, na een akkoord met het Europees Parlement te hebben nagestreefd in een overlegcommissie waarin de Raad en vertegenwoordigers van het Europees Parlement zitting hebben.

Artikel 15

Deze akte is opgesteld in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

De bijlagen I en II vormen een integrerend bestanddeel van deze akte.

Artikel 16

De bepalingen van deze akte treden in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de ontvangst van de laatste van de in het besluit bedoelde kennisgevingen.

GEDAAN te Brussel, de twintigste september negentienhonderdzesenzeventig.

BIJLAGE II. Verklaring ad artikel 13

Er wordt overeengekomen dat voor de in de overlegcommissie te volgen procedure gebruik zal worden gemaakt van de bepalingen van de punten 5, 6 en 7 van de in de gemeenschappelijke verklaring van het Europese Parlement, de Raad en de Commissie van 4 maart 1975 vastgestelde procedure1.

  1. Zie Pb. EG nr. C 89 van 22.4.1975, blz. 1. ^ [1]
Naar boven