Zijne Majesteit de Koning der Belgen,
Hare Koninklijke Hoogheid de Groothertogin van Luxemburg,
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,
Verlangend de banden, die reeds tussen Hun Landen bestaan, in het bijzonder uit hoofde
van het op 3 februari 1958 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, verder te verstevigen;
Overwegende, dat er aanleiding is de personencontrole aan de binnengrenzen van het
Beneluxgebied op te heffen, het verkeer voor vreemdelingen binnen dit gebied te vergemakkelijken
en een gemeenschappelijk beleid te volgen ten aanzien van de overschrijding van de
buitengrenzen;
Hebben besloten tot dit doel een overeenkomst aan te gaan en hebben als Gevolmachtigden
aangewezen:
Zijne Majesteit de Koning der Belgen:
Zijne Excellentie de Heer P. Wigny, Minister van Buitenlandse Zaken;
Hare Koninklijke Hoogheid de Groothertogin van Luxemburg:
Zijne Excellentie de Heer E. Schaus, Minister van Buitenlandse Zaken;
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:
Zijne Excellentie de Heer J. M. A. H. Luns, Minister van Buitenlandse Zaken;
Die, na hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten te hebben overgelegd,
het volgende zijn overeengekomen:
In deze Overeenkomst dient te worden verstaan:
-
1) onder „Beneluxgebied”: het gezamenlijke grondgebied in Europa van het Koninkrijk België,
van het Groothertogdom Luxemburg en van het Koninkrijk der Nederlanden;
-
2) onder „derde landen”: elk land dat geen Beneluxland is;
-
3) onder „vreemdeling”: een ieder die geen onderdaan is van één der Beneluxlanden;
-
4) onder „buitengrenzen”:
-
a) de grens tussen het Beneluxgebied en het gebied van een derde land of de volle zee;
-
b) iedere binnen het Beneluxgebied gelegen lucht- of zeehaven, waar personenverkeer van
of naar een derde land plaatsvindt;
-
5) onder „binnengrenzen”: de grenzen tussen de gebieden der Beneluxlanden;
-
6) onder „Werkgroep”: een overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie ingestelde Ministeriële Werkgroep;
-
7) onder „Bijzondere Commissie”: een overeenkomstig artikel 31 van hetzelfde Verdrag ingestelde Bijzondere Commissie.
Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze Overeenkomst heft ieder der Hoge Overeenkomstsluitende
Partijen de personencontrole aan de binnengrenzen op en oefent aan zijn buitengrenzen
een controle uit, geldig voor het Beneluxgebied.
Artikel 3
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1982. Zie het
overzicht van wijzigingen]
De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich zowel nationaal als ten aanzien
van derde landen een gemeenschappelijk beleid te volgen met betrekking tot de toepassing
van deze Overeenkomst. Zij verlenen elkander daartoe wederzijds bijstand.
Er wordt een visum ingesteld, geldig voor het Beneluxgebied. Het visum wordt in onderlinge
overeenstemming afgegeven op grond van de door de Werkgroep vastgestelde instructies.
In door de Werkgroep te bepalen gevallen of, indien geen onderlinge overeenstemming
wordt bereikt in uitzonderingsgevallen, kan het gebied waarvoor het visum geldig is
worden beperkt.
Vreemdelingen, die in het bezit zijn van de vereiste bescheiden en over voldoende
middelen van bestaan beschikken, dan wel deze door wettelijk geoorloofde arbeid kunnen
verkrijgen, kunnen het Beneluxgebied binnenkomen, tenzij zij als ongewenst zijn gesignaleerd
in dit gebied of geacht worden de openbare rust, de openbare orde of de nationale
veiligheid in gevaar te kunnen brengen.
De Werkgroep stelt de voornaamste regels vast, volgens welke de personencontrole aan
de buitengrenzen wordt uitgeoefend.
Vreemdelingen, die één der Beneluxlanden zijn binnengekomen, zijn verplicht hiervan
melding te maken bij de bevoegde autoriteiten van dat land. Al naar gelang de onderscheiden
groepen van vreemdelingen, stelt de Werkgroep vast binnen welke termijnen en onder
welke voorwaarden aan deze verplichting dient te worden voldaan.
Zij kan bepaalde groepen vreemdelingen ontheffing verlenen van de verplichting tot
aanmelding.
Vreemdelingen, die op regelmatige wijze het Beneluxgebied zijn binnengekomen, kunnen,
mits zij de in artikel 7 bedoelde verplichting in acht nemen en voorzover zij blijven
voldoen aan de in artikel 5 bedoelde voorwaarden, zich gedurende een door de Werkgroep
te bepalen tijdsduur vrijelijk in ieder der Beneluxlanden verplaatsen.
Onverminderd de toepassing van artikel 7 kunnen vreemdelingen die houder zijn van
een in één der Beneluxlanden afgegeven vergunning tot verblijf zich op grond van dit
document eveneens vrijelijk in de beide andere Beneluxlanden verplaatsen, mits zij
voldoen aan de overige voorwaarden, bedoeld in artikel 5. De Werkgroep bepaalt welke
vergunningen tot verblijf tot dit doel geldig zijn en stelt de tijdsduur vast gedurende
welke vreemdelingen, die houder van deze vergunning zijn, zich vrijelijk in de beide
andere Beneluxlanden mogen verplaatsen.
Ieder der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen verbindt zich in de gevallen en onder
de voorwaarden, welke door de Werkgroep worden bepaald, de vreemdelingen terug te
nemen, die uit hun gebied het gebied van een andere Overeenkomstsluitende Partij zijn
binnengekomen en die aldaar ongewenst zijn.
Een vreemdeling, die ongewenst is in één der Beneluxlanden, kan op een door de Minister
van Justitie van dat land aan de Ministers van Justitie van de beide andere landen
gericht, met redenen omkleed verzoek, als ongewenst worden aangemerkt voor het Beneluxgebied,
voor zover de op deze vreemdeling betrekking hebbende maatregel werd genomen:
-
a) als gevolg van een veroordeling van deze vreemdeling wegens een misdrijf of een misdaad,
waarvoor uitlevering kan plaatsvinden;
-
b) op grond van het feit dat de aanwezigheid van deze vreemdeling een gevaar oplevert
voor de openbare orde of de nationale veiligheid.
Dit verzoek wordt ingewilligd tenzij bijzondere redenen zich daartegen verzetten.
De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich hun wetten en voorschriften
met betrekking tot de bestrijding van overtreding der bepalingen inzake de binnenkomst
en het verkeer van vreemdelingen te harmoniseren.
De onregelmatige binnenkomst en het onregelmatige verkeer van een vreemdeling in één
der Beneluxlanden worden, ongeacht de toepassing van de in dat land terzake geldende
strafbepalingen, geacht een reden op te leveren tot verwijdering van de vreemdeling
door de autoriteiten van alle Beneluxlanden. De overtreding van een besluit tot verwijdering,
waarvan de werking overeenkomstig artikel 10 tot het gebied van de Benelux is uitgebreid,
wordt beschouwd een overtreding te zijn van de overeenkomstige wettelijke of uitvoerende
bepalingen van het land waar de overtreding werd vastgesteld.
De bevoegde autoriteiten van elk der landen verstrekken elkander inzake de binnenkomst,
het verkeer en het verblijf van vreemdelingen alle van belang zijnde inlichtingen
over begane overtredingen of over feiten op grond waarvan kan worden aangenomen dat
een overtreding is of zal worden begaan. Bovendien verstrekken zij elkander inlichtingen
over de feiten die aanleiding kunnen geven tot toepassing van een administratieve
sanctie tegen een vreemdeling.
Van de op grond van het derde lid verkregen inlichtingen mag slechts gebruik worden
gemaakt met het oog op de toepassing van de wetten en voorschriften inzake de binnenkomst,
het verkeer en het verblijf van vreemdelingen, tenzij de autoriteiten, die deze inlichtingen
hebben verstrekt, anders zijn overeengekomen.
Ieder der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen behoudt zich het recht voor de personencontrole
aan de binnengrenzen geheel of gedeeltelijk tijdelijk weder in te stellen, om redenen
verband houdende met de openbare orde of de nationale veiligheid.
De Werkgroep bepaalt de wijze waarop van deze bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt.
Het Comité van Ministers brengt op korte termijn verslag uit aan de Raadgevende Interparlementaire
Raad zowel betreffende de genomen maatregelen als ten aanzien van de redenen welke
hiertoe hebben geleid.
De Werkgroep ziet toe op de toepassing van deze Overeenkomst en op de verwezenlijking
van de daarin vervatte doelstellingen en neemt de hiertoe noodzakelijke besluiten.
De besluiten worden met algemene stemmen genomen.
Ieder der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen verbindt zich de noodzakelijke maatregelen
te nemen ten einde zijn voorschriften in overeenstemming te brengen met de door de
Werkgroep genomen besluiten.
De Bijzondere Commissie heeft tot taak:
-
1) de gemeenschappelijke regels op te stellen voor de uitvoering van deze Overeenkomst;
-
2) de Werkgroep de voorstellen te doen welke verbetering kunnen brengen in de wijze waarop
deze Overeenkomst wordt toegepast en, voor zover nodig tot wijziging of ter aanvulling
van haar bepalingen;
-
3) de Werkgroep de voorstellen te doen aangaande de wenselijkheid met derde landen onderhandelingen
aan te knopen ten einde overeenkomsten te sluiten op het gebied dat onderwerp uitmaakt
van deze Overeenkomst;
-
4) uitvoering te geven aan de besluiten van de Werkgroep of de uitvoering daarvan te
bevorderen en de uitvoering van de genomen besluiten door de nationale administraties
na te gaan.
De Bijzondere Commissie wendt zich rechtstreeks tot de Werkgroep, aan welke de uitsluitende
bevoegdheid toekomt haar richtlijnen te geven.
De Bijzondere Commissie stelt haar reglement van orde vast en legt dit ter goedkeuring
voor aan de Werkgroep.
Geschillen welke zich tussen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen zouden kunnen
voordoen met betrekking tot de toepassing van deze Overeenkomst, worden voorgelegd
aan het krachtens het Benelux Economische Unieverdrag ingestelde College van Scheidsrechters.
Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen worden
nedergelegd bij de Belgische Regering, die deze onmiddellijk na de inwerkingtreding
van deze Overeenkomst aan het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie
zal overdragen.