AMBASSADE VAN HET
KONINKRIJK DER NEDERLANDEN
WASHINGTON 9, D.C.
FA/160
4 Februari 1953.
Excellentie,
Ik heb de eer te refereren aan een aantal nog niet afgewikkelde vorderingen tussen
onze beide Regeringen, die het onderwerp van besprekingen tussen vertegenwoordigers
van onze beide Regeringen zijn geweest. De volgende aangelegenheden waren bij deze
besprekingen betrokken:
-
1. Een deposito van f 1.066.474,50 bij De Nederlandsche Bank N.V. te 's-Gravenhage ten
name van een “finance officer” van het Amerikaanse Leger. Deze guldens werden geblokkeerd
door de Nederlandse Regering en het is het standpunt van de Regering der Verenigde
Staten geweest dat deze dienden te worden vrijgegeven voor uitgaven door de Regering
der Verenigde Staten in Nederland.
-
2. Een vordering ten bedrage van f 740.407,06 voor schade aan zeven rivierschepen, eigendom
van Nederlandse onderdanen. Deze schepen werden beschadigd op de Rijn, toen zij door
het Amerikaanse Leger onder commando van Generaal Hodges in het voorjaar van 1945
werden gevorderd en werden gebruikt voor de bouw van een brug over de Rijn. Het standpunt
van de Nederlandse Regering is geweest dat de Regering der Verenigde Staten de eigenaren
van deze schepen schadeloos diende te stellen, terwijl aan de andere kant de Regering
der Verenigde Staten het standpunt heeft ingenomen dat de vordering volgens de beginselen
van het volkenrecht en krachtens de bepalingen van tussen de beide Regeringen bestaande
overeenkomsten niet betaald behoefde te worden door de Verenigde Staten.
-
3. Een verkoop van 1000 jeeps aan de Nederlandse Regering. Deze jeeps bevonden zich in
Frankrijk en werden verkocht bij contract W-ANL(ETO-II)-327 tussen het “Office of
the Foreign Liquidation Commissioner” en de Nederlandse Regering, cessionaris van
de “London Suburban and Commercial Vehicles, Ltd.”. De betaling door de Nederlandse
Regering vond in contanten plaats ten bedrage van f 1.324.800,-. Het voorstel is gedaan
dat de verkoop zou worden gebracht onder het toepasselijke crediet voor overtollige
legergoederen. Ook werd door de Nederlandse Regering gesteld dat de in werkelijkheid
geleverde jeeps verschillend waren van die, welke oorspronkelijk in het contract waren
aangeduid, en dat zij in aanzienlijk slechter conditie waren dan volgens het contract
vereist werd. Het contract werd op 11 Februari 1948 gewijzigd teneinde de overeengekomen
verkoopprijs te veranderen en vast te stellen op $ 365.270. Deze gewijzigde vaststelling
betekende een reductie van $ 134.730 op de oorspronkelijke aankoopprijs van $ 500.000.
-
4. Een leen- en pachttransactie betreffende zekere textielgoederen onder aanvraag No.
QN-5903, op 3 Maart 1945 door de agent te Washington van het “Netherlands Government
Food Purchasing Bureau” aan de Regering der Verenigde Staten voorgelegd onder de bepalingen
van de wet van 11 Maart 1941 (de Leen- en Pachtwet). Dit was een contant te betalen
aanvraag volgens welke de Nederlandse Regering de geschatte dollarkosten van de textiel
deponeerde. Nadat een aanzienlijke hoeveelheid van deze goederen was verscheept, nam
de Nederlandse Regering aanvankelijk het standpunt in dat de goederen niet van de
gevraagde kwaliteit waren, dat de goederen die nog niet geleverd waren niet zouden
worden geaccepteerd, en dat het volle betaalde bedrag ad $ 250.000 zou moeten worden
terugbetaald. De Regering der Verenigde Staten heeft het standpunt ingenomen dat de
goederen door de Nederlandse Regering geaccepteerd waren met volledig kennis van de
kwaliteit en dat een terugbetaling hier niet op haar plaats was. Volgens afspraak
tussen de beide Regeringen werden 265 balen van deze textiel verkocht en werd de netto
opbrengst ten bedrage van $ 4.861,91 door het Departement van Financiën der Verenigde
Staten aan het Nederlandse Ministerie van Financiën te 's-Gravenhage betaald.
Teneinde deze geschillen tot een oplossing te brengen en zonder dat een van de Regeringen
enige wettelijke of bindende aansprakelijkheid voor de vordering van de andere Regering
erkent, werd de volgende compromis-verrekening voorgesteld waarmee, naar ik meen te
mogen begrijpen, de Regering der Verenigde Staten instemt:
-
a. Het bedrag ad f 1.066.474,50, nu op een geblokkeerde rekening bij De Nederlandsche
Bank N.V. ten name van de Amerikaanse “finance officer”, zal door de Nederlandse Regering
worden gedeblokkeerd.
-
b. De Regering der Verenigde Staten zal de som van f 1.324.800,-, vertegenwoordigende
de tegenwaarde in guldens van de oorspronkelijke aankoopprijs van de jeeps, $ 500.000,
omgerekend tegen de koers van 2,65, terugbetalen. De som van f 1.324.800,- zal worden
samengesteld uit guldens van de z.g. „vrije rekening” en ook van de z.g. „geblokkeerde
rekening”, aangehouden door de Amerikaanse “finance officer” bij De Nederlandsche
Bank N.V.
-
c. Het saldo van de guldens dat bij De Nederlandsche Bank: N.V. ten name van de Amerikaanse
“finance officer” overblijft, na de terugstorting hierboven onder „b” genoemd, zal onmiddellijk ter beschikking van het Amerikaanse Leger worden gesteld
voor gebruik op het grondgebied van Nederland in Europa. Niettegenstaande de bepalingen
van de brief van 28 Mei 1947 van Generaal-Majoor George J. Richards, “budget officer”
voor het “War Department” (thans “Department of the Army”), aan de heer Ch. J. H.
Daubanton, Gezant bij de Nederlandse Ambassade te Washington, (TIAS 1750, blz. 28),
mag het Amerikaanse Leger deze guldens gebruiken voor de betaling van uitgaven van
zijn kantoren op het grondgebied van Nederland in Europa, waaronder begrepen betaling
van de salarissen van het personeel van deze kantoren en betaling van de kosten van
voor deze kantoren bestemde goederen en diensten. Onder zulk gebruik is niet begrepen
het gebruik van deze guldens voor het verkrijgen van goederen en diensten, die buiten
de grenzen van het grondgebied van Nederland in Europa worden gebruikt. Verder is
overeengekomen dat het Amerikaanse “Department of the Army” deze guldens in dollars
mag converteren tot een totaal bedrag van $ 50.000. Deze nieuwe beperking tot $ 50.000
vervangt de beperking tot $ 100.000, aangegeven in de derde alinea van de brief van
28 Mei 1947 van de (Amerikaanse) Minister van Buitenlandse Zaken aan de Nederlandse
Ambassadeur, welke brief door de Nederlandse Ambassadeur op dezelfde datum werd bevestigd
(TIAS 1750, blz. 25).
-
d. Andere vorderingen van de Nederlandse Regering in verband met op de vijand buit gemaakte
gelden worden niet in deze overeenkomst behandeld. Men is overeengekomen dat het “Department
of the Army” deze vorderingen van de Nederlandse Regering zo spoedig mogelijk zal
onderzoeken.
-
e. De overige vorderingen beschreven in deel I van deze nota zullen worden verrekend
door toevoeging van $ 92.070,18 in U.S.-dollars aan het saldo dat de Nederlandse Regering
schuldig is onder het crediet voor overtollige legergoederen van $ 30.000.000, genoemd
in artikel 5 sub A van de Overeenkomst van 28 Mei 1947 tot regeling der wederzijdse
vorderingen en schulden uit hoofde van de uitvoering der Leen- en Pachtovereenkomst,
de uitvoering der overeenkomst tot wederzijdse hulpverlening, de verkoop van overtollige
legergoederen en de uitvoering van het militaire hulpprogramma voor de civiele bevolking.
Het aldus toegevoegde bedrag vertegenwoordigt de oorspronkelijke aankoopprijs van
de jeeps hierboven genoemd in punt 3 ad $ 500.000, verminderd met (i) de overeengekomen
vermindering van $ 134.730 wegens het verschil in conditie, (ii) het bedrag ad $ 156.199,82
vertegenwoordigende een tegemoetkoming van f 593.559,34, omgerekend tegen de koers
van f 3,80 per dollar, voor de beschadigde rivierschepen hierboven genoemd in punt
2, en (iii) een verdere tegemoetkoming van $ 177.000 ter verrekening van de gestelde
onbevredigende conditie van de textiel hierboven genoemd in punt 4.
Indien de inhoud van deze nota de instemming van Uw Regering heeft, zal Uw antwoord-nota,
die bevestigt dat het voorgaande ook de opvatting van Uw Regering is, de overeenkomst
tussen onze beide Regeringen tot stand brengen inzake de wijze van regeling van de
hierboven genoemde aangelegenheden.
Aanvaard, Excellentie, de hernieuwde verzekering van mijn bijzondere hoogachting.
(w.g.) J. H. VAN ROIJEN.
Zijner Excellentie de Heer H. Freeman Matthews,
Waarnemend Minister van Buitenlandse Zaken,
Washington, D.C.