Verdrag betreffende de oprichting van het functioneel luchtruimblok „Europe Central” [...] Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat, Brussel, 02-12-2010

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-06-2013 t/m heden

Verdrag betreffende de oprichting van het functioneel luchtruimblok „Europe Central” tussen de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk België, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat

Authentiek : NL

Verdrag betreffende de oprichting van het Functioneel Luchtruimblok „Europe Central” tussen de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk België, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat

De Bondsrepubliek Duitsland,

het Koninkrijk België,

de Republiek Frankrijk,

het Groothertogdom Luxemburg,

het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Zwitserse Bondsstaat

De Verdragsluitende Staten,

Gelet op de Verordeningen betreffende het Gemeenschappelijk Europees Luchtruim van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, de relevante uitvoeringsbepalingen, de verklaring van de Lidstaten over militaire kwesties die verband houden met het Gemeenschappelijk Europees Luchtruim en de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer;

Gelet op de haalbaarheidsstudie betreffende het Functioneel Luchtruimblok „Europe Central” (Functional Airspace Block Europe Central, FABEC) van 18 september 2008;

Gelet op de gezamenlijke intentieverklaring voor het creëren van een Functioneel Luchtruimblok „Europe Central” van 18 november 2008;

Overwegende dat het luchtruim boven het grondgebied en dat onder de verantwoordelijkheid van de Verdragsluitende Staten van het FABEC behoren tot de meest complexe luchtverkeersgebieden van Europa;

Overwegende dat een meer geïntegreerde aanpak van de luchtverkeersbeveiliging een belangrijke stap is om te voldoen aan de behoeften van het civiele en militaire luchtverkeer in dit gebied;

Overwegende dat nauwe samenwerking tussen de verleners van luchtvaartnavigatiediensten voldoet aan de behoeften van het civiele en militaire luchtverkeer in dit gebied;

Overwegende dat de oprichting van het FABEC noodzakelijkerwijs een verbeterde en toenemende grensoverschrijdende verlening van luchtvaartnavigatiediensten met zich meebrengt;

Overwegende de „Just Culture” context zoals die tot uitdrukking komt in de internationale en Europese wetgeving;

In aanmerking nemende dat de Verdragsluitende Staten met de oprichting van het FABEC de bedoeling hebben om, ongeacht de bestaande grenzen, een optimale capaciteit, doeltreffendheid en efficiëntie te bereiken voor het luchtverkeersbeveiligingsnetwerk en tegelijk een hoog veiligheidsniveau te behouden;

Overtuigd van de toegevoegde waarde van het creëren van het FABEC voor de ecologische duurzaamheid;

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 1. Definities

Tenzij anders bepaald, hebben de in dit Verdrag gebruikte begrippen de betekenis die eraan wordt toegekend in de toepasselijke definities uit de Verordeningen betreffende het Gemeenschappelijk Europees Luchtruim die van kracht zijn in de Verdragsluitende Staten. Voor de toepassing van dit Verdrag gelden de volgende definities:

  • a. onder „Verdrag” wordt verstaan het onderhavige Verdrag en elke wijziging hiervan, tenzij anders bepaald;

  • b. onder „betreffende luchtruim” wordt verstaan het luchtruim boven het grondgebied van de Verdragsluitende Staten en dat onder hun verantwoordelijkheid, in overeenstemming met de regels van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), zoals bepaald in artikel 3 van dit Verdrag;

  • c. onder „Het Verdrag van Chicago” wordt verstaan de Convention on International Civil Aviation, die op 7 december 1944 in Chicago werd ondertekend, alsook:

    • elke door de Verdragsluitende Staten geratificeerde wijziging die krachtens artikel 94, onderdeel a, van het Verdrag van Chicago wordt toegepast; en

    • elke Bijlage of wijziging aangenomen krachtens artikel 90 van het Verdrag van Chicago, voor zover de internationale normen, waarnaar wordt verwezen in artikel 37 van het Verdrag van Chicago en die zijn opgenomen in die Bijlage of wijziging, van kracht zijn voor alle Verdragsluitende Staten;

  • d. onder „grensoverschrijdend gebied” wordt verstaan het luchtruim boven internationale grenzen dat is gereserveerd voor het exclusieve gebruik door specifieke gebruikers tijdens een specifieke periode;

  • e. onder „Functioneel Luchtruimblok „Europe Central” (FABEC)” wordt verstaan het Functioneel Luchtruimblok dat door de Verdragsluitende Staten krachtens dit Verdrag wordt opgericht;

  • f. onder „operationeel luchtverkeer” wordt verstaan de vluchten die niet voldoen aan de bepalingen voor het algemene luchtverkeer en waarvoor regels en procedures door de bevoegde nationale autoriteiten werden vastgesteld. Het operationeel luchtverkeer kan burgerluchtvaartvluchten omvatten zoals testvluchten, die een zekere mate van afwijking vereisen van de regels van ICAO om aan hun operationele vereisten te beantwoorden;

  • g. „staatsluchtvaartuigen”: luchtvaartuigen die gebruikt worden door militaire, douane- en politiediensten worden geacht staatsluchtvaartuigen te zijn;

  • h. onder „gevechtsleidingsdienst” wordt verstaan de militaire dienstverlening ter ondersteuning van het operationeel luchtverkeer om de toegewezen missie te vervullen en ervoor te zorgen dat op elk ogenblik voldoende afstand wordt bewaard tussen de luchtvaartuigen;

  • i. onder „grondgebied” wordt verstaan het landoppervlak en de territoriale wateren die eraan grenzen en die overeenkomstig internationaal recht onder de soevereiniteit van een Verdragsluitende Staat vallen.

Artikel 2. Onderwerp van dit Verdrag

  • 1 Dit Verdrag richt het FABEC op en de FABEC-Raad voor het bestuur ervan.

  • 2 Dit Verdrag creëert geen internationale organisatie met internationale rechtspersoonlijkheid.

  • 3 Dit Verdrag bepaalt de algemene voorwaarden en de wijze van bestuur waaronder de Verdragsluitende Staten moeten zorgen voor luchtverkeersbeveiliging en de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het betreffende luchtruim.

  • 4 Dit Verdrag bepaalt het kader waarbinnen de specifieke technische en operationele regelingen totstandgebracht dienen te worden die de werkterreinen van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten beslaan.

Artikel 3. Geografische reikwijdte

  • 1 Dit Verdrag is van toepassing op het betreffende luchtruim dat is samengesteld uit de volgende vluchtinformatiegebieden (Flight Information Region, FIR) en hogere informatiegebieden (Upper Information Region, UIR) van continentaal Europa:

    • a. FIR Bremen;

    • b. FIR Langen;

    • c. FIR München;

    • d. UIR Hannover;

    • e. UIR Rhein;

    • f. FIR/UIR Bruxelles;

    • g. FIR Bordeaux;

    • h. FIR Brest;

    • i. FIR Marseille;

    • j. FIR Paris;

    • k. FIR Reims;

    • l. UIR France;

    • m. FIR Amsterdam;

    • n. FIR/UIR Switzerland.

  • 2 Wat de Republiek Frankrijk betreft, is dit Verdrag alleen van toepassing op de Europese Departementen van de Republiek Frankrijk.

  • 3 Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag alleen van toepassing op het gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden dat zich in Europa bevindt.

Artikel 4. Soevereiniteit

  • 1 In het geval een FIR of een UIR zich uitstrekt tot in het luchtruim boven het grondgebied van een andere Verdragsluitende Staat, wordt de soevereiniteit van de betreffende Verdragsluitende Staat met betrekking tot dat gedeelte van het luchtruim boven zijn grondgebied niet aangetast.

  • 2 De bepalingen van dit Verdrag doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Verdragsluitende Staten met betrekking tot veiligheids- en militaire belangen.

Artikel 5. Staatsluchtvaartuigen

  • 1 Tenzij anders overeengekomen of geregeld, blijft artikel 3, onderdeel c, van het Verdrag van Chicago volledig van toepassing op staatsluchtvaartuigen.

  • 2 De Verdragsluitende Staten streven naar het instellen van een vereenvoudigde procedure voor diplomatieke klaring of speciale toestemming voor militaire trainingsactiviteiten binnen het betreffende luchtruim.

Artikel 6. Doelstelling van het FABEC

Het FABEC heeft tot doel optimale prestaties te bereiken op het gebied van veiligheid, ecologische duurzaamheid, capaciteit, kostenefficiëntie, vluchtefficiëntie en doeltreffendheid van militaire missies door middel van de inrichting van het luchtruim en de organisatie van de luchtverkeersbeveiliging in het betreffende luchtruim, ongeacht de bestaande grenzen.

Artikel 7. Verplichtingen van de Verdragsluitende Staten

  • 1 Om de doelstelling van het FABEC te bereiken, verbinden de Verdragsluitende Staten zich ertoe om samen te werken en, in overeenstemming met hun nationale procedures, de passende maatregelen te nemen, in het bijzonder op de volgende gebieden:

    • a. luchtruim;

    • b. harmonisatie van regels en procedures;

    • c. verlening van luchtvaartnavigatiediensten;

    • d. civiel-militaire samenwerking;

    • e. heffingen;

    • f. toezicht;

    • g. prestaties;

    • h. bestuur.

  • 2 De Verdragsluitende Staten voeren de beslissingen uit die genomen zijn door de FABEC-Raad en verbinden zich ertoe om de benodigde nationale regels en procedures in te stellen.

  • 3 De Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat dit Verdrag wordt uitgevoerd.

HOOFDSTUK II. LUCHTRUIM

Artikel 8. Luchtruim van het FABEC

  • 1 Ongeacht de bestaande grenzen, zorgen de Verdragsluitende Staten gezamenlijk voor het ontwerp en het beheer van een naadloos luchtruim, alsook voor de gecoördineerde regeling van luchtverkeersstromen en -capaciteit, zorgvuldig rekening houdend met samenwerkingsprocessen op internationaal niveau.

  • 2 De Verdragsluitende Staten zorgen in het bijzonder voor:

    • a. de ontwikkeling van een gemeenschappelijk luchtruimbeleid in nauwe samenwerking tussen de civiele en militaire autoriteiten;

    • b. het inrichten van de structuur van het betreffende luchtruim om defragmentatie en dynamische sectorvorming te vergemakkelijken;

    • c. het onderzoek van de wijzigingen met betrekking tot het betreffende luchtruim die de prestaties op FABEC-niveau beïnvloeden;

    • d. de coördinatie met EUROCONTROL;

    • e. de raadpleging van de luchtruimgebruikers, gezamenlijk indien nodig;

    • f. het gecoördineerd instellen van grensoverschrijdende gebieden.

Artikel 9. Flexibel gebruik van het luchtruim

  • 1 De Verdragsluitende Staten werken op juridisch, operationeel en technisch niveau samen om het concept van flexibel gebruik van het luchtruim efficiënt en consistent toe te passen, rekening houdend met zowel civiele als militaire vereisten.

  • 2 De Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat er gemeenschappelijke afspraken en procedures worden overeengekomen tussen de civiele en militaire verleners van luchtverkeersdiensten.

  • 3 De Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat civiele en militaire autoriteiten coördineren op het strategische niveau van luchtruimbeheer.

  • 4 De Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat op pre-tactisch niveau een gemeenschappelijke luchtruimbeheersfunctie wordt ingesteld tussen de civiele en militaire verleners van luchtverkeersdiensten.

  • 5 De Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat op tactisch niveau coördinatie plaatsvindt tussen de eenheden voor luchtverkeersdiensten en de militaire luchtverkeersleidingseenheden.

HOOFDSTUK III. HARMONISATIE

Artikel 10. Harmonisatie van regels en procedures

  • 1 De Verdragsluitende Staten verbinden zich ertoe om hun materiële regels en procedures die relevant zijn voor het FABEC te harmoniseren.

  • 2 Daartoe raadplegen de Verdragsluitende Staten elkaar regelmatig om verschillen in hun respectieve wet- en regelgeving op te sporen en op te heffen.

  • 3 De Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat de verleners van luchtverkeersdiensten in het betreffende luchtruim een gemeenschappelijk overkoepelend veiligheidsbeheersysteem ontwikkelen en toepassen.

  • 4 De Verdragsluitende Staten coördineren de classificatie van de diverse delen van het betreffende luchtruim in overeenstemming met de Europese specificaties, zodat de in de praktijk tussen hen bestaande verschillen verkleind worden.

HOOFDSTUK IV. VERLENING VAN LUCHTVAARTNAVIGATIEDIENSTEN

Artikel 11. Luchtvaartnavigatiediensten

De Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat de volgende luchtvaartnavigatiediensten worden verleend:

  • a. luchtverkeersdiensten;

  • b. communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingsdiensten;

  • c. luchtvaartinlichtingendiensten;

  • d. meteorologische diensten.

Artikel 12. Luchtverkeersdiensten

  • 1 De Verdragsluitende Staten wijzen gezamenlijk door middel van een gemeenschappelijk instrument de verleners van luchtverkeersdiensten voor het betreffende luchtruim aan.

  • 2 Na kennisgeving door de betreffende Verdragsluitende Staat, worden verleners van luchtverkeersdiensten voor het betreffende luchtruim, die niet aangewezen zijn overeenkomstig lid 1, door de Verdragsluitende Staten gezamenlijk aangewezen, als deze slechts een of meer van de volgende diensten verlenen:

    • a. vluchtinformatiediensten voor vliegvelden;

    • b. luchtverkeersdiensten beperkt tot een plaatselijk verkeersleidingsgebied van een vliegveld;

    • c. luchtverkeersdiensten onder militair toezicht.

  • 3 De leden 1 en 2 zijn van toepassing onverminderd regelingen of verdragen inzake de verlening van luchtverkeersdiensten tussen Verdragsluitende Staten of om het even welke Verdragsluitende Staat en een derde partij die bestonden vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag.

  • 4 De Verdragsluitende Staten houden elkaar op de hoogte van de rechten en verplichtingen van de aangewezen verleners van luchtverkeersdiensten op nationaal niveau en van alle wijzigingen in hun certificatie of in hun juridische status.

  • 5 De Verdragsluitende Staten informeren gezamenlijk de Europese Commissie en de andere Lidstaten over elke beslissing die krachtens dit artikel wordt genomen betreffende de aanwijzing van verleners van luchtverkeersdiensten.

  • 6 De Verdragsluitende Staten moedigen nauwe samenwerking tussen verleners van luchtverkeersdiensten aan.

Artikel 13. Communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingsdiensten

De Verdragsluitende Staten streven naar gemeenschappelijke technische systemen en de kostenefficiënte operationalisering van infrastructuur voor de verlening van communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingsdiensten door de civiele verleners van luchtvaartnavigatiediensten.

Artikel 14. Luchtvaartinlichtingendiensten

De Verdragsluitende Staten werken samen op het gebied van luchtvaartinlichtingen en coördineren de verlening van de luchtvaartinlichtingendiensten.

Artikel 15. Meteorologische diensten

  • 1 De Verdragsluitende Staten zorgen voor samenwerking tussen verleners van meteorologische diensten voor luchtvaartnavigatie.

  • 2 Elke Verdragsluitende Staat wijst de verlener van meteorologische diensten voor luchtvaartnavigatie op exclusieve basis aan en brengt de FABEC-Raad daarvan op de hoogte.

Artikel 16. Verhoudingen tussen dienstverleners

  • 1 De Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat verleners van luchtvaartnavigatiediensten de werkrelaties formaliseren die noodzakelijk worden geacht voor de coördinatie van hun diensten in het betreffende luchtruim door middel van schriftelijke overeenkomsten of daaraan gelijkwaardige juridische regelingen.

  • 2 Na raadpleging van de FABEC-Raad worden de schriftelijke overeenkomsten of daaraan gelijkwaardige juridische regelingen tussen verleners van luchtverkeersdiensten inzake grensoverschrijdende diensten in het betreffende luchtruim door de betreffende Verdragsluitende Staten goedgekeurd. Zodra ze zijn goedgekeurd, worden ze doorgegeven aan de FABEC-Raad.

  • 3 Wanneer er schriftelijke overeenkomsten of daaraan gelijkwaardige juridische regelingen met buurlanden bestaan voor het verlenen van luchtverkeersdiensten buiten het betreffende luchtruim, zorgt/zorgen de betreffende Verdragsluitende Staat/Staten ervoor dat die schriftelijke overeenkomsten of daaraan gelijkwaardige juridische regelingen geen invloed uitoefenen op het Verdrag, en dat ze door worden gegeven aan de FABEC-Raad.

HOOFDSTUK V. BEGINSELEN INZAKE CIVIEL-MILITAIRE SAMENWERKING

Artikel 17. Militaire activiteiten

  • 1 Zorgvuldig rekening houdend met de beginselen van het flexibel gebruik van het luchtruim en in overeenstemming met de bestaande nationale regelingen en de toepasselijke internationale overeenkomsten sluiten de betreffende Verdragsluitende Staten, waar en wanneer nodig, schriftelijke overeenkomsten om militaire trainingsactiviteiten in het betreffende luchtruim mogelijk te maken, ongeacht de bestaande grenzen.

  • 2 De betreffende Verdragsluitende Staten staan het verlenen van grensoverschrijdende luchtverkeersdiensten toe door een militaire of civiele verlener van luchtverkeersdiensten van de betrokken andere Verdragsluitende Staat aan staatsluchtvaartuigen die als algemeen of operationeel luchtverkeer opereren, overeenkomstig daartoe strekkende schriftelijke regelingen die aan de FABEC-Raad worden doorgegeven.

  • 3 De betreffende Verdragsluitende Staten staan het verlenen van gevechtsleidingsdiensten aan operationeel luchtverkeer toe door de luchtverdedigingsorganisaties en organisaties voor tactisch luchtbevel- en gevechtsleidingsdiensten van de andere betreffende Verdragsluitende Staat, overeenkomstig daartoe strekkende schriftelijke regelingen die aan de FABEC-Raad worden doorgegeven.

  • 4 Voor het verlenen van grensoverschrijdende diensten in het betreffende luchtruim moedigen de Verdragsluitende Staten een nauwe samenwerking aan tussen de civiele en militaire verleners van luchtvaartnavigatiediensten en de respectieve organisaties voor luchtverdediging en tactisch luchtbevel- en gevechtsleidingsdiensten.

  • 5 De Verdragsluitende Staten streven naar harmonisatie van de relevante civiele en militaire regelingen om de civiel-militaire samenwerking te vergemakkelijken, in het bijzonder op het gebied van beveiliging.

HOOFDSTUK VI. HEFFINGEN

Artikel 18. Heffingenbeleid

  • 1 De Verdragsluitende Staten ontwikkelen gemeenschappelijke beginselen met betrekking tot het heffingenbeleid binnen het betreffende luchtruim en passen deze toe, rekening houdend met de mogelijkheid van nationale vrijstellingen.

  • 2 De Verdragsluitende Staten hebben de intentie om een enkel eenheidstarief voor en-route verkeer in het betreffende luchtruim toe te passen en zij streven naar het vaststellen van een gemeenschappelijke heffingszone in het betreffende luchtruim.

  • 3 De FABEC-Raad beslist over de invoering, de voorwaarden voor en de toepassing van een enkel eenheidstarief voor en-route verkeer in het betreffende luchtruim en de vaststelling van een gemeenschappelijke heffingszone in het betreffende luchtruim.

  • 4 Het gemeenschappelijk voorgestelde enkel eenheidstarief voor en-route verkeer in het betreffende luchtruim wordt volgend op een beslissing van de FABEC-Raad daarover aan het relevante EUROCONTROL-orgaan ter vaststelling voorgelegd.

  • 5 Voorafgaand aan de invoering en toepassing van een enkel eenheidstarief voor en-route verkeer in het betreffende luchtruim coördineren de Verdragsluitende Staten hun eenheidstarieven voor en-route verkeer in het betreffende luchtruim op het niveau van de FABEC-Raad.

  • 6 De Verdragsluitende Staten dienen in het bijzonder:

    • a) gezamenlijk de noodzakelijke verplichtingen te vervullen verbonden aan een gemeenschappelijke heffingszone voor en-route verkeer in het betreffende luchtruim;

    • b) passende regelingen te treffen voor samenhang en eenvormigheid bij de toepassing van de regels en voorschriften met betrekking tot heffingen;

    • c) waar nodig, te zorgen voor de gezamenlijke coördinatie met EUROCONTROL.

HOOFDSTUK VII. TOEZICHT

Artikel 19. Toezicht op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten

  • 1 De Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat de nationale toezichthoudende instanties nauw samenwerken bij de uitoefening van het toezicht op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten binnen het betreffende luchtruim en dat hun werkwijzen zijn geharmoniseerd.

  • 2 De Verdragsluitende Staten erkennen wederzijds de toezichtstaken van hun nationale toezichthoudende instanties en de resultaten van deze taken.

  • 3 De Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat hun nationale toezichthoudende instanties overeenkomsten sluiten over de samenwerking waarnaar in lid 1 wordt verwezen, met inbegrip van een regeling voor de behandeling van gevallen waarin niet wordt voldaan aan de geldende gemeenschappelijke eisen, en voor de wederzijdse erkenning van toezichtstaken en de resultaten van deze taken. Die overeenkomsten kunnen een regeling bevatten betreffende de verdeling van verantwoordelijkheden voor toezichtstaken. De betreffende nationale toezichthoudende instanties geven de overeenkomsten door aan de FABEC-Raad.

  • 4 De nationale toezichthoudende instantie die de verlener van luchtvaartnavigatiediensten, die grensoverschrijdende diensten in het betreffende luchtruim verleent, heeft gecertificeerd, is belast met het toezicht op deze verlener van luchtvaartnavigatiediensten, in nauwe samenwerking met de nationale toezichthoudende instantie(s) van de andere betreffende Verdragsluitende Staat/Staten.

  • 5 Indien de Verdragsluitende Staat boven wiens grondgebied de luchtvaartnavigatiediensten als bedoeld in lid 4 worden verleend, eist dat zijn eigen nationale toezichthoudende instantie toezicht uitoefent, bereiken de betrokken nationale toezichthoudende instanties overeenstemming over de voorwaarden voor het toezicht.

  • 6 De betreffende Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat hun nationale toezichthoudende instanties een gemeenschappelijk mechanisme opzetten voor informatie-uitwisseling, overleg en coördinatie voor de verlening van grensoverschrijdende diensten om er voor te zorgen dat zonder uitstel de noodzakelijke corrigerende maatregelen worden genomen.

  • 7 De Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat de in overeenstemming met dit artikel genomen beslissingen ten uitvoer worden gebracht.

  • 8 In laatste instantie behoudt elke Verdragsluitende Staat het recht om de toestemming die in overeenstemming met artikel 16, lid 2, is gegeven op te schorten of te herroepen, nadat de betreffende Verdragsluitende Staat en de FABEC-Raad daarvan op de hoogte zijn gebracht.

HOOFDSTUK VIII. PRESTATIES

Artikel 20. Prestatieregeling

  • 1 De Verdragsluitende Staten voeren een FABEC-prestatieregeling in en passen een FABEC-prestatieplan toe dat strookt met de EU-wijde prestatiedoelen en dat rekening houdt met de militaire behoeften. Dit prestatieplan wordt door de FABEC-Raad goedgekeurd.

  • 2 Het prestatieplan bevat de FABEC-prestatiedoelstellingen voor ten minste de volgende prestatiekerngebieden:

    • a. veiligheid;

    • b. milieu;

    • c. capaciteit;

    • d. kostenefficiëntie;

    • e. doeltreffendheid van militaire missies.

  • 3 Het prestatieplan bevat een reeks duidelijke en meetbare prestatiekernindicatoren voor de prestatiekerngebieden voor een vastgestelde referentieperiode.

  • 4 Het prestatieplan bevat stimuleringsregelingen op FABEC-niveau.

  • 5 De FABEC-Raad beslist over de toepassing en elementen van het FABEC-prestatieplan.

  • 6 Voorafgaand aan de toepassing van het FABEC-prestatieplan, stelt de FABEC-Raad prestatiedoelen vast op FABEC-niveau en coördineert hij de nationale prestatieplannen.

  • 7 Bij het opstellen van het prestatieplan vindt overleg plaats met de betreffende belanghebbende partijen.

  • 8 De Verdragsluitende Staten zorgen ervoor dat de verwezenlijking van het FABEC-prestatieplan wordt gemonitord en dat indien nodig corrigerende maatregelen worden genomen.

  • 9 De Verdragsluitende Staten beoordelen periodiek het ontwerp en de werking van de FABEC-prestatieregeling en nemen indien nodig corrigerende maatregelen.

HOOFDSTUK IX. BESTUUR

Artikel 21. De FABEC-Raad

  • 1 De FABEC-Raad is samengesteld uit de volgende vertegenwoordigers van iedere Verdragsluitende Staat:

    • a. een vertegenwoordiger van de overheid die verantwoordelijk is voor de burgerluchtvaart; en

    • b. een vertegenwoordiger van de overheid die verantwoordelijk is voor de militaire luchtvaart.

  • 2 Op uitnodiging van de FABEC-Raad kunnen andere deelnemers als waarnemers zijn vergaderingen bijwonen.

Artikel 22. Functies van de FABEC-Raad

  • 1 De FABEC-Raad bestuurt het FABEC.

  • 2 Teneinde de verplichtingen van de Verdragsluitende Staten krachtens het Verdrag na te komen, heeft de FABEC-Raad de opdracht om beslissingen te nemen om:

    • a. te zorgen voor de uitvoering van dit Verdrag en voor het bereiken van de doelstellingen van het FABEC in het algemeen;

    • b. de ontwikkeling van de civiel-militaire samenwerking te bepalen;

    • c. overeenstemming te bereiken over de gemeenschappelijke inrichting en het gemeenschappelijk beleid voor het betreffende luchtruim;

    • d. de wijze van samenwerking voor de toepassing van het concept van flexibel gebruik van het luchtruim te bepalen;

    • e. de harmonisatie van de materiële regels en procedures te ondersteunen;

    • f. het proces van gezamenlijke aanwijzing van de verleners van luchtverkeersdiensten te vergemakkelijken;

    • g. het heffingenbeleid voor het betreffende luchtruim aan te nemen en het enkel eenheidstarief voor en-route verkeer in het betreffende luchtruim vast te stellen;

    • h. de ontwikkeling en de toepassing van een gemeenschappelijk overkoepelend veiligheidsbeheersysteem te ondersteunen;

    • i. strategische doelstellingen voor de ontwikkeling van het FABEC te bepalen, de bereikte resultaten te evalueren, en indien nodig passende maatregelen te nemen;

    • j. het prestatieplan en de bijbehorende prestatiedoelen goed te keuren;

    • k. het eigen huishoudelijk reglement en dat van de comités, werkgroepen en van de Adviesraad voor Luchtvaartnavigatiedienstverlening aan te nemen;

    • l. andere comités op te richten dan die welke door dit Verdrag in het leven zijn geroepen, alsook werkgroepen op te richten om hem bijstand te verlenen op specifieke gebieden, en de voorstellen van de comités en werkgroepen goed te keuren;

    • m. te zorgen voor coördinatie van het FABEC met de aangrenzende functionele luchtruimblokken, met inbegrip van efficiënte ‘interfaces’;

    • n. de standpunten van de Verdragsluitende Staten te coördineren met het oog op de toepassing van internationale overeenkomsten, in het bijzonder betreffende het werk van ICAO, EUROCONTROL, de Europese Commissie, het Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart en gezamenlijke ondernemingen op het gebied van de luchtverkeersbeveiliging;

    • o. de oplossing van geschillen te vergemakkelijken die tussen de Verdragsluitende Staten kunnen ontstaan;

    • p. de maatregelen te nemen die vereist zijn ingevolge de toetreding van een Staat tot dit Verdrag;

    • q. de maatregelen te nemen die vereist zijn ingevolge de opzegging van dit Verdrag door een Verdragsluitende Staat;

    • r. te evalueren of dit Verdrag strookt met eventuele wijzigingen van de Verordeningen betreffende het Gemeenschappelijk Europees Luchtruim;

    • s. wijzigingen van dit Verdrag voor te stellen;

    • t. te zorgen voor raadpleging van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten, de gebruikers van het luchtruim en andere belanghebbende partijen waar nodig.

Artikel 23. Functioneren

  • 1 De FABEC-Raad wordt afwisselend voorgezeten door een van de Verdragsluitende Staten.

  • 2 De FABEC-Raad neemt zijn beslissingen met eenparigheid van stemmen. Elke Verdragsluitende Staat heeft één stem. De beslissingen van de FABEC-Raad worden beschouwd als beslissingen van de vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Staten.

  • 3 Beslissingen worden van kracht twee maanden na de dag waarop ze zijn aangenomen, tenzij, binnen twee maanden nadat ze zijn aangenomen, een Verdragsluitende Staat de andere Verdragsluitende Staten op de hoogte brengt dat hij de beslissing alleen kan uitvoeren met de instemming van zijn wetgevende organen. In dat geval wordt de beslissing van kracht een dag nadat de laatste betreffende Verdragsluitende Staat de andere Verdragsluitende Staten op de hoogte heeft gebracht dat de wetgevende organen hun instemming hebben gegeven.

  • 4 Het door de FABEC-Raad aangenomen huishoudelijk reglement bevat regelingen, in het bijzonder voor het bijeenroepen van vergaderingen, het voorafgaand versturen van de agenda, de aanstelling van de Voorzitter en de duur van het Voorzitterschap, de stemprocedure, met inbegrip van de mogelijkheid om beslissingen per correspondentie te nemen.

  • 5 De FABEC-Raad komt bijeen op uitnodiging van de Voorzitter, minstens twee keer per jaar en telkens wanneer dit nodig is. Elke Verdragsluitende Staat heeft het recht om de bijeenroeping van een vergadering te verzoeken.

Artikel 24. Comités en werkgroepen

  • 1 Om de doelstellingen van het FABEC te bereiken en de FABEC-Raad bij te staan, worden hierbij het Luchtruimcomité, het Harmonisatie- en Adviescomité, het Financieel en Prestatiecomité en het Comité van de Nationale Toezichthoudende Instanties opgericht. De FABEC-Raad kan andere comités en werkgroepen oprichten.

  • 2 De comités en werkgroepen worden samengesteld uit civiele en militaire deskundigen die door de Verdragsluitende Staten worden aangesteld.

  • 3 Op uitnodiging van de comités of werkgroepen kunnen andere deelnemers als waarnemers hun vergaderingen bijwonen.

  • 4 Tenzij anders bepaald in het huishoudelijk reglement of door een beslissing van de FABEC-Raad rapporteren comités en werkgroepen rechtstreeks en uitsluitend aan de FABEC-Raad.

Artikel 25. Het Luchtruimcomité

Het Luchtruimcomité staat de FABEC-Raad bij bij de tenuitvoerlegging van de artikelen 8 en 9 en voert de andere taken uit die de FABEC-Raad hem toevertrouwt.

Artikel 26. Het Harmonisatie- en Adviescomité

Het Harmonisatie- en Adviescomité staat de FABEC-Raad bij bij de tenuitvoerlegging van de artikelen 10 en 12 en voert de andere taken uit die de FABEC-Raad hem toevertrouwt.

Artikel 27. Het Financieel en Prestatiecomité

Het Financieel en Prestatiecomité staat de FABEC-Raad bij bij de tenuitvoerlegging van artikel 18 en, waar van toepassing, artikel 20 en voert de andere taken uit die de FABEC-Raad hem toevertrouwt.

Artikel 28. Comité van de Nationale Toezichthoudende Instanties

Onverminderd artikel 24, lid 4, en de specifieke verantwoordelijkheden die rechtstreeks aan de nationale toezichthoudende instanties zijn verleend, staat het Comité van de Nationale Toezichthoudende Instanties de FABEC-Raad bij bij de tenuitvoerlegging van artikel 19 en, waar van toepassing, artikel 20 en voert de andere taken uit die de FABEC-Raad hem toevertrouwt.

HOOFDSTUK X. RAADPLEGING VAN VERLENERS VAN LUCHTVAARTNAVIGATIEDIENSTEN

Artikel 29. Adviesraad voor Luchtvaartnavigatiedienstverlening

  • 1 De Adviesraad voor Luchtvaartnavigatiedienstverlening wordt opgericht voor de raadpleging van verleners van luchtvaartnavigatiediensten over aangelegenheden die te maken hebben met de dienstverlening binnen het FABEC.

  • 2 De Adviesraad voor Luchtvaartnavigatiedienstverlening wordt als volgt samengesteld:

    • a. vertegenwoordigers van de FABEC-Raad; en

    • b. vertegenwoordigers van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten.

  • 3 Op uitnodiging van de FABEC-Raad kunnen andere deelnemers als waarnemers de vergaderingen bijwonen.

  • 4 Verslagen van de besprekingen van de Adviesraad voor Luchtvaartnavigatiedienstverlening worden aan de FABEC-Raad bezorgd.

HOOFDSTUK XI. CIVIELRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 30. Aansprakelijkheidsregime

  • 1 Een Verdragsluitende Staat vergoedt de schade zoals beschreven in lid 4 wanneer deze schade:

    • a. zich heeft voorgedaan in het luchtruim boven zijn grondgebied of dat onder zijn verantwoordelijkheid in overeenstemming met de regels van ICAO; en

    • b. is veroorzaakt door de fout van een verlener van luchtverkeersdiensten die is aangewezen in overeenstemming met artikel 12 of die van zijn medewerkers of van elke andere persoon die in zijn naam optreedt, en die niet de verlener is waarvan de hoofdvestiging zich bevindt op het grondgebied van de betrokken Verdragsluitende Staat.

    De verlener van luchtverkeersdiensten vermeld in b wordt hierna de effectieve verlener van luchtverkeersdiensten genoemd.

  • 2 Er mag niet rechtstreeks een zaak aanhangig worden gemaakt tegen de effectieve verlener van luchtverkeersdiensten of tegen zijn medewerkers of tegen elke andere persoon die in zijn naam optreedt.

  • 3 Als er geen zaak aanhangig wordt gemaakt binnen een periode van twee jaar vanaf de datum van de definitieve rechterlijke beslissingen zoals bepaald in lid 4, vervalt het recht op schadevergoeding voortvloeiend uit lid 1.

  • 4 Er kan slechts schadevergoeding op basis van lid 1 worden gevorderd voor schade die niet wordt vergoed krachtens definitieve rechterlijke beslissingen die in overeenstemming met specifieke nationale of internationale wetten of voorschriften zijn geveld. Een beslissing wordt als definitief beschouwd als er krachtens de nationale of internationale wetten of voorschriften geen rechtsmiddel tegen open staat.

  • 5 De vordering tot schadevergoeding voortvloeiend uit leden 1 en 4 dient bij de betrokken Verdragsluitende Staat te worden ingediend. De vordering wordt in overweging genomen en wordt al dan niet door de bevoegde autoriteit ingewilligd in overeenstemming met de relevante materiële wetten en voorschriften van de betrokken Verdragsluitende Staat. Als er over de vordering geen consensus wordt bereikt, wordt het geschil door de bevoegde rechter van de betrokken Verdragsluitende Staat, in overeenstemming met zijn relevante materiële nationale wetten en voorschriften, beslecht.

  • 6 De effectieve verlener van luchtverkeersdiensten vergoedt aan de betrokken Verdragsluitende Staat alle overeenkomstig lid 1 betaalde vergoedingen door of opgelopen kosten van deze Verdragsluitende Staat. De Verdragsluitende Staat van de effectieve verlener van luchtverkeersdiensten zorgt ervoor dat deze verplichting wordt nagekomen en neemt, indien de effectieve verlener van luchtverkeersdiensten in gebreke blijft, bij het eerste verzoek diens plaats in om de betrokken Verdragsluitende Staat te vergoeden.

  • 7 Elk geschil betreffende de terugbetaling zoals bepaald in lid 6, tussen de Verdragsluitende Staat van de effectieve verlener van luchtverkeersdiensten en de Verdragsluitende Staat waarnaar wordt verwezen in lid 1 kan door elk van de twee Verdragsluitende Staten worden verwezen naar arbitrage krachtens het „Facultatieve Reglement voor Arbitrage van Geschillen tussen twee Staten van het Permanente Hof van Arbitrage”. De relevante nationale materiële wetten en voorschriften waarnaar in lid 5 wordt verwezen zijn in het geschil van toepassing. De leden 3 en 4 van artikel 32 zijn van toepassing.

  • 8 Niets in dit Verdrag verhindert dat de Verdragsluitende Staat waarnaar in lid 1 wordt verwezen en de Verdragsluitende Staat van de effectieve verlener van luchtverkeersdiensten een overeenkomst bereiken om de kosten die voortvloeien uit de schade waarnaar in lid 1 wordt verwezen, te delen.

  • 9 Niets in dit Verdrag beperkt het recht van een Verdragsluitende Staat of een effectieve verlener van luchtverkeersdiensten om verhaal te halen bij om het even welke andere natuurlijke of rechtspersoon.

  • 10 De Verdragsluitende Staten brengen elkaar op de hoogte zodra zij informatie over een vordering tot schadevergoeding voortvloeiend uit leden 1 en 4 ontvangen en zodra een vordering definitief is geregeld.

  • 11 De aangewezen verleners van luchtverkeersdiensten dekken zich voldoende in voor de aansprakelijkheid die zij krachtens dit Verdrag dragen, zodat zij kunnen voldoen aan de verplichting die aan hen door lid 6 wordt opgelegd.

  • 12 Dit artikel is van toepassing zonder afbreuk te doen aan de internationale overeenkomsten met betrekking tot schade die wordt toegebracht door strijdkrachten van een Verdragsluitende Staat op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Staat.

  • 13 Dit artikel heeft voorrang boven de bepalingen inzake aansprakelijkheid in elke overeenkomst tussen twee Verdragsluitende Staten met betrekking tot het verlenen van luchtverkeersdiensten.

HOOFDSTUK XII. ONGEVALLEN EN ERNSTIGE INCIDENTEN

Artikel 31. Onderzoek van ongevallen en ernstige incidenten

  • 1 Bij een ongeval of een ernstig incident overeenkomstig het Verdrag van Chicago dat zich voordoet in het betreffende luchtruim, brengt de Verdragsluitende Staat die het onderzoek voert de FABEC-Raad onmiddellijk op de hoogte als hij tekortkomingen op FABEC-niveau opmerkt.

  • 2 Mededelingen, kennisgevingen en rapporten over onderzoeken van ongevallen en ernstige incidenten worden opgesteld in het Engels of in een van de nationale talen van de Verdragsluitende Staat met een vertaling in het Engels.

  • 3 De bepalingen van dit artikel hebben voorrang boven de bepalingen inzake onderzoek van ongevallen en ernstige incidenten in elke overeenkomst tussen twee Verdragsluitende Staten betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, in het geval van verschillen.

HOOFDSTUK XIII. INSTITUTIONELE BEPALINGEN

Artikel 32. Geschillenbeslechting

  • 1 Elk geschil dat tussen Verdragsluitende Staten ontstaat met betrekking tot de interpretatie, toepassing of uitvoering van het Verdrag, met inbegrip van zijn bestaan, gelding of beëindiging, dat niet door rechtstreekse onderhandelingen tussen de betreffende Verdragsluitende Staten of met enig ander middel binnen een periode van zes maanden kan worden opgelost, wordt naar de FABEC-Raad verwezen.

  • 2 Als de FABEC-Raad er niet in slaagt om een geschil op te lossen binnen drie maanden na de verwijzing ervan naar de FABEC-Raad, is elk van de betreffende Verdragsluitende Staten gerechtigd om het geschil voor arbitrage voor te leggen volgens het „Facultatieve Reglement voor Arbitrage van Geschillen tussen twee Staten van het Permanente Hof van Arbitrage”.

  • 3 De gemeenschappelijke kosten van de arbitrage worden in dezelfde mate gedragen door de Verdragsluitende Staten die als partijen bij de arbitrageprocedure zijn betrokken.

  • 4 De beslissingen van het scheidsgerecht zijn bindend voor de Verdragsluitende Staten die partij zijn bij het geschil.

Artikel 33. Toetreding tot dit Verdrag

  • 1 Dit Verdrag staat open voor toetreding. Een Staat die partij wil worden bij dit Verdrag richt zijn aanvraag voor toetreding tot de Depositaris.

  • 2 De voorwaarden voor toetreding en alle daaruit voortvloeiende aanpassingen aan dit Verdrag zijn het onderwerp van een verdrag tussen de Verdragsluitende Staten en de verzoekende Staat. Het toetredingsverdrag wordt bekrachtigd door de Verdragsluitende Staten en de verzoekende Staat nadat aan hun respectieve grondwettelijke vereisten daartoe is voldaan.

  • 3 Het toetredingsverdrag wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand volgend op de neerlegging van de laatste akte van bekrachtiging bij de Depositaris.

  • 4 De FABEC-Raad neemt alle maatregelen die vereist zijn ingevolge die toetreding.

Artikel 34. Opzegging van dit Verdrag

  • 1 Wanneer een Verdragsluitende Staat dit Verdrag opzegt, brengt de betreffende Verdragsluitende Staat de FABEC-Raad op de hoogte en stelt hij de Depositaris in kennis van zijn beslissing.

  • 2 De opzegging wordt een jaar na ontvangst van de kennisgeving door de Depositaris van kracht.

  • 3 De FABEC-Raad neemt alle maatregelen die vereist zijn ingevolge die opzegging.

  • 4 De Verdragsluitende Staat die dit Verdrag opzegt, draagt in beginsel de kosten die met die opzegging gepaard gaan. De financiële gevolgen van die opzegging worden vastgelegd in een speciale overeenkomst tussen de opzeggende Verdragsluitende Staat en de andere Verdragsluitende Staten. Het recht van een Verdragsluitende Staat om op te zeggen blijft onaangetast.

  • 5 De opzegging ontheft de zich terugtrekkende Verdragsluitende Staat niet van de verplichting om te voldoen aan lid 4 en artikel 32.

Artikel 35. Wijzigingen van dit Verdrag

  • 1 Als een Verdragsluitende Staat dit Verdrag wenst te wijzigen, brengt hij de FABEC-Raad hiervan op de hoogte.

  • 2 Wijzigingen van dit Verdrag worden overeengekomen door de Verdragsluitende Staten op voorstel van de FABEC-Raad.

  • 3 Wijzigingen van dit Verdrag worden bekrachtigd door de Verdragsluitende Staten nadat aan hun respectieve grondwettelijke vereisten daartoe is voldaan.

  • 4 Wijzigingen van dit Verdrag worden van kracht op de eerste dag van de tweede maand volgend op de neerlegging van de laatste akte van bekrachtiging bij de Depositaris.

Artikel 36. Beëindiging en opschorting van dit Verdrag

  • 1 De Verdragsluitende Staten kunnen op elk ogenblik unaniem beslissen om dit Verdrag te beëindigen.

  • 2 De beëindiging wordt bewerkstelligd door de indiening bij de Depositaris van een schriftelijke verklaring van de Verdragsluitende Staten dat dit Verdrag buiten werking treedt op een door de Verdragsluitende Staten vastgestelde datum.

  • 3 De Verdragsluitende Staten bepalen samen de kosten van de beëindiging en de toewijzing van die kosten.

  • 4 Elke Verdragsluitende Staat heeft het recht om onmiddellijk de toepassing van dit Verdrag geheel of gedeeltelijk op te schorten om redenen van nationale veiligheid. De Verdragsluitende Staat die de toepassing van dit Verdrag geheel of gedeeltelijk opschort brengt de andere Verdragsluitende Staten onmiddellijk op de hoogte van zijn beslissing en stelt de Depositaris overeenkomstig in kennis.

  • 5 De Verdragsluitende Staat die de toepassing van dit Verdrag geheel of gedeeltelijk opschort streeft ernaar de opschorting zo snel mogelijk te beëindigen. Hij zal de andere Verdragsluitende Staten onmiddellijk op de hoogte brengen van zijn beslissing en de Depositaris overeenkomstig in kennis stellen.

  • 6 De Verdragsluitende Staat die de toepassing van dit Verdrag geheel of gedeeltelijk opschort, draagt in beginsel de kosten van die opschorting. De financiële gevolgen van de opschorting worden bepaald in een speciale overeenkomst tussen de Verdragsluitende Staat die de toepassing van dit Verdrag opschort en de andere Verdragsluitende Staten.

  • 7 De beëindiging en de opschorting ontheffen de betreffende Verdragsluitende Staat/Staten niet van de verplichting om te voldoen aan artikel 32.

Artikel 37. Registratie bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie

Dit Verdrag en alle latere wijzigingen ervan worden geregistreerd bij ICAO, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 83 van het Verdrag van Chicago.

Artikel 38. Inwerkingtreding van dit Verdrag

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de neerlegging van de laatste akte van bekrachtiging bij de Depositaris.

Artikel 39. De Depositaris en zijn functie

  • 1 De regering van het Koninkrijk België is de Depositaris van dit Verdrag. De akten van bekrachtiging worden neergelegd bij de regering van het Koninkrijk België.

  • 2 De Depositaris:

    • a. brengt de Verdragsluitende Staten op de hoogte van:

      • elke neerlegging van een akte van bekrachtiging, samen met de datum ervan,

      • de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag en van elke wijziging ervan;

      • elke aanvraag van een Staat om tot dit Verdrag toe te treden;

      • elke opzegging door een Verdragsluitende Staat van dit Verdrag, de datum van opzegging en de datum van buitenwerkingtreding van dit Verdrag voor de betreffende Staat;

    • b. laat dit Verdrag en alle latere wijzigingen registreren bij ICAO;

    • c. brengt de Europese Commissie op de hoogte van de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag en van alle latere wijzigingen;

    • d. brengt ICAO en de Europese Commissie op de hoogte van:

      • elke toetreding tot dit Verdrag, samen met de datum ervan,

      • elke opzegging van dit Verdrag, samen met de datum ervan;

      • elke geheel of gedeeltelijke opschorting van dit Verdrag, samen met de datum ervan;

      • de beëindiging van dit Verdrag, samen met de datum ervan;

    • e. bezorgt alle Verdragsluitende Staten voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van dit Verdrag;

    • f. vervult alle andere functies die normaal aan een Depositaris toekomen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, naar behoren daartoe gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel op 2 december 2010 in één origineel in het Nederlands, Frans en Duits, waarbij al deze talen gelijkelijk authentiek zijn.

Naar boven