AMBASSADE DER NEDERLANDEN
Caracas, 11 april 1957
Mijnheer de Minister,
Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van Uw geachte nota van dezelfde datum, betreffende
de wens van mijn Regering, dat Venezuela aan het Koninkrijk der Nederlanden (Nederland,
Suriname, de Nederlandse Antillen en Nederlands-Nieuw-Guinea) het voorrecht van wederkerigheid
verlene, hetwelk is voorzien in de enige paragraaf van artikel 33 van de Scheepvaartwet,
krachtens welke paragraaf vrijstelling wordt verleend van de eis tot het bepalen van
de tonnenmaat in de havens van de Republiek voor de schepen van die landen die hetzelfde
voorrecht verlenen aan de Venezolaanse schepen wanneer deze hun havens aandoen.
Het doet mij genoegen U in naam van mijn Regering te verklaren, dat het Koninkrijk
der Nederlanden overeenkomt genoemd voorrecht te verlenen aan de in Venezuela geregistreerde
schepen welke de havens van welk deel ook van het Koninkrijk aandoen, met uitzondering
van die welker meetbrief twijfel laat met betrekking tot de daarin vervatte gegevens.
Deze nota en de in dezelfde zin gestelde nota van Uwe Excellentie zullen worden geacht
een overeenkomst tussen de twee Regeringen te vormen.
De bepalingen van deze overeenkomst zullen terstond op voorlopige wijze van toepassing
zijn en zullen in werking treden, zodra de Nederlandse Regering aan de Venezolaanse
Regering heeft mede
gedeeld, dat de formaliteiten zijn vervuld, welke in het Koninkrijk der Nederlanden
door de nationale wetgeving worden vereist.
Ik maak van deze gelegenheid gebruik Uwer Excellentie wederom de gevoelens mijner
meeste hoogachting te betuigen.
(w.g.) J. C. VAN BEUSEKOM
Zijner Excellentie
dr. José Loreto Arismendi,
Minister van Buitenlandse Zaken,
Alhier.