Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst inzake de bescherming van de Rijn tegen verontreiniging door chloriden, Brussel, 25-09-1991

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-11-1994 t/m heden

Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst inzake de bescherming van de Rijn tegen verontreiniging door chloriden

Authentiek : NL

INTERNATIONALE COMMISSIE TER BESCHERMING VAN DE RIJN TEGEN VERONTREINIGING

Aanvullend protocol bij de Overeenkomst inzake de bescherming van de Rijn tegen verontreiniging door chloriden, ondertekend op 3 december 1976 in Bonn

De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland,

de Regering van de Franse Republiek,

de Regering van het Groothertogdom Luxemburg,

de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en

de Regering van de Zwitserse Bondsstaat,

  • - verwijzend naar de resultaten van de op 11 oktober 1988 in Bonn en op 30 november 1989 in Brussel gehouden ministersconferenties over de verontreiniging van de Rijn,

  • - verwijzend naar de Overeenkomst van 3 december 1976 ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging door chloriden, naar de briefwisselingen van 29 april, 4 en 14 mei 1983 en de verklaring van de delegatieleiders van 11 december 1986 (hierna te noemen „de Overeenkomst”),

  • - geleid door de wens de kwaliteit van het Rijnwater zodanig te verbeteren dat aan de Nederlands-Duitse grens de overschrijdingen van het gehalte van 200 mg/l chloride-ionen zowel qua omvang als qua tijdsduur worden beperkt,

  • - ernaar strevend de winning van drinkwater uit de Rijn en uit het IJsselmeer te vergemakkelijken,

  • - in de overtuiging dat behalve de reeds bereikte verminderingen en de in dit aanvullend protocol voorziene maatregelen andere maatregelen tot vermindering van de chloride-vracht van de Rijn over de gehele loop van de Rijn vanuit een ecologisch oogpunt niet noodzakelijk en op grond van technische en economische overwegingen niet gerechtvaardigd zijn,

  • - en met de bedoeling om tot een definitieve internationale regeling te komen inzake vermindering van de belasting van de Rijn door chloriden,

zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1

  • 1 In de perioden gedurende welke de concentratie van chloriden in de Rijn de richtwaarde van 200 mg/l aan de Nederlands-Duitse grens overschrijdt, zal de Franse Regering naast de sinds 5 januari 1987 plaatsvindende vermindering met 20 kg/s chloride-ionen overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de Overeenkomst een gemoduleerde vermindering op Frans grondgebied bewerkstelligen overeenkomstig de nadere bijzonderheden en technische elementen zoals vervat in Bijlage I. De door de gemoduleerde vermindering ontstane hoeveelheden chloriden worden tijdelijk op land opgeslagen.

  • 2 De Franse Regering zal jaarlijks de overige Overeenkomstsluitende Partijen op de hoogte stellen van de op grond van de gemoduleerde vermindering opgeslagen hoeveelheden chloriden en de daaraan verbonden kosten.

Artikel 2

De in het kader van de gemoduleerde vermindering volgens artikel 1 van dit aanvullend protocol opgeslagen hoeveelheden chloriden kunnen, na vermindering van de produktie van de kalimijnen in de Elzas en volgens door de Overeenkomstsluitende Partijen op basis van een voorstel van de Internationale Commissie later vast te stellen modaliteiten, op ecologisch verantwoorde wijze en rekening houdend met de verschillende gebruiksdoeleinden van het water, in de Rijn worden gestort. Gedurende deze periode blijft de richtwaarde van 200 mg/l chlorideionen aan de Nederlands-Duitse grens van toepassing en wordt het jaarlijkse gemiddelde voor de nationale vracht, aangegeven in de tabel van Bijlage II bij de Overeenkomst in de door dit aanvullend protocol gewijzigde versie, niet overschreden.

Artikel 3

De Nederlandse Regering treft op Nederlands grondgebied maatregelen tot beperking van de belasting door chloriden van het door de winning van drinkwater gebruikte IJsselmeer, en wel doordat zout polderwater uit de Wieringermeerpolder in de Waddenzee in plaats van in het IJsselmeer wordt geloosd. De technische elementen van deze maatregelen zijn vervat in bijlage II bij dit aanvullend protocol.

Artikel 4

De kosten van de volgens artikel 1 en 2 op Frans grondgebied te nemen maatregelen, die ten hoogste 400 miljoen Franse franken bedragen, en van de volgens artikel 3 op Nederlands grondgebied te nemen maatregelen, die ten hoogste 32,37 miljoen Nederlandse guldens bedragen, worden als volgt verdeeld:

Bondsrepubliek Duitsland:

30%

Franse Republiek:

30%

Koninkrijk der Nederlanden:

34%

Zwitserse Bondsstaat:

6%

De betalingsvoorwaarden zijn opgenomen in Bijlage II bij dit aanvullend protocol.

Met de duurzame vermindering van de chloride-vracht van de Rijn in Zwitserland wordt overeenkomstig het in Bijlage III bepaalde bij de berekening van de Zwitserse bijdrage rekening gehouden. Deze bijdrage wordt vastgesteld op 12 miljoen Franse franken.

Artikel 5

  • 1 De Overeenkomstsluitende Partijen nemen op hun grondgebied de nodige maatregelen teneinde een toename van de hoeveelheden van in het stroomgebied van de Rijn geloosde chloride-ionen te voorkomen. De waarden van de nationale vrachten zijn aangegeven in bijlage IV, waarbij rekening is gehouden met de in dit aanvullend protocol opgenomen maatregelen.

  • 2 Een toename van de hoeveelheden chloride-ionen afkomstig uit individuele lozingen wordt slechts toegelaten voorzover elders op het grondgebied van de betrokken Overeenkomstsluitende Partij een compensatie voor deze vrachten tot stand wordt gebracht of in het kader van de Internationale Commissie een compensatie in totaliteit kan worden gevonden.

  • 3 Een Overeenkomstsluitende Partij kan bij uitzondering op grond van dwingende redenen, na de Internationale Commissie om een oordeel te hebben verzocht, een toename toestaan zonder dat onmiddellijk voor compensatie wordt gezorgd.

  • 4 Nederland zal de door de maatregel volgens artikel 3 van dit protocol bereikte vermindering van de zoutvracht in het IJsselmeer niet geheel of gedeeltelijk door andere lozingen in het IJsselmeer of in de Rijn compenseren.

  • 5 De Overeenkomstsluitende Partijen controleren op hun grondgebied alle chloride-ionenlozingen van meer dan 1 kg/s in het stroomgebied van de Rijn alsmede in het IJsselmeer.

  • 6 Iedere Overeenkomstsluitende Partij doet de Internationale Commissie eenmaal per jaar een verslag toekomen waaruit de ontwikkeling van de chloride-ionenvracht van het Rijnwater en van het IJsselmeer kan worden opgemaakt.

Artikel 6

[Red: Wijzigt de Overeenkomst inzake de bescherming van de Rijn tegen verontreiniging door chloriden; Bonn, 3 december 1976.]

Artikel 7

  • 2 Artikel 15 van de Overeenkomst is van toepassing met inachtneming van de volgende bepalingen:

    De Overeenkomst en dit aanvullend protocol kunnen slechts tegelijkertijd worden opgezegd; de opzegging kan te allen tijde na de inwerkingtreding van dit aanvullend protocol plaatsvinden.

Artikel 8

Dit aanvullend protocol bij de Overeenkomst, dat is opgesteld in één exemplaar, in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek, zal worden neergelegd in het archief van de Regering van de Zwitserse Bondsstaat, die daarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift zal doen toekomen aan elk van de Overeenkomstsluitende Partijen.

GEDAAN te Brussel op 25 september 1991.

BIJLAGE I. Technische modaliteiten van de aanvullende vermindering van de chloridelozingen van de kalimijnen in de Elzas (MDPA)

De gemoduleerde vermindering op Frans grondgebied wordt tot stand gebracht door tijdelijke opslag op land van afvalzouten uit de kalimijnen in de Elzas, tot aan de voor 1998 voorziene produktievermindering. De volgende modaliteiten zijn van toepassing:

  • 1. Met het opslaan op land wordt begonnen, zodra de chlorideconcentratie gedurende 24 achtereenvolgende uren aan de Nederlands-Duitse grens de richtwaarde van 200 mg/l (gemeten bij het internationale meetstation Lobith) overschrijdt en wanneer tegelijkertijd voor de vier volgende dagen volgens het door de Internationale Commissie voor de Hydrologie van de Rijn beschreven prognosemodel een vermindering van de afvoer is voorspeld (rapport nr. 1-7, 1988 van de CHR).

  • 2. Met het opslaan op land wordt gestopt, zodra de chlorideconcentratie gedurende 24 achtereenvolgende uren de waarde van 200 mg/l weer bereikt of lager is dan deze en wanneer tegelijkertijd, volgens hetzelfde prognosemodel, voor de vier volgende dagen een toename van de afvoer is voorspeld.

  • 3. Aan het begin wordt telkens geleidelijk opgeslagen totdat in ten hoogste vijf werkdagen de volledige capaciteit is bereikt.

  • 4. De hoeveelheid zout die op land moet worden opgeslagen, richt zich naar de produktie van vaste, opslaanbare afvalzouten in de bedrijven. De kalimijnen in de Elzas zullen gedurende de perioden waarin de waarde van 200 mg/l aan de Nederlands-Duitse grens wordt overschreden, trachten een zo groot mogelijke hoeveelheid van het beschikbare zout op land op te slaan; deze hoeveelheid ligt, al naar gelang de produktie van strooizout en bij een normale bedrijvigheid, tussen 42 kg/s en 56 kg/s.

  • 5. Nadat alle Overeenkomstsluitende Partijen hun financiële bijdrage hebben geleverd, hebben de kalimijnen in de Elzas een jaar de tijd om te beginnen met de voorlopige opslag zoals bedoeld in het onderhavige protocol. Intussen zullen de MDPA de reeds aanwezige uitrusting voor de eerste fase van de voorlopige opslag zo goed mogelijk gebruiken teneinde hun lozingen te beperken.

BIJLAGE II. Technische elementen voor de in artikel 3 genoemde maatregelen op Nederlands grondgebied

De lozing van brak water uit de Wieringermeerpolder in het IJsselmeer wordt stopgezet. Dit water zal in de toekomst rechtstreeks naar de Waddenzee worden geleid. Daartoe zullen de volgende maatregelen worden genomen:

  • 1. Het gemaal aan de zuidzijde, gemaal „Lely”, wordt stilgelegd. De afwatering van de polder zal dan uitsluitend plaatsvinden door middel van het gemaal aan de noordzijde, gemaal „Leemans”. Om dit te bereiken, zal de afwatering van de vier delen van de polder worden gewijzigd. Deel II zal afwateren via reeds bestaande afwateringskanalen in deel III, deel IV met behulp van een nog te bouwen hulpgemaal met een capaciteit van 2,5 m3/s eveneens in deel III. Deel III zal na de aanleg van een verbinding tussen de Waterkaaptocht en de Hooge Kwelvaart volledig afwateren via gemaal „Leemans”. De doorsnede van de Robbevaart in deel III wordt over een afstand van ca. 2 km tussen de aansluiting met de Hooge Kwelvaart en het gemaal „Leemans” aangepast aan de verhoogde afvoer. In geval van hoge wateroverschotten zal deel III gedeeltelijk met behulp van een nog te bouwen hulpgemaal met een capaciteit van 6,8 m3/s in deel I afwateren.

  • 2. De capaciteit van gemaal „Leemans”, dat voor de afwatering zorgt van de delen I en III van de polder, wordt aangepast aan de grotere hoeveelheid water. De dieselmotoren voor de aandrijving van de centrifugale pompen worden door het installeren van een elektronisch meet- en regelsysteem en een beveiligingssysteem ingesteld om ononderbroken in bedrijf te zijn. De centrifugaalpompen worden aangepast om het water naar een hoger niveau te kunnen pompen.

  • 3. Het gemaal „Leemans” zal het water uit de polder naar de in open verbinding met de Waddenzee staande voorhaven van de Stevinsluizen pompen.

  • 4. In het kader van deze maatregelen worden kabels, leidingen, wegen en verbindingswegen aangelegd en omgelegd, resp. worden andere werkzaamheden uitgevoerd.

  • 5. De totale kosten van de investeringen worden op 32,37 miljoen Nederlandse guldens geraamd.

BIJLAGE III. Financiële modaliteiten

  • 1. Uitgavengrens

    • 1.1. Nederland

      • 1.1.1. Voor de in Nederland uit te voeren werkzaamheden hebben de Overeenkomstsluitende Partijen de kosten vastgesteld op een maximum van 32,37 miljoen Nederlandse guldens.

    • 1.2. Frankrijk

      • 1.2.1. De kosten van de in Frankrijk uit te voeren werkzaamheden blijven beperkt tot een nominaal bedrag van maximaal 400 miljoen Franse franken, waarbij zijn inbegrepen zowel de investeringen als de exploitatiekosten, te weten de kosten voor het opslaan en later terugstorten. Dit bedrag is een maximum; wanneer dit is bereikt, is Frankrijk van zijn opslagverplichtingen ontheven.

      • 1.2.2. Het programma voor de 2e fase wordt in drie perioden verdeeld: (1991 tot en met 1993; 1994 tot en met 1996 en 1997 tot 1998). Elk van deze perioden wordt door de Overeenkomstsluitende Partijen in jaarlijkse termijnen voorgefinancierd, waardoor Frankrijk de per periode geplande en in het volgende lid gespecificeerde kosten kan dekken.

      • 1.2.3. Voor elke periode stellen de Overeenkomstsluitende Partijen de maximaal door Frankrijk uit te geven bedragen als volgt vast:

        • - 155 MF nominale waarde voor de eerste periode

        • - 145 MF nominale waarde voor de tweede periode

        • - 100 MF nominale waarde voor de derde periode

      • 1.2.4. Deze bedragen zijn te verminderen met het onder punt 2.1.4. van deze Bijlage bedoelde bedrag.

      • 1.2.5. De exploitatiekosten variëren in de praktijk naar gelang van de waterafvoer van de Rijn.

      • 1.2.6. Ieder jaar is Frankrijk van zijn opslagverplichtingen ontheven, zodra de uitgaven in het desbetreffende jaar de grens volgens punt 2 en punt 3.2.3. bereiken. De berekening van de door Frankrijk betaalde exploitatiekosten geschiedt door de opgeslagen hoeveelheid te vermenigvuldigen met 61,5 Franse franken per ton (Franse franken valuta 1988 aangepast). Voor het eerste jaar dienen de investeringskosten (40 miljoen Franse franken, valuta 1988 aangepast) te worden toegevoegd.

      • 1.2.7. Indien buitengewone klimatologische omstandigheden ertoe kunnen leiden dat de jaarlijkse uitgavengrens volgens punt 2 en punt 3.2.3. vóór het einde van het desbetreffende jaar wordt bereikt en dat derhalve de opslag duurzaam tot het volgende jaar wordt gestaakt, kan Frankrijk na overleg binnen de ICBR en binnen de uitgavengrens van het lopende jaar tijdelijk en uiterlijk tot het begin van het volgende jaar de op te slaan hoeveelheid verminderen of de richtwaarde verhogen.

  • 2. Modaliteiten voor de berekening van de financiering

    • 2.1.1. De betaling van de kosten voor iedere periode, uitgedrukt in de valuta van het jaar waarin deze worden uitgegeven, geschiedt als volgt:

       

      Jaar

      miljoen Fr. franken

      subtotaal

      totaal

      eerste periode

      1991

      1992

      1993

      90

      38

      27

      155

       

      tweede periode

      1994

      1995

      1996

      73

      36

      36

      145

       

      derde periode

      1997

      1998

      50

      50

      100

      400

    • 2.1.2. De Overeenkomstsluitende Partijen zullen hun aandeel in deze kosten betalen door middel van jaarlijkse eenmalige vooruitbetalingen.

    • 2.1.3. De uitgaven worden volgens de in artikel 4 van het onderhavige protocol genoemde verdeelsleutel over de Overeenkomstsluitende Partijen verdeeld.

    • 2.1.4. Met de hoogte van de reeds betaalde Zwitserse bijdrage aan de duurzame vermindering van de zoutlast van de Rijn, die overeenkomstig artikel 4 op 12 miljoen Franse franken is berekend, wordt vanaf de tweede betalingsperiode rekening gehouden.

  • 3. Betaling van de kosten

    • 3.1. Uitgaven van Nederland

      • 3.1.1. De financiering van de werkzaamheden in Nederland door de betrokkenen zal uiterlijk 3 maanden na de inwerkingtreding van het aanvullend protocol tot stand komen, echter niet vóór 31 maart 1994.

      • 3.1.2. De uitgaven worden volgens de in artikel 4 van het onderhavige protocol genoemde verdeelsleutel over de Overeenkomstsluitende Partijen verdeeld. De betalingen worden verricht in Nederlandse guldens, op rekeningnummer 60 01 13 019 bij De Nederlandsche Bank N.V. in Amsterdam ten name van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (RWS) onder vermelding van de bestemming „Wieringermeerproject”.

    • 3.2. Uitgaven van Frankrijk

      • 3.2.1. De werkzaamheden beginnen in 1991 eerst nadat alle bijdragen voor het desbetreffende jaar vooruit zijn betaald. De bijdragen voor elk volgend jaar worden door elke Overeenkomstsluitende Partij in de vorm van een eenmalige jaarlijkse vooruitbetaling uiterlijk op 31 januari van het desbetreffende jaar voldaan. Indien op die datum geen betaling is verricht, wordt Frankrijk, nadat de beschikbare middelen zijn uitgeput en nadat de andere Overeenkomstsluitende Partijen daarover zijn ingelicht, voor het desbetreffende jaar van de verplichtingen tot gemoduleerde vermindering ontheven totdat alle bijdragen volledig zijn betaald.

      • 3.2.2. Frankrijk zal aan het eind van elk jaar verslag uitbrengen over de opgeslagen hoeveelheden en de daaraan verbonden kosten, berekend volgens de modaliteiten als bedoeld onder punt 1.2.6.

      • 3.2.3. Ingeval de aldus berekende kosten van de werkelijke opslag onder de voor het desbetreffende jaar aanvankelijk vastgestelde grens liggen (punt 2.1.1.), wordt het verschil (vermeerderd met de rente op dit bedrag over 11/12 jaar volgens het tarief geldend voor nationale kredieten op lange termijn) naar het volgende jaar overgebracht. Daardoor wordt de uitgavengrens voor het volgende jaar dienovereenkomstig verhoogd.

  • 4. Vereffening van de bijdragen

    • 4.1. Nederland

      • 4.1.1. Voor de uitgaven op Nederlands grondgebied zijn de vooruitbetalingen niet liberatoir, en uiterlijk op 31 december 1998 vindt een definitieve vereffening van de rekeningen plaats door vergelijking van de feitelijke uitgaven met de uitgavengrens als bedoeld onder punt 1.1. Ingeval de door Nederland gedane uitgaven lager zijn dan 32,37 miljoen Nederlandse guldens, neemt Nederland de verplichting op zich het teveel betaalde terug te betalen, vermeerderd met rente over een jaar volgens het tarief geldend voor nationale kredieten op lange termijn.

    • 4.2. Frankrijk

      • 4.2.1. Voor de uitgaven op Frans grondgebied zijn de vooruitbetalingen niet liberatoir, en uiterlijk op 31 december 1998 vindt een definitieve vereffening van de rekeningen plaats door vergelijking van de uitgaven, berekend volgens de onder de punten 1.2.3., 1.2.4. en 1.2.6. voorziene modaliteiten, met de onder punt 2 genoemde uitgavengrenzen, eventueel vermeerderd met de onder punt 3.2.3. genoemde overbrengingen. Ingeval de door Frankrijk gedane uitgaven lager zijn dan het onder 1.2 aangegeven bedrag, neemt Frankrijk de verplichting op zich het teveel betaalde terug te betalen, vermeerderd met rente over 11/12 jaar, volgens het tarief geldend voor nationale kredieten op lange termijn. Hierbij dient tevens rekening te worden gehouden met het prijsstijgingspercentage.

INTERNATIONALE COMMISSIE TER BESCHERMING VAN DE RIJN TEGEN VERONTREINIGING

Verklaring van de delegatieleiders van de regeringen die partij zijn bij de Overeenkomst nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging

De delegatieleiders van de regeringen die partij zijn bij de op 29 april 1963 in Bern ondertekende Overeenkomst nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging (ICBR),

en van de regeringen die partij zijn bij de op 3 december 1976 in Bonn ondertekende Overeenkomst ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging door chloriden, alsmede bij de briefwisselingen van 29 april, 4 en 14 mei 1983 en bij de verklaring van de delegatieleiders van 11 december 1986 (hierna te noemen „de Overeenkomst”),

zijn op 25 september 1991 in Brussel bijeengekomen en hebben in opdracht van hun regeringen de volgende verklaring afgelegd:

  • 1. De delegatieleiders herinneren eraan dat tijdens de 9de op 11 oktober 1988 in Bonn gehouden ministerconferentie het Franse totaalplan tot uitvoering van de tweede fase overeenkomstig het derde en vierde lid van artikel 2 van de Overeenkomst niet de instemming van alle Overeenkomstsluitende Partijen heeft verworven.

    Zij herinneren tevens aan de resultaten van de 10de, op 30 november 1989 in Brussel gehouden ministersconferentie, waar het door de Franse regering gesteunde alternatieve plan van de Nederlandse regering werd voorgelegd.

    Zij stellen vast dat de plenaire vergadering van de ICBR op 10 juli 1990 in Essen overeenstemming heeft bereikt over de noodzaak tot aanvulling van de Overeenkomst teneinde de doeleinden ervan te verwezenlijken.

    Zij gaan ervan uit dat de hierna beschreven gemoduleerde vermindering van de lozingen op Frans grondgebied tot verwezenlijking van de tweede fase op basis van de artikelen 2 en 7 van de Overeenkomst reeds kan worden uitgevoerd.

  • 2. In perioden gedurende welke de concentratie van chloriden in de Rijn de richtwaarde van 200 mg/l aan de Nederlands-Duitse grens overschrijdt, zal de Franse Regering naast de sinds 5 januari 1987 plaatsvindende vermindering met 20 kg/s chloride-ionen overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de Overeenkomst een gemoduleerde vermindering op Frans grondgebied bewerkstelligen overeenkomstig de nadere bijzonderheden en technische elementen zoals vervat in Bijlage I. De door de gemoduleerde vermindering ontstane hoeveelheden chloriden worden tijdelijk op land opgeslagen.

    De Franse Regering zal jaarlijks de overige Overeenkomstsluitende Partijen op de hoogte stellen van de op grond van de gemoduleerde vermindering opgeslagen hoeveelheden chloriden en de daaraan verbonden kosten.

    De Overeenkomstsluitende Partijen zullen in het kader van de ICBR drie jaar na het begin van de gemoduleerde vermindering de resultaten ervan toetsen in het licht van de gemeenschappelijke doelstellingen.

  • 3. Deze gemoduleerde vermindering wordt na betaling van de laatste volgens punt 7 verschuldigde internationale bijdrage trapsgewijze uitgevoerd en bereikt een jaar na dit tijdstip de volledige capaciteit. Tot aan de vermindering van de produktie van de kalimijnen in de Elzas en uiterlijk tot 31 december 1998 wordt de vermindering voortgezet onder de in Bijlage II van deze verklaring vastgelegde voorwaarden.

  • 4. De op grond van de gemoduleerde vermindering overeenkomstig punt 2 van deze verklaring opgeslagen hoeveelheden chloriden kunnen, na vermindering van de produktie van de kalimijnen in de Elzas (MDPA) en volgens door de Overeenkomstsluitende Partijen op basis van een voorstel van de ICBR later vast te stellen modaliteiten, op ecologisch verantwoorde wijze in de Rijn worden gestort, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende gebruiksdoeleinden van het water. In deze periode blijft de richtwaarde van 200 mg/l chloride-ionen aan de Nederlands-Duitse grens van toepassing, en het in de tabel van Bijlage II van de Overeenkomst in de door dit aanvullend protocol gewijzigde versie aangegeven jaarlijkse gemiddelde voor de nationale vracht wordt niet overschreden.

  • 5. De totale kosten van deze maatregelen bedragen voor de totale duur van de uitvoering van het plan, inclusief voorstudies en later storten in de Rijn, maximaal 400 miljoen Franse franken en worden, overeenkomstig het bepaalde in Bijlage II, die een integrerend bestanddeel vormt van deze verklaring, over drie perioden verdeeld.

  • 6. De financiering van deze maatregelen geschiedt volgens de in artikel 7 van de Overeenkomst genoemde verdeelsleutel.

    De betalingen worden verricht in Franse franken, op rekeningnummer 30001-00064-0000009-000 van Agence comptable centrale du Trésor français.

  • 7. De eerste in Bijlage II genoemde betaling wordt verricht binnen drie maanden na de ondertekening van deze verklaring.

  • 8. Indien het heden ondertekende aanvullende protocol bij de Overeenkomst niet binnen 3 jaren na ondertekening van deze Verklaring wordt bekrachtigd, kunne de Overeenkomstsluitende Partijen de betaling van hun bijdragen in de gemoduleerde opslag onderbreken, waarmee zij van hun latere financiële bijdragen worden ontheven en Frankrijk toestemming verkrijgt om de gemoduleerde opslag te staken.

  • 9. Tussen de Overeenkomstsluitende Partijen bestaat overeenstemming over het feit dat behalve de reeds bereikte maatregelen tot vermindering op Frans grondgebied andere maatregelen tot vermindering van de chloride-vracht over de gehele loop van de Rijn, zoals deze in de Overeenkomst is omschreven, niet kunnen worden beoogd en op grond van technische en economische overwegingen niet gerechtvaardigd zijn.

  • 10. De hiertoe naar behoren gemachtigde delegatieleiders hebben deze verklaring op 25 september 1991 in Brussel ondertekend.

BIJLAGE I. Technische modaliteiten van de aanvullende vermindering van de chloridelozingen van de kalimijnen in de Elzas (MDPA)

De gemoduleerde vermindering op Frans grondgebied wordt tot stand gebracht door tijdelijke opslag op land van afvalzouten uit de kalimijnen in de Elzas, tot aan de voor 1998 voorziene produktievermindering. De volgende modaliteiten zijn van toepassing:

  • 1. Met het opslaan op land wordt begonnen, zodra de chlorideconcentratie gedurende 24 achtereenvolgende uren aan de Nederlands-Duitse grens de richtwaarde van 200 mg/l (gemeten bij het internationale meetstation Lobith) overschrijdt en wanneer tegelijkertijd voor de vier volgende dagen volgens het door de Internationale Commissie voor de Hydrologie van de Rijn beschreven prognosemodel een vermindering van de afvoer is voorspeld (rapport nr. 1-7,1988 van de CHR).

  • 2. Met het opslaan op land wordt gestopt, zodra de chlorideconcentratie gedurende 24 achtereenvolgende uren de waarde van 200 mg/l weer bereikt of lager is dan deze en wanneer tegelijkertijd, volgens hetzelfde prognosemodel, voor de vier volgende dagen een toename van de afvoer is voorspeld.

  • 3. Aan het begin wordt telkens geleidelijk opgeslagen totdat in ten hoogste vijf werkdagen de volledige capaciteit is bereikt.

  • 4. De hoeveelheid zout die op land moet worden opgeslagen, richt zich naar de produktie van vaste, opslaanbare afvalzouten in de bedrijven. De kalimijnen in de Elzas zullen gedurende de perioden waarin de waarde van 200 mg/l aan de Nederlands-Duitse grens wordt overschreden, trachten een zo groot mogelijke hoeveelheid van het beschikbare zout op land op te slaan; deze hoeveelheid ligt, al naar gelang de produktie van strooizout en bij een normale bedrijvigheid, tussen 42 kg/s en 56 kg/s.

  • 5. Nadat alle Overeenkomstsluitende Partijen hun financiële bijdrage hebben geleverd, hebben de kalimijnen in de Elzas een jaar de tijd om te beginnen met de voorlopige opslag zoals bedoeld in het onderhavige protocol. Intussen zullen de MDPA de reeds aanwezige uitrusting voor de eerste fase van de voorlopige opslag zo goed mogelijk gebruiken teneinde hun lozingen te beperken.

BIJLAGE II. Financiële modaliteiten

  • 1. Uitgavengrens

    • 1.1. De kosten van de in Frankrijk uit te voeren werkzaamheden blijven beperkt tot een nominaal bedrag van maximaal 400 miljoen Franse franken, waarbij zijn inbegrepen zowel de investeringen als de exploitatiekosten, te weten de kosten voor het opslaan en later terugstollen. Dit bedrag is een maximum; wanneer dit is bereikt, is Frankrijk van zijn opslagverplichtingen ontheven.

    • 1.2. Het programma voor de 2de fase wordt in drie perioden verdeeld: (1991 tot en met 1993; 1994 tot en met 1996 en 1997 tot 1998). Elk van deze perioden wordt door de Overeenkomstsluitende Partijen in jaarlijkse termijnen voorgefinancierd, waardoor Frankrijk de per periode geplande en in het volgende lid gespecificeerde kosten kan dekken.

    • 1.3. Voor elke periode stellen de Overeenkomstsluitende Partijen de maximaal door Frankrijk uit te geven bedragen als volgt vast:

      • - 155 MF nominale waarde voor de eerste periode

      • - 145 MF nominale waarde voor de tweede periode

      • - 100 MF nominale waarde voor de derde periode

    • 1.4. De exploitatiekosten variëren in de praktijk naar gelang van de waterafvoer van de Rijn.

    • 1.5. Ieder jaar is Frankrijk van zijn opslagverplichtingen ontheven, zodra de uitgaven in het desbetreffende jaar de grens volgens punt 2.1 en punt 3.3. bereiken. De berekening van de door Frankrijk betaalde exploitatiekosten geschiedt door de opgeslagen hoeveelheid te vermenigvuldigen met 61,5 Franse franken per ton (Franse franken valuta 1988 aangepast). Voor het eerste jaar dienen de investeringskosten (40 miljoen Franse franken, valuta 1988 aangepast) te worden toegevoegd.

    • 1.6. Indien buitengewone klimatologische omstandigheden ertoe kunnen leiden dat de jaarlijkse uitgavengrens volgens punt 2 en punt 3.3. vóór het einde van het desbetreffende jaar wordt bereikt en dat derhalve de opslag duurzaam tot het volgende jaar wordt gestaakt, kan Frankrijk na overleg binnen de ICBR en binnen de uitgavengrens van het lopende jaar tijdelijk en uiterlijk tot het begin van het volgende jaar de op te slaan hoeveelheid verminderen of de richtwaarde verhogen.

  • 2. Modaliteiten voor de berekening van de financiering

    • 2.1. De betaling van de kosten voor iedere periode, uitgedrukt in de valuta van het jaar waarin deze worden uitgegeven, geschiedt als volgt:

       

      Jaar

      miljoen Fr. franken

      subtotaal

      totaal

      eerste periode

      1991

      90

      155

       

      1992

      38

      1993

      27

      tweede periode

      1994

      73

      145

       

      1995

      36

      1996

      36

      derde periode

      1997

      50

      100

      400

      1998

      50

    • 2.2. De Overeenkomstsluitende Partijen zullen hun aandeel in deze kosten betalen door middel van jaarlijkse eenmalige vooruitbetalingen.

    • 2.3. De uitgaven worden volgens de in artikel 7 van de Overeenkomst genoemde verdeelsleutel over de Overeenkomstsluitende Partijen verdeeld.

  • 3. Betaling van de kosten

    • 3.1. De werkzaamheden beginnen in 1991 eerst nadat alle bijdragen voor het desbetreffende jaar vooruit zijn betaald. De bijdragen voor elk volgend jaar worden door elke Overeenkomstsluitende Partij in de vorm van een eenmalige jaarlijkse vooruitbetaling uiterlijk op 31 januari van het desbetreffende jaar voldaan. Indien op die datum geen betaling is verricht, wordt Frankrijk, nadat de beschikbare middelen zijn uitgeput en nadat de andere Overeenkomstsluitende Partijen daarover zijn ingelicht, voor het desbetreffende jaar van de verplichtingen tot gemoduleerde vermindering ontheven totdat alle bijdragen volledig zijn betaald.

    • 3.2. Frankrijk zal aan het eind van elk jaar verslag uitbrengen over de opgeslagen hoeveelheden en de daaraan verbonden kosten, berekend volgens de modaliteiten als bedoeld onder punt 1.5.

    • 3.3. Ingeval de aldus berekende kosten van de werkelijke opslag onder de voor het desbetreffende jaar aanvankelijk vastgestelde grens liggen (punt 2.1), wordt het verschil (vermeerderd met de rente op dit bedrag over 11/12 jaar volgens het tarief geldend voor nationale kredieten op lange termijn) naar het volgende jaar overgebracht. Daardoor wordt de uitgavengrens voor het volgende jaar dienovereenkomstig verhoogd.

  • 4. Vereffening van de bijdragen

    • 4.1. Voor de uitgaven op Frans grondgebied zijn de vooruitbetalingen niet liberatoir, en uiterlijk op 31 december 1998 vindt een definitieve vereffening van de rekeningen plaats door vergelijking van de uitgaven, berekend volgens de onder punt 1.5 genoemde modaliteiten, met de onder punt 2.1 genoemde uitgavengrenzen, eventueel vermeerderd met de onder punt 3.3 genoemde overbrengingen. Ingeval de door Frankrijk gedane uitgaven lager zijn dan 400 miljoen Franse franken, neemt Frankrijk de verplichting op zich het teveel betaalde terug te betalen, vermeerderd met rente over 11/12 jaar, volgens het tarief geldend voor nationale kredieten op lange termijn. Hierbij dient tevens rekening te worden gehouden met het prijsstijgingspercentage.

Naar boven