Zijn het volgende overeengekomen:
Het in de bepalingen van deze Overeenkomst gebezigde begrip „Beneluxlanden” omvat
het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden.
Het begrip „Beneluxgebied” omvat het grondgebied van het Koninkrijk België, het Groothertogdom
Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden in Europa.
Voor zover volgens de bepalingen van deze Overeenkomst het bezit van de Duitse nationaliteit
voorwaarde is voor het overnemen van een persoon, strekt zich de verplichting tot
overname uit tot alle personen die Duits onderdaan zijn in de zin van artikel 116
van de Grondwet voor de Bondsrepubliek Duitsland.
-
(1) De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland neemt Duitse onderdanen die de autoriteiten
van een der Beneluxlanden voornemens zijn uit het Beneluxgebied te verwijderen, zonder
formaliteiten en zonder tussenkomst van haar diplomatieke vertegenwoordigingen over,
voor zover kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat deze personen de Duitse
nationaliteit bezitten.
-
(2) Het bezit van de Duitse nationaliteit kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt
aan de hand van een „Heimatschein”, een nationaliteitsbewijs (Staatsangehörigkeitsausweis),
een naturalisatiebewijs (Einbürgerungsurkunde), een Duits paspoort (Deutscher Reisepass),
een identiteitskaart afgegeven door de Bondsrepubliek (Bundespersonalausweis) of een
„Temporary Travel Document”, ook indien deze ten onrechte zijn afgegeven of sedert
ten hoogste tien jaar zijn verlopen. Bedoelde nationaliteit kan eveneens op grond
van andere gegevens aannemelijk worden gemaakt.
-
(4) De Regering van elk der Beneluxlanden zal de door haar overeenkomstig de bepalingen
van de leden 1 t/m 3 overgegeven personen terugnemen, indien uit een onmiddellijk
na de overgave, door de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland ingesteld nader
onderzoek, blijkt dat deze personen op het ogenblik van verwijdering van het Beneluxgebied
niet in het bezit waren van de Duitse nationaliteit voor zover voor de Regering van
de Bondsrepubliek Duitsland geen verplichting tot overname op grond van artikel 4
of 5 bestaat.
-
(1) De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland zal op verzoek van de autoriteiten van
een van de Beneluxlanden personen overnemen die geen onderdaan zijn van de Staten
die Partij zijn bij deze Overeenkomst, indien deze personen uit het gebied van de
Bondsrepubliek Duitsland over de gemeenschappelijke grens op onwettige wijze het grondgebied
van de Benelux zijn binnengekomen.
-
(2) Deze bepaling is slechts van toepassing, indien het verzoek tot overname wordt ingediend
binnen zes maanden nadat deze personen het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland
hebben verlaten en indien zij tenminste twee weken op het grondgebied van de Bondsrepubliek
Duitsland hebben verbleven en na het overschrijden van de grens niet in een van de
Beneluxlanden worden toegelaten als vluchteling in de zin van de Overeenkomst nopens de status van vluchtelingen van 28 juli 1951.
-
(3) De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland zal vluchtelingen die door de Duitse autoriteiten
zijn toegelaten als vluchteling in de zin van de Overeenkomst nopens de status van vluchtelingen van 28 juli 1951 en in het Beneluxgebied verblijven, op verzoek van de autoriteiten
van een der Beneluxlanden te allen tijde overnemen, tenzij de autoriteiten van een
der Beneluxlanden hun een verblijfsvergunning hebben verleend.
-
(4) De verplichting tot overname bestaat niet ten aanzien van personen die onderdaan zijn
van een Staat, waarmede een van de Beneluxlanden een gemeenschappelijke grens heeft,
en die aan deze Staat kunnen worden overgegeven.
-
(1) Personen die, komende uit het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland, het Beneluxgebied
over de gemeenschappelijke grens op onwettige wijze zijn binnengekomen, kunnen binnen
een maand na de grensoverschrijding aan de grensautoriteiten van de Bondsrepubliek
Duitsland worden overgegeven en moeten door hen zonder formaliteiten worden overgenomen,
indien de grensautoriteiten van een der Beneluxlanden gegevens verstrekken aan de
hand waarvan de grensautoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland kunnen vaststellen
dat aan de voorwaarden tot overgave is voldaan. De overgave kan ook plaatsvinden na
het verstrijken van de termijn van een maand, indien de autoriteiten van een der Beneluxlanden
de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland binnen deze termijn in kennis hebben
gesteld van hun voornemen tot overgave.
-
(1) De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland verklaart zich bereid gevolg te geven
aan verzoeken van de autoriteiten van een der Beneluxlanden om door tussenkomst van
de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland doortocht te verlenen aan personen
die geen onderdaan zijn van Staten die bij deze Overeenkomst Partij zijn, indien het
overnemen door het land van bestemming en, voor zover noodzakelijk, de doortocht door
andere landen verzekerd is.
-
(4) Ondanks de verleende vergunning kunnen de met het oog op doortocht overgenomen personen
weer aan de autoriteiten van het verzoekende Beneluxland worden overgegeven, indien
zich later feiten voordoen of aan het licht komen, die zich tegen deze doortocht verzetten,
dan wel indien een ander land de doortocht of het land van bestemming het overnemen
van de met het oog op doortocht overgenomen personen weigert.
-
(1) De Regering van elk der Beneluxlanden zal personen die onderdaan zijn van een van
deze landen, die de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland voornemens zijn over
te geven, zonder formaliteiten en zonder tussenkomst van haar diplomatieke vertegenwoordiging
overnemen, voor zover kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat bedoelde personen
onderdaan zijn van een der Beneluxlanden.
-
(2) Het bezit van de nationaliteit van een der Beneluxlanden kan worden aangetoond of
aannemelijk gemaakt aan de hand van nationaliteitsbewijzen, naturalisatiebewijzen,
paspoorten, of legitimatiebewijzen, ook indien deze ten onrechte zijn afgegeven of
sedert ten hoogste tien jaar zijn verlopen.
Bedoelde nationaliteit kan eveneens op andere wijze aannemelijk worden gemaakt.
-
(4) De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland zal overeenkomstig de bepalingen van de
leden 1 t/m 3 overgegeven personen terugnemen, indien uit een onmiddellijk na de overgave
door de autoriteiten van de Beneluxlanden ingesteld nader onderzoek blijkt dat deze
personen op het ogenblik van de overgave geen onderdaan waren van een van deze Staten,
voor zover er voor de Regering van een der Beneluxlanden geen verplichting tot overname
op grond van artikel 8 of 9 bestaat.
-
(1) De Regering van elk der Beneluxlanden zal op verzoek van de autoriteiten van de Bondsrepubliek
Duitsland personen overnemen die geen onderdaan zijn van een der Staten, die Partij
zijn bij deze Overeenkomst, indien deze personen, komende uit het Beneluxgebied het
grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland over de gemeenschappelijke grens op onwettige
wijze zijn binnengekomen.
-
(2) Deze bepaling is slechts van toepassing, indien het verzoek tot overname wordt ingediend
binnen zes maanden nadat deze personen het Beneluxgebied hebben verlaten en indien
zij tenminste twee weken op het Beneluxgebied hebben verbleven en na het overschrijden
van de grens niet in de Bondsrepubliek Duitsland worden toegelaten als vluchtelingen
in de zin van de Overeenkomst nopens de status van vluchtelingen van 28 juli 1951.
-
(3) De Regering van elk der Beneluxlanden zal vluchtelingen die door de autoriteiten van
een der Beneluxlanden zijn toegelaten als vluchteling in de zin van de Overeenkomst nopens de status van de vluchtelingen van 28 juli 1951 en op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland verblijven,
op verzoek van de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland te allen tijde overnemen,
tenzij de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland hun een verblijfsvergunning
hebben verleend.
-
(1) Personen die uit het Beneluxgebied via de gemeenschappelijke grens op onwettige wijze
het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland zijn binnengekomen, kunnen binnen
een maand na de grensoverschrijding aan de grensautoriteiten van een der Beneluxlanden
worden overgegeven en moeten door deze zonder formaliteiten worden overgenomen, indien
de grensautoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland gegevens verstrekken aan de hand
waarvan de grensautoriteiten van het Beneluxland kunnen vaststellen dat aan de voorwaarden
tot overgave is voldaan. De overgave kan ook plaatsvinden na het verstrijken van de
termijn van een maand, indien de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland de autoriteiten
van een der Beneluxlanden binnen deze termijn in kennis hebben gesteld van hun voornemen
tot overgave.
-
(1) De Regering van elk der Beneluxlanden verklaart zich bereid gevolg te geven aan verzoeken
van de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland om door tussenkomst van de autoriteiten
van de Beneluxlanden doortocht te verlenen aan personen die geen onderdaan zijn van
een der Staten, die Partij zijn bij deze Overeenkomst, indien het overnemen door het
land van bestemming en, voor zover noodzakelijk, de doortocht door andere landen verzekerd
is.
-
(4) Ondanks verleende vergunning kunnen de met het oog op de doortocht overgenomen personen
weer aan de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland worden overgegeven, indien
zich later feiten voordoen of aan het licht komen, die zich tegen deze doortocht verzetten,
dan wel indien een ander land de doortocht, of het land van bestemming de overname
van de met het oog op doortocht overgenomen personen weigert.
Deze Overeenkomst laat de uit andere internationale overeenkomsten voortvloeiende
verplichtingen tot overname onverlet.
-
(1) Voor zover voor de toepassing van deze Overeenkomst gebruikmaking van de diplomatieke
of consulaire vertegenwoordigingen niet aangewezen lijkt, stellen het Bondsministerie
van Binnenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland en de Ministeries van Justitie
van de Beneluxlanden zich rechtstreeks met elkaar in verbinding.
De grensposten waar overgave van personen kan geschieden, worden in onderling overleg
tussen de „Grenzschutzdirektion” van de Bondsrepubliek Duitsland en de bevoegde dienst
van het Ministerie van Justitie van het desbetreffende Beneluxland aangewezen.
Deze Overeenkomst geldt ook voor het „Land” Berlijn, voor zover de Regering van de
Bondsrepubliek Duitsland tegenover de Regeringen van de Beneluxlanden niet binnen
een termijn van drie maanden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst een verklaring
heeft afgelegd, waaruit het tegendeel blijkt.
Deze Overeenkomst stelt buiten werking en vervangt:
-
a) de Overeenkomst tussen de Duitse Regering en de Belgische Regering inzake de verwijdering
van buitenlanders, gesloten bij notawisseling van 17 september 1926 evenals de Overeenkomst
tussen de Belgische Regering en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland voor de
regeling van het vraagstuk der verwijdering van personen uit de Bondsrepubliek Duitsland
naar België en van België naar de Bondsrepubliek Duitsland, gesloten bij notawisseling
van 23 oktober 1952;
-
b) de Overeenkomst tussen de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Regering
van het Groothertogdom Luxemburg inzake het overnemen van personen aan de grens, gesloten
bij notawisseling van 26 september 1957;
-
c) de Overeenkomst tussen de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Regering
van het Koninkrijk der Nederlanden inzake de vergemakkelijking van het overnemen van
personen aan de grens, gesloten bij notawisseling van 19 september/10 oktober 1958.
-
(4) De opzegging van de Overeenkomst door de Regering van het Koninkrijk België, van het
Groothertogdom Luxemburg of van het Koninkrijk der Nederlanden dient aan de Regering
van de Bondsrepubliek Duitsland te worden gedaan.
Opzegging door een van deze drie Regeringen of door de Regering van de Bondsrepubliek
Duitsland heeft tot gevolg dat de Overeenkomst na afloop van de desbetreffende opzeggingstermijn
buiten werking treedt.