Notawisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering [...] samenvoeging van grenscontrole in het spoorwegverkeer, Bonn, 25-10-1961

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 25-10-1961 t/m heden

Notawisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake samenvoeging van grenscontrole in het spoorwegverkeer

Authentiek : NL

Bonn, 25 oktober 1961

Nr. IX

AUSWÄRTIGES AMT

502-81. SA 47/I

Das Auswärtige Amt beehrt sich, der Botschaft des Königreichs der Niederlande unter Bezugnahme auf Artikel 1 Absatz 5 des Abkommens vom 30. Mai 1958 zwischen der Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich der Niederlande über die Zusammenlegung der Grenzabfertigung und über die Einrichtung von Gemeinschafts- oder Betriesbswechselbahnhöfen an der deutsch-niederländischen Grenze mitzuteilen, dass die Regierung der Bundesrepublik Deutschland das Schreiben des Bundesministers der Finanzen vom 15. August 1961 — III A/5 — Z 2106 (Nie) — 40/61 — und das Schreiben des niederländischen Staatssekretärs der Finanzen vom 14. September 1961 — B 1/15161 — zur Kenntnis genommen hat, mit denen durch Vereinbarung, gemäss Artikel 1 Absatz 4 Buchstaben a und b des Abkommens folgende Regelung getroffen wird:

I.

In den Bahnhöfen Simpelveld, Venlo, Nijmegen und Enschede wird die Grenzabfertigung im Eisenbahnverkehr zusammengelegt.

II.

  • 1. In Reisezügen kann die Grenzabfertigung während der Fahrt zwischen den Bahnhöfen

    Aachen-Hbf.—Aachen-West—Simpelveld—Maastricht, Mönchen-Gladbach—Kaldenkirchen—Venlo—Eindhoven,

    Kleve—Kranenburg—Nijmegen,

    Oberhausen—Wesel—Emmerich—Zevenaar—Arnhem, Gronau—Enschede,

    Rheine—Bentheim—Oldenzaal—Hengelo, Leer—Weener—Nieuwe Schans durchgeführt werden.

  • 2. Die zuständige Oberfinanzdirektion und das zuständige Grenzschutzamt einerseits und der zuständige Directeur van 's Rijks belastingen andererseits bestimmen im Namen der zuständigen Minister im Einvernehmen mit der Deutschen Bundesbahn und den zuständigen niederländischen Behörden bei Bedarf für jeden Zug besonders die Strecken, auf denen die Grenzabfertigung stattfindet. Die strekken können in jedem der in Absatz 1 genannten Bahnhöfe beginnen oder enden.

III.

Die Regelungen nach I. und II. beschränken sich auf den Eisenbahnpersonenverkehr einschliesslich des Reisegepäckverkehrs und des Expressgutverkehrs in Reisezügen.

IV.

  • 1. Die Zonen im Sinne des Artikels 3 des Abkommens umfassen

    • a) die zur Durchführung der Grenzabfertigung des Personenverkehrs erforderlichen Anlagen der unter I. genannten Bahnhöfe und die Strecken zwischen der Grenze und diesen Bahnhöfen,

    • b) bei der Grenzabfertigung in Zügen während der Fahrt

      • (1) die Züge auf den nach II. Absatz 2 bestimmten Strekken,

      • (2) in den nach II. Absatz 2 vorgesehenen Bahnhöfen, soweit die Strecken dort beginnen oder enden, die Räume dieser Bahnhöfe, die den Bediensteten des Nachbarstaates zur Verfügung gestellt sind, die Gleise und Bahnsteige für den Reiseverkehr sowie die Zugänge der genannten Räume zu den Gleisen und Bahnsteigen.

  • 2. Die zuständige Oberfinanzdirektion und das zuständige Grenzschutzamt einerseits und der zuständige Directeur van 's Rijks belastingen andererseits legen die Einzelheiten zu Absatz 1 fest. Sie versichern sich vorher des Einvernehmens der Deutschen Bundesbahn sowie der zuständigen niederländischen Behörden.

Mit dem Austausch dieser Verbalnote und der Antwortnote der Botschaft des Königreichs der Niederlande betrachtet die Regierung der Bundesrepublik Deutschland diese Vereinbarung als bestätigt. Die Vereinbarung tritt am Tage des Empfangs der Antwortnote der Botschaft des Königreichs der Niederlande, das ist das Datum der Antwortnote, in Kraft.

Die Vereinbarung kann jederzeit auf diplomatischem Wege gekündigt werden. Sie tritt sechs Monate nach Kündigung ausser Kraft.

Das Auswärtige Amt benutzt diesen Anlass, die Botschaft des Königreichs der Niederlande erneut seiner ausgezeichneten Hochachtung zu versichern.

Bonn, den 25. Oktober 1961.

An die

Königlich Niederländische

Botschaft

Nr. X

AMBASSADE VAN HET KONINKRIJK

DER NEDERLANDEN

No. 13890

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden biedt haar complimenten aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan en heeft de eer de ontvangst te bevestigen van de Nota van het Ministerie van heden, no. 502-81. SA 47/I, waarvan de inhoud als volgt luidt:

„Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de eer onder verwijzing naar artikel 1, lid 5, van de Overeenkomst tussen de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden nopens de samenvoeging van de grenscontrole en de instelling van gemeenschappelijke spoorwegstations of van grensaflosstations aan de Duits-Nederlandse grens d.d. 30 mei 1958 mede te delen, dat de Regering van de Bondsrepubliek heeft kennis genomen van de brief van de Bondsminister van Financiën, kenmerk III A/5 — Z 2106 (Nie) — 40/61 van 15 augustus 1961 en van de brief van de Nederlandse Staatssekretaris van Financiën, kenmerk B 1/15161 van 14 september 1961, waarbij in onderling overleg, conform artikel 1, lid 4, sub a en b, der Overeenkomst de volgende regeling werd getroffen:

I.

Op de stations Simpelveld, Venlo, Nijmegen en Enschede wordt de grenscontrole in het spoorwegverkeer samengevoegd.

II.

  • 1. In personentreinen kan gedurende de reis de grenscontrole plaats vinden tussen de stations

    Aken (Hbf.)—Aken-West—Simpelveld—Maastricht,

    Mönchen-Gladbach—Kaldenkirchen—Venlo—Eindhoven,

    Kleef—Kranenburg—Nijmegen,

    Oberhausen—Wezel—Emmerik—Zevenaar—Arnhem,

    Gronau—Enschede,

    Rheine—Bentheim—Oldenzaal—Hengelo,

    Leer—Weener—Nieuwe Schans.

  • 2. De terzake bevoegde „Oberfinanzdirektion” en het „Grenzschutzamt” enerzijds en de bevoegde Directeur van 's Rijks belastingen anderzijds stellen namens de bevoegde Ministers met instemming van de „Deutsche Bundesbahn” en de bevoegde Nederlandse overheidsinstanties, indien daaraan behoefte bestaat, voor iedere trein in het bijzonder de trajecten vast, waarop de grenscontrole plaats vindt. De trajecten kunnen in elk van de in lid 1 genoemde stations beginnen of eindigen.

III.

De regeling krachtens I en II beperkt zich tot het personenvervoer per trein, daarbij inbegrepen het vervoer van reisbagage en expresgoederen in personentreinen.

IV.

  • 1. De zônes krachtens artikel 3 van de Overeenkomst omvatten:

    • a) de voor de uitvoering van de grenscontrole in personentreinen noodzakelijke emplacementen van de sub I genoemde stations en de trajecten tussen de grens en deze stations,

    • b) bij de grenscontrole in treinen gedurende de reis

      • (1) de treinen op de volgens II lid 2 vastgestelde trajecten,

      • (2) in de volgens II lid 2 aangewezen stations, voor zover de trajecten aldaar beginnen of eindigen, de dienstvertrekken van deze stations, welke ter beschikking zijn gesteld van de ambtenaren van het nabuurland, de sporen en de perrons voor het reizigersverkeer, alsmede de toegangen van genoemde vertrekken tot de sporen en de perrons.

  • 2. De bevoegde „Oberfinanzdirektion” en het „Grenzschutzamt” enerzijds en de bevoegde Directeur van 's Rijks belastingen anderzijds stellen de bijzonderheden vast ter uitvoering van lid 1. Zij verzekeren zich vooraf van de instemming van de „Deutsche Bundesbahn” en van de bevoegde Nederlandse overheidsinstanties.

    De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland beschouwt door de uitwisseling van deze Nota met de Antwoordnota van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden deze regeling als bevestigd. De regeling treedt in werking op de dag van de ontvangst van de Antwoordnota van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden, dat is de dag waarop de Antwoordnota gedagtekend is.

    De regeling kan te allen tijde langs diplomatieke weg worden opgezegd. Zij treedt zes maanden na opzegging buiten werking.”

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden heeft de eer het Ministerie van Buitenlandse Zaken ervan in kennis te stellen, dat de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden ermede instemt, dat de Nota van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en deze Antwoordnota de bevestiging overeenkomstig artikel 1, lid 5 van de Overeenkomst vormen van de in het voorgaande aangehaalde briefwisseling tussen de Minister van Financiën van de Bondsrepubliek Duitsland en de Staatssecretaris van Financiën van het Koninkrijk der Nederlanden en dat de regeling in werking treedt met de dag van de ontvangst van de onderhavige Antwoordnota, welke ook de dag is, waarop zij is gedagtekend.

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden maakt van deze gelegenheid gebruik om het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland de hernieuwde verzekering van haar bijzondere hoogachting te geven.

Bonn, 25 oktober 1961.

Aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken

van de Bondsrepubliek Duitsland

te Bonn

Naar boven