Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland ter verdere [...] Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering, 's-Gravenhage, 30-08-1962

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 03-05-1964 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland ter verdere vereenvoudiging van het rechtsverkeer, zoals geregeld bij het op 1 maart 1954 te 's-Gravenhage gesloten Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering

Authentiek : NL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland ter verdere vereenvoudiging van het rechtsverkeer, zoals geregeld bij het op 1 maart 1954 te 's-Gravenhage gesloten Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN

en

DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

Verlangend het rechtsverkeer, zoals geregeld bij het Haagse Verdrag van 1 maart 1954 betreffende de burgerlijke rechtsvordering, tussen de beide Staten verder te vereenvoudigen,

Zijn overeengekomen een verdrag te sluiten en hebben tot Hun gevolmachtigden benoemd:

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

De Heer mr. J. M. A. H. Luns, Minister van Buitenlandse Zaken,

De President van de Bondsrepubliek Duitsland:

De Heren

Dr. J. Löns, Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur te 's-Gravenhage, en

Prof. dr. A. Bülow, Directeur-Generaal bij het Bondsministerie van Justitie.

De gevolmachtigden zijn, na uitwisseling van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, het volgende overeengekomen:

Betekening of mededeling van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken

Artikel 1

  • (1) Gerechtelijke of buitengerechtelijke stukken, die uit een van beide Staten afkomstig zijn, worden rechtstreeks toegezonden, en wel

    • a) wanneer zij bestemd zijn voor personen in de Bondsrepubliek Duitsland, door de bevoegde Nederlandse rechterlijke autoriteiten aan de President van het Landgericht of het Amtsgericht in welks gebied de persoon, voor wie het stuk bestemd is, verblijft,

    • b) wanneer de betekening moet geschieden aan personen in Nederland, door de bevoegde Duitse rechterlijke autoriteiten aan de Officier van Justitie bij de Arrondissements-Rechtbank in welker gebied de persoon, voor wie het stuk bestemd is, verblijft.

  • (2) De genoemde autoriteiten bedienen zich bij de aanvragen en de verdere briefwisseling van hun eigen landstaal.

Artikel 2

Is de autoriteit, aan wie het stuk is toegezonden, niet bevoegd, dan maakt zij het ambtshalve over aan de bevoegde autoriteit en deelt zij zulks onverwijld mede aan de autoriteit, van welke de aanvrage afkomstig is.

Artikel 3

  • (1) De betekening (mededeling) van stukken door eenvoudige afgifte, evenals de betekening met inachtneming van een bepaalde vorm (mededeling met inachtneming van een bepaalde vorm) geschiedt overeenkomstig de artikelen 2, 3, 4 en 5 van het Haagse Verdrag.

  • (2) Heeft de autoriteit van welke de aanvrage afkomstig is, niet, zoals in artikel 3, lid 2, van het Haagse Verdrag is voorzien, het verlangen kenbaar gemaakt het stuk te doen betekenen (mededelen) met inachtneming van de vorm, die in de eigen wetgeving van de aangezochte autoriteit voor het verrichten van gelijksoortige betekeningen (mededelingen) is voorgeschreven, of te doen betekenen (mededelen) met inachtneming van een bepaalde vorm, en kan de betekening (mededeling) niet door eenvoudige afgifte overeenkomstig artikel 2 van het Haagse Verdrag geschieden, dan zendt de aangezochte autoriteit het stuk onverwijld terug aan de autoriteit van welke de aanvrage afkomstig is, en deelt haar mede, waarom een eenvoudige afgifte niet mogelijk was.

  • (3) Heeft de autoriteit bij haar aanvrage om een stuk te doen betekenen (mededelen), hetzij met inachtneming van de vorm die in de eigen wetgeving van de aangezochte autoriteit voor het verrichten van soortgelijke betekeningen (mededelingen) is voorgeschreven, hetzij met inachtneming van een bijzondere vorm, geen vertaling van het stuk gevoegd, dan wordt deze door de aangezochte autoriteit verschaft. Terugbetaling van kosten, gemaakt voor vertalingen, kan niet worden verlangd; het bedrag van deze kosten wordt echter aan de autoriteit van welke de aanvrage afkomstig is, medegedeeld.

  • (5) Beide Staten zien wederzijds af van terugbetaling van kosten die in de gevallen bedoeld bij artikel 3 van het Haagse Verdrag zijn veroorzaakt, doordat bij de betekening (mededeling) een gerechtsdienaar is opgetreden, of doordat een bijzondere vorm in acht is genomen; het bedrag van deze kosten wordt echter aan de autoriteit van wie de aanvrage afkomstig is, medegedeeld.

Rogatoire commissies

Artikel 4

  • (1) Rogatoire commissies worden door de wederzijdse autoriteiten rechtstreeks aan elkaar toegezonden. Artikel 1, lid 1, en artikel 2 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • (2) De genoemde autoriteiten bedienen zich bij de overmaking van de rogatoire commissies en bij de verdere briefwisseling van hun eigen landstaal.

Artikel 5

De rogatoire commissies worden gesteld in de taal van de autoriteit, van welke het verzoek uitgaat. Terugbetaling van kosten, gemaakt voor vertalingen, kan niet worden verlangd; het bedrag van deze kosten wordt echter aan de autoriteit van welke de aanvrage afkomstig is, medegedeeld.

Artikel 6

  • (1) Beide Staten zien wederzijds af van terugbetaling van kosten, die bij de uitvoering van een rogatoire commissie zijn gemaakt; dit geldt ook voor de bedragen die aan deskundigen zijn betaald.

  • (2) De aangezochte autoriteit doet van de kosten, welke zij heeft gemaakt, opgave aan de autoriteit van welke de rogatoire commissie afkomstig is.

Artikel 7

De diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers der beide Staten kunnen rogatoire commissies, waarbij eigen onderdanen moeten worden gehoord, rechtstreeks uitvoeren zonder dat daarbij enig dwangmiddel mag worden aangewend. De nationaliteit van de persoon, die moet worden gehoord, wordt beoordeeld naar het recht van de Staat, waarin de rogatoire commissie moet worden uitgevoerd.

Uitvoerbaar verklaring van uitspraken betreffende proceskosten

Artikel 8

Een verzoek om een uitspraak betreffende de proceskosten overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van het Haagse Verdrag uitvoerbaar te verklaren, kan niet alleen langs diplomatieke weg maar ook rechtstreeks door de rechthebbende aan het bevoegde gerecht worden gedaan.

Artikel 9

De verklaring van de bevoegde autoriteit, dat de uitspraak betreffende de kosten van het geding in kracht van gewijsde is gegaan, behoeft niet overeenkomstig artikel 19, lid 3, tweede zin, van het Haagse Verdrag te worden bevestigd door de hoogste autoriteit belast met het beheer der justitie.

Artikel 10

De vertaling, bedoeld in artikel 19, lid 2, onder 3, van het Haagse Verdrag, kan ook voor eensluidend worden verklaard door een beëdigde vertaler van de Staat waar de uitspraak is gegeven.

Kosteloze rechtsbijstand

Artikel 11

Verzoeken om kosteloze rechtsbijstand, die overeenkomstig artikel 23 van het Haagse Verdrag worden gedaan, kunnen ook aan de wederzijdse autoriteiten rechtstreeks worden toegezonden. De artikelen 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

De bij een verzoek om kosteloze rechtsbijstand te voegen stukken kunnen gesteld worden in de taal van de autoriteit van welke het verzoek afkomstig is. Terugbetaling van kosten, gemaakt voor vertalingen, kan niet worden verlangd.

Artikel 13

De bevoegde autoriteiten van de Staat in welke om kosteloze rechtsbijstand wordt verzocht, kunnen, voor zover zij nadere inlichtingen behoeven over de financiële toestand van de verzoeker, zich daartoe rechtstreeks wenden tot de bevoegde autoriteiten van de andere Staat.

Slotbepalingen

Artikel 14

  • (1) Dit Verdrag geldt, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk.

  • (2) Dit Verdrag kan door wisseling van nota's tussen de Regeringen van de beide Staten toepasselijk worden verklaard op elk der buiten Europa gelegen delen van het Koninkrijk der Nederlanden. In de notawisseling wordt het tijdstip van inwerkingtreding vastgesteld.

Artikel 15

Dit Verdrag geldt ook voor het „Land” Berlijn, tenzij de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland tegenover de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden binnen drie maanden na de inwerkingtreding van het Verdrag het tegendeel verklaart.

Artikel 16

Geschillen over de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag worden geregeld langs de diplomatieke weg.

Artikel 17

  • (1) Dit Verdrag zal worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk in Bonn worden uitgewisseld.

  • (2) Dit Verdrag treedt in werking twee maanden na de uitwisseling van de akten van bekrachtiging.

  • (3) Dit Verdrag kan te allen tijde Schriftelijk worden opgezegd. De opzegging kan beperkt worden tot een buiten Europa gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden, waarop het Verdrag overeenkomstig artikel 14, lid 2, toepasselijk is verklaard. De opzegging wordt zes maanden na haar mededeling van kracht.

  • (4) Bij het inwerkingtreden van dit Verdrag treedt de Verklaring tussen de Nederlandse Regering en de Duitse Regering van 31 juli 1909, ter verdere vereenvoudiging der rechtsbetrekkingen, buiten werking. Niettemin worden verzoeken om betekening van stukken en rogatoire commissies, welke bij de inwerkingtreding van dit Verdrag reeds door de aangezochte autoriteit zijn ontvangen, met inachtneming van de Verklaring van 31 juli 1909 afgedaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden dit Verdrag hebben ondertekend en van hun zegels voorzien.

GEDAAN te 's-Gravenhage, de 30e augustus 1962, in twee oorspronkelijke exemplaren, elk in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) J. LUNS

Voor de Bondsrepubliek Duitsland:

(w.g.) DR. J. LÖNS

(w.g.) A. BÜLOW

Naar boven