AMBASSADE VAN HET KONINKRIJK
DER NEDERLANDEN
Nr. 1547
Note Verbale
De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden heeft de eer aan het Ministerie van
Buitenlandse Zaken de ontvangst te bevestigen van zijn note verbale van 6 februari
1968, V 3 - 81. SA 47, waarvan de inhoud als volgt luidt:
„Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de eer de Ambassade van het Koninkrijk
der Nederlanden onder verwijzing naar artikel 1, lid 5 van de Duits-Nederlandse Overeenkomst
nopens de samenvoeging van de grenscontrole en de instelling van gemeenschappelijke
spoorwegstations of van grensaflosstations aan de Duits-Nederlandse grens van 30 mei
1958, mede te delen dat de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland kennis heeft genomen
van het schrijven van de Bondsminister van Financiën van 8 december 1967, III B./2-Z
1108 (Nie)-85/67 en van het schrijven van de Nederlandse Staatssecretaris van Financiën
van 9 januari 1968 - D 7/9230, waarbij conform artikel 1, lid 4, sub a. der Overeenkomst
de volgende regeling wordt getroffen:
I
De Duitse en Nederlandse grenscontrole worden als volgt samengevoegd:
II
De zones in de zin van artikel 3 van de Overeenkomst omvatten de voor de uitvoering
van de grenscontrole benodigde dienstvertrekken en installaties met inbegrip van laadperrons
en aangrenzende parkeerterreinen alsmede
III
Deze regeling wordt volgens artikel 1, lid 5 van de Overeenkomst bevestigd en in werking
gesteld. Het tijdstip van het in werking treden wordt in de diplomatieke nota's vastgelegd.
IV
Deze regeling kan ten allen tijde langs diplomatieke weg opgezegd worden. Zij treedt
zes maanden na opzegging buiten werking.
De regering van de Bondsrepubliek Duitsland gaat ervan uit dat bovenstaande regeling
overeenkomstig artikel 1, lid 5 van de Overeenkomst bevestigd wordt door deze note
verbale en de antwoordnota van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden; zij
is het ermee eens dat de regeling, zoals voorgesteld, op 12 februari 1968 in werking
treedt en dat zij ten allen tijde langs diplomatieke weg kan worden opgezegd om dan
na zes maanden buiten werking te treden.”
De Ambassade heeft de eer het Ministerie mede te delen, dat de Regering van het Koninkrijk
der Nederlanden er mede instemt, dat de note verbale van het Ministerie en deze antwoordnota
de in artikel 1, lid 5, van de Overeenkomst bedoelde bevestiging vormen van de in
het voorgaande aangehaalde briefwisseling tussen de Bondsminister van Financiën en
de Staatssecretaris van Financiën van het Koninkrijk der Nederlanden en dat de regeling
op 12 februari 1968 in werking treedt.
De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden maakt van deze gelegenheid gebruik
het Ministerie van Buitenlandse Zaken opnieuw haar bijzondere hoogachting te betuigen.
Bonn, 7 februari 1968.
An das Auswärtige Amt
Bonn.