Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese [...] enerzijds, en de Republiek Indonesië, anderzijds, Jakarta, 09-11-2009

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-05-2014 t/m heden

Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Indonesië, anderzijds

Authentiek : NL

Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Indonesië, anderzijds

De Europese Gemeenschap,

hierna „de Gemeenschap” genoemd, en

Het Koninkrijk België,

De Republiek Bulgarije,

De Tsjechische Republiek,

Het Koninkrijk Denemarken,

De Bondsrepubliek Duitsland,

De Republiek Estland,

De Helleense Republiek,

Het Koninkrijk Spanje,

De Franse Republiek,

Ierland,

De Italiaanse Republiek,

De Republiek Cyprus,

De Republiek Letland,

De Republiek Litouwen,

Het Groothertogdom Luxemburg,

De Republiek Hongarije,

Malta,

Het Koninkrijk der Nederlanden,

De Republiek Oostenrijk,

De Republiek Polen,

De Portugese Republiek,

Roemenië,

De Republiek Slovenië,

De Slowaakse Republiek,

De Republiek Finland,

Het Koninkrijk Zweden,

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,

enerzijds, en

De Regering van de Republiek Indonesië,

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

Gelet op de traditionele vriendschapsbanden tussen de Republiek Indonesië en de Gemeenschap, en op de nauwe historische, politieke en economische relaties die hen binden,

Gezien het bijzondere belang dat de partijen hechten aan het alomvattende karakter van hun wederzijdse betrekkingen,

Bevestigend dat de partijen gehecht zijn aan de eerbiediging van de beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties,

Bevestigend dat de partijen gehecht zijn aan de eerbiediging, bevordering en bescherming van de democratische beginselen en de fundamentele rechten van de mens, de rechtsstaat, vrede en internationaal recht, zoals neergelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties, het Statuut van Rome en in andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten die voor beide partijen gelden,

Bevestigend dat de soevereiniteit, de territoriale onschendbaarheid en de nationale eenheid van de Republiek Indonesië worden geëerbiedigd,

Bevestigend dat de partijen gehecht zijn aan de beginselen van de rechtsstaat en goed bestuur en streven naar economische en sociale vooruitgang ten bate van hun bevolking, rekening houdende met het beginsel van duurzame ontwikkeling en milieubescherming,

Bevestigend dat de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven, dat de beschuldigden moeten worden berecht, waarna bij veroordeling een adequate straf dient te volgen, en dat de effectieve vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal niveau te nemen en de wereldwijde samenwerking te intensiveren,

Verklarend dat zij zich maximaal inzetten voor de bestrijding van alle vormen van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en terrorisme, overeenkomstig het internationale recht, onder meer op het gebied van mensenrechten, humanitaire beginselen inzake migratie en vluchtelingen en internationaal humanitair recht, en voor de ontwikkeling van effectieve internationale instrumenten om deze uit te bannen,

Aangezien de partijen erkennen dat de goedkeuring van relevante internationale verdragen en resoluties van de VN-Veiligheidsraad, waaronder Resolutie 1540, ten grondslag liggen aan de verbintenis van de hele internationale gemeenschap om de verspreiding van massavernietigingswapens tegen te gaan,

Erkennend dat het noodzakelijk is om de verplichtingen met betrekking tot zowel ontwapening als non-proliferatie binnen het internationaal recht te versterken, onder andere om het gevaar van massavernietigingswapens uit te sluiten,

Het belang erkennend van de samenwerkingsovereenkomst van 7 maart 1980 tussen de Europese Economische Gemeenschap en Indonesië, Maleisië, de Filippijnen, Singapore en Thailand, lidstaten van de ASEAN (de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten) en de daaropvolgende toetredingsprotocollen,

Het belang erkennend van versterking van de bestaande betrekkingen ter stimulering van de onderlinge samenwerking, alsook van hun gemeenschappelijke streven om de betrekkingen op gebieden van wederzijds belang te consolideren, te verdiepen en te diversifiëren, op basis van gelijkwaardigheid, non-discriminatie, inachtneming van het milieu en wederzijds voordeel,

Bevestigend dat de partijen in overeenstemming met de in regionaal verband ondernomen activiteiten, de samenwerking tussen de Gemeenschap en de Republiek Indonesië willen verdiepen, op grond van gemeenschappelijke waarden en tot wederzijds voordeel,

Conform hun respectieve wet- en regelgeving,

Zijn als volgt overeengekomen:

Titel I. AARD EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1. Algemene beginselen

  • 1 Eerbiediging van de democratische beginselen en de fundamentele rechten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties en andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten die van toepassing zijn voor beide partijen, vormt de grondslag van het binnenlandse en buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.

  • 2 De partijen bevestigen dat zij de waarden delen die zijn vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties.

  • 3 De partijen bevestigen dat zij zich ertoe verbinden duurzame ontwikkeling te stimuleren, samen te werken om het probleem van klimaatverandering aan te pakken en bij te dragen aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.

  • 4 De partijen herhalen hun gehechtheid aan de Verklaring van Parijs van 2005 inzake de doeltreffendheid van hulp en komen overeen hun samenwerking te versterken om betere resultaten op het gebied van ontwikkeling te verwezenlijken.

  • 5 De partijen bevestigen dat zij belang hechten aan de beginselen van goed bestuur, de rechtsstaat, waaronder de onafhankelijkheid van justitie, en corruptiebestrijding.

  • 6 Deze partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst wordt ten uitvoer gelegd op basis van de beginselen van gelijkheid en wederzijds voordeel.

Artikel 2. Doel van de samenwerking

Met het oog op de versterking van hun bilaterale betrekkingen voeren de partijen een brede dialoog en stimuleren ze verdere samenwerking in alle sectoren van gezamenlijk belang. Hun inspanningen richten zich met name op:

  • a. het opzetten van bilaterale samenwerking in alle relevante internationale fora en organisaties;

  • b. het ontwikkelen van handel en investeringen tussen de partijen tot wederzijds voordeel;

  • c. het opzetten van samenwerking op alle handels- en investeringsgerelateerde gebieden van gezamenlijk belang, teneinde de handels- en investeringsstromen te vergemakkelijken en barrières voor handel en investeringen te voorkomen en weg te nemen, waar mogelijk binnen de lopende en toekomstige EG-ASEAN-initiatieven;

  • d. het opzetten van samenwerking in andere sectoren van gezamenlijk belang, met name toerisme, financiële dienstverlening, belastingen en douane, macro-economisch beleid, industriebeleid en midden- en kleinbedrijf, informatiemaatschappij, wetenschap en technologie; energie, vervoer en verkeersveiligheid, onderwijs en cultuur, mensenrechten, milieu en natuurlijke hulpbronnen, waaronder het mariene milieu; bosbouw, landbouw en plattelandsontwikkeling, marine en visserij, gezondheid, voedselveiligheid, diergezondheid, statistiek, bescherming van persoonsgegevens, modernisering van de overheid en het openbaar bestuur, en intellectuele eigendomsrechten;

  • e. het opzetten van samenwerking op het gebied van migratievraagstukken, waaronder legale en illegale migratie, mensensmokkel en -handel;

  • f. het opzetten van samenwerking op het gebied van mensenrechten en juridische zaken;

  • g. het opzetten van samenwerking inzake de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens;

  • h. het opzetten van samenwerking ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende misdaad, zoals de productie en smokkel van illegale drugs en precursoren en het witwassen van geld;

  • i. het bevorderen van de bestaande deelname en het aanmoedigen van verdere deelname van de partijen aan de relevante subregionale en regionale samenwerkingsprogramma’s;

  • j. het vergroten van de zichtbaarheid van de partijen in elkaars regio;

  • k. het bevorderen van het begrip tussen mensen door middel van samenwerking tussen verschillende non-gouvernementele entiteiten, zoals denktanks, wetenschappers, maatschappelijke organisaties en de media, in de vorm van workshops, conferenties, contacten tussen jongeren en andere activiteiten.

Artikel 3. Bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

  • 1 De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel staten als niet-statelijke actoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt.

  • 2 De partijen komen daarom overeen samen te werken en bij te dragen aan het tegengaan van de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, door te voldoen aan de bestaande verplichtingen in het kader van multilaterale ontwapeningsverdragen en non-proliferatieverdragen en deze op nationaal niveau ten uitvoer te leggen, alsmede andere multilaterale overeenkomsten en internationale verplichtingen in het kader van het Handvest van de Verenigde Naties. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze overeenkomst vormt.

  • 3 De partijen komen daarnaast overeen samen te werken aan de tenuitvoerlegging van voor de partijen geldende internationale instrumenten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie van massavernietigingswapens, onder meer door middel van het uitwisselen van informatie, kennis en ervaringen.

  • 4 De partijen komen ook overeen samen de verspreiding van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen tegen te gaan door te werken aan de ondertekening en ratificatie van of naargelang van het geval de toetreding tot alle andere relevante internationale instrumenten en de volledige tenuitvoerlegging daarvan.

  • 5 De partijen komen overeen samen te werken aan de instelling van een doeltreffend systeem van nationale exportcontrole, waarbij zowel de uitvoer als de doorvoer van met massavernietigingswapens verband houdende goederen worden gecontroleerd, met inbegrip van controle vanuit het oogpunt van massavernietigingswapens van het eindgebruik van technologieën voor tweeërlei gebruik en met effectieve sancties op inbreuken op de exportcontrole.

  • 6 De partijen komen overeen een regelmatige politieke dialoog in te stellen ter ondersteuning en consolidatie van deze elementen. Deze dialoog kan op regionale basis plaatsvinden.

Artikel 4. Juridische samenwerking

  • 1 De partijen werken samen op het gebied van de ontwikkeling van hun rechtssystemen, wetten en rechtsinstanties, onder meer wat betreft hun doeltreffendheid, met name door de uitwisseling van standpunten en deskundigheid, alsmede door middel van capaciteitsopbouw. Voor zover mogelijk en binnen hun bevoegdheden streven de partijen naar de ontwikkeling van wederzijdse juridische bijstand in strafzaken en bij uitlevering.

  • 2 De partijen bevestigen dat de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de beschuldigden moeten worden berecht, waarna bij veroordeling een adequate straf dient te volgen.

  • 3 De partijen komen overeen samen te werken met betrekking tot de uitvoering van het presidentiële decreet inzake het nationale actieplan mensenrechten 2004–2009, waaronder voorbereiding van de ratificatie en tenuitvoerlegging van internationale mensenrechteninstrumenten, zoals het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide en het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof.

  • 4 De partijen zijn het erover eens dat het nuttig zou zijn een dialoog over dit thema te voeren.

Artikel 5. Samenwerking ter bestrijding van terrorisme

  • 1 De partijen bevestigen het belang van terrorismebestrijding en komen overeen samen te werken om terrorisme te voorkomen en tegen te gaan, overeenkomstig de geldende internationale verdragen, waaronder mensenrechteninstrumenten en internationaal humanitair recht, alsmede hun respectieve wet- en regelgeving, en rekening houdend met de mondiale terrorismebestrijdingsstrategie van de VN zoals beschreven in Resolutie 60/288 van de Algemene Vergadering van de VN van 8 september 2006 en de Gezamenlijke verklaring van de EU en de ASEAN over samenwerking ter bestrijding van terrorisme van 28 januari 2003.

  • 2 In het kader van de uitvoering van Resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad en andere relevante VN-resoluties, internationale verdragen en instrumenten die op de partijen van toepassing zijn, werken de partijen samen aan terrorismebestrijding, onder meer door middel van:

    • uitwisseling van informatie over terroristische groepen en de netwerken die hen ondersteunen, overeenkomstig internationale en nationale wetgeving;

    • uitwisseling van ideeën en methoden op het gebied van terrorismebestrijding, waaronder op technisch gebied en met betrekking tot opleiding, en door de uitwisseling van ervaringen op het gebied van terrorismepreventie;

    • samenwerking met betrekking tot wetshandhaving, versterking van het juridisch kader en aanpak van de omstandigheden die leiden tot verspreiding van terrorisme;

    • samenwerking ter bevordering van grensbewaking en -beheer, capaciteitsopbouw door middel van netwerken, programma’s voor opleiding en onderwijs, wederzijdse bezoeken van hoge ambtenaren, wetenschappers, analisten en mensen uit de praktijk, en workshops en conferenties.

Titel II. SAMENWERKING IN REGIONALE EN INTERNATIONALE ORGANISATIES

Artikel 6

De partijen wisselen standpunten uit en werken samen in het kader van regionale en internationale fora en organisaties zoals de Verenigde Naties, de dialoog tussen de ASEAN en de EU, het regionale forum van de ASEAN (ARF), de bijeenkomst Azië-Europa (ASEM), de Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling (UNCTAD) en de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

Titel III. BILATERALE EN REGIONALE SAMENWERKING

Artikel 7

  • 1 Voor elke sector waarbinnen uit hoofde van deze overeenkomst een dialoog wordt gevoerd en samenwerking plaatsvindt, en met de nodige nadruk op zaken in het kader van bilaterale samenwerking, komen de partijen overeen de daarmee verband houdende activiteiten uit te voeren binnen een bilateraal of regionaal kader, of een combinatie daarvan. Bij het kiezen van het passende kader pogen de partijen de voordelen voor en de betrokkenheid van alle geïnteresseerde partijen te optimaliseren, waarbij zij zo goed mogelijk gebruik maken van de beschikbare middelen, rekening houden met de politieke en institutionele haalbaarheid en voor zover passend zorgen voor samenhang met andere activiteiten waarbij de Gemeenschap en ASEAN-partners betrokken zijn.

  • 2 De Gemeenschap en Indonesië kunnen eventueel besluiten financiële steun te verlenen aan samenwerkingsactiviteiten op de in de overeenkomst beschreven of daarmee samenhangende gebieden, overeenkomstig hun respectieve financiële procedures en middelen. Dit kan met name de organisatie omvatten van opleidingen, workshops en seminars, uitwisseling van deskundigen, onderzoeken en andere activiteiten waarover de partijen overeenstemming bereiken.

Titel IV. SAMENWERKING INZAKE HANDEL EN INVESTERINGEN

Artikel 8. Algemene beginselen

  • 1 De partijen nemen deel aan een dialoog over bilaterale en multilaterale handel en handelsgerelateerde kwesties met het oog op de versterking van de bilaterale handelsbetrekkingen en de bevordering van het multilaterale handelssysteem.

  • 2 De partijen streven ernaar de verdere ontwikkeling en diversifiëring van hun handelsbetrekkingen zo veel mogelijk en tot wederzijds voordeel te bevorderen. Zij streven naar betere voorwaarden voor markttoegang door toe te werken naar de afschaffing van handelsbelemmeringen, met name door middel van de tijdige opheffing van niet-tarifaire belemmeringen en door het nemen van maatregelen ter verbetering van de transparantie, rekening houdend met de werkzaamheden van internationale organisaties op dit gebied.

  • 3 De partijen erkennen dat handel onontbeerlijk is voor ontwikkeling en dat bijstand in de vorm van handelspreferenties zijn nut voor ontwikkelingslanden heeft bewezen; zij streven ernaar hun overleg over dergelijke bijstand te intensiveren, met volledige eerbiediging van de WTO-regels.

  • 4 De partijen houden elkaar op de hoogte van de ontwikkeling van het handelsbeleid en handelsgerelateerd beleid, zoals op het gebied van landbouw, voedselveiligheid, diergezondheid, consumenten, gevaarlijke chemische stoffen en afvalbeheer.

  • 5 De partijen zullen aansporen tot dialoog en samenwerking om hun handels- en investeringsbetrekkingen te ontwikkelen, waaronder vergroting van de technische capaciteit om problemen op te lossen, op de in de artikelen 9 tot en met 16 beschreven terreinen.

Artikel 9. Sanitaire en fytosanitaire kwesties

De partijen zullen overleg plegen en informatie uitwisselen over wetgeving, certificering en inspectie- en toezichtsprocedures, in het kader van de WTO-Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPPC), het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE) en de Codex Alimentarius (CAC).

Artikel 10. Technische handelsbelemmeringen

De partijen zullen het gebruik van internationale normen stimuleren, en samenwerken en informatie uitwisselen aangaande normen, conformiteitsbeoordelingsprocedures en technische regelgeving, met name in het kader van de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen.

Artikel 11. Bescherming van intellectuele eigendomsrechten

De partijen werken samen aan de verbetering en handhaving van de bescherming en de toepassing van intellectuele-eigendomsrechten, op basis van beste praktijken, en aan de bevordering van de kennis daarvan. Deze samenwerking kan de uitwisseling van informatie en ervaringen omvatten, op gebieden als uitoefening, bevordering, verspreiding, stroomlijning, beheer, harmonisatie, bescherming en effectieve toepassing van intellectuele-eigendomsrechten, het voorkomen van misbruik van dergelijke rechten en de bestrijding van namaak en piraterij.

Artikel 12. Vergemakkelijking van de handel

De partijen zullen ervaringen uitwisselen en nagaan in hoeverre het mogelijk is de invoer-, uitvoer- en andere douaneprocedures te vereenvoudigen, de transparantie van de handelsregelgeving te verbeteren en samenwerking op het gebied van douane te ontwikkelen, waaronder wederzijdse administratieve hulpmechanismen. Ook kunnen zij pogen hun standpunten op elkaar af te stemmen en tot gezamenlijke activiteiten te komen in de context van internationale initiatieven. De partijen zullen speciale aandacht besteden aan de veiligheid van de internationale handel, waaronder vervoersdiensten, en aan een juiste balans tussen handelsbevordering en bestrijding van fraude en onregelmatigheden.

Artikel 13. Samenwerking op douanegebied

Zonder afbreuk te doen aan andere vormen van samenwerking, zoals in deze overeenkomst geregeld, verklaren de partijen dat zij bereid zijn te overwegen om in de toekomst een protocol te sluiten over douanesamenwerking, inclusief wederzijdse bijstand, binnen het institutionele kader dat in deze overeenkomst is vastgelegd.

Artikel 14. Investeringen

De partijen zullen aansporen tot een grotere investeringsstroom, en wel door het scheppen van een aantrekkelijk en stabiel wederzijds investeringsklimaat, met behulp van een consistente dialoog die gericht is op verbetering van wederzijds begrip en samenwerking op het gebied van investeringskwesties, onderzoek van administratieve mechanismen om investeringsstromen te vergemakkelijken, en stimulering van stabiele, transparante, open en niet-discriminerende investeringsregels.

Artikel 15. Mededingingsbeleid

De partijen stimuleren de vaststelling en toepassing van mededingingsregels en informatieverspreiding om de transparantie en juridische zekerheid voor in Indonesië en de Europese Unie werkzame ondernemingen te bevorderen.

Artikel 16. Diensten

De partijen gaan een consistente dialoog aan die met name gericht is op het uitwisselen van informatie over hun respectieve regelgeving, het stimuleren van toegang tot elkaars markt, het bevorderen van toegang tot bronnen van kapitaal en technologie, en het stimuleren van de handel in diensten tussen beide regio’s en in derde landen.

Titel V. SAMENWERKING IN ANDERE SECTOREN

Artikel 17. Toerisme

  • 1 De partijen kunnen samenwerken ter verbetering van de uitwisseling van informatie en het instellen van goede praktijken om evenwichtig en duurzaam toerisme te ontwikkelen, overeenkomstig de mondiale gedragscode voor toerisme van de Wereldorganisatie voor Toerisme en de duurzaamheidsbeginselen die de grondslag vormen voor het lokale Agenda 21-proces.

  • 2 De partijen kunnen samenwerking ontwikkelen met betrekking tot het beschermen en optimaal benutten van het natuurlijke en culturele erfgoed, het verzachten van de negatieve gevolgen van toerisme en het vergroten van de positieve bijdrage van de toeristische industrie aan de lokale duurzame ontwikkeling, onder meer door middel van ecotoerisme, het respecteren van de integriteit en de belangen van lokale gemeenschappen en het verbeteren van opleiding op toeristisch gebied.

Artikel 18. Financiële diensten

De partijen komen overeen hun samenwerking op het gebied van financiële diensten te bevorderen, naargelang van hun behoeften en in het kader van hun respectieve programma’s en wetgeving.

Artikel 19. Economische beleidsdialoog

  • 1 De partijen komen overeen het uitwisselen van informatie en ervaringen over hun economische ontwikkelingen en beleidslijnen te bevorderen, alsmede het delen van ervaringen op het gebied van economisch beleid, onder meer in het kader van de regionale economische samenwerking en integratie.

  • 2 De partijen streven naar intensivering van de dialoog tussen hun autoriteiten over door de partijen overeengekomen economische aangelegenheden, zoals monetair en fiscaal beleid (waaronder belastingen), overheidsfinanciën, macro-economische stabilisatie en buitenlandse schuld.

  • 3 De partijen erkennen het belang van meer transparantie en van het uitwisselen van informatie om de handhaving van maatregelen ter voorkoming van belastingontwijking en -ontduiking te vergemakkelijken, binnen hun respectieve wettelijke kaders. Ze komen overeen de samenwerking op dit terrein te verbeteren.

Artikel 20. Industrieel beleid en samenwerking binnen het midden- en kleinbedrijf

  • 1 De partijen, rekening houdend met hun respectieve economische beleidsmaatregelen en doelstellingen, komen overeen het industriële beleid op alle passend geachte terreinen te bevorderen met het oog op de verbetering van het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf, en wel door middel van onder meer

    • de uitwisseling van gegevens over en ervaringen met het scheppen van een klimaat waarbinnen het midden- en kleinbedrijf zijn concurrentievermogen kan verbeteren;

    • het bevorderen van de contacten tussen economische actoren, het stimuleren van gemeenschappelijke investeringen en de totstandbrenging van joint-ventures en informatienetwerken, met name via bestaande horizontale EU-programma’s, waarbij met name de overdracht van zachte en harde technologie tussen de partners wordt gestimuleerd;

    • het vergemakkelijken van de toegang tot kredieten en marketing, het verstrekken van informatie, het stimuleren van innovatie, het uitwisselen van goede praktijken met betrekking tot de toegang tot kredieten die met name voor het midden- en kleinbedrijf zijn bedoeld;

    • gezamenlijke industriële onderzoeksprojecten en samenwerking met betrekking tot normen, conformiteitsbeoordelingsprocedures en technische regelgeving, in overleg vast te stellen.

  • 2 De partijen bevorderen en ondersteunen de relevante activiteiten die aan weerszijden door de particuliere sector worden ontwikkeld.

Artikel 21. Informatiemaatschappij

De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën cruciaal zijn in ons leven en voor de economische en sociale ontwikkeling en streven daarom naar samenwerking met betrekking tot onder meer:

  • a. bevordering van een brede dialoog over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, met name beleid en regelgeving voor elektronische communicatie, waaronder universele dienstverlening, vergunningen en algemene machtigingen, bescherming van privacy en persoonsgegevens, en onafhankelijkheid en efficiëntie van de regelgevende instantie;

  • b. interconnectie en interoperabiliteit van Europese, Indonesische en Zuidoost-Aziatische netwerken en -diensten;

  • c. normalisatie en verspreiding van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën;

  • d. stimulering van onderzoeksprojecten tussen de Gemeenschap en Indonesië op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën;

  • e. gezamenlijke onderzoeksprojecten op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën;

  • f. veiligheidsvraagstukken/-aspecten van informatie- en communicatietechnologieën.

Artikel 22. Wetenschap en technologie

  • 1 De partijen komen overeen samen te werken op het gebied van wetenschap en technologie op terreinen die van wederzijds belang zijn, zoals energie, vervoer, milieu, natuurlijke hulpbronnen en gezondheid, waarbij rekening wordt gehouden met hun respectieve beleid.

  • 2 De doelstellingen van deze samenwerking zijn:

    • a. uitwisseling van informatie en kennis over wetenschap en technologie, in het bijzonder over de uitvoering van beleidsvormen en programma’s;

    • b. bevordering van duurzame betrekkingen tussen de wetenschappelijke gemeenschappen, onderzoekscentra en de industrie van beide partijen;

    • c. bevordering van de ontwikkeling van het menselijk potentieel;

    • d. bevordering van gezamenlijk overeengekomen andere vormen van samenwerking.

  • 3 De samenwerking kan plaatsvinden in de vorm van gezamenlijke onderzoeksprojecten en uitwisselingen, bijeenkomsten en opleiding van wetenschappers via internationale mobiliteitsprojecten, waardoor onderzoeksresultaten optimaal verspreid worden.

  • 4 In het kader van deze samenwerking stimuleren de partijen de deelname van hun instellingen voor hoger onderwijs, onderzoekscentra en productieve sectoren, met name het midden- en kleinbedrijf.

Artikel 23. Energie

De partijen streven naar meer samenwerking in de energiesector. Daartoe bevorderen ze wederzijds voordelige contacten met het oog op:

  • a. diversificatie van de energievoorziening teneinde de continuïteit ervan te garanderen, ontwikkeling van nieuwe, duurzame energiebronnen en samenwerking in toeleverende en afnemende sectoren van industriële energie;

  • b. rationalisering van het energiegebruik aan zowel de aanbod- als de vraagkant en bevordering van de samenwerking om klimaatverandering tegen te gaan, onder meer door middel van het mechanisme voor schone ontwikkeling in het kader van het Kyoto-protocol;

  • c. bevordering van de overdracht van technologie die op duurzame energieproductie en duurzaam energiegebruik is gericht;

  • d. aanpak van het verband tussen toegang tot betaalbare energie en duurzame ontwikkeling.

Artikel 24. Vervoer

  • 1 De partijen streven naar samenwerking op relevante terreinen van het vervoersbeleid met het oog op de verbetering van het verkeer van goederen en personen, de bevordering van de veiligheid, maritieme beveiliging en veiligheid van de luchtvaart, milieubescherming en verhoging van de efficiëntie van hun vervoerssystemen.

  • 2 De samenwerking kan onder meer omvatten:

    • a. informatie-uitwisseling over hun respectieve vervoersbeleid en -praktijken, in het bijzonder over vervoer in steden, op het platteland over binnenwateren en over zee, en de logistiek daarvan, en de koppeling en interoperabiliteit van multimodale vervoersnetwerken, alsook over het beheer van spoorwegen, havens en luchthavens;

    • b. mogelijkheden van het gebruik van het Europese mondiale satellietnavigatiesysteem (Galileo), met nadruk op onderwerpen van wederzijds belang;

    • c. dialoog op het gebied van luchtvervoersdiensten, gericht op verdere ontwikkeling van de bilaterale betrekkingen tussen de partijen op gebieden van wederzijds belang, waaronder wijziging van elementen van bestaande bilaterale overeenkomsten inzake luchtvervoersdiensten tussen Indonesië en individuele EU-lidstaten om deze in overeenstemming te brengen met de respectieve wet- en regelgeving van de partijen, en om na te gaan in hoeverre het mogelijk is de betrekkingen op het gebied van luchtvervoer verder te ontwikkelen;

    • d. een dialoog over maritieme vervoersdiensten die gericht is op onbeperkte toegang tot de internationale maritieme markt en handel op commerciële basis, afzien van bepalingen inzake vrachtverdeling, nationale behandeling en meestbegunstigingsbehandeling voor schepen van inwoners of ondernemingen van de andere partij en het recht om „door-to-door”-vervoersdiensten aan te bieden;

    • e. de invoering van veiligheids- en milieunormen, met name wat betreft maritiem vervoer en luchtvaart, overeenkomstig de relevante internationale conventies.

Artikel 25. Onderwijs en cultuur

  • 1 De partijen komen overeen om, rekening houdende met hun verschillen, de samenwerking op het gebied van onderwijs en cultuur te stimuleren, teneinde het wederzijds begrip en de kennis van elkaars cultuur te vergroten.

  • 2 De partijen streven ernaar om passende maatregelen te nemen om culturele uitwisselingen te stimuleren en gemeenschappelijke culturele initiatieven uit te voeren, waaronder de organisatie van culturele evenementen. In dit verband komen de partijen ook overeen de activiteiten van de Asia-Europe Foundation te blijven steunen.

  • 3 De partijen komen overeen te overleggen en samen te werken binnen de relevante internationale fora, zoals de Unesco, en ideeën uit te wisselen over culturele diversiteit, waaronder ontwikkelingen zoals de ratificatie en implementatie van het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.

  • 4 De partijen zullen daarnaast de nadruk leggen op maatregelen voor de opbouw van banden tussen elkaars gespecialiseerde instellingen, de bevordering van uitwisseling van informatie en publicaties, kennis, studenten, deskundigen en technische middelen en de bevordering van informatie- en communicatietechnologieën in het onderwijs, daarbij zowel gebruikmakend van de faciliteiten van de Europese onderwijs- en cultuurprogramma’s in Zuidoost-Azië, als de ervaringen die de partijen op dit gebied hebben opgedaan. De partijen komen ook overeen de uitvoering van het programma Erasmus Mundus te bevorderen.

Artikel 26. Mensenrechten

  • 1 De partijen komen overeen samen te werken aan de bevordering en bescherming van mensenrechten.

  • 2 Deze samenwerking omvat onder meer:

    • a. steun voor de uitvoering van het Indonesische nationale actieplan voor de mensenrechten;

    • b. bevordering van en voorlichting over de mensenrechten;

    • c. versterking van de instellingen op het gebied van de mensenrechten.

  • 3 De partijen zijn het erover eens dat het nuttig zou zijn een dialoog over dit thema te voeren.

Artikel 27. Milieu en natuurlijke hulpbronnen

  • 1 De partijen komen overeen dat het noodzakelijk is de natuurlijke rijkdommen en biodiversiteit duurzaam te beschermen en te beheren als basis voor de ontwikkeling van de huidige en toekomstige generaties.

  • 2 Bij alle activiteiten die de partijen in het kader van deze overeenkomst ondernemen, wordt rekening gehouden met de resultaten van de wereldtop over duurzame ontwikkeling en met de tenuitvoerlegging van relevante multilaterale milieuverdragen die op beide partijen van toepassing zijn.

  • 3 De partijen streven ernaar hun samenwerking binnen regionale programma’s voor milieubescherming voort te zetten, met name wat betreft:

    • a. milieuvoorlichting en wetshandhaving;

    • b. capaciteitsopbouw op het gebied van klimaatverandering en zuinig energiegebruik, gericht op onderzoek en ontwikkeling, controle en analyse van klimaatverandering en broeikaseffecten, programma’s voor verzachting en aanpassing;

    • c. capaciteitsopbouw voor deelname aan en uitvoering van multilaterale milieuverdragen, onder meer op het gebied van biodiversiteit, bioveiligheid en CITES;

    • d. bevordering van milieutechnologie, -producten en -diensten, waaronder capaciteitsopbouw voor milieubeheersystemen en milieukeursystemen;

    • e. voorkomen van illegaal grensoverschrijdend verkeer van gevaarlijke stoffen, gevaarlijk en ander afval;

    • f. kust- en zeemilieu, behoud, tegengaan van vervuiling en schade;

    • g. plaatselijke deelname aan milieubescherming en duurzame ontwikkeling;

    • h. bodem- en landbeheer;

    • i. maatregelen om grensoverschrijdende smog tegen te gaan.

  • 4 De partijen moedigen wederzijdse toegang tot elkaars programma’s op dit terrein aan, overeenkomstig de specifieke voorwaarden van deze programma’s.

Artikel 28. Bosbouw

  • 1 De partijen komen overeen dat het noodzakelijk is de natuurlijke rijkdommen en biodiversiteit duurzaam te beschermen, te bewaren en te beheren voor huidige en toekomstige generaties.

  • 2 De partijen streven naar voortzetting van hun samenwerking ter verbetering van het beheer van bos- en andere branden en het bestrijden van illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel, bestuur in de bosbouw, en het bevorderen van duurzaam bosbeheer.

  • 3 De partijen ontwikkelen samenwerkingsprogramma’s op onder meer de volgende terreinen:

    • a. samenwerking via de relevante internationale, regionale en bilaterale fora ter bevordering van de instelling van juridische instrumenten ter bestrijding van illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel;

    • b. capaciteitsopbouw, onderzoek en ontwikkeling;

    • c. steun voor de ontwikkeling van een duurzame bosbouwsector;

    • d. de ontwikkeling van certificering voor de bosbouw.

Artikel 29. Landbouw en plattelandsontwikkeling

De partijen komen overeen samenwerking te ontwikkelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling. Onder meer op de volgende terreinen kan de samenwerking verder worden ontwikkeld:

  • a. landbouwbeleid en internationale landbouwvooruitzichten in het algemeen;

  • b. de mogelijkheden om barrières voor de handel in gewassen, vee en producten daarvan weg te nemen;

  • c. ontwikkelingsbeleid voor plattelandsgebieden;

  • d. kwaliteitsbeleid voor gewassen en vee en beschermde geografische aanduidingen;

  • e. marktontwikkeling en bevordering van de internationale handelsbetrekkingen;

  • f. ontwikkeling van een duurzame landbouw.

Artikel 30. Zee en visserij

De partijen stimuleren de samenwerking op het gebied van de zee en de visserij op bilateraal en multilateraal niveau, met name met het oog op duurzame en verantwoorde ontwikkeling en beheer van de zee en de visserij. Op de volgende terreinen kan worden samengewerkt:

  • a. uitwisseling van informatie;

  • b. steun voor duurzaam en verantwoord zee- en visserijbeleid op lange termijn, waaronder behoud en beheer van kust- en mariene hulpbronnen;

  • c. bevordering van de inspanningen ter bestrijding van illegale, niet-gemelde en niet-gereguleerde visserijactiviteiten;

  • d. marktontwikkeling en capaciteitsopbouw.

Artikel 31. Gezondheidszorg

  • 1 De partijen komen overeen op gezondheidsgebied samen te werken op terreinen van wederzijds belang, met het oog op de versterking van de activiteiten op het gebied van onderzoek, beheer van de gezondheidszorg, voeding, geneesmiddelen, preventieve geneeskunde, ernstige besmettelijke ziekten, zoals vogelgriep, pandemische griep, hiv/aids en SARS, alsmede niet-besmettelijke ziekten zoals kanker, hartkwalen, verkeersletsels en andere gezondheidsproblemen, zoals drugsverslaving.

  • 2 Samenwerking vindt voornamelijk plaats door:

    • a. de uitwisseling van informatie en ervaringen op de hierboven genoemde terreinen;

    • b. programma’s op het gebied van epidemiologie, decentralisatie, financiering van de gezondheidszorg, vergroting van de weerbaarheid van de gemeenschappen en beheer van de gezondheidszorg;

    • c. capaciteitsopbouw door middel van technische bijstand en de ontwikkeling van programma’s voor beroepsopleiding;

    • d. programma’s ter verbetering van de gezondheidszorg en ter ondersteuning van daarmee samenhangende activiteiten, onder meer de daling van de baby- en moedersterfte.

Artikel 32. Statistiek

De partijen komen overeen om overeenkomstig de bestaande statistische samenwerkingsactiviteiten tussen de Gemeenschap en de ASEAN, de harmonisatie van statistische methoden en werkwijzen te bevorderen, waaronder de vergaring en verspreiding van statistische gegevens, waardoor zij op een onderling overeengekomen wijze gebruik kunnen maken van statistische gegevens over de handel in goederen en diensten en, meer in het algemeen, over alle andere gebieden die onder deze overeenkomst vallen en die zich lenen voor statistische verwerking, zoals vergaring, analyse en verspreiding.

Artikel 33. Bescherming van persoonsgegevens

  • 1 De partijen komen overeen samen te werken op dit vlak, teneinde de bescherming van persoonsgegevens te verbeteren overeenkomstig de strengste internationale normen, zoals vervat in de Guidelines for the Regulation of Computerized Personal Data Files van de Verenigde Naties (Resolutie 45/95 van de Algemene Vergadering van de VN van 14 december 1990.

  • 2 Samenwerking inzake de bescherming van persoonsgegevens omvat onder meer technische bijstand in de vorm van de uitwisseling van informatie en expertise, waarbij rekening wordt gehouden met de wet- en regelgeving van de partijen.

Artikel 34. Migratie

  • 1 De partijen bevestigen opnieuw het belang van gezamenlijke inspanningen inzake de beheersing van de migratiestromen tussen hun grondgebieden en met het oog op de versterking van de samenwerking zullen zij een brede dialoog voeren over alle met migratie verband houdende vraagstukken, waaronder illegale migratie, mensensmokkel en -handel en de bescherming van mensen die internationale bescherming behoeven. In de nationale strategieën met betrekking tot economische en sociale ontwikkeling van de partijen wordt rekening gehouden met migratieaspecten. De partijen komen overeen humanitaire beginselen te eerbiedigen bij de aanpak van migratievraagstukken.

  • 2 De samenwerking tussen de partijen moet gebaseerd worden op een specifieke analyse van de behoeften, uitgevoerd in wederzijds overleg tussen de partijen en overeenkomstig de relevante wetgeving. De samenwerking zal zich onder meer richten op:

    • a. aanpak van de belangrijkste oorzaken van migratie;

    • b. ontwikkeling en implementatie van nationale wetgeving en praktijken overeenkomstig de relevante internationale wetten die van toepassing zijn op de partijen, en met name eerbiediging van het non-refoulementbeginsel;

    • c. kwesties van wederzijds belang op het gebied van visa, reisdocumenten en grensbewaking;

    • d. de toelatingscriteria, alsmede de rechten en de status van de toegelaten personen, eerlijke behandeling en integratiemogelijkheden voor legale buitenlandse ingezetenen, onderwijs en opleiding, maatregelen tegen racisme en vreemdelingenhaat;

    • e. capaciteitsopbouw op het gebied van techniek en personeel;

    • f. de opzet van een doelmatige en preventieve aanpak van illegale migratie, mensensmokkel en -handel, alsmede de vraag hoe netwerken en criminele organisaties van handelaars en smokkelaars kunnen worden bestreden en de slachtoffers van deze praktijken kunnen worden beschermd;

    • g. de humane en waardige terugkeer van illegale personen, alsmede bevordering van vrijwillige terugkeer, en de overname van dergelijke personen overeenkomstig lid 3;

  • 3 In het kader van de samenwerking ter voorkoming en beperking van illegale migratie komen de partijen, onverminderd de noodzaak van de bescherming van slachtoffers van mensenhandel, eveneens het volgende overeen:

    • a. vermeende onderdanen te identificeren en illegaal op het grondgebied van een partij verblijvende onderdanen op diens verzoek zonder verdere formaliteiten over te nemen zodra de nationaliteit is vastgesteld;

    • b. hun onderdanen hiertoe de nodige identiteitsdocumenten te verstrekken.

  • 4 De partijen komen overeen op verzoek een overeenkomst te sluiten waarin wordt voorzien in specifieke overnameverplichtingen, inclusief een verplichting voor de overname van hun eigen onderdanen, van onderdanen van andere landen en statenloze personen.

Artikel 35. Bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie

De partijen komen overeen samen te werken aan en bij te dragen tot de bestrijding van georganiseerde, economische en financiële misdaad en corruptie door volledig te voldoen aan hun bestaande internationale verplichtingen in dit verband, onder meer met betrekking tot effectieve samenwerking om beslag te leggen op uit corruptie verkregen bezittingen of gelden. Deze bepaling vormt een essentieel element van deze overeenkomst.

Artikel 36. Samenwerking op het gebied van de bestrijding van drugs

  • 1 Binnen hun respectieve juridische kaders werken de partijen samen aan een brede, evenwichtige aanpak door middel van effectieve maatregelen en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten op het terrein van gezondheidszorg, onderwijs, wetshandhaving, waaronder douane, sociale zaken, justitie en binnenlandse zaken en de regels voor legale markten teneinde het aanbod van, de handel in en de vraag naar drugs alsook het effect daarvan op druggebruikers en de samenleving in het algemeen zo veel mogelijk terug te dringen, alsmede tot een effectievere preventie te komen van het onrechtmatig gebruik van chemische percursoren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen.

  • 2 De partijen bereiken overeenstemming over de wijze van samenwerking om deze doelstellingen te verwezenlijken. De activiteiten worden gebaseerd op onderling overeengekomen beginselen, overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen, de Politieke Verklaring en de Speciale Verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen, goedgekeurd door de twintigste speciale zitting inzake drugs van 1998 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

  • 3 De samenwerking tussen de partijen kan de uitwisseling van ideeën omvatten over wettelijke kaders en goede praktijken, alsmede technische en administratieve bijstand op de volgende terreinen: preventie en behandeling van drugsgebruik op allerlei verschillende manier, waaronder beperking van de schade als gevolg van drugsgebruik; centra voor voorlichting en toezicht; opleiding van personeel; onderzoek in verband met drugs; samenwerking tussen politie en justitie en het voorkomen van het onrechtmatig gebruik van chemische precursoren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen. De partijen kunnen overeenkomen de samenwerking tot andere terreinen uit te breiden.

  • 4 De partijen kunnen samenwerken ter bevordering van beleidslijnen voor duurzame alternatieve ontwikkeling, gericht op een zo groot mogelijke beperking van de teelt van illegale drugs, met name cannabis.

Artikel 37. Samenwerking ter bestrijding van het witwassen van geld

  • 1 De partijen zijn het erover eens dat moet worden geprobeerd te voorkomen dat hun financiële systeem wordt gebruikt voor het witwassen van de inkomsten van criminele activiteiten zoals drugshandel en corruptie.

  • 2 De partijen komen overeen samen te werken op het gebied van technische en administratieve bijstand gericht op de ontwikkeling en implementatie van regelgeving en het goed functioneren van mechanismen ter bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme, waaronder de inbeslagname van uit misdaden verkregen bezittingen of gelden.

  • 3 Door de samenwerking moet het mogelijk worden relevante informatie uit te wisselen in het kader van de respectieve wetgevingen en passende normen vast te stellen voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, die vergelijkbaar zijn met die van de Gemeenschap en de internationale instanties op dit gebied, zoals de Financial Action Task Force (FATF).

Artikel 38. Maatschappelijk middenveld

  • 1 De partijen erkennen de rol en mogelijke bijdrage van organisaties uit het maatschappelijk middenveld, met name de wetenschap, aan de dialoog en het samenwerkingsproces uit hoofde van deze overeenkomst en komen overeen een effectieve dialoog met maatschappelijke organisaties en hun actieve deelname te stimuleren.

  • 2 Overeenkomstig de democratische beginselen en de wet- en regelgeving van elke partij kunnen maatschappelijke organisaties:

    • a. deelnemen aan het besluitvormingsproces op nationaal niveau;

    • b. over ontwikkelings- en samenwerkingsstrategieën en sectoraal beleid worden ingelicht en aan overleg daarover deelnemen, met name op terreinen die hen betreffen, met inbegrip van alle fasen van het ontwikkelingsproces;

    • c. ter ondersteuning van hun activiteiten toegewezen financiële middelen transparant beheren;

    • d. deelnemen aan de uitvoering van samenwerkingsprogramma’s, onder meer met betrekking tot capaciteitsopbouw, op gebieden die hen betreffen.

Artikel 39. Samenwerking inzake de modernisering van de overheid en het openbaar bestuur

Op basis van een in overleg uitgevoerde specifieke analyse van de behoeften komen de partijen overeen samen te werken aan de modernisering van hun openbaar bestuur, onder meer op de volgende terreinen:

  • a. verbetering van de organisatorische doelmatigheid;

  • b. verbetering van de effectiviteit van de dienstverlening door de instellingen;

  • c. verzekering van transparant beheer van de overheidsfinanciën en verantwoording;

  • d. verbetering van het juridische en institutionele kader;

  • e. opbouw van het vermogen om beleid te ontwikkelen en uit te voeren (openbare dienstverlening, opstelling en uitvoering van de begroting, corruptiebestrijding);

  • f. versterking van het justitiële apparaat;

  • g. verbetering van de mechanismen en instanties voor wetshandhaving.

Artikel 40. Vormen van samenwerking

  • 1 De partijen komen overeen de nodige middelen, waaronder financiële middelen, vrij te maken om de samenwerkingsdoelstellingen in deze overeenkomst te realiseren, voor zover hun respectieve middelen en regelgeving hiertoe de mogelijkheid bieden.

  • 2 De partijen moedigen de Europese Investeringsbank aan haar activiteiten in Indonesië voort te zetten, overeenkomstig haar procedures en financieringscriteria en de Indonesische wet- en regelgeving.

Titel VI. INSTITUTIONEEL KADER

Artikel 41. Gemengde commissie

  • 1 De partijen komen overeen een gemengde commissie op te richten, die bestaat uit vertegenwoordigers van beide partijen op het hoogst mogelijke niveau, met de volgende taken:

    • a. zorgen voor de goede werking en uitvoering van deze overeenkomst;

    • b. prioriteiten vaststellen met betrekking tot de doelstellingen van deze overeenkomst;

    • c. geschillen oplossen die zich voordoen met betrekking tot de toepassing of de interpretatie van de overeenkomst;

    • d. aanbevelingen doen aan de partijen met betrekking tot de bevordering van de doelstellingen van de overeenkomst en indien nodig voor het oplossen van geschillen die zich voordoen met betrekking tot de toepassing of de interpretatie van de overeenkomst;

  • 2 De gemengde commissie komt normaal gesproken ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, afwisselend in Indonesië en in Brussel, op een datum die in onderling overleg wordt vastgesteld. De partijen kunnen tevens besluiten tot buitengewone bijeenkomsten van de gemengde commissie. De gemengde commissie wordt beurtelings door een van beide partijen voorgezeten. De agenda van de vergaderingen van de gemengde commissie wordt door de partijen in onderling overleg vastgesteld.

  • 3 De gemengde commissie kan gespecialiseerde werkgroepen instellen die haar bij de uitvoering van haar taken ondersteunen. Deze werkgroepen brengen op elke vergadering van de gemengde commissie gedetailleerd verslag uit over hun vergaderingen.

  • 4 De partijen komen overeen de gemengde commissie ook op te dragen toe te zien op de goede werking van alle tussen hen gesloten of nog te sluiten sectorale overeenkomsten of protocollen.

  • 5 De gemengde commissie stelt haar eigen reglement van orde vast voor de toepassing van de overeenkomst.

Titel VII. SLOTBEPALINGEN

Artikel 42. Aanpassingsclausule

  • 1 De partijen kunnen de overeenkomst met wederzijdse goedkeuring wijzigen, herzien of uitbreiden, met het oog op intensivering van het samenwerkingsniveau, onder andere door deze aan te vullen met overeenkomsten of protocollen voor specifieke sectoren en activiteiten.

  • 2 Wat de toepassing van deze overeenkomst betreft, kan elke partij voorstellen formuleren met het oog op de uitbreiding van de wederzijdse samenwerking, rekening houdend met de bij de uitvoering van de overeenkomst opgedane ervaring.

Artikel 43. Andere overeenkomsten

  • 1 Onverminderd de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, doet deze overeenkomst of in het kader daarvan te ondernemen actie op generlei wijze afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten om bilaterale samenwerkingsbanden met Indonesië aan te knopen of, indien wenselijk, nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten met Indonesië te sluiten.

  • 2 Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de toepassing of de uitvoering van verbintenissen die Indonesië en de Gemeenschap zijn aangegaan in betrekkingen met derde partijen.

Artikel 44. Geschillenbeslechting

  • 1 Elke partij kan een geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan de gemengde commissie voorleggen.

  • 3 Indien een partij meent dat de andere partij een van haar verplichtingen krachtens de overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Behalve in bijzondere spoedeisende gevallen dient hij, alvorens zulks te doen, aan de gemengde commissie alle ter zake doende informatie te verstrekken die nodig is voor een grondige bestudering van de situatie met het oog op het vinden van een voor beide partijen aanvaardbare oplossing.

  • 4 Voor de juiste interpretatie en praktische toepassing van deze overeenkomst komen de partijen overeen dat de in lid 3 genoemde term „bijzondere spoedeisende gevallen” een inbreuk ten gronde op de overeenkomst door een van de partijen betekent. Een inbreuk ten gronde houdt in:

    • i. afwijzing van de overeenkomst die niet strookt met de algemene regels van het internationaal recht, of

    • ii. schending van een essentieel element van de overeenkomst als vermeld in artikel 1, lid 1, artikel 3, lid 2, en artikel 35.

  • 5 Hierbij moeten in eerste instantie maatregelen worden gekozen die de goede werking van de overeenkomst het minst verstoren. De andere partij zal onmiddellijk op de hoogte gebracht worden van deze maatregelen; op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent overleg gepleegd in de gemengde commissie.

Artikel 45. Faciliteiten

Om de samenwerking in het kader van deze overeenkomst te vergemakkelijken komen de partijen overeen de bevoegde deskundigen en ambtenaren die betrokken zijn bij de uitvoering van de samenwerking de nodige faciliteiten te verlenen voor de uitoefening van hun taak, overeenkomstig hun respectieve interne regels en voorschriften.

Artikel 46. Territoriale toepassing

Deze overeenkomst is van toepassing op het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, op de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, enerzijds, en het grondgebied van Indonesië, anderzijds.

Artikel 47. Definitie van de partijen

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met de term „partijen” bedoeld de Gemeenschap, of de lidstaten, of de Gemeenschap en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en de Republiek Indonesië, anderzijds.

Artikel 48. Inwerkingtreding en looptijd

  • 1 Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de laatste partij de andere partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures.

  • 2 De overeenkomst is geldig voor een periode van vijf jaar. Zij zal automatisch met tijdvakken van een jaar worden verlengd, tenzij een van de partijen de andere partij, zes maanden voor het verstrijken van een tijdvak van een jaar, schriftelijk op de hoogte stelt van haar voornemen deze overeenkomst niet te verlengen.

  • 3 Deze overeenkomst kan met onderlinge instemming tussen de partijen worden gewijzigd. De wijzigingen worden pas effectief nadat de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat alle noodzakelijke formaliteiten vervuld zijn.

  • 4 Deze overeenkomst kan door een partij worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving van opzegging aan de andere partij. De beëindiging gaat in zes maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere partij.

Artikel 49. Kennisgeving

De kennisgevingen worden respectievelijk aan de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie en het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Indonesië gericht.

Artikel 50. Authentieke teksten

Deze overeenkomst wordt opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Indonesische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

GEDAAN in tweevoud te Jakarta op negen november tweeduizendnegen.

Slotakte

De gevolmachtigden van

De Europese Gemeenschap,

hierna „de Gemeenschap” genoemd, en

Het Koninkrijk België,

De Republiek Bulgarije,

De Tsjechische Republiek,

Het Koninkrijk Denemarken,

De Bondsrepubliek Duitsland,

De Republiek Estland,

Ierland,

De Helleense Republiek,

Het Koninkrijk Spanje,

De Franse Republiek,

De Italiaanse Republiek,

De Republiek Cyprus,

De Republiek Letland,

De Republiek Litouwen,

Het Groothertogdom Luxemburg,

De Republiek Hongarije,

Malta,

Het Koninkrijk der Nederlanden,

De Republiek Oostenrijk,

De Republiek Polen,

De Portugese Republiek,

Roemenië,

De Republiek Slovenië,

De Slowaakse Republiek,

De Republiek Finland,

Het Koninkrijk Zweden,

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,

enerzijds, en

De Republiek Indonesië,

anderzijds,

op 9 november 2009 te Jakarta bijeen voor de ondertekening van de kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Indonesië, anderzijds, hebben deze overeenkomst goedgekeurd.

De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Republiek Indonesië nemen kennis van de volgende eenzijdige verklaring van de Europese Gemeenschap:

“De bepalingen van de overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, binden het Verenigd Koninkrijk en Ierland als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen, en niet als deel van de Europese Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk of Ierland (naar gelang van het geval) de Republiek Indonesië ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk of Ierland is gebonden als deel van de Europese Gemeenschap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die Verdragen is gehecht.”

Naar boven