Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering [...] samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening, Bonn, 30-03-1976

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-02-1977 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland,

zich bewust van de noodzaak samen te werken op het gebied van de ruimtelijke ordening,

zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden plegen met elkaar overleg aangaande problemen van ruimtelijke ordening ten einde hun in ruimtelijk opzicht van belang zijnde plannen en maatregelen, vooral in de grensgebieden, op elkaar af te stemmen. Elk der Partijen verklaart zich bereid op verzoek van de andere Partij tot overleg over te gaan binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van een desbetreffend verzoek.

Artikel 2

Het overleg bedoeld in artikel 1 vindt plaats binnen de Nederlands-Duitse Commissie voor de Ruimtelijke Ordening (hierna te noemen: de Commissie).

Artikel 3

  • 1 De Commissie bestaat uit ten hoogste achttien leden. Zij bestaat uit een gelijk aantal Duitse en Nederlandse leden.

  • 2 In de Commissie hebben ambtshalve zitting:

    • a. aan Duitse zijde:

      • het voor de ruimtelijke ordening op Bondsniveau bevoegde hoofd van dienst,

      • het voor de ruimtelijke ordening in de deelstaat Noordrijnland-Westfalen bevoegde hoofd van dienst,

      • het voor de ruimtelijke ordening in de deelstaat Nedersaksen bevoegde hoofd van dienst;

    • b. aan Nederlandse zijde:

      • de voorzitter van de Rijksplanologische Commissie,

      • de Directeur-Generaal van de Ruimtelijke Ordening,

      • de Directeur-Generaal van de Rijkswaterstaat.

  • 3 De overige leden van de Commissie worden door de Regeringen aangewezen. Deze leden kunnen zich in bijzondere omstandigheden laten vervangen, indien deze bevoegdheid hun is toegekend door de competente autoriteiten van hun land.

  • 4 De leden van de Commissie kunnen zich met toestemming van de voorzitter doen bijstaan door adviseurs.

Artikel 5

De Commissie kan subcommissies en werkgroepen instellen. Zij regelt de samenstelling van de subcommissies en benoemt de voorzitters daarvan alsmede hun plaatsvervangers.

Artikel 6

Het voorzitterschap en het plaatsvervangend voorzitterschap wisselen om de twee jaar tussen het voor de ruimtelijke ordening op Bondsniveau bevoegde hoofd van dienst en de voorzitter van de Rijksplanologische Commissie in Nederland. De leiding van het secretariaat van de Commissie berust bij de voorzitter, die hiervoor gebruik maakt van het ambtelijk orgaan dat hem ten dienste staat. Een zelfde regeling geldt voor het secretariaat van de subcommissies.

Artikel 7

  • 1 De Commissie kan aanbevelingen opstellen, die zij doet toekomen aan elk van beide Regeringen.

  • 2 Aanbevelingen en beslissingen van de Commissie worden met eenparigheid van stemmen van de aanwezige leden aanvaard. De documenten waarin de aanbevelingen en beslissingen schriftelijk worden neergelegd, worden gesteld in de Duitse en in de Nederlandse taal.

  • 3 De Regeringen dienen naar vermogen gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Commissie.

Artikel 8

Nadere overeenkomsten over afzonderlijke in ruimtelijk opzicht van belang zijnde plannen en maatregelen kunnen worden gesloten tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden enerzijds en de Regering van de deelstaat Nedersaksen of de Regering van de deelstaat Noordrijnland-Westfalen met toestemming van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland anderzijds, voor zover deze deelstaten op het gebied van de desbetreffende wetgeving bevoegd zijn. De Commissie kan hiertoe aanbevelingen doen.

Artikel 9

Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat beide Partijen elkaar ervan schriftelijk in kennis hebben gesteld dat aan de in hun onderscheiden landen daarvoor geldende constitutionele vereisten is voldaan. Deze Overeenkomst is voor onbeperkte tijd van kracht.

Nadat de Overeenkomst voor een tijdvak van tien jaar van kracht is geweest, kan zij schriftelijk worden opgezegd. De Partij die de Overeenkomst wenst op te zeggen, stelt de andere Partij ten minste drie maanden voor de afloop van dit tijdvak van tien jaar daarvan schriftelijk in kennis. Na het genoemde tijdvak van tien jaar kan de Overeenkomst aan het einde van achtereenvolgende tijdvakken van een jaar met inachtneming van een termijn van drie maanden schriftelijk worden opgezegd.

Artikel 10

Deze Overeenkomst geldt ook voor het Land Berlijn, voor zover de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland niet binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst tegenover de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden een tegengestelde verklaring aflegt.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Bonn, op 30 maart 1976, in twee exemplaren, elk in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) VAN LYNDEN

(w.g.) GRUIJTERS

Voor de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland

(w.g.) PETER HERMES

(w.g.) KARL RAVENS

Naar boven