Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China inzake het zeevervoer, Beijing, 14-08-1975

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 18-02-1976 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China inzake het zeevervoer

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China inzake het zeevervoer

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China zijn, met het doel vriendschappelijke betrekkingen tussen de beide landen te ontwikkelen en de samenwerking op het gebied van het vervoer over zee te versterken, overeenkomstig de beginselen van gelijkheid en wederzijds voordeel, overeengekomen als volgt:

Artikel 1

In deze Overeenkomst betekent:

  • de term „schip van een Overeenkomstsluitende Partij” een koopvaardij schip dat de vlag voert van het Koninkrijk der Nederlanden of van de Volksrepubliek China;

  • de term „bemanningslid” een persoon, die gedurende de reis daadwerkelijk arbeid of diensten verricht aan boord, in het bezit van een identiteitsbewijs genoemd in artikel 11 van deze Overeenkomst, en wiens naam voorkomt op de bemanningslijst van het schip.

Artikel 2

De schepen van elk der Overeenkomstsluitende Partijen zijn gerechtigd te varen tussen de havens van de twee landen die zijn opengesteld voor de handel met het buitenland en passagiers- en vrachtdiensten te onderhouden tussen zodanige havens van de twee landen of van een van deze landen en een derde land.

Aan de schepen die de vlag voeren van derde landen en die geexploiteerd worden door de scheepvaartmaatschappijen van een van de Overeenkomstsluitende Partijen zal hetzelfde recht worden toegekend, indien de bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij daartegen geen bezwaar maken.

Artikel 3

Geen der Overeenkomstsluitende Partijen mag, binnen het kader van het internationale vervoer over zee, enige maatregel nemen die vlagdiscriminatie zou inhouden tegen schepen van de andere Overeenkomstsluitende Partij of tegen schepen van landen die voor beide partijen aanvaardbaar zijn.

Artikel 4

Beide Overeenkomstsluitende Partijen kennen elkaar over en weer de behandeling als meest begunstigde natie toe met betrekking tot de schepen en hun bemanningsleden bedoeld in artikel 1 van de Overeenkomst bij het innen van alle mogelijke belastingen, heffingen en lasten, het uitvoeren van douane-, quarantaine-, grenscontrole- en havenformaliteiten of -voorschriften, het innemen van een ligplaats aan de kade of op een ankerplaats, het verhalen, het laden en lossen, het inschepen of ontschepen van passagiers, het overslaan van lading, alsmede bij alle mogelijke voor het schip, de bemanningsleden en de passagiers vereiste bevoorrading, zolang schepen van de ene Overeenkomstsluitende Partij varen in de territoriale wateren van de andere Overeenkomstsluitende Partij of de havens van de andere Overeenkomstsluitende Partij binnenvaren, daar verblijven of deze verlaten.

De havenfaciliteiten, met inbegrip van die voor laden/lossen, ladingbehandeling en opslag in loodsen, op kades, loswallen en op stroom, alsmede hulpmiddelen bij de navigatie en loodsdiensten in de havens van de ene Overeenkomstsluitende Partij worden de schepen van de andere Overeenkomstsluitende Partij verschaft op de voorwaarden verbonden aan de behandeling als meest begunstigde natie.

Bovenstaande bepalingen zijn niet van toepassing op de voordelen, gunsten, voorrechten en vrijstellingen die door een der Overeenkomstsluitende Partijen zijn of worden toegekend aan de desbetreffende landen ten gevolge van haar huidige of toekomstige deelneming aan een douane-unie of een soortgelijke internationale overeenkomst.

Bovenstaande bepalingen laten onverlet de wetgeving en regelingen betreffende de binnenkomst van vreemdelingen op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen, hun verblijf aldaar en hun verlaten van dat grondgebied.

Artikel 5

Binnen de grenzen van hun nationale wetgeving en havenvoorschriften nemen de Overeenkomstsluitende Partijen alle passende maatregelen ter vergemakkelijking en bespoediging van het vervoer over zee, ter voorkoming van onnodig oponthoud van schepen en ter bespoediging en vereenvoudiging, zoveel als mogelijk is, van de douanebehandeling en andere formaliteiten die in de havens moeten worden vervuld.

Artikel 6

De bepalingen van deze Overeenkomst zijn niet van toepassing op cabotage. Wanneer schepen van de ene Overeenkomstsluitende Partij tussen havens van de andere Overeenkomstsluitende Partij varen voor het lossen van inkomende lading en/of het ontschepen van passagiers uit het buitenland dan wel het inladen van uitgaande lading en/of het inschepen van passagiers voor andere landen, wordt zulks niet als cabotage beschouwd.

Artikel 7

Elke Overeenkomstsluitende Partij erkent de certificaten die de nationaliteit van de schepen van de andere Overeenkomstsluitende Partij aanduiden en die zijn afgegeven door haar bevoegde autoriteiten overeenkomstig haar desbetreffende wetten en voorschriften.

Elke Overeenkomstsluitende Partij erkent de meetbrief en andere certificaten die zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Schepen die niet in het bezit zijn van een meetbrief die is afgegeven door de bevoegde autoriteiten van een der Overeenkomstsluitende Partijen, kunnen ten behoeve van de betaling van de door het schip verschuldigde heffingen en lasten opnieuw gemeten worden onder de desbetreffende voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 8

De Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen dat geen der Overeenkomstsluitende Partijen de inkomsten en andere opbrengsten uit het vervoer over zee door de scheepvaartondernemingen van de andere Overeenkomstsluitende Partij zal onderwerpen aan enigerlei vorm van belasting.

Artikel 9

Elk van de Overeenkomstsluitende Partijen verleent aan de scheepvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij het recht van vrije overmaking van hun ontvangsten die verkregen zijn op het grondgebied van de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij in de valuta en tegen een wisselkoers die aanvaardbaar zijn voor beide Overeenkomstsluitende Partijen.

Artikel 10

Indien schepen van een der Overeenkomstsluitende Partijen bedoeld in artikel 1 van deze Overeenkomst betrokken zouden raken bij scheepsongevallen of anderszins in gevaar komen in de territoriale wateren of havens van de andere Overeenkomstsluitende Partij, dan verleent laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij alle mogelijke hulp en bijstand aan het schip, de bemanning, de lading en de passagiers die in gevaar verkeren en stelt de bevoegde autoriteiten van de betrokken Overeenkomstsluitende Partijen daarvan op de snelste wijze in kennis. Bij het in rekening brengen van de daarmee gemoeide kosten wordt niet gediscrimineerd.

Wanneer lading aan boord van een bij een scheepsongeval betrokken schip dient te worden gelost en tijdelijk aan land opgeslagen op het gebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij om te worden terugvervoerd naar het land van verzending of naar een derde land, biedt die andere Overeenkomstsluitende Partij alle nodige faciliteiten, en is zulke lading vrijgesteld van alle douanerechten, heffingen en belastingen.

Artikel 11

Elk van de Overeenkomstsluitende Partijen erkent de identiteitsbewijzen van de bemanning die zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de andere Partij. Het identiteitsbewijs afgegeven door het Koninkrijk der Nederlanden is het „Monsterboekje”, terwijl dat afgegeven door de Volksrepubliek China het „Hay-yüan cheng” (Zeemansboek) is.

Voor bemanningsleden uit derde landen werkzaam aan boord van schepen van een van beide Overeenkomstsluitende Partijen gelden als identiteitsbewijzen de paspoorten of erkende monsterboekjes die zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten van voor de andere Overeenkomstsluitende Partij aanvaardbare landen.

Bemanningsleden die in het bezit zijn van bovengenoemde documenten wordt toegestaan aan land te gaan en te verblijven in de stad waar de haven is gelegen, voor de duur dat het schip in die haven ligt, overeenkomstig de desbetreffende voorschriften die in het land van verblijf van kracht zijn. Indien deze bemanningsleden in het ziekenhuis moeten worden opgenomen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, verlenen de bevoegde autoriteiten van die Overeenkomstsluitende Partij toestemming voor een verblijf van de hiervoor noodzakelijke duur.

Artikel 12

Bemanningsleden die in het bezit zijn van de documenten bedoeld in artikel 11 van deze Overeenkomst kunnen, ten behoeve van hun repatriëring of voor het reizen naar een andere haven om daar aan boord van een schip te gaan, dan wel om een andere reden die aanvaardbaar is voor de bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij, over het grondgebied van die Overeenkomstsluitende Partij reizen, nadat daarvoor goedkeuring is verkregen.

De bevoegde autoriteiten van de betrokken Overeenkomstsluitende Partij verlenen de bovengenoemde goedkeuring binnen de kortst mogelijke termijn. Ook de geldigheidsduur wordt door deze autoriteiten bepaald.

Tijdens het verblijf van schepen van de ene Overeenkomstsluitende Partij in de havens van de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn de diplomatieke of consulaire functionarissen van de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij en de bemanningsleden van die Overeenkomstsluitende Partij gerechtigd contact met elkaar op te nemen en elkaar te ontmoeten, nadat is voldaan aan de desbetreffende voorschriften die in het land van verblijf van kracht zijn.

Artikel 13

Elk van beide Overeenkomstsluitende Partijen heeft het recht om aan een zeeman van vreemde nationaliteit de toegang tot haar grondgebied te weigeren, in de gevallen waarin zij zulks gewenst acht.

Artikel 14

De schepen en bemanningsleden van elk der Overeenkomstsluitende Partijen hebben zich tijdens hun verblijf binnen het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te houden aan de desbetreffende wetten, regels en voorschriften van laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 15

Teneinde de ontwikkeling van het vervoer over zee van beide landen te bevorderen en teneinde aangelegenheden van wederzijds belang voortvloeiend uit de toepassing van deze Overeenkomst te behandelen, zullen door de bevoegde autoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen speciale vertegenwoordigers worden benoemd die zullen bijeenkomen op de overeengekomen datum en plaats.

Artikel 16

Deze Overeenkomst treedt in werking op de dag van de diplomatieke notawisseling, waarin wordt verklaard dat de door de nationale wetgeving van elke Overeenkomstsluitende Partij vereiste formaliteiten zijn vervuld.

Indien een Overeenkomstsluitende Partij deze Overeenkomst wenst te beëindigen, geeft zij de andere Overeenkomstsluitende Partij daarvan zes maanden tevoren schriftelijk kennis waarna deze Overeenkomst zes maanden na de dagtekening van een zodanige kennisgeving wordt beëindigd.

Gedaan te Peking, de 14e augustus 1975, in tweevoud. Elk exemplaar is opgesteld in de Nederlandse en de Chinese taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. VIXSEBOXSE

Voor de Regering van de Volksrepubliek China

(w.g.) YÜ MEI

Naar boven