Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Spaanse Staat, Madrid, 05-02-1974

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1984. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-12-1974 t/m heden

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Spaanse Staat

Authentiek : NL

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Spaanse Staat

Het Koninkrijk der Nederlanden, en

De Spaanse Staat,

Wensende de bestaande betrekkingen tussen Nederland en Spanje op het gebied van de sociale zekerheid aan te passen aan de ontwikkelingen welke sedert de ondertekening van het Verdrag inzake sociale zekerheid op 17 december 1962 te Madrid, in hun beider wetgevingen hebben plaatsgevonden;

Besloten hebbende een verdrag te sluiten ter vervanging van dat Verdrag;

Zijn het volgende overeengekomen:

TITEL I. Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • a) wordt onder „grondgebied” verstaan:

    van Nederlandse zijde: het grondgebied in Europa;

    van Spaanse zijde: de provincies op het schiereiland, de Balearen, de Kanarische eilanden en de Spaanse provincies in Noord-Afrika;

  • b) worden onder „wetgeving” of „wettelijke regeling” verstaan de bestaande en toekomstige wetten, reglementen en statutaire bepalingen met betrekking tot de in het eerste lid van artikel 2 bedoelde regelingen en takken van sociale zekerheid;

  • c) wordt onder „bevoegde autoriteiten” verstaan:

    van Nederlandse zijde: de Minister van Sociale Zaken; inzake verstrekkingen van de ziekteverzekering: de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, van Spaanse zijde: de Minister van Arbeid;

  • d) wordt onder „woonplaats” verstaan de normale verblijfplaats;

  • e) wordt onder „verblijfplaats” verstaan de tijdelijke verblijfplaats;

  • f) wordt onder „bevoegd orgaan” verstaan het orgaan, waarbij de verzekerde is aangesloten op het tijdstip, waarop hij om een prestatie verzoekt, of het orgaan, tegenover hetwelk hij recht op prestaties heeft of zou hebben, indien hij woonde op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij, waar dit orgaan zich bevindt;

  • g) wordt onder „orgaan van de woonplaats” verstaan het orgaan, dat bevoegd is de betreffende prestaties te verlenen ter plaatse waar de belanghebbende woont, volgens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij welke door dat orgaan wordt uitgevoerd of, indien een dergelijk orgaan niet bestaat, het door de de autoriteit van de betrokken Verdragsluitende Partij aangewezen orgaan;

  • h) wordt onder „orgaan van de verblijfplaats” verstaan het orgaan, dat bevoegd is de betreffende prestaties te verlenen ter plaatse waar de belanghebbende verblijft, volgens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij welke door dat orgaan wordt uitgevoerd of, indien een dergelijk orgaan niet bestaat, het orgaan, dat door de bevoegde autoriteit van de betrokken Verdragsluitende Partij is aangewezen;

  • i) worden onder „gezinsleden” verstaan de personen, die als zodanig worden aangemerkt of erkend door de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan zij wonen; indien echter deze wetgeving uitsluitend als gezinsleden beschouwt personen, die bij de belanghebbende inwonen, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan, wanneer deze personen in hoofdzaak ten laste van de belanghebbende komen;

  • j) worden onder „nagelaten betrekkingen” verstaan de personen, die in de wettelijke regeling krachtens welke de prestaties worden verleend als zodanig worden aangemerkt of erkend;

  • k) worden onder „tijdvakken van verzekering” verstaan de tijdvakken van premiebetaling, van arbeid als loontrekkende of zelfstandige of van wonen, welke als tijdvakken van verzekering worden omschreven of aangemerkt in de wettelijke regeling, waaronder zij zijn vervuld of geacht worden te zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voor zover zij door die wettelijke regeling als waardig met tijdvakken van verzekering worden erkend;

  • l) worden onder „uitkeringen”, „pensioenen” of „renten” verstaan alle uitkeringen, pensioenen, renten, met inbegrip van alle bedragen ten laste van de openbare middelen, de verhogingen in verband met aanpassing aan het loon- of prijsniveau, of de aanvullende uitkeringen, alsmede de als afkoopsom uitgekeerde bedragen, welke in de plaats kunnen treden van de pensioenen of renten;

  • m) wordt onder „werknemer” verstaan een loontrekkende of een zelfstandige, alsmede iedere persoon, die volgens de van toepassing zijnde wetgeving met een loontrekkende gelijkgesteld is;

  • n) wordt onder „uitkering bij overlijden” verstaan elk bedrag dat geval van overlijden ineens wordt uitgekeerd.

Artikel 2

  • 1 Dit Verdrag is van toepassing:

    • A. in Spanje:

      • a) op de wetgeving betreffende de algemene regeling van sociale zekerheid met betrekking tot:

        • 1°. gewone ziekten en beroepsziekten, moederschap, tijdelijke arbeidsongeschiktheid en arbeids- en niet-arbeidsongevallen;

        • 2°. tijdelijke en blijvende invaliditeit;

        • 3°. ouderdom, overlijden en uitkeringen aan nagelaten betrekkingen;

        • 4°. gezinsbijslagen;

        • 5°. werkloosheid;

        • 6°. herscholing en revalidatie van invaliden;

        • 7°. sociale diensten;

      • b) op de wetgeving betreffende de bijzondere regelingen voor:

        • 1°. werknemers in de landbouw;

        • 2°. zeelieden;

        • 3°. huispersoneel;

        • 4°. mijnwerkers in de steenkolenmijnen;

        • 5 °. zelfstandigen;

        • 6°. werknemers bij de spoorwegen;

        • 7°. kunstenaars;

        • 8°. handelsreizigers;

        • 9°. beroepsauteurs;

        • 10°. studerenden;

        • 11°. stierenvechters.

    • B. in Nederland op de wettelijke regelingen betreffende:

      • a) prestaties bij ziekte en moederschap (met inbegrip van prestaties bij ongevallen en beroepsziekten);

      • b) prestaties bij arbeidsongeschiktheid (invaliditeit, arbeidsongevallen en beroepsziekten);

      • c) uitkeringen bij ouderdom;

      • d) uitkeringen aan nagelaten betrekkingen;

      • e) uitkeringen bij werkloosheid;

      • f) kinderbijslag.

  • 2 Dit Verdrag is eveneens van toepassing op alle wetten of regelingen, welke de wettelijke regelingen, genoemd in het eerste lid van dit artikel, wijzigen of aanvullen of kunnen wijzigen of aanvullen.

    Dit Verdrag is gelijkelijk van toepassing:

    • a) op wetten of regelingen, welke betrekking hebben op een nieuwe tak van sociale verzekering, indien daartoe een nadere overeenkomst is gesloten tussen de Verdragsluitende Partijen;

    • b) op wetten of regelingen, welke de werking van de bestaande regelingen uitbreiden tot nieuwe groepen van rechthebbenden, indien de Regering van de betrokken Verdragsluitende Partij daartegen niet binnen drie maanden na kennisgeving van de officiële bekendmaking van bedoelde wetten of regelingen bezwaar maakt.

Artikel 3

  • 1 De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing op Nederlandse en Spaanse werknemers, op wie de wetgeving van één der Verdragsluitende Partijen van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en hun nagelaten betrekkingen.

  • 2 De bepalingen van dit Verdrag zijn niet van toepassing op de leden van de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen en evenmin, in voorkomend geval op de kanselarij beambten, indien deze onderdaan zijn van de vertegenwoordigde Staat.

Artikel 4

De onderdanen van één der Verdragsluitende Partijen, op wie de bepalingen van dit Verdrag van toepassing zijn, zijn onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van de andere Partij onderworpen aan de verplichtingen en gerechtigd tot de voordelen, voortvloeiende uit de in artikel 2 genoemde wettelijke regelingen.

Artikel 5

Tenzij in dit Verdrag anders wordt bepaald, kunnen uitkeringen bij invaliditeit en ouderdom en uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, renten ter zake van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, kinderbijslagen en uitkeringen bij overlijden, verkregen krachtens de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij, niet worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende niet op het grondgebied van deze Partij woont.

Artikel 6

  • 1 Behalve ten aanzien van ouderdomsuitkeringen en uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, kan krachtens dit Verdrag geen enkel recht worden uitgeoefend of gehandhaafd om meer dan één uitkering van dezelfde aard of meer dan één uitkering, welke betrekking heeft op eenzelfde tijdvak van verplichte verzekering, te genieten.

  • 2 De bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking, voorzien bij de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij, in geval van samenloop van een uitkering met andere uitkeringen of andere inkomsten of wegens het verrichten van beroepsarbeid, zijn op de rechthebbende van toepassing, zelfs indien het uitkeringen betreft, welke verkregen zijn krachtens de wettelijke regeling van de andere Verdragsluitende Partij of indien het gaat om inkomsten, verkregen of werkzaamheden, uitgeoefend op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

    Deze regel is evenwel niet van toepassing indien de belanghebbende uitkeringen bij ouderdom of overlijden geniet, welke overeenkomstig het bepaalde in de afdelingen 1 of 2 van Hoofdstuk 3 worden vastgesteld.

  • 3 Indien de toepassing van het tweede lid tot gevolg heeft, dat de uitkeringen, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van beide Verdragsluitende Partijen, beide worden verminderd of geschorst, dan kan geen van deze uitkeringen verminderd of geschorst worden met een bedrag, dat hoger is dan de helft van het bedrag, dat niet uitbetaald zou worden.

TITEL II. Bepalingen ter vaststelling van de van toepassing zijnde wetgeving

Artikel 7

Onverminderd de bepalingen van deze titel is op werknemers die werkzaam zijn op het grondgebied van één der Verdragsluitende Partijen de wetgeving van deze Partij van toepassing, zelfs indien zij op het grondgebied van de andere Partij wonen of indien hun werkgever of de zetel van de onderneming, waarbij zij werkzaam zijn, zich op het grondgebied van de andere Partij bevindt.

Artikel 8

Op het beginsel, neergelegd in artikel 7, gelden de volgende uitzonderingen:

  • a) Op de werknemers die, in dienst zijnde van een onderneming, welke op het grondgebied van één der Verdragsluitende Partijen een bedrijf heeft, waaraan zij gewoonlijk verbonden zijn, door deze onderneming worden uitgezonden naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij om aldaar een werk uit te voeren voor rekening van deze onderneming, blijft, gedurende de eerste 24 maanden, waarin zij op het grondgebied van de andere Partij werkzaam zijn, de wetgeving van eerstgenoemde Partij van toepassing, alsof zij op zijn grondgebied werkzaam bleven; indien deze arbeid langer dan maanden duurt, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Partij voor een nieuw tijdvak van hoogstens 12 maanden van toepassing, mits de bevoegde autoriteit van de andere Partij vóór het einde van het eerste tijdvak van 24 maanden hieraan zijn goedkeuring heeft gehecht.

  • b) op het varend of rijdend personeel in dienst van een onderneming welke voor rekening van anderen of voor eigen rekening personen of goederen vervoert per spoor, over de weg, door de lucht of te water, of de zeevisserij uitoefent, en welke op het grondgebied van één der Verdragsluitende Partijen haar zetel heeft, is de wetgeving van de Verdragsluitende Partij, op het grondgebied waarvan de onderneming gevestigd is, van toepassing; indien bedoelde onderneming echter een filiaal of een duurzame vertegenwoordiging heeft op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, is op de daarbij tewerkgestelde werknemers de wetgeving van de Verdragsluitende Partij, op het grondgebied waarvan dit filiaal of deze duurzame vertegenwoordiging zich bevindt van toepassing.

Artikel 9

  • 1 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid van artikel 3, is artikel 7 van toepassing op werknemers die op de diplomatieke consulaire posten van de Verdragsluitende Partijen tewerkgesteld zijn of in persoonlijke dienst van de ambtenaren van die posten zijn.

  • 2 De in het eerste lid van dit artikel bedoelde werknemers, die onderdaan zijn van de Verdragsluitende Partij, welke door de betreffende diplomatieke of consulaire post wordt vertegenwoordigd, mogen evenwel binnen een termijn van drie maanden na de aanvang van hun werkzaamheden kiezen voor toepassing van de wetgeving van de vertegenwoordigde Staat.

Artikel 10

De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen kunnen voor bepaalde werknemers of groepen werknemers met betrekking tot de toepasselijke wetgeving in gemeen overleg uitzonderingen vaststellen op de bepalingen van de artikelen 7 tot en met 9 van dit Verdrag.

TITEL III. Bijzondere bepalingen omtrent de verschillende soorten uitkeringen

HOOFDSTUK 1. Ziekte en moederschap

Artikel 11

Wanneer een werknemer achtereenvolgens of afwisselend aan de wettelijke regelingen van beide Verdragsluitende Partijen onderworpen is geweest, worden met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties, de tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de wettelijke regeling van elk der Verdragsluitende Partijen, voor zover zij niet samenvallen, samengeteld.

Artikel 12

  • 1 De werknemer, die tijdvakken van verzekering heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling van één der Verdragsluitende Partijen en die zich naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij begeeft, heeft voor zichzelf en voor zijn gezinsleden, die zich op dat grondgebied bevinden, recht op de prestaties, als voorzien in de wettelijke regeling van laatstbedoelde Verdragsluitende Partij, mits hij:

    • a) arbeidsgeschikt was bij zijn laatste aankomst op het grondgebied van deze Verdragsluitende Partij;

    • b) onderworpen was aan de verplichte verzekering na zijn laatste aankomst op genoemd grondgebied;

    • c) voldoet aan de door de wettelijke regeling van laatstbedoelde Verdragsluitende Partij gestelde voorwaarden, waarbij in voorkomende gevallen met de in het vorige artikel bedoelde samentelling van tijdvakken rekening moet worden gehouden.

  • 2 Indien in de in het vorige lid bedoelde gevallen de werknemer niet aan de onder a, b en c van dit lid vermelde voorwaarden voldoet en wanneer deze werknemer nog recht zou hebben op prestaties ingevolge de wettelijke regeling van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij laatstelijk voordat hij van woonplaats veranderde verzekerd is geweest, indien hij zich op dit grondgebied zou bevinden, behoudt hij dit recht op prestaties. Het bevoegde orgaan van deze Partij kan het orgaan van de woonplaats verzoeken de verstrekkingen te verlenen overeenkomstig de wettelijke regeling, toegepast door laatstbedoeld orgaan.

Artikel 13

  • 1 Een werknemer die voldoet aan de door de wettelijke regeling van één der Verdragsluitende Partijen voor het recht op prestaties gestelde voorwaarden, heeft recht op prestaties gedurende een tijdelijk verblijf op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, wanneer zijn gezondheidstoestand onmiddellijke geneeskundige behandeling, met inbegrip van opname in een ziekenhuis, noodzakelijk maakt.

  • 2 Een werknemer die, nadat hij recht op prestaties ten laste van een orgaan van één der Verdragsluitende Partijen heeft verkregen, met toestemming van dit orgaan zijn woonplaats naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij overbrengt, behoudt dat recht.

  • 3 Wanneer een werknemer overeenkomstig de bepalingen van de vorige leden recht op prestaties heeft, worden de verstrekkingen ten laste van het bevoegde orgaan verleend door het orgaan van zijn verblijfplaats of van zijn nieuwe woonplaats overeenkomstig de bepalingen van de wettelijke regeling, welke door dat orgaan wordt toegepast, in het bijzonder wat de omvang en de wijze van het verlenen van verstrekkingen betreft; de periode gedurende welke deze verstrekkingen worden verleend is echter gelijk aan die voorzien in de wettelijke regeling van het bevoegde land.

  • 4 In de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel worden prothesen, kunstmiddelen van grotere omvang (orthopedische) en andere belangrijke verstrekkingen slechts verschaft, behalve in onmiskenbare spoedgevallen, als het bevoegde orgaan daartoe machtiging verleent.

  • 5 In de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel, worden de uitkeringen overeenkomstig de wettelijke regeling van het bevoegde land verleend. Deze uitkeringen mogen voor rekening van het bevoegde orgaan door het orgaan van het andere land worden verleend volgens in een administratief akkoord te stellen regelen.

  • 6 De bepalingen van de vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing op gezinsleden, wanneer zij tijdelijk op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij verblijven of wanneer zij, nadat zij ziek of zwanger zijn geworden, hun woonplaats naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij overbrengen.

Artikel 14

  • 1 De gezinsleden van een werknemer, die is aangesloten bij een orgaan van één der Verdragsluitende Partijen, genieten, wanneer zij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij woonachtig zijn, verstrekkingen, alsof de werknemer aangesloten was bij het orgaan van hun woonplaats. De omvang, de duur en de wijze van verlening van bedoelde verstrekkingen worden vastgesteld volgens de bepalingen van de wettelijke regeling, welke het orgaan van de woonplaats toepast.

  • 2 Wanneer de gezinsleden hun woonplaats naar het grondgebied van het bevoegde land overbrengen, genieten zij verstrekkingen overeenkomstig de bepalingen van de wettelijke regeling van dit land. Deze bepaling is eveneens van toepassing wanneer de gezinsleden voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap reeds verstrekkingen hebben genoten van de organen van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan zij vóór hun verhuizing hebben gewoond; indien de door het bevoegde orgaan toegepaste wettelijke regeling voorziet in een maximumduur voor het verlenen van verstrekkingen, wordt met het tijdvak, waarover onmiddellijk vóór de overbrenging van de woonplaats verstrekkingen zijn verleend, rekening gehouden.

  • 3 Wanneer de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gezinsleden in het land van hun woonplaats beroepsarbeid verrichten of een pensioen of rente genieten, op grond waarvan zij aanspraak op verstrekkingen kunnen maken, zijn de bepalingen van dit artikel niet op hen van toepassing.

Artikel 15

Indien door toepassing van dit hoofdstuk een werknemer of een lid van zijn gezin krachtens de wettelijke regelingen van beide Verdragsluitende Partijen recht op prestaties bij moederschap zou kunnen doen gelden, wordt de wettelijke regeling toegepast, welke van kracht is op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar de geboorte heeft plaatsgevonden, waarbij, voor zover nodig, rekening wordt gehouden met de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de wettelijke regeling van de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 16

  • 1 Wanneer de rechthebbende op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van beide Verdragsluitende Partijen, op het grondgebied van één der Verdragsluitende Partijen woont en hij krachtens de wettelijke regeling van deze Partij recht heeft op verstrekkingen, worden deze verstrekkingen aan hemzelf en aan zijn gezinsleden verleend door het orgaan van zijn woonplaats, alsof hij in het genot was van een pensioen of een rente, uitsluitend verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van het land van zijn woonplaats. Deze verstrekkingen komen ten laste van het orgaan van het land van de woonplaats.

  • 2 Wanneer de rechthebbende op een pensioen of een rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van één der Verdragsluitende Partijen, op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij woont, worden de verstrekkingen, waarop hij krachtens de wettelijke regeling van eerstbedoelde Partij recht heeft, aan hemzelf en aan zijn gezinsleden verleend door het orgaan van zijn woonplaats.

  • 3 Wanneer de rechthebbende op een pensioen of rente verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van een der Verdragsluitende Partijen recht heeft op verstrekkingen op grond van de wettelijke regeling van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont, krijgt hij, evenals zijn gezinsleden, verstrekkingen gedurende een tijdelijk verblijf op het grondgebied van de andere Partij wanneer hun toestand het nodig maakt dat onmiddellijk verstrekkingen worden verleend. Deze verstrekkingen worden door het orgaan van de verblijfplaats verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling. Artikel 13, lid 4 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien, ter dekking van de kosten van verstrekkingen, de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij voorziet in premie-inhoudingen ten laste van degene, die een pensioen of rente geniet, is het orgaan dat het pensioen of de rente verschuldigd is en tot welks last de verstrekkingen komen, bevoegd in de in dit artikel bedoelde gevallen tot die inhoudingen over te gaan.

Artikel 17

  • 2 De vergoeding wordt vastgesteld en vindt plaats overeenkomstig de in een administratief akkoord vast te stellen regelen; de vergoeding kan door middel van vaste bedragen worden betaald.

HOOFDSTUK 2. Invaliditeit

Artikel 18

Wanneer een verzekerde achtereenvolgens of afwisselend aan de wettelijke regelingen van beide Verdragsluitende Partijen onderworpen is geweest, worden, met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties bij invaliditeit, de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de wettelijke regeling van elk der Verdragsluitende Partijen, voor zover zij niet samenvallen, samengeteld.

Artikel 19

De uitkeringen bij invaliditeit worden toegekend overeenkomstig de bepalingen van de wettelijke regeling, die op de belanghebbende van toepassing was op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid, gevolgd door invaliditeit, is ingetreden; ze komen ten laste van het volgens deze wettelijke regeling bevoegde orgaan.

Artikel 20

Indien, rekening houdend met de in artikel 18 bedoelde samentelling van tijdvakken van verzekering, de belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op invaliditeitsuitkering volgens de wettelijke regeling die op het tijdstip van het intreden van de arbeidsongeschiktheid, gevolgd door invaliditeit, op hem van toepassing was, terwijl hij nog recht op uitkeringen heeft krachtens de wettelijke regeling van de Verdragsluitende Partij, op het grondgebied waarvan hij onmiddellijk daaraan voorafgaande verzekerd was of daarop nog recht zou hebben, indien hij zich op dat grondgebied bevond, geniet hij deze uitkeringen in het land, waarheen hij zich heeft begeven. Deze uitkeringen komen ten laste van het orgaan van bovenbedoelde Partij overeenkomstig de bepalingen van de wettelijke regeling van deze Partij.

Artikel 21

  • 1 Indien de verzekerde na schorsing van de invaliditeitsuitkering zijn recht herkrijgt, hervat het orgaan dat de oorspronkelijk toegekende uitkering verschuldigd was de uitbetaling, wanneer de invaliditeit een gevolg is van de ziekte, die geleid heeft tot toekenning van die uitkering.

  • 2 Indien, na intrekking van de invaliditeitsuitkering, de toestand van de verzekerde toekenning van een nieuwe invaliditeitsuitkering rechtvaardigt, wordt deze laatste uitkering verleend volgens de bepalingen van de artikelen 18 tot en met 20.

Artikel 22

Een werknemer, die recht op invaliditeitsuitkering heeft verkregen ten laste van een orgaan van één der Verdragsluitende Partijen en die op het grondgebied van deze Partij woonachtig is, behoudt dat recht wanneer hij zijn woonplaats naar het grondgebied van de andere Partij overbrengt. Vóór de overbrenging moet de werknemer echter toestemming van het bevoegde orgaan verkregen hebben. Deze toestemming kan alleen worden geweigerd indien vaststaat dat verplaatsing van belanghebbende nadelig is voor zijn gezondheid of voor het ondergaan van een medische behandeling.

HOOFDSTUK 3. Ouderdom en overlijden

AFDELING 1. Bijzondere bepalingen betreffende de toepassing van de Spaanse wettelijke regeling

Artikel 23

  • 1 Wanneer een verzekerde achtereenvolgens of afwisselend aan de wettelijke regelingen van beide Verdragsluitende Partijen onderworpen is geweest, worden, met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen, de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de wettelijke regeling van elk der Verdragsluitende Partijen, voor zover zij niet samenvallen, samengeteld.

  • 2 De tijdvakken van verzekering, vervuld in derde landen door onderdanen van een der Verdragsluitende Partijen, worden voor de opening van het recht en voor de berekening van de uitkeringen bij ouderdom en overlijden eveneens in aanmerking genomen en samengeteld met de in Nederland vervulde tijdvakken van verzekering, mits de Spaanse Staat soortgelijke bepalingen met die derde landen overeengekomen is.

  • 3 Wanneer de Spaanse wettelijke regeling de toekenning van bepaalde uitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde, dat de tijdvakken van verzekering vervuld zijn in een beroep, waarvoor een bijzondere regeling geldt, worden, om voor deze uitkeringen in aanmerking te komen, alleen de in Nederland en in een derde land in de gevallen als bedoeld in lid 2 van dit artikel in hetzelfde beroep vervulde tijdvakken van arbeid samengeteld. Indien de verzekerde, ondanks de samentelling van bedoelde tijdvakken, niet voldoet aan de voorwaarden om de vorenbedoelde uitkeringen te genieten, worden de desbetreffende tijdvakken eveneens samengeteld om in aanmerking te komen voor de uitkeringen ingevolge de Spaanse algemene regeling.

Artikel 24

  • 1 De uitkeringen, waarop een verzekerde als bedoeld in artikel 23 van dit Verdrag of zijn nagelaten betrekkingen krachtens de Spaanse wettelijke regeling aanspraak kunnen maken, worden op de volgende wijze vastgesteld:

    • a) het Spaanse orgaan stelt overeenkomstig zijn eigen wettelijke regeling vast of de belanghebbende, de in het vorige artikel bedoelde samentelling van tijdvakken in aanmerking genomen, aan de voorwaarden voldoet om aanspraak te kunnen maken op de in die wettelijke regeling bedoelde uitkeringen;

    • b) indien krachtens de vorige alinea recht op uitkering bestaat, berekent bedoeld orgaan eerst het bedrag van de uitkering, waarop de belanghebbende recht zou hebben indien alle tijdvakken van verzekering, samengeteld op de in het vorige artikel aangegeven wijze, uitsluitend krachtens de eigen wettelijke regeling zouden zijn vervuld; op basis van genoemd bedrag stelt het orgaan het bedrag van de verschuldigde uitkering vast naar verhouding van de duur van de tijdvakken, welke vóór de verzekerde gebeurtenis volgens bedoelde wettelijke regeling zijn vervuld tot de totale duur van de volgens de wettelijke regelingen van de Verdragsluitende Partijen en de betrokken derde landen vóór de verzekerde gebeurtenis vervulde tijdvakken; dit bedrag vormt de uitkering, welke door het Spaanse orgaan aan belanghebbende verschuldigd is.

  • 2 Indien het bedrag van de uitkering, waarop de belanghebbende, zonder toepassing van artikel 23, uitsluitend op grond van de krachtens de Spaanse wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering aanspraak kan maken, hoger is dan het bedrag, dat met toepassing van het vorige lid van dit artikel wordt verkregen, heeft hij van de zijde van het Spaanse orgaan recht op een aanvulling, welke gelijk is aan het verschil tussen beide bedragen.

AFDELING 2. Bijzondere bepalingen betreffende de toepassing van de Nederlandse wettelijke regelingen

Artikel 25

De Nederlandse organen berekenen de pensioenen van de ouderdomsverzekering rechtstreeks en uitsluitend op basis van de krachtens de Nederlandse wettelijke regeling vervulde verzekeringstijdvakken.

Artikel 26

  • 1 Voor de berekening van het ouderdomspensioen van een gehuwde man worden eveneens in aanmerking genomen de tijdvakken gelegen voor de datum waarop zijn echtgenote de 65-jarige leeftijd heeft bereikt en gedurende welke zij, tijdens haar huwelijk met hem, op Spaans grondgebied heeft gewoond, voor zover deze tijdvakken samenvallen met de door haar echtgenoot krachtens de Nederlandse wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering.

  • 2 Voor de berekening van het ouderdomspensioen van een weduwe van een man die tijdvakken van verzekering krachtens de Nederlandse wettelijke regeling heeft vervuld, worden eveneens in aanmerking genomen de tijdvakken gelegen voor de datum waarop zij de 65-jarige leeftijd heeft bereikt en gedurende welke zij, tijdens haar huwelijk met hem, op Spaans grondgebied heeft gewoond, voor zover deze tijdvakken samenvallen met de door haar echtgenoot krachtens deze wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering.

  • 3 De krachtens de leden 1 en 2 in aanmerking te nemen tijdvakken welke samenvallen met tijdvakken welke in aanmerking worden genomen bij de berekening van het haar krachtens de Spaanse wettelijke regeling toekomende ouderdomspensioen of met tijdvakken gedurende welke zij ingevolge bedoelde wettelijke regeling ouderdomspensioen heeft genoten, worden buiten beschouwing gelaten.

Artikel 27

  • 1 De in de overgangsbepalingen van de Nederlandse wettelijke regeling inzake de algemene ouderdomsverzekering bedoelde pensioenen voor personen, die op 1 januari 1957 de leeftijd van 65 jaar reeds bereikt hadden, worden aan Spaanse onderdanen onder dezelfde voorwaarden toegekend als aan Nederlandse onderdanen.

  • 2 De in de overgangsbepalingen van de Nederlandse wettelijke regeling inzake de algemene ouderdomsverzekering bedoelde voordelen voor personen, die op 1 januari 1957 tussen 15 en 65 jaar oud waren, worden aan Spaanse onderdanen toegekend onder dezelfde voorwaarden als voor Nederlandse onderdanen gelden.

Artikel 28

  • 1 Wanneer een werknemer, op wie dit Verdrag van toepassing is, ten tijde van zijn overlijden verzekerd is ingevolge de Spaanse wettelijke regeling en hij ook tijdvakken van verzekering krachtens de Nederlandse wettelijke regeling inzake uitkeringen aan nagelaten betrekkingen heeft vervuld, heeft zijn weduwe recht op een pensioen ingevolge laatstgenoemde wettelijke regeling.

  • 2 Het bedrag van het in het vorige lid bedoelde pensioen wordt berekend op basis van de verhouding tussen de werkelijke individuele verzekeringsduur van de overledene volgens de Nederlandse wettelijke regeling inzake uitkeringen aan nagelaten betrekkingen en de voor dezelfde verzekerde maximaal mogelijke verzekeringsduur volgens deze wettelijke regeling.

Artikel 29

De voordelen, welke ter zake van een overlijden dat vóór 1 oktober 1959 heeft plaatsgevonden uit de overgangsbepalingen van de Nederlandse wettelijke regeling inzake de algemene weduwen- en wezenverzekering voortvloeien, worden aan Spaanse onderdanen toegekend onder dezelfde voorwaarden als voor Nederlandse onderdanen gelden.

AFDELING 3. Begrafenisuitkering

Artikel 30

  • 1 Wanneer een aan de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij onderworpen werknemer of een pensioen- of rentetrekker op het grondgebied van de andere Partij is overleden, wordt het overlijden geacht te hebben plaatsgevonden op het grondgebied van eerstbedoelde Partij.

  • 2 Het bevoegde orgaan is verplicht de begrafenisuitkering te verlenen, zelfs indien de rechthebbende zich op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij bevindt.

HOOFDSTUK 4. Arbeidsongevallen en beroepsziekten

Artikel 31

  • 1 Een werknemer, die krachtens de Spaanse wettelijke regeling verzekerd is en op Nederlands grondgebied door een arbeidsongeval of een beroepsziekte wordt getroffen of een werknemer, die, terwijl hij in het genot is van prestaties ingevolge de Spaanse wettelijke regeling, zijn woonplaats naar Nederlands grondgebied overbrengt, ontvangt de verstrekkingen van het Nederlandse orgaan van zijn verblijfplaats of van zijn nieuwe woonplaats, voor rekening van het bevoegde Spaanse orgaan.

  • 2 Wanneer een werknemer overeenkomstig de bepalingen van het vorige lid recht heeft op verstrekkingen, worden deze verleend door het Nederlandse orgaan van zijn verblijfplaats of nieuwe woonplaats overeenkomstig de bepalingen van de wettelijke regeling, welke dit orgaan toepast, in het bijzonder wat de omvang en de wijze van het verlenen van verstrekkingen betreft; de periode gedurende welke deze verstrekkingen worden verleend is echter gelijk aan die voorzien in de Spaanse wettelijke regeling.

  • 3 De uitkeringen worden in de in dit artikel bedoelde gevallen verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, vijfde lid.

Artikel 32

Indien de werknemer, die recht op prestaties heeft verkregen, zijn woonplaats overbrengt, als bedoeld in het eerste lid van het vorige artikel, moet hij vóór de overbrenging toestemming hebben van het orgaan dat de prestaties verschuldigd is. Dit orgaan mag toestemming alleen weigeren wanneer zijn geneeskundige vaststelt, dat de gezondheidstoestand van de werknemer een beletsel vormt voor het overbrengen van de woonplaats naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 33

  • 1 De verstrekkingen, verleend in het geval, bedoeld in artikel 31, worden door de bevoegde organen vergoed aan de organen, welke deze hebben verleend.

  • 2 De vergoeding wordt vastgesteld en vindt plaats overeenkomstig de regelen, vast te stellen in een door de bevoegde autoriteiten te sluiten administratief akkoord, door middel van declaratie van de werkelijke kosten of op basis van vaste bedragen.

HOOFDSTUK 5. Werkloosheid

Artikel 34

Wanneer een werknemer achtereenvolgens of afwisselend aan de wettelijke regelingen van beide Verdragsluitende Partijen onderworpen is geweest, worden met het oog op het verkrijgen van het recht op uitkeringen, de tijdvakken van verzekering of van arbeid, vervuld krachtens de wettelijke regeling van elk der Verdragsluitende Partijen, voor zover zij niet samenvallen, samengeteld.

Artikel 35

De werknemer van één der Verdragsluitende Partijen, die zich naar het grondgebied van de andere Partij begeeft, heeft, zolang hij zich op dit grondgebied bevindt, recht op werkloosheidsuitkeringen ingevolge de wettelijke regeling van laatstbedoelde Partij, mits hij

  • a) tewerkgesteld is overeenkomstig de bepalingen van de wettelijke regelingen inzake de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;

  • b) voldoet aan de door de wettelijke regeling van laatstbedoelde Partij gestelde voorwaarden, waarbij rekening wordt gehouden met de in het vorige artikel bedoelde samentelling van tijdvakken.

HOOFDSTUK 6. Gezinsbijslagen

Artikel 36

Indien de Spaanse wettelijke regeling het recht op gezinsbijslagen afhankelijk stelt van het vervullen van tijdvakken van verzekering, houdt het bevoegde Spaanse orgaan, voor zover zulks nodig is, rekening met ingevolge de Nederlandse wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering.

Artikel 37

  • 1 Een ingevolge de Spaanse wettelijke regeling verzekerde werknemer, die gezinsleden heeft die op Nederlands grondgebied wonen of aldaar worden opgevoed, heeft, eventueel rekening houdend met de in het vorige artikel bedoelde samentelling van tijdvakken, voor deze gezinsleden recht op gezinsbijslagen volgens de bepalingen van de Spaanse wettelijke regeling, zelfs indien de werknemer geacht wordt op Nederlands grondgebied te wonen.

  • 2 Een ingevolge de Nederlandse wettelijke regelingen verzekerde werknemer, die kinderen heeft die op Spaans grondgebied wonen of aldaar worden opgevoed, heeft voor deze kinderen recht op kinderbijslag volgens de Nederlandse wettelijke regelingen, zelfs indien de werknemer geacht wordt op Spaans grondgebied te wonen.

  • 3 Indien de wetgeving van een Verdragsluitende Partij voorziet in de toekenning van gezinsbijslagen voor pensioen- of rentetrekkers hebben de pensioen- of rentetrekkers die geacht worden op het grondgebied van de andere Partij te wonen eveneens recht op deze bijslagen.

  • 4 Indien in de loop van eenzelfde tijdvak voor eenzelfde kind gezinsbijslagen verschuldigd zijn krachtens de wettelijke regelingen van beide Verdragsluitende Partijen, worden alleen de gezinsbijslagen uitbetaald die verschuldigd zijn krachtens de wettelijke regeling van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan het kind woont of wordt opgevoed.

  • 5 Kinderbijslag krachtens de Nederlandse wetgeving verschuldigd aan een Spaanse werknemer wiens kinderen in Spanje wonen, wordt rechtstreeks uitbetaald aan degene, die in Spanje met de zorg voor de kinderen is belast.

TITEL IV. Diverse bepalingen

Artikel 38

De bevoegde autoriteiten

  • a) treffen de administratieve regelingen, welke voor de uitvoering van dit Verdrag nodig zijn;

  • b) verstrekken elkaar inlichtingen omtrent de ter uitvoering van dit Verdrag genomen maatregelen;

  • c) verstrekken elkaar inlichtingen omtrent wijzigingen in hun wetgeving;

  • d) regelen in gemeen overleg de wijze waarop de medische en administratieve controle zal plaatsvinden.

Artikel 39

Bij de toepassing van dit Verdrag zijn de autoriteiten en de met de uitvoering van dit Verdrag belaste organen elkaar behulpzaam en handelen alsof het de toepassing van hun eigen wetgeving betrof.

Artikel 40

  • 1 De vrijstelling of verlaging van rechten, zegelrechten, griffie- of registratierechten, geregeld bij de wetgeving van één der Verdragsluitende Partijen met betrekking tot de bescheiden of documenten, welke ter uitvoering van de wetgeving van deze Partij moeten worden overgelegd, wordt uitgebreid tot de overeenkomstige bescheiden en documenten, welke ter uitvoering van de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij of van dit Verdrag dienen te worden overgelegd.

  • 2 Alle akten, documenten en bescheiden van welke aard ook, welke ter uitvoering van dit Verdrag moeten worden overgelegd, zijn vrijgesteld van legalisatie door diplomatieke of consulaire autoriteiten en van kanselarijrechten.

Artikel 41

  • 1 Voor de toepassing van dit Verdrag voeren de organen rechtstreeks briefwisseling met elkaar in de Franse taal.

  • 2 De organen en autoriteiten van één der Verdragsluitende Partijen mogen verzoekschriften of andere aan hen gerichte documenten niet weigeren op grond van het feit dat deze in de officiële taal van de andere Verdragsluitende Partij zijn gesteld.

Artikel 42

Aanvragen, verklaringen of beroepschriften, welke ter uitvoering van de wetgeving van één der Verdragsluitende Partijen binnen een bepaalde termijn bij een autoriteit, orgaan of ander lichaam van deze Partij moeten worden ingediend, zijn ontvankelijk indien zij binnen dezelfde termijn bij een overeenkomstige autoriteit, orgaan of ander lichaam van de andere Verdragsluitende Partij zijn ingediend. In dit geval doet een aldus ingeschakelde autoriteit, orgaan of lichaam bedoelde aanvragen, verklaringen of beroepschriften onverwijld toekomen aan de bevoegde autoriteit, het bevoegde orgaan of het bevoegde lichaam van eerstbedoelde Partij, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de verbindingsorganen van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 43

  • 1 Organen van de ene Verdragsluitende Partij, welke op grond van dit Verdrag uitkeringen verschuldigd zijn aan rechthebbenden, die zich op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij bevinden, kunnen het verschuldigde rechtens voldoen in de munt van eerstbedoelde Partij; wanneer zij gelden verschuldigd zijn aan organen, die zich op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij bevinden, moeten zij die gelden betalen in de munt van deze Partij.

  • 2 Overmaking van gelden, voortvloeiende uit de toepassing van dit Verdrag, heeft plaats krachtens de overeenkomsten, welke ter zake op het tijdstip van de overmaking tussen beide Verdragsluitende Partijen van kracht zijn.

Artikel 44

Wanneer iemand prestaties geniet krachtens een wettelijke regeling van de ene Verdragsluitende Partij ter zake van een op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij veroorzaakte of ontstane schade, worden de rechten van het orgaan dat deze prestaties verschuldigd is tegenover een derde, die gehouden is de schade te vergoeden, als volgt geregeld:

  • a) wanneer krachtens de wettelijke regeling, welke het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, toepast, dit orgaan gesubrogeerd is in de rechten, welke de rechthebbende tegenover een derde heeft, erkent de andere Verdragsluitende Partij die subrogatie;

  • b) wanneer het orgaan, dat de prestaties verschuldigd is, een onmiddellijk recht heeft tegenover een derde, erkent de andere Verdragsluitende Partij dat recht.

Artikel 45

  • 1 Over elk geschil tussen de Verdragsluitende Partijen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van dit Verdrag zal rechtstreeks tussen de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen worden onderhandeld.

  • 2 Indien het geschil op deze wijze niet binnen een termijn van zes maanden, te rekenen van de aanvang van de onderhandelingen af, kan worden opgelost, wordt het voorgelegd aan een scheidsrechterlijke commissie, waarvan de samenstelling en de procedure in een overeenkomst tussen de Verdragsluitende Partijen worden vastgelegd.

    De scheidsrechterlijke commissie moet het geschil volgens de grondbeginselen en de geest van dit Verdrag beslechten. Haar beslissingen zijn bindend en niet vatbaar voor beroep.

Artikel 46

  • 1 Wanneer een orgaan van een Verdragsluitende Partij aan een rechthebbende op uitkeringen een voorschot heeft betaald kan dit orgaan, of op zijn verzoek het bevoegde orgaan van de andere Partij, het voorschot inhouden op betalingen, waarop de belanghebbende recht heeft.

  • 2 Wanneer een rechthebbende in de loop van een tijdvak, waarover hij recht op uitkeringen heeft, bijstand van een Verdragsluitende Partij heeft genoten, wordt het bedrag van deze uitkeringen door het met de betaling daarvan belaste orgaan ingehouden, zulks op verzoek en voor rekening van het orgaan, dat de bijstand heeft verleend, tot het bedrag van de bij wijze van bijstand betaalde uitkeringen.

TITEL V. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 47

  • 1 Dit Verdrag opent geen enkel recht op prestaties voor tijdvakken gelegen vóór zijn inwerkingtreding.

  • 2 Voor het vaststellen van het recht op prestaties overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag wordt elk tijdvak van verzekering, dat vóór het in werking treden van dit Verdrag krachtens de wettelijke regeling van één der Verdragsluitende Partijen is vervuld, in aanmerking genomen.

  • 3 Onverminderd de bepalingen van het eerste lid van dit artikel, is krachtens dit Verdrag een pensioen of rente verschuldigd, zelfs indien dat pensioen of die rente betrekking heeft op een gebeurtenis, welke vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag heeft plaatsgevonden.

  • 4 Elk pensioen of elke rente, waarvan de uitbetaling niet heeft plaatsgevonden of is geschorst wegens de nationaliteit van de belanghebbende of in verband met het feit dat hij zijn woonplaats op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij heeft, zal, op verzoek van de belanghebbende, met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag, uitbetaald of hervat worden, mits de vroeger toegekende aanspraken niet door middel van een afkoopsom zijn vereffend.

  • 5 De rechten van de belanghebbenden wier pensioen of rente vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag werd vastgesteld, kunnen op hun verzoek, met inachtneming van dit Verdrag, worden herzien.

  • 6 Ten aanzien van de uit de toepassing van lid 4 of lid 5 voortvloeiende rechten, zijn de bepalingen van de wettelijke regelingen der Verdragsluitende Partijen inzake verlies en verjaring van aanspraken niet op de belanghebbende van toepassing, indien het desbetreffende verzoek binnen een termijn van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag is ingediend. Indien het verzoek na het verstrijken van deze termijn wordt ingediend, wordt voor het verkrijgen van het niet vervallen of verjaarde recht op prestaties alleen rekening gehouden met de datum, waarop het verzoek wordt ingediend, tenzij gunstiger bepalingen van de wettelijke regeling van de betrokken Verdragsluitende Partij van toepassing zijn.

Artikel 48

Elk van de Hoge Verdragsluitende Partijen zal de andere Partij ervan in kennis stellen dat de constitutionele vereisten voorgeschreven om het onderhavige Verdrag van toepassing te kunnen doen worden, aan zijn kant zijn vervuld. Het Verdrag zal van kracht worden op de eerste dag van de tweede maand volgend op die waarin de laatste kennisgeving is ontvangen.

Artikel 49

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag worden de bepalingen van het Verdrag tussen Spanje en Nederland, dat op 17 december 1962 te Madrid is ondertekend, ingetrokken.

Artikel 50

Dit Verdrag wordt voor onbepaalde tijd gesloten. Het kan door elk der Verdragsluitende Partijen worden opgezegd. Opzegging dient te geschieden uiterlijk zes maanden vóór het einde van het lopende kalenderjaar; het Verdrag houdt dan op van kracht te zijn aan het einde van dat jaar.

Artikel 51

  • 1 In geval van opzegging wordt elk recht, dat met toepassing van de bepalingen van dit Verdrag is verkregen, gehandhaafd.

  • 2 De aanspraken op grond van tijdvakken, vervuld vóór de datum, waarop de opzegging van kracht is geworden, worden niet door de opzegging teniet gedaan; het behoud ervan zal voor het tijdvak nà de opzegging in gemeen overleg worden vastgesteld, of, bij gebreke daarvan door de eigen wetgeving van het betrokken orgaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in viervoud, te Madrid, de vijfde februari 1974, twee exemplaren in de Nederlandse en twee exemplaren in de Spaanse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

De Ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) E. J. LEWE VAN ADUARD

E. J. Baron Lewe van Aduard

Voor de Spaanse Staat,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

(w.g.) PEDRO CORTINA MAURI

Pedro Cortina Mauri

SLOTPROTOCOL

Bij de ondertekening, heden, van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Spaanse Staat hebben ondergetekende gevolmachtigden van de beide Verdragsluitende Partijen met betrekking tot de volgende punten overeenstemming vastgesteld:

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1984. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1. Voor het genot van verstrekkingen ten laste van de Nederlandse organen met toepassing van de artikelen 13 en 14 van het Verdrag, wordt als werknemer beschouwd degene die als verplicht of als vrijwillig verzekerde bij een ziekenfonds is ingeschreven.

  • 2. Voor het genot van verstrekkingen ten laste van de Nederlandse organen, met toepassing van artikel 16, derde lid, van het Verdrag, wordt als rechthebbende op een pensioen of een rente die op verstrekkingen recht heeft, tevens beschouwd degene die bij een ziekenfonds is ingeschreven hetzij in de vrijwillige verzekering, hetzij in de vrijwillige verzekering voor bejaarden (bejaardenverzekering).

GEDAAN in viervoud te Madrid, de vijfde februari 1974, twee exemplaren in de Nederlandse en twee exemplaren in de Spaanse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

De Ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) E. J. LEWE VAN ADUARD

E. J. Baron Lewe van Aduard

Voor de Spaanse Staat,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

(w.g.) PEDRO CORTINA MAURI

Pedro Cortina Mauri

Administratief Akkoord voor de toepassing van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Spaanse Staat

Voor de toepassing van artikel 38 van het op 5 februari 1974 ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Spaanse Staat inzake sociale zekerheid (hierna aangeduid met de term „Verdrag”) hebben de bevoegde Nederlandse en Spaanse autoriteiten in gemeen overleg de volgende regelen vastgesteld:

TITEL I. Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van dit administratief Akkoord hebben de in artikel 1 van het Verdrag omschreven termen de hun in genoemd artikel toegekende betekenis.

Artikel 2

  • 1 Voor de toepassing van het Verdrag, met name met het oog op het vergemakkelijken van de identificatie, de uitwisseling van gegevens en de contacten tussen de bevoegde organen, worden als verbindingsorganen aangewezen:

    • A. in Spanje:

      • a) het „Instituto Nacional de Previsión” te Madrid voor:

        • - uitkeringen en verstrekkingen bij tijdelijke en voorlopige arbeidsongeschiktheid, ongeacht de oorzaak;

        • - gezondheidszorg, verleend aan degenen die in het genot zijn van pensioenen of andere periodieke uitkeringen;

        • - gezinsbijslagen;

        • - werkloosheid;

      • b) de „Servicio de Mutualidades Laborales” te Madrid voor:

        • - ouderdomspensioenen;

        • - pensioenen en andere uitkeringen bij blijvende invaliditeit en pensioenen aan nagelaten betrekkingen, tengevolge van ziekte, beroepsziekte of ongeval;

        • - sociale bijstand en sociale diensten.

      Bovenbedoelde taakverdeling tussen de verbindingsorganen geldt voor alle algemene en bijzondere stelsels welke in het Spaanse systeem van sociale zekerheid voorkomen.

    • B. in Nederland:

      • a) de Ziekenfondsraad te Amstelveen voor verstrekkingen bij ziekte en moederschap;

      • b) de Sociale Verzekeringsbank te Amsterdam voor ouderdomspensioenen en pensioenen aan nagelaten betrekkingen, alsmede kinderbijslag;

      • c) het Gemeenschappelijk Administratiekantoor te Amsterdam voor alle overige gevallen.

  • 2 De bevoegde autoriteiten kunnen andere verbindingsorganen aanwijzen. Zij geven elkaar wederzijds kennis van de genomen beslissingen.

  • 3 De verbindingsorganen stellen, met medewerking van en in samenwerking met de betrokken bevoegde organen en met toestemming van de bevoegde autoriteiten, in onderlinge overeenstemming de formulieren, drukwerken en andere documenten vast, welke voor de toepassing van het Verdrag en dit Akkoord nodig zijn. Bovendien kunnen zij in onderlinge overeenstemming nadere regelen van administratieve aard ter uitvoering van dit Akkoord stellen. Deze regelen worden ter kennis van de bevoegde autoriteiten gebracht.

Artikel 3

Bevoegde organen in de zin van artikel 1, sub f, van het Verdrag zijn:

  • A. in Spanje:

    • a) het „Instituto Nacional de Previsión” voor prestaties van de volgende algemene stelsels: gezondheidszorg bij ziekte, moederschap en niet-arbeidsongevallen; uitkeringen bij tijdelijke en voorlopige arbeidsongeschiktheid, veroorzaakt door ziekte of een niet-arbeidsongeval; gezinsbijslagen en uitkeringen bij werkloosheid. Dit orgaan is eveneens bevoegd ter zake van uitkeringen van sociale bijstand en sociale diensten welke de genoemde basisuitkeringen aanvullen;

    • b) de „Mutualidades Laborales” voor de volgende prestaties van het algemeen stelsel: prestaties bij ouderdom, blijvende invaliditeit en overlijden, ongeacht de oorzaak; tijdelijke en voorlopige arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door een arbeidsongeval of een beroepsziekte. Deze organen zijn eveneens bevoegd ter zake van uitkeringen van sociale bijstand en sociale diensten welke de genoemde basisuitkeringen aanvullen;

    • c) de „Mutualidad Nacional Agraria” voor prestaties van het bijzondere stelsel voor de landbouw;

    • d) het „Instituto Social de la Marina” voor prestaties van het bijzondere stelsel voor zeelieden;

    • e) de „Multualidad Nacional de Empleados del Hogar” voor prestaties van het bijzondere stelsel voor huispersoneel;

    • f) de „Mutualidades Laborales del Carbón” voor prestaties van het bijzondere stelsel voor de kolenmijnen;

    • g) de „Mutualidades Laborales de Trabajadores Autónomos” voor prestaties van het bijzondere stelsel voor zelfstandigen;

    • h) de „Mutualidad Nacional de Trabajadores Ferroviarios” voor prestaties van het bijzondere stelsel voor de werknemers bij de spoorwegen;

    • i) de „Mutualidad Nacional de Artistas” voor prestaties van het bijzondere stelsel voor beroepskunstenaars;

    • j) de „Multualidad Nacional de Representantes de Comercio” voor het bijzondere stelsel voor handelsvertegenwoordigers;

    • k) de „Mutualidad Nacional de Escritores de Libros” voor prestaties van het bijzondere stelsel voor schrijvers van boeken;

    • l) de „Mutualidad del Seguro Escolar” voor prestaties van het bijzondere stelsel voor studerenden;

    • m) de „Montepio de la Asociación Benefica de Toreros” voor prestaties van het bijzondere stelsel voor stierenvechters;

    • n) het „Fondo Compensador” voor de betaalbaarstelling van de door de bevoegde organen ter zake van arbeidsongevallen en beroepsziekten vastgestelde pensioenen of renten.

  • B. in Nederland:

    • a) de ziekenfondsen voor verstrekkingen;

    • b) de bedrijfsverenigingen voor uitkeringen bij ziekte, moederschap, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid;

    • c) (i) de Sociale Verzekeringsbank, (ii) de Raden van Arbeid voor uitkeringen bij ouderdom en uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, alsmede kinderbijslag.

Artikel 4

  • 1 Voor de toepassing van artikel 6 van het Verdrag verstrekken de bevoegde organen van beide landen elkaar op hun verzoek, alle ter zake dienende inlichtingen.

  • 2 Ingeval bij samenloop van een uitkering krachtens de Spaanse wetgeving met een uitkering krachtens de Nederlandse wetgeving tot terugvordering van een teveel betaald bedrag moet worden overgegaan, schort het bevoegde orgaan, dat achterstallige termijnen verschuldigd is, de uitbetaling van deze termijnen op, totdat het bevoegde orgaan van het andere land mededeling heeft gedaan van het bedrag dat moet worden ingehouden.

Artikel 5

  • 1 In het in artikel 8, sub a) van het Verdrag bedoelde geval reikt het hiernagenoemde orgaan van het land, waarvan de wetgeving van toepassing blijft, de werknemer op verzoek een detacheringsbewijs uit waarin wordt verklaard dat hij aan de wetgeving van dit land onderworpen blijft.

  • 2 Dit bewijs wordt opgemaakt

    • - in Spanje: door het „Instituto Nacional de Previsión”;

    • - in Nederland: door de Sociale Verzekeringsraad.

Artikel 6

De werknemer die overeenkomstig artikel 9, tweede lid, van het Verdrag zijn keuzerecht uitoefent, deelt dit, door tussenkomst van zijn werkgever, mede aan het in artikel 5, tweede lid, genoemde orgaan van het land voor de wetgeving waarvan hij heeft gekozen. Dit orgaan stelt het orgaan van het andere land hiervan in kennis.

TITEL II. Bijzondere bepalingen

HOOFDSTUK 1. Prestaties bij ziekte en moederschap

Artikel 7

Voor de toepassing van dit Hoofdstuk worden onder „orgaan van de woonplaats” en „orgaan van de verblijfplaats” verstaan:

  • A. in Spanje:

    het provinciale kantoor van het „Instituto Nacional de Previsión” dat voor de woon-of verblijfplaats bevoegd is;

  • B. in Nederland:

    • - wat de verstrekkingen betreft: het ziekenfonds dat bevoegd is voor de woonplaats en het Algemeen Nederlands Onderling Ziekenfonds te Utrecht bij tijdelijk verblijf;

    • - wat de uitkeringen betreft: de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging te Amsterdam.

Artikel 8

  • 1 Om in aanmerking te komen voor samentelling van tijdvakken van verzekering in de in artikel 12, eerste lid, van het Verdrag bedoelde gevallen, dient de werknemer aan het bevoegde orgaan van het land waarheen hij zich heeft begeven, een verklaring over te leggen met betrekking tot de tijdvakken, vervuld krachtens de wetgeving van het land waar hij laatstelijk voor de datum van zijn laatste aankomst in het eerstbedoelde land werkzaam was.

  • 2 De verklaring wordt op verzoek van de werknemer verstrekt:

    • a) wat de in Nederland vervulde tijdvakken betreft door de bedrijfsvereniging waarbij zijn laatste werkgever in Nederland is aangesloten. Indien de werknemer echter alleen ter zake van de verstrekkingen verzekerd was, wordt de verklaring verstrekt door het ziekenfonds waarbij hij laatstelijk verzekerd was;

    • b) wat de in Spanje vervulde tijdvakken betreft door het „Instituto Nacional de Previsión”.

    Indien de werknemer de verklaring niet overlegt, verzoekt het bevoegde orgaan aan genoemd orgaan van het andere land om toezending.

  • 3 Indien in de in artikel 12, eerste lid, van het Verdrag bedoelde gevallen, aan de werknemer voor hemzelf of voor een van zijn gezinsleden recht is toegekend op prothesen, hulpmiddelen van grotere omvang of andere belangrijke verstrekkingen door het bevoegde orgaan van het land waar de werknemer laatstelijk vóór zijn aankomst in het andere land was verzekerd, komen deze verstrekkingen voor rekening van dit orgaan, zelfs indien zij in feite na zijn vertrek worden verleend.

Artikel 9

Om in aanmerking te komen voor verstrekkingen richt de in artikel 12, tweede lid, van het Verdrag bedoelde werknemer een verzoek tot het orgaan van zijn woonplaats. Dit orgaan vraagt het bevoegde orgaan om toezending van een bewijsstuk waarin het behoud van het recht op verstrekkingen wordt erkend en waarin wordt verklaard, dat de hiermede verband houdende kosten voor zijn rekening komen; tevens wordt daarin de maximum duur vermeld waarover deze verstrekkingen mogen worden verleend. Indien de werknemer dit bewijsstuk niet overlegt, verzoekt het orgaan van de woonplaats aan het andere orgaan om toezending.

Artikel 10

  • 1 Om gedurende een tijdelijk verblijf in het andere dan het bevoegde land in aanmerking te komen voor verstrekkingen, eventueel met inbegrip van opname in een ziekenhuis, legt de werknemer, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Verdrag aan het orgaan van de verblijfplaats een door het bevoegde orgaan, zo mogelijk vóór de aanvang van zijn tijdelijk verblijf in het andere land afgegeven verklaring over, waaruit blijkt, dat hij recht heeft op deze verstrekkingen. In deze verklaring wordt met name het tijdvak vermeld gedurende hetwelk verstrekkingen kunnen worden verleend. Indien de werknemer deze verklaring niet overlegt, verzoekt het orgaan van de verblijfplaats het bevoegde orgaan om toezending.

  • 2 Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden gedurende hun tijdelijk verblijf in het andere land.

Artikel 11

  • 1 In geval van opname in een ziekenhuis in de gevallen bedoeld in artikel 12, tweede lid en artikel 13, leden 1, 2 en 6, van het Verdrag geeft het orgaan van de woon- of verblijfplaats binnen een termijn van drie dagen, ingaande op de dag waarop het hiervan kennis heeft gekregen, aan het bevoegde orgaan bericht inzake de datum van opneming in een ziekenhuis of andere geneeskundige inrichting, de vermoedelijke duur van de opneming en de datum van ontslag.

  • 2 Ter verkrijging van de machtiging voor het verlenen van de in artikel 13, vierde lid, van het Verdrag bedoelde verstrekkingen, richt het orgaan van de woon- of verblijfplaats een verzoek tot het bevoegde orgaan. Indien dergelijke verstrekkingen in onmiskenbare spoedgevallen zonder machtiging van het bevoegde orgaan verleend moesten worden, stelt het orgaan van de woon- of verblijfplaats bedoeld orgaan hiervan onmiddellijk op de hoogte.

    De bevoegde verbindingsorganen stellen de lijst van verstrekkingen samen, waarop artikel 13, vierde lid, van het Verdrag van toepassing is.

  • 3 Onmiskenbare spoedgevallen in de zin van artikel 13, vierde lid, van het Verdrag zijn die gevallen, waarin het verlenen van de verstrekking niet kon worden uitgesteld zonder het leven of de gezondheid van de betrokkene ernstig in gevaar te brengen. In het geval waarin een prothese of een hulpmiddel door een ongeval is gebroken of beschadigd, is het om de onmiskenbare spoed vast te stellen, voldoende de noodzaak van herstel of vervanging van deze prothese of dit hulpmiddel aan te tonen.

Artikel 12

  • 1 Om in het land van zijn nieuwe woonplaats in het genot te blijven van verstrekkingen, dient de in artikel 13, tweede lid, van het Verdrag bedoelde werknemer aan het orgaan van zijn nieuwe woonplaats een verklaring over te leggen, waarbij het bevoegde orgaan hem toestaat na de overbrenging van zijn woonplaats in het genot te blijven van verstrekkingen. Genoemd orgaan geeft in deze verklaring eventueel de maximum duur aan waarover de verstrekkingen mogen worden verleend, zoals deze door de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling is bepaald. Het bevoegde orgaan kan op verzoek van de werknemer de verklaring ook na de overbrenging van diens woonplaats uitreiken, wanneer deze om gerechtvaardigde redenen niet tevoren kon worden opgesteld.

  • 2 Voor het verlenen van verstrekkingen door het orgaan van de nieuwe woonplaats van de werknemer is artikel 11 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

  • 1 Om in het land van hun woonplaats in aanmerking te komen voor verstrekkingen, dienen de in artikel 14, eerste lid, van het Verdrag bedoelde gezinsleden zich bij het orgaan van hun woonplaats te laten inschrijven onder overlegging van de volgende bewijsstukken:

    • a) een op verzoek van de werknemer door het bevoegde orgaan afgegeven verklaring, waaruit blijkt dat de werknemer recht heeft op verstrekkingen. Deze verklaring blijft geldig zolang het bevoegde orgaan aan het orgaan van de woonplaats niet heeft medegedeeld, dat deze verklaring is ingetrokken;

    • b) de bewijsstukken, welke door de wettelijke regeling van het land van de woonplaats voor de toekenning van verstrekkingen aan gezinsleden gewoonlijk worden geëist.

  • 2 Het orgaan van de woonplaats deelt aan het bevoegde orgaan mede welke gezinsleden recht hebben op verstrekkingen krachtens de door eerstgenoemd orgaan toegepaste wettelijke regeling.

  • 3 Verstrekkingen aan gezinsleden kunnen alleen dan worden verleend indien de in het eerste lid van dit artikel bedoelde verklaring geldig is.

  • 4 De werknemer en diens gezinsleden dienen het orgaan van de woonplaats van laatstgenoemden in kennis te stellen van iedere verandering in hun omstandigheden, waardoor het recht op verstrekkingen voor de gezinsleden kan worden gewijzigd, in het bijzonder van iedere beëindiging of verandering van dienstbetrekking van de werknemer of iedere overbrenging van de woon- of verblijfplaats van hemzelf of van een van zijn gezinsleden.

  • 5 Het orgaan van de woonplaats verleent zijn goede diensten aan het bevoegde orgaan, dat voornemens is verhaal uit te oefenen op degene die ten onrechte verstrekkingen heeft genoten.

Artikel 14

In het geval, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van het Verdrag verzoekt het bevoegde orgaan het orgaan van de laatste woonplaats van elk gezinslid dat zijn woonplaats naar het bevoegde land heeft overgebracht, zonodig om inlichtingen omtrent het tijdvak, waarover onmiddellijk vóór deze overbrenging verstrekkingen zijn verleend.

Artikel 15

  • 1 Om in het land van zijn woonplaats in aanmerking te komen voor verstrekkingen dient de rechthebbende op een pensioen of een rente, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het Verdrag zich te laten inschrijven bij het orgaan van zijn woonplaats, waarbij hij een verklaring dient over te leggen; daarin wordt door het Spaanse bevoegde orgaan, onderscheidenlijk door de Ziekenfondsraad, opgegeven of de rechthebbende op een pensioen of een rente voor zichzelf en zijn gezinsleden recht heeft op verstrekkingen. Het orgaan dat deze verklaring heeft opgesteld, zendt hiervan een afschrift aan het verbindingsorgaan van het andere land.

  • 2 De rechthebbende op een pensioen of een rente dient het orgaan van zijn woonplaats in kennis te stellen van iedere verandering in zijn omstandigheden, waardoor zijn recht op verstrekkingen kan worden gewijzigd, in het bijzonder van iedere schorsing of intrekking van zijn pensioen of zijn rente en van iedere overbrenging van zijn woonplaats of van die van zijn gezinsleden.

  • 3 Het orgaan dat de verklaring heeft opgesteld licht het verbindingsorgaan van het andere land in omtrent het einde van het recht op verstrekkingen van de rechthebbende op een pensioen of een rente.

Artikel 16

De artikelen 10 en 11 zijn van overeenkomstige toepassing voor het verlenen van verstrekkingen aan rechthebbenden op een pensioen of een rente en hun gezinsleden bij een tijdelijk verblijf als bedoeld in artikel 16, derde lid, van het Verdrag.

Artikel 17

  • 1 Indien de in artikel 10 voorgeschreven formaliteiten niet konden worden vervuld gedurende het tijdelijk verblijf worden de gemaakte kosten op verzoek van de werknemer of de rechthebbende op een pensioen of een rente door het bevoegde orgaan vergoed tegen de tarieven die door het orgaan van de verblijfplaats worden toegepast.

  • 2 Het orgaan van de verblijfplaats dient het bevoegde orgaan dat zulks verzoekt de nodige inlichtingen over deze tarieven te verstrekken.

Artikel 18

  • 1 Om tijdens een verblijf in het andere dan het bevoegde land in aanmerking te komen voor uitkeringen dient de werknemer een aanvraag in bij het orgaan van de verblijfplaats overeenkomstig de regels, welke gelden voor de werknemers die bij dat orgaan verzekerd zijn; tijdens een verblijf in Nederland evenwel dient de werknemer de aanvraag rechtstreeks bij het orgaan in zonder tussenkomst van zijn werkgever.

  • 2 Het orgaan van de verblijfplaats stelt het bevoegde orgaan onmiddellijk in kennis van de ontvangst van de aanvraag en vermeldt daarbij op welke datum de werknemer de aanvraag heeft ingediend alsmede de naam en het adres van diens werkgever.

  • 3 Indien de werknemer, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, zijn aanvraag bij het bevoegde orgaan indient, vraagt dit orgaan het orgaan van de verblijfplaats tot controle over te gaan alsof de aanvraag overeenkomstig het eerste lid was ingediend.

Artikel 19

  • 1 Het orgaan van de verblijfplaats voert de medische en administratieve controle uit overeenkomstig de regels welke gelden voor degenen die bij dat orgaan verzekerd zijn.

  • 2 Het medische rapport vermeldt of de werknemer arbeidsongeschikt is, en in het bevestigende geval, de aanvangsdatum van de arbeidsongeschiktheid, de diagnose en de vermoedelijke duur van de arbeidsongeschiktheid.

  • 3 De medische controle wordt met zodanige frequentie verricht, dat de werknemer weer onderzocht wordt aan het einde van het tijdvak gedurende hetwelk hij volgens het laatste medische controlerapport vermoedelijk arbeidsongeschikt zou blijven.

Artikel 21

Wanneer het orgaan van de verblijfplaats vaststelt, dat de werknemer de controlevoorschriften overtreedt, stelt het onmiddellijk het bevoegde orgaan daarvan in kennis, waarbij het de aard van de overtreding mededeelt en waarbij het tevens vermeldt welke gevolgen door het orgaan van de verblijfplaats gewoonlijk worden verbonden aan een dergelijke overtreding, wanneer het een eigen verzekerde zou betreffen.

Artikel 22

Wanneer de werknemer naar het bevoegde land terugkeert, stelt het orgaan van de verblijfplaats het bevoegde orgaan hiervan in kennis en doet hierbij tevens mededeling van het oordeel van de controlerende geneesheer of de reis al dan niet schadelijk is voor de gezondheidstoestand van de werknemer.

Artikel 23

Het bevoegde orgaan stelt de uitkeringen met behulp van alle daartoe aangewezen middelen betaalbaar, met name per internationale postwissel. Zij kunnen echter door het orgaan van de verblijfplaats voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend, indien laatstgenoemd orgaan hiermede instemt. In dit geval stelt het bevoegde orgaan het orgaan van de verblijfplaats op de hoogte van het bedrag van de uitkeringen en van de datum of data, waarop deze dienen te worden betaald, alsmede van de maximum duur van de uitkeringen.

Artikel 24

  • 2 Voor de vergoeding kunnen geen hogere tarieven in rekening warden gebracht dan die, welke gelden voor de verstrekkingen, verleend aan werknemers die vallen onder de wettelijke regeling welke wordt toegepast door het orgaan, dat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde verstrekkingen heeft verleend.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de in de tweede volzin van artikel 23 bedoelde uitkeringen.

  • 4 Ongeacht het bepaalde in de voorgaande leden, kunnen de verbindingsorganen, met toestemming van de bevoegde autoriteiten, overeenkomen dat de vergoeding voor alle prestaties of voor een deel daarvan geschiedt door middel van betaling van vaste bedragen welke in de plaats komen van de individuele berekening van de kosten.

Artikel 25

  • 2 Het vaste bedrag verschuldigd door de Nederlandse organen wordt verkregen door de gemiddelde jaarlijkse kosten per gezin te vermenigvuldigen met het gemiddelde jaarlijkse aantal gezinnen die voor de berekening in aanmerking moeten worden genomen. De gemiddelde jaarlijkse kosten per gezin zijn gelijk aan het gemiddelde per gezin van de uitgaven, met betrekking tot het totaal van de door de Spaanse organen verleende verstrekkingen aan alle gezinnen van verzekerden die onder de Spaanse wettelijke regeling vallen.

  • 3 Het vaste bedrag verschuldigd door de Spaanse organen wordt verkregen door de gemiddelde jaarlijkse kosten per gezinslid te vermenigvuldigen met het gemiddelde jaarlijkse aantal gezinsleden die voor de berekening in aanmerking moeten worden genomen. De gemiddelde jaarlijkse kosten per gezinslid zijn gelijk aan het gemiddelde van de uitgaven, met betrekking tot het totaal van de door de Nederlandse organen verleende verstrekkingen aan alle verzekerden die onder de Nederlandse wettelijke regeling vallen.

Artikel 26

  • 1 Wat betreft de op grond van artikel 16, tweede lid, van het Verdrag verleende verstrekkingen, worden de ter zake van deze verstrekkingen gedane uitgaven voor elk kalenderjaar op vaste bedragen gewaardeerd.

  • 2 Het vaste bedrag wordt verkregen door de gemiddelde jaarlijkse kosten per rechthebbende op een pensioen of een rente en per gezinslid van deze rechthebbende te vermenigvuldigen met het gemiddelde jaarlijkse aantal rechthebbenden op een pensioen of een rente en hun gezinsleden, die voor de berekening in aanmerking moeten worden genomen.

  • 3 De gemiddelde kosten per rechthebbende op een pensioen of een rente en per gezinslid van deze rechthebbende zijn, voor Spanje, gelijk aan het gemiddelde per rechthebbende op een pensioen of een rente en per gezinslid van de uitgaven met betrekking tot het totaal van de door de Spaanse organen verleende verstrekkingen aan alle rechthebbenden op een pensioen of een rente (met inbegrip van hun gezinsleden), die onder de Spaanse wettelijke regeling vallen.

  • 4 De gemiddelde kosten per rechthebbende op een pensioen of een rente en per gezinslid van deze rechthebbende zijn, voor Nederland, gelijk aan het gemiddelde van de uitgaven per rechthebbende op een pensioen of een rente en per gezinslid van deze rechthebbende met betrekking tot het totaal der door de Nederlandse organen verleende verstrekkingen aan alle verzekerden die onder de Nederlandse wettelijke regeling vallen.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid van dit artikel kunnen verschillende berekeningen gemaakt worden naar gelang van de leeftijdklasse, waartoe de rechthebbenden op een pensioen of een rente behoren.

Artikel 27

  • 1 De in artikel 17 van het Verdrag bedoelde vergoedingen worden betaald door tussenkomst van de verbindingsorganen.

  • 2 De in het vorige lid bedoelde organen kunnen overeenkomen, dat de in de artikelen 25 en 26 bedoelde bedragen met een percentage voor administratiekosten worden verhoogd.

  • 3 Voor de toepassing van de artikelen 24 tot en met 26 kunnen bedoelde verbindingsorganen overeenkomsten sluiten, inzake het verlenen van voorschotten.

HOOFDSTUK 2. Uitkeringen bij invaliditeit

Artikel 28

De aanvragen om uitkeringen bij invaliditeit, in het in artikel 20 van het Verdrag bedoelde geval, moeten door de belanghebbenden worden ingediend bij het orgaan van de woonplaats, dat de aanvragen aan het bevoegde orgaan van het andere land doorzendt, onder bijvoeging van de volgende gegevens en inlichtingen:

  • a) medisch rapport inzake de oorzaak en de mate van invaliditeit, alsmede inzake de maatregelen welke met het oog op het herkrijgen van de arbeidsgeschiktheid kunnen worden genomen;

  • b) bewijsstuk inzake de tijdvakken van verzekering, welke door de aanvrager krachtens de wettelijke regeling van het land van zijn woonplaats zijn vervuld;

  • c) gegevens betreffende het tijdvak waarover aan de belanghebbende uitkeringen en verstrekkingen zijn verleend wegens de ziekte of het ongeval waardoor de invaliditeit is ontstaan;

  • d) datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 29

Indien de belanghebbende met toepassing van artikel 20 van het Verdrag, invaliditeitsuitkering aanvraagt, heeft hij geen recht op deze uitkering zolang hij recht heeft op ziekengeld of, al naar gelang het geval, uitkering bij voorlopige arbeidsongeschiktheid ingevolge de wettelijke regeling die van toepassing was toen de arbeid werd gestaakt.

Artikel 30

  • 1 De uitkering wordt rechtstreeks betaalbaar gesteld door het orgaan dat deze verschuldigd is, ongeacht de woonplaats van de rechthebbende. Periodieke betalingen kunnen per kwartaal worden gedaan, per bank, per post of in contanten.

  • 2 In gevallen waarin het systeem van indirecte betaling aanbeveling verdient, geschiedt deze door bemiddeling van de organen van de woonplaats van de rechthebbende of van de verbindingsorganen.

Artikel 31

  • 1 De administratieve en medische controle van in Nederland wonende rechthebbenden op prestaties krachtens de Spaanse wettelijke regeling wordt op verzoek van het bevoegde orgaan uitgeoefend door tussenkomst van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor.

  • 2 De administratieve en medische controle van in Spanje wonende rechthebbenden op prestaties krachtens de Nederlandse wettelijke regeling, wordt op verzoek van het bevoegde orgaan uitgeoefend door tussenkomst van de „Servicio de Mutualidades Laborales”.

  • 3 Ieder bevoegd orgaan behoudt evenwel het recht de rechthebbende door een arts van zijn keuze te doen onderzoeken en voorzieningen te treffen tot behoud, herstel of verbetering van de gezondheid van de rechthebbende op prestaties, alsmede van diens arbeidsgeschiktheid.

Artikel 32

Wanneer uit de in het voorgaande artikel bedoelde controle blijkt, dat de rechthebbende op invaliditeitsuitkering, terwijl hij in het genot is of was van deze uitkering, werkzaam is of geweest is, of inkomsten geniet of genoot, welke de voorgeschreven grens overschrijden, wordt aan het bevoegde orgaan rapport uitgebracht. In dit rapport dienen te worden vermeld: de aard van de uitgeoefende werkzaamheden, het bedrag van de verdiensten of de inkomsten welke de betrokkene gedurende het laatstelijk verstreken kwartaal genoot, de normale beloning, welke in het zelfde gebied wordt genoten door een werknemer van de beroepsgroep waartoe de betrokkene behoorde in het beroep dat hij uitoefende voor hij invalide werd, alsmede eventueel het oordeel van een medisch-deskundige over de gezondheidstoestand van de betrokkene.

Artikel 33

Het bevoegde orgaan kan binnen de in zijn eigen wettelijke regeling voorgeschreven termijnen levensbewijzen en bewijzen van de burgerlijke stand, alsmede alle andere documenten welke voor het behoud van de uitkering noodzakelijk zijn, rechtstreeks bij de rechthebbende opvragen.

Artikel 34

Voor de toepassing van dit Hoofdstuk wordt met het bevoegde orgaan gelijkgesteld een ander dan het in artikel 1, sub f) van het Verdrag bedoelde orgaan, dat krachtens de van toepassing zijnde wettelijke regeling belast is met het bevorderen van revalidatiemaatregelen en van genees- of heelkundige voorzieningen, alsmede met het beoordelen van het verlies van arbeidsgeschiktheid.

HOOFDSTUK 3. Uitkeringen hij ouderdom en overlijden

Indienen en behandelen van aanvragen

Artikel 35

  • 1 De in Spanje of Nederland wonende werknemer of nagelaten betrekking van een werknemer die in aanmerking wenst te komen voor een pensioen krachtens de wettelijke regeling van het andere land richt zijn aanvraag aan het bevoegde orgaan van het land waarin hij woont

  • 2 Wanneer de belanghebbende op het grondgebied van een derde Staat woont, dient hij zijn aanvraag te richten tot het bevoegde orgaan van het land krachtens de wettelijke regeling waarvan de werknemer laatstelijk verzekerd is geweest.

  • 3 Behoudens gerechtvaardigde uitzonderingen, moeten de aanvragen worden ingediend door middel van de formulieren, welke zijn voorgeschreven in de wettelijke regeling van het land waar de aanvraag ingevolge het eerste of het tweede lid van dit artikel moet worden ingediend.

  • 4 De aanvrager vermeldt, voorzover mogelijk, het orgaan of de organen van beide landen, waarbij de werknemer verzekerd is geweest. Hij verstrekt alle overige inlichtingen welke het bevoegde orgaan verlangt, op bijzondere formulieren welke hiertoe zijn vastgesteld.

  • 5 Wanneer een ander dan het in het eerste of tweede lid van dit artikel bedoelde orgaan een aanvraag ontvangen heeft, moet het deze aanvraag onverwijld aan het in het eerste of tweede lid van dit artikel bedoelde orgaan doorzenden onder vermelding van de datum waarop de aanvraag is ingediend. Deze datum wordt geacht de datum van indiening bij laatstbedoeld orgaan te zijn.

Artikel 36

  • 1 Voor de behandeling van de aanvragen om uitkeringen bij ouderdom of overlijden, maken de bevoegde organen van beide landen gebruik van een contactformulier. Dit formulier bevat met name een opsomming en een samenvatting van de door de verzekerde krachtens de wettelijke regelingen waaraan hij onderworpen is geweest vervulde tijdvakken van verzekering.

  • 2 De toezending van dit formulier aan het bevoegde orgaan van het andere land komt in de plaats van het toezenden van bewijsstukken.

Artikel 37

  • 1 Het bevoegde orgaan van het land van de woonplaats vult het in artikel 36 bedoelde formulier in en zendt vervolgens twee exemplaren van dit formulier aan het bevoegde orgaan van het andere land.

  • 2 In gevallen welke aanleiding tot vertraging kunnen geven, betaalt het bevoegde orgaan van het land van de woonplaats aan belanghebbende een terugvorderbaar voorschot, dat zo dicht mogelijk het bedrag benadert, dat vermoedelijk, rekening houdende met de bepalingen van het Verdrag, zal worden vastgesteld.

Artikel 38

  • 1 Na het formulier te hebben ontvangen, vult het bevoegde orgaan van het andere land dit aan met de volgende gegevens:

    • a) de tijdvakken van verzekering welke door de verzekerde krachtens de eigen wetgeving zijn vervuld;

    • b) het bedrag van de uitkeringen welke voor zijn rekening komen.

  • 2 Daarna zendt dit orgaan aan het bevoegde orgaan van het land van de woonplaats een exemplaar van het formulier terug, ingevuld op de wijze als in het eerste lid aangegeven en voegt twee afschriften bij van de definitieve beslissing, waarin de rechtsmiddelen en beroepstermijnen zoals voorzien bij de betrokken wetgeving, worden vermeld.

Artikel 39

  • 1 Het bevoegde orgaan van het land van de woonplaats stelt, na zelf zijn beslissing te hebben genomen, de aanvrager in kennis van de genomen beslissingen door middel van een in de taal van de aanvrager opgestelde samenvatting, waarbij de bedoelde beslissingen zijn gevoegd. Deze samenvatting bevat eveneens de rechtsmiddelen en beroepstermijnen, welke in de wetgevingen van de beide landen zijn voorzien. De beroepstermijnen gaan eerst in op de dag waarop de aanvrager de samenvatting heeft ontvangen.

  • 2 Vervolgens deelt het bevoegde orgaan van de woonplaats het bevoegde orgaan van het andere land de datum mede waarop het beide beslissingen ter kennis van de aanvrager heeft gebracht, onder bijvoeging van een afschrift van zijn eigen beslissing en van de samenvatting.

Artikel 40

Voor de berekening van het weduwenpensioen ingevolge de Nederlandse wettelijke regeling, wordt de maximaal mogelijke verzekeringsduur, zoals bedoeld in artikel 28, tweede lid, van het Verdrag, gerekend van de datum waarop de verzekerde de leeftijd van 15 jaar heeft bereikt.

Betaalbaarstellingen van de uitkeringen

Artikel 41

  • 1 De door de organen verschuldigde uitkeringen worden rechtstreeks en op de in de door die organen toegepaste wettelijke regeling voorziene vervaldagen uitbetaald, ongeacht de woonplaats van de rechthebbenden.

  • 2 De uitkeringen worden uitbetaald zonder aftrek van porti of bankkosten.

Artikel 42

De bevoegde organen van beide landen kunnen bewijzen van in leven zijn en bewijzen van de burgerlijke stand, alsmede alle andere documenten welke voor het behoud van de uitkeringen noodzakelijk zijn, rechtstreeks bij de rechthebbenden opvragen.

HOOFDSTUK 4. Prestaties bij arbeidsongeval en beroepsziekte (toepassing van de Spaanse wettelijke regeling)

Artikel 43

  • 1 De uitkeringen welke verschuldigd zijn aan rechthebbenden die zich in Nederland bevinden, worden rechtstreeks betaalbaargesteld door het orgaan dat de uitkeringen verschuldigd is in de termijnen welke in zijn wettelijke regeling zijn voorgeschreven.

  • 2 De op de verstrekkingen bij ziekte betrekking hebbende bepalingen van dit Akkoord zijn van overeenkomstige toepassing op het verlenen van verstrekkingen wegens arbeidsongevallen of beroepsziekten.

HOOFDSTUK 5. Werkloosheid

Artikel 44

  • 1 Om in aanmerking te komen voor de toepassing van artikel 34 van het Verdrag is de werknemer verplicht aan het bevoegde orgaan een verklaring over te leggen waarin de tijdvakken van verzekering of van arbeid zijn vermeld, welke zijn vervuld krachtens de wettelijke regeling waaraan hij voorheen onderworpen is geweest.

  • 2 Deze verklaring wordt op verzoek van de belanghebbende uitgereikt:

    • a) wat de in Nederland vervulde tijdvakken betreft, door de bedrijfsvereniging waarbij zijn laatste werkgever in Nederland is aangesloten;

    • b) wat de in Spanje vervulde tijdvakken betreft, door het provinciale kantoor van het „Instituto Nacional de Previsión”, waarbij de werknemer laatstelijk verzekerd was.

  • 3 Indien de belanghebbende de verklaring niet overlegt, verzoekt het bevoegde orgaan aan genoemd orgaan om toezending.

HOOFDSTUK 6. Gezinsbijslagen

Artikel 45

  • 1 Om in aanmerking te komen voor de toepassing van artikel 36 van het Verdrag is de belanghebbende verplicht aan het Spaanse bevoegde orgaan een verklaring over te leggen waarin de krachtens de Nederlandse wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering zijn vermeld.

  • 2 Deze verklaring wordt op verzoek van de belanghebbende uitgereikt door de Raad van Arbeid welke laatstelijk bevoegd was. Indien hij genoemde verklaring niet overlegt, verzoekt het Spaanse bevoegde orgaan aan bedoeld orgaan om toezending.

Artikel 46

Voor de toepassing van artikel 37, vijfde lid, van het Verdrag is de Spaanse werknemer verplicht in de aanvraag om Nederlandse kinderbijslag de namen, voornamen en het adres op te geven van degene die de kinderbijslag in Spanje moet ontvangen.

Artikel 47

De kinderbijslag wordt rechtstreeks en op de in de toepasselijke wettelijke regeling voorziene vervaldagen uitbetaald. Deze uitbetaling geschiedt zonder aftrek van porti of bankkosten.

TITEL III. Diverse bepalingen

Artikel 48

  • 1 Voor de in het Verdrag voorziene samentelling van tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de wetgevingen van beide landen, passen de bevoegde organen de volgende regels toe:

    • a) indien een tijdvak van verzekering, vervuld op grond van een verplichte verzekering krachtens de wetgeving van het ene land samenvalt met een tijdvak van verzekering, vervuld op grond van een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering krachtens de wetgeving van het andere land, wordt het laatstbedoelde tijdvak niet meegeteld;

    • b) indien een krachtens de wetgeving van het ene land vervuld tijdvak van verzekering dat geen gelijkgesteld tijdvak is, samenvalt met een krachtens de wetgeving van het andere land gelijkgesteld tijdvak, wordt alleen het eerstbedoelde tijdvak in aanmerking genomen;

    • c) indien twee gelijkgestelde tijdvakken, vervuld onderscheidelijk in het ene en het andere land, samenvallen, wordt alleen het tijdvak in aanmerking genomen dat vervuld is krachtens de wetgeving van het land krachtens welks wetgeving de betreffende persoon vóór dit gelijkgestelde tijdvak het laatst een tijdvak van verzekering heeft vervuld. Indien deze persoon voordien geen tijdvak van verzekering in een der beide landen heeft vervuld, wordt alleen het gelijkgestelde tijdvak in aanmerking genomen dat vervuld is krachtens de wetgeving van het land, waar deze persoon na dat gelijkgestelde tijdvak voor het eerst een tijdvak van verzekering heeft vervuld.

    • d) ingeval de periode waarin bepaalde tijdvakken van verzekering krachtens de wetgeving van een land zijn vervuld, niet nauwkeuring kan worden bepaald, kunnen de bevoegde organen toestaan, dat deze tijdvakken in aanmerking worden genomen, indien met gebruikmaking van andere middelen het verrichten van werkzaamheden, welke verzekering met zich zouden brengen, genoegzaam is bewezen.

  • 2 Indien krachtens het eerste lid, sub a), van dit artikel geen rekening wordt gehouden met tijdvakken van verzekering, vervuld op grond van een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering overeenkomstig de wetgeving inzake ouderdom of overlijden van een land worden de premies welke voor deze tijdvakken zijn betaald geacht bestemd te zijn ter verhoging van de uitkeringen, verschuldigd krachtens de genoemde wetgeving.

Artikel 49

De bevoegde organen van beide landen kunnen elkaar te allen tijde verzoeken over te gaan tot verificatie of controle van feiten en handelingen waardoor volgens hun eigen wettelijke regeling het door hen erkende recht op uitkeringen kan worden gewijzigd, geschorst of ingetrokken.

Artikel 50

Wanneer de betrokkene na schorsing van een uitkering zijn recht op uitkering herkrijgt, terwijl hij in het andere land woont, wisselen de betrokken organen alle nodig geachte inlichtingen uit met het oog op de hervatting van de betaling van de uitkering.

Artikel 51

De kosten die voortvloeien uit de administratieve controle en uit geneeskundig onderzoek, observaties, reizen en allerlei verificaties, nodig voor de toekenning en verlening van prestaties of voor de herziening daarvan, worden aan het daarmede belaste orgaan, op basis van het door dit orgaan toegepaste tarief, vergoed door het orgaan voor rekening waarvan zij zijn verricht.

Artikel 52

Voor de toepassing van artikel 42 van het Verdrag vermeldt de autoriteit, het orgaan of het andere lichaam, dat een aanvraag, een verklaring of een klaagschrift ontvangen heeft, dat had moeten worden ingediend bij een autoriteit, orgaan of ander lichaam van het andere land, daarop de datum waarop de aanvraag, de verklaring of het klaagschrift is ontvangen.

Artikel 53

Dit Akkoord treedt op dezelfde dag in werking als het Verdrag en heeft dezelfde werkingsduur; met ingang van deze dag wordt ingetrokken het Algemeen Administratief Akkoord van 16 april 1964 met betrekking tot de wijze van toepassing van het Verdrag van 17 december 1962 tussen de Spaanse Staat en het Koninkrijk der Nederlanden inzake sociale zekerheid.

GEDAAN in viervoud te Madrid, op vijf februari 1974, twee exemplaren in de Spaanse taal en twee exemplaren in de Nederlandse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de bevoegde Nederlandse autoriteit,

De Ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) E. J. LEWE VAN ADUARD

E. J. Baron Lewe van Aduard

Voor de bevoegde Spaanse autoriteit,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

(w.g.) PEDRO CORTINA MAURI

Pedro Cortina Mauri

Protocol

Bij de ondertekening, heden, van het Administratief Akkoord voor de toepassing van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Spaanse Staat en het Koninkrijk der Nederlanden hebben de bevoegde autoriteiten van de beide landen:

na onderzoek van de positie van de Spaanse werknemers en hun gezinsleden, die niet onderworpen zijn aan de wettelijke regelingen, als bedoeld in artikel 2, onder Ba) van het Verdrag, en die op grond van hun rechtspositie als overheidsfunctionaris recht hebben op vergoeding van de kosten van geneeskundige verzorging;

wensende op dit punt tot een bevredigende oplossing te komen;

hun overeenstemming omtrent het onderstaande vastgesteld:

het Spaanse verbindingsorgaan voor de verstrekkingen zal op verzoek van het Nederlandse verbindingsorgaan voor de verstrekkingen de bepalingen van het Administratief Akkoord betreffende de verstrekkingen op overeenkomstige wijze toepassen op de hiervoor bedoelde groepen werknemers en hun gezinsleden, nader aan te geven door het Nederlandse verbindingsorgaan.

In gemeen overleg kunnen de verbindingsorganen nadere regelingen treffen ter uitvoering van de voorgaande alinea.

GEDAAN in viervoud, te Madrid, de vijfde februari 1974, twee exemplaren in de Spaanse en twee exemplaren in de Nederlandse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de bevoegde Nederlandse autoriteit,

De Ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) E. J. LEWE VAN ADUARD

E.J. Baron Lewe van Aduard

Voor de bevoegde Spaanse autoriteit,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

(w.g.) PEDRO CORTINA MAURI

Pedro Cortina Mauri

Authentiek : ES

Convenio entre el Reino de los Países Bajos y el Estado Español sobre Seguridad Social

El Gobierno del Reino de los Países Bajos

y

El Gobierno del Estado Español

animados del deseo de adaptar las relaciones existentes entre los Países Bajos y España, en el campo de la Seguridad Social, al desarrollo de la legislación de los dos Estados después de la firma del Convenio sobre Seguridad Social, efectuada en Madrid el 17 de diciembre de 1.962, han resuelto establecer un Convenio destinado a reemplazar aquel Instrumento y al efecto han acordado las siguientes disposiciones.

TÍTULO I. Disposiciones generales

Artículo 1

A los fines de la aplicación del presente Convenio:

  • a) El término „territorio” designa:

    Por parte española: las provincias peninsulares, las Islas Baleares, las Islas Canarias y las provincias españolas del Norte de Africa;

    Por parte neerlandesa: el territorio del Reino en Europa;

  • b) El término „legislación” designa las leyes, los reglamentos y las disposiciones estatutarias, existentes y futuras, que conciernen a los regímenes y ramas de la Seguridad Social a que se refiere el párrafo primero del artículo 2;

  • c) El término „autoridad competente” designa:

    Por parte española: El Ministro de Trabajo;

    Por parte neerlandesa: El Ministro de Asuntos Sociales; por lo que respecta a prestaciones en especie del seguro de enfermedad, El Ministro de Salud Pública y de la Protección del Medio Ambiente.

  • d) El término „residencia” significa la residencia habitual;

  • e) El término „estancia” significa la estancia temporal;

  • f) El término „institución competente” designa la institución en la cual el asegurado se encuentra afiliado en el momento en que solicite una prestación o respecto de la cual tiene o tendría derecho a prestaciones, si residiera en el territorio de la parte contratante donde se encuentre esta institución;

  • g) El término „institución del lugar de residencia” designa la institución habilitada para facilitar las prestaciones de que se trate, en el lugar de residencia del interesado, según la legislación de la Parte Contratante que esta institución aplique o, si tal institución no existiera, la designada por la Autoridad competente de la Parte Contratante de que se trate.

  • h) El término „institución del lugar estancia” designa la institución habilitada para facilitar las prestaciones de que se trate en el lugar de estancia del interesado, según la legislación de la Parte Contratante que esta institución aplique o, si tal organismo no existiera, la designada por la Autoridad competente de la Parte Contratante de que se trate;

  • i) El término „familiares” designa las personas definidas o admitidas como tales por la legislación de la Parte Contratante en cuyo territorio residan; sin embargo, si esta legislación no considera como familiares mas que a las personas que convivan con el interesado, esta condición se considerará cumplida cuando estas personas estén, principalmente, a cargo del interesado;

  • j) El término „supervivientes” designa las personas definidas o admitidas como tales por la legislación en virtud de la cual se concedan las prestaciones;

  • k) El término „períodos de seguro” designa los períodos de cotización, de empleo, de actividad profesional o de residencia tal como son definidos o admitidos como períodos de seguro por la legislación bajo la cual hayan sido cumplidos o se consideren cumplidos, así como todos los períodos asimilados en la medida en que son reconocidos por esta legislación como equivalentes a periodos de seguro.

  • l) Los términos „prestaciones”, „pensiones”, o „rentas”, designan toda prestación, pensión y renta, comprendidos todos los suplementos a cargo de los fondos públicos, las mejoras de adaptación al nivel de salarios o precios, o subsidios complementarios, así como las prestaciones en forma de capital que puedan sustituir a las pensiones o rentas;

  • m) El término „trabajador” designa al trabajador asalariado o autónomo, así como a la persona asimilada a un trabajador asalariado, según la legislación aplicable;

  • n) El término „subsidio de defunción” designa la cantidad abonada de una sola vez, en caso de fallecimiento.

Artículo 2

  • 1 El presente Convenio se aplicará:

    • A. En España:

      • a) A la legislación del Régimen general de la Seguridad Social relativa a:

        • 1°. Enfermedad común y profesional, maternidad, incapacidad laboral transitoria y accidente, sean o no de trabajo;

        • 2°. Invalidez provisional y permanente;

        • 3°. Vejez, muerte y supervivencia:

        • 4°. Prestaciones familiares;

        • 5°. Desempleo;

        • 6°. Reeducación y rehabilitación de inválidos;

        • 7°. Servicios sociales;

      • b) A la legislación relativa a los regímenes especiales aplicables:

        • 1°. A los trabajadores agrícolas;

        • 2°. A los trabajadores del mar;

        • 3°. A los servidores domésticos;

        • 4°. A los trabajadores de las minas de carbón;

        • 5 °. A los trabajadores autónomos;

        • 6°. A los trabajadores ferroviarios;

        • 7°. A los artistas;

        • 8°. A los representantes de comercio;

        • 9°. A los escritores de libros;

        • 10°. A los estudiantes;

        • 11°. A los toreros.

    • B. En los Países Bajos, a las legislaciones relativas:

      • a) A las prestaciones de enfermedad y maternidad, (incluídas en su caso las de accidentes y enfermedades profesionales);

      • b) A las prestaciones de incapacidad de trabajo (invalidez, accidentes de trabajo y enfermedados profesionales);

      • c) A las prestaciones de vejez;

      • d) A las prestaciones de supervivencia;

      • e) A las prestaciones de paro;

      • f) A los subsidios familiares.

  • 2 El presente Convenio se aplicará igualmente a todos los actos legislativos o reglamentarios que puedan modificar o complementar las legislaciones enumeradas en el párrafo 1, de este Artículo.

    Asímismo se aplicará:

    • a) A las disposiciones legales o reglamentarias que cubran una nueva rama de la Seguridad Social, con tal de que así se acuerde por las Partes Contratantes;

    • b) A las disposiciones legales o reglamentarias que extiendan los regímenes existentes a nuevas categorías de beneficiarios, siempre que el Gobierno de la Parte Contratante interesada no se oponga a ello en el plazo de tres meses, a partir de la fecha de notificación de la publicación oficial de dichas disposiciones.

Artículo 3

  • 1 Las disposiciones del presente Convenio serán aplicables a los trabajadores espanoles y neerlandeses que estén o hayan estado sujetos a la legislación de una de las Partes Contratantes, así como a sus familiares y a sus supervivientes.

  • 2 Las disposiciones del presente Convenio no serán de aplicación a los miembros de las Representaciones diplomáticas y consulares, ni, en su caso, a los funcionarios pertenecientes a la plantilla de las cancillerías, que sean súbditos del Estado representado.

Artículo 4

Los súbditos de una de las Partes Contratantes a los que sean aplicables las disposiciones del presente Convenio quedarán sujetos a las obligaciones y tendrán derecho a los beneficios de las legislaciones enumeradas en el Artículo 2, en las mismas condiciones que los súbditos de la otra Parte.

Artículo 5

Salvo lo dispuesto en el presente Convenio, las prestaciones por invalidez, vejez y supervivencia, las rentas por accidentes de trabajo o enfermedad profesional, las prestaciones familiares y los subsidios de defunción adquiridos por aplicación de la legislación de una Parte Contratante, no podrán ser objeto de reducción, rnodificación, suspensión, supresión ni retención por el hecho de que el beneficiario no resida en el territorio de esta Parte.

Artículo 6

  • 1 Salvo en lo que se refiere a las prestaciones de vejez y super vivencia, el presente Convenio no puede conferir ni mantener el derecho al beneficio de varias prestaciones de la misma naturaleza o de varias prestaciones por un mismo período de seguro obligatorio.

  • 2 Las cláusulas de reducción, de suspensión o de supresión previstas por la legislación de una Parte Contratante, en caso de acumulación de una prestación con otras prestaciones o con otros ingresos, o debido al ejercicio de una actividad profesional, serán aplicables al beneficiario, incluso cuando se trate de prestaciones adquiridas al amparo de la legislación de la otra Parte Contratante o si se trata de ingresos obtenidos por el ejercicio de una actividad en el territorio de la otra Parte Contratante. Sin embargo, esta norma no se aplicará si el interesado recibe prestaciones de vejez o superviviencia concedidas de conformidad con las disposiciones de las Secciones 1 ó 2 del Capítulo 3.

  • 3 Cuando la aplicación del párrafo 2 suponga la reducción o la suspensión de las prestaciones debidas, por aplicación de la legislación de las dos Partes Contratantes, cada una de ellas no podrá ser reducida ni suspendida, en cuantía superior a la mitad del importe que no sería abonado.

TÍTULO II. Disposiciones que determinan la legislación aplicable

Artículo 7

Sin perjuício de las disposiciones del presente Título, los trabajadores ocupados en el territorio de una de las Partes Contratantes, estarán sometidos a la legislación de esta Parte, aunque residan en el territorio de la otra Parte o aunque su patrono o la sede de la empresa que les ocupe se encuentre en el territorio de la otra Parte.

Artículo 8

El principio establecido en el artículo 7, tendrá las excepciones siguientes:

  • a) Los trabajadores al servicio de una empresa que tenga en el territorio de una de las Partes Contratantes un establecimiento en el que trabajen normalmente y sean enviados por cuenta de la empresa al territorio de la otra Parte Contratante para realizar un trabajo, continuarán sometidos a la legislación de la primera Parte como si continuasen trabajando en su territorio, durante los 24 primeros meses de su trabajo en el territorio de la otra Parte. Si la duración del trabajo se prolongase más de 24 meses continuará aplicándose la legislación de la primera Parte por un nuevo período de 12 meses, como máximo, a condición de que la Autoridad competente de la segunda Parte haya dado su conformidad antes de la terminación del primer período de 24 meses;

  • b) El personal ambulante, al servicio de una empresa que efectúe bien por sí o por cuenta de otro transportes de pasajeros o de mercancías, ferroviarios por carretera, aéreos o de navegación, o la pesca marítima, con su sede en el territorio de una de las Partes Contratantes, quedará sometido a la legislación de esta Parte; sin embargo, los trabajadores empleados en una sucursal o en una representación permanente que la empresa tenga en el territorio de la otra Parte Contratante, quedarán sometidos a la legislación de la Parte Contratante en cuyo territorio se encuentre la sucursal o la representación permanente.

Artículo 9

  • 1 Sin perjuício de lo que establece el párrafo 2, del artículo 3, las disposiciones del artículo 7 son aplicables a los trabajadores que presten servicios en los puestos diplomáticos o consulares de las Partes Contratantes, o que estén al servicio personal de los Agentes de estos puestos.

  • 2 Sin embargo, los trabajadores a que se refiere el párrafo 1 del presente artículo, que sean súbditos de la Parte Contratante representada por el supuesto diplomático o consular, podrán optar por la aplicación de la legislación del Estado representado, en el plazo de tres meses siguientes al comienzo de su trabajo.

Artículo 10

Las Autoridades competentes de las Partes Contratantes, podrán prever, de común acuerdo, excepciones a lo dispuesto en los artículos 7 al 9 del presente Convenio, para determinados trabajadores o grupos de trabajadores.

TÍTULO III. Disposiciones particulares sobre las diferentes clases de prestaciones

CAPÍTULO 1. Enfermedad y maternidad

Artículo 11

Para la adquisición, conservación o recuperación del derecho a prestaciones, cuando un trabajador haya estado sometido sucesiva o alternativamente a la legislación de las dos Partes Contratantes, los períodos de seguro cumplidos en virtud de la legislación de cada una de las Partes Contratantes, serán totalizados siempre que no se superpongan.

Artículo 12

  • 1 El trabajador que haya cumplido períodos de seguro según la legislación de una de las Partes Contratantes, que se traslade al territorio de la otra Parte, tendrá derecho, como asimismo sus familiares, que se encuentren en dicho territorio a las prestaciones previstas por la legislación de la segunda Parte Contratante, en las condiciones siguientes:

    • a) Haber sido apto para el trabajo, en la fecha de su última entrada en el territorio de esta Parte Contratante;

    • b) Haber estado sometido al seguro obligatorio después de la última entrada en dicho territorio;

    • c) Cumplir las condiciones exigidas por la legislación de la segunda Parte Contratante, teniendo en cuenta, en su caso, la totalización de períodos a que se refiere el artículo anterior.

  • 2 Si en los casos a que se refiere el párrafo anterior el trabajador no cumpliera las condiciones previstas en las letras a), b) y c) de dicho párrafo pero tuviera todavía derecho a prestaciones en virtud de la legislación de la Parte Contratante en el territorio de la cual estuvo asegurado, en último lugar antes del traslado de su residencia, si se encontrase en este territorio, conservará el derecho a prestaciones. La Institución competente de esta Parte podrá solicitar a la Institución del lugar de residencia que dé las prestaciones en especie de acuerdo con las modalidades de la legislación aplicable por esta última Institución.

Artículo 13

  • 1 Un trabajador que cumpla las condiciones requeridas por la legislación de una de las Partes Contratantes para tener derecho a prestaciones, se beneficiará de las mismas durante una estancia temporal en el territorio de la otra Parte Contratante cuando su estado requiera inmediata asistencia médica, comprendida la hospitalización.

  • 2 Un trabajador a quien después de habérsele reconocido el derecho a prestaciones a cargo de una Institución de una de las Partes Contratantes sea autorizado por esta Institución para trasladar su residencia al territorio de la otra Parte Contratante, conservará este derecho.

  • 3 Cuando un trabajador tenga derecho a prestaciones, de acuerdo con lo dispuesto en los párrafos anteriores, las prestaciones sanitarias le serán facilitadas, con cargo a la Institución competente, por la Institución del lugar de estancia o de su nueva residencia, según la legislación aplicable por dicha Institución, en particular en lo que se refiere a la extensión y modalidades del servicio de las prestaciones en especie; sin embargo, la duración de las prestaciones será la prevista por la legislación del país competente.

  • 4 En los casos previstos en los párrafos 1 y 2, del presente artículo, la concesión de prótesis, grandes aparatos (ortopédicos) y de otras prestaciones sanitarias de gran importancia, estará subordinada - salvo en caso de urgencia absoluta - a la condición de que la Institución competente dé su autorización.

  • 5 Las prestaciones económicas en los casos previstos en los párrafos 1 y 2 del presente artículo, serán abonados de acuerdo con la legislación del país competente. Estas prestaciones podrán ser abonadas por una Institución del otro país, por cuenta de la Institución competente, según las modalidades que se fijen en un Acuerdo Administrativo.

  • 6 Las disposiciones de los párrafos anteriores se aplicarán, por analogía, a los familiares durante una estancia temporal en el territorio de la otra Parte Contratante o cuando trasladen su residencia al territorio de la otra Parte Contratante después de producirse el hecho causante de la enfermedad o maternidad.

Artículo 14

  • 1 Los familiares de un trabajador que esté afiliado a una Institución de una de las Partes Contratantes, se beneficiarán de las prestaciones sanitarias, cuando resida en el territorio de la otra Parte Contratante, como si el trabajador estuviese afiliado a la Institución del lugar de su residencia. La extensión, duración y modalidades para la concesión de estas prestaciones, serán determinadas de conformidad con la legislación aplicable por esta Institución.

  • 2 Cuando los familiares trasladen su residencia al territorio del país competente, se beneficiarán de las prestaciones sanitarias de acuerdo con la legislación de dicho país. Esta norma será igualmente aplicable cuando los familiares se hubieran ya beneficiado por el mismo proceso de enfermedad o de maternidad de las prestaciones facilitadas por la Institución de la Parte Contratante en cuyo territorio hubiesen residido antes del traslado; sí la legislación aplicable por la Institución Competente prevé una duración máxima para la concesión de las prestaciones se tendrá en cuenta el período de disfrute de las mismas inmediatamente anterior al traslado de la residencia.

  • 3 Cuando los familiares a que se refiere el párrafo 1, del presente artículo desempeñen en el país de residencia una actividad laboral o sean beneficiarios de una pensión o de una renta que les dé derecho a prestaciones sanitarias, no le serán aplicables las disposiciones del presente artículo.

Artículo 15

Cuando por aplicación del presente Capítulo un trabajador o uno de sus familiares tenga derecho a prestaciones de maternidad por aplicación de las legislaciones de las dos Partes Contratantes, será aplicable la legislación en vigor en el territorio de la Parte Contratante donde se produzca el nacimiento, teniendo en cuenta, en la medida necesaria, los períodos de seguro cumplidos según la legislación de la otra Parte Contratante.

Artículo 16

  • 1 Cuando un titular de pensiones o rentas debidas en virtud de las legislaciones de las dos Partes Contratantes resida en el territorio de una de ellas y tenga derecho a prestaciones sanitarias en virtud de la legislación de esta Parte, le serán concedidas así como a sus familiares por la Institución del lugar de residencia, como si fuera titular de una pensión o de una renta debida exclusivamente en virtud de la legislación del país de residencia. Dichas prestaciones estarán a cargo de la Institución del lugar de residencia.

  • 2 Cuando un titular de una pensión o de una renta debida en virtud de la legislación de una de las Partes Contratantes resida en el territorio de la otra Parte Contratante, las prestaciones sanitarias a las que tenga derecho, por aplicación de la legislación de la primera Parte, le serán facilitadas así como a sus familiares por la Institución del lugar de su residencia.

  • 3 Cuando el titular de una pensión o renta debida en virtud de la legislación de una de las Partes Contratantes tenga derecho a las prestaciones sanitarias por aplicación de la legislación de la Parte Contratante en cuyo territorio resida, disfrutará de dichas prestaciones, al igual que sus familiares durante una estancia temporal en el territorio de la otra Parte cuando su estado requiera inmediatamente prestaciones. Estas serán otorgadas por la Institución del lugar de estancia según las disposiciones de la legislación por ella aplicada. Las disposiciones del artículo 13, párrafo 4, serán aplicables por analogía.

  • 4 Si la legislación de una Parte Contratante prevé el pago de cotizaciones por el titular de una pensión o de una renta para la cobertura de prestaciones sanitarias la Institución deudora de la pensión o de la renta, a cuyo cargo se encuentran las prestaciones sanitarias, está autorizada para efectuar los descuentos a que se refiere el presente párrafo.

Artículo 17

  • 2 El reembolso será determinado y efectuado según modalidades que deberán fijarse en un Acuerdo Administrativo; el reembolso podrá ser realizado por medio de sumas a tanto alzado.

CAPÍTULO 2. Invalidez

Artículo 18

Para la adquisición, conservación o recuperación del derecho a prestaciones de invalidez, cuando un asegurado haya estado sometido sucesiva o alternativamente a las legislaciones de las dos Partes Contratantes, los períodos de seguro cumplidos por aplicación de la legislación de cada una de las Partes Contratantes, serán totalizados siempre que no se superpongan.

Artículo 19

Las prestaciones económicas de invalidez se concederán de acuerdo con la legislación aplicable al interesado en el momento de producirse la incapacidad para el trabajo, seguida de invalidez, y estarán a cargo de la Institución que sea competente, de acuerdo con dicha legislación.

Artículo 20

Si el interesado, teniendo en cuenta la totalizacíon de períodos de seguro a que se refiere el artículo 18, no satisfaciera las condiciones requeridas para tener derecho a las prestaciones económicas de invalidez de la legislación que le fuera aplicable en el momento de producirse la incapacidad para el trabajo, seguida de invalidez, pero tuviera aún derecho a prestaciones en virtud de la legislación de la Parte Contratante en cuyo territorio estuvo asegurado inmediatamente antes, o lo hubiera tenido de encontrarse en dicho territorio, se beneficiará de dichas prestaciones en el país al que se haya trasladado. Estas prestaciones estarán a cargo de la Institución de la Parte Contratante anteriormente referida, de conformidad con la legislación que ella aplique.

Artículo 21

  • 1 Si el asegurado, después de la suspensión de una prestación de invalidez, recupera su derecho, se reanudará el derecho a las prestaciones a cargo de la institución deudora de la prestación primitivamente concedida si la causa de la invalidez es imputable a la enfermedad que motivó la concesión de la prestación.

  • 2 Si después de la supresión de una prestación de invalidez, el estado del asegurado justifica la concesión de una nueva prestación de invalidez, esta última se determinará de acuerdo con las reglas establecidas en los artículos 18 al 20.

Artículo 22

Un trabajador con derecho a prestaciones económicas de invalidez a cargo de una Institución de una de las Partes Contratantes que resida en el territorio de dicha Parte, conservará este beneficio cuando traslade su residencia al territorio de la otra Parte. Sin embargo, antes del traslado el trabajador debe obtener autorización de la Institución competente. La autorización no podrá ser denegada mas que en el caso de que el desplazamiento del interesado pueda afectar a su estado de salud o a la aplicación de un tratamiento médico.

CAPÍTULO 3. Vejez, muerte y supervivencia

SECCIÓN 1. Disposiciones particulares relativas a la aplicación de la legislación española

Artículo 23

  • 1 Para la adquisición, conservación o recuperación del derecho a prestaciones, cuando un asegurado haya estado sometido, sucesiva o alternativamente, a la legislación de las dos Partes Contratantes, los períodos de seguro cumplidos en virtud de la legislación de cada una de las Partes serán totalizados, siempre que no se superpongan.

  • 2 Los períodos de seguro cumplidos por súbditos de una de las Partes Contratantes en terceros países, serán asimismo, tomados en consideración y totalizados con los períodos de seguro cumplidos en los Países Bajos, para la apertura del derecho y para el cálculo de las prestaciones de vejez y de supervivencia, siempre que el Estado español haya convenido disposiciones similares con estos terceros países.

  • 3 Cuando la legislación española subordine la concesión de ciertas prestaciones a la condición de que los períodos del Seguro hayan sido cumplidos en una profesión sujeta a un régimen especial, para la apertura del derecho a estas prestaciones, solamente serán totalizados los períodos de empleo cumplidos en la misma profesión, en los Países Bajos o en un tercer país en los supuestos a que se refiere el párrafo 2 de este artículo. Si a pesar de la totalización de los indicados períodos, el asegurado no cumple las condiciones que le permitan beneficiarse de dichas prestaciones, los períodos de que se trate serán igualmente totalizados para la apertura de derecho a prestaciones del régimen general español.

Artículo 24

  • 1 Las prestaciones a que se refiere el artículo 23 del presente Convenio, a las que un asegurado o sus supervivientes puedan tener derecho en virtud de la legislación española, serán liquidadas de la manera siguiente:

    • a) La Institución española determinará según su propria legislación, si el interesado reúne las condiciones requeridas para tener derecho a las prestaciones previstas por esta legislación, teniendo en cuenta la totalización de períodos a que se refiere el artículo anterior;

    • b) Si el derecho se adquiriese en virtud de lo dispuesto en el apartado anterior, dicha Institución determinará, en primer lugar, la cuantía de la prestación que correspondería al interesado si todos los períodos de seguro, totalizados de acuerdo con las normas a que se refiere el artículo anterior, se hubieran cumplido, exclusivamente, bajo su propia legislación; sobre la base de dicho importe, la Institución fijará la cuantía debida, a prorrata de la duración de los períodos cumplidos bajo dicha legislación, antes de producirse el hecho causante y la duración total de los períodos cumplidos bajo las legislaciones de las Partes Contratantes y, en su caso, de terceros países; este importe constituye la prestación debida al interesado por la Institución española.

  • 2 Si el importe de la prestación a la cual el interesado pueda pretender, sin aplicarse lo dispuesto en el artículo 23, por los períodos de seguro cumplidos exclusivamente en virtud de la legislación española, es superior al importe total que supondría la aplicación del párrafo anterior, del presente artículo, tendrá derecho, por parte de la Institución española, a un complemento igual a la diferencia.

SECCIÓN 2. Disposiciones particulares relativas a la aplicación de la legislación neerlandesa

Artículo 25

Las Instituciones neerlandesas calcularán las pensiones del seguro de vejez directa y exclusivamente en función de los períodos de seguro cumplidos por aplicación de la legislación neerlandesa.

Artículo 26

  • 1 Para el cálculo de la pensión de vejez de un trabajador casado, serán tomados en consideración asimismo los períodos anteriores a la fecha en que la esposa haya cumplido 65 años de edad en los cuales la misma haya residido durante su matrimonio con aquél en territorio español, siempre que estos períodos coincidan con los de seguro cumplidos por el marido al amparo de la legislación neerlandesa.

  • 2 Para el cálculo de la pensión de vejez de una viuda de un trabajador que haya cumplido al amparo de la legislación neerlandesa períodos de seguro, serán totalizados los períodos anteriores a la fecha en que aquélla cumplió 65 años de edad y en los cuales ha residido durante su matrimonio con aquél en territorio español, siempre que estos períodos coincidan con los períodos de seguro cumplidos por su marido al amparo de esta legislación.

  • 3 No se totalizarán los períodos computables por aplicación de los párrafos 1 y 2 anteriores cuando coincidan con períodos tenidos en cuenta para el cálculo de la pensión de vejez debida por aplicación de la legislación española, o con períodos durante los cuales la beneficiaría haya percibido una pensión de vejez por aplicación de dicha legislación.

Artículo 27

  • 1 Las pensiones previstas en las disposiciones transitorias de la legislación neerlandesa del seguro general de vejez para las personas que en 1° de enero de 1957 han alcanzado la edad de 65 años, se concederán a los súbditos españoles en las mismas condiciones que a los súbditos neerlandeses.

  • 2 Los beneficios previstos en las disposiciones transitorias de la legislación neerlandesa del seguro general de vejez para las personas cuya edad estuviese comprendida entre los 15 y los 65 años, en 1° de enero de 1957, serán concedidos a los súbditos españoles en las mismas condiciones que a los súbditos neerlandeses.

Artículo 28

  • 1 Si un trabajador al que se aplique el presente Convenio, en el momento de su fallecimiento estuviera afiliado y en alta de acuerdo con la legislación española y ha cumplido períodos de seguro bajo la legislación neerlandesa relativa a las prestaciones de supervivencia, si viuda tendrá derecho a una pensión por aplicación de esta última legislación.

  • 2 El importe de la pensión, a que se refiere el párrafo anterior se calculará teniendo en cuenta la relación existente entre la duración efectiva del seguro individual del causante bajo la legislación neerlandesa relativa a las prestaciones de supervivencia, y la duración máxima posible para el mismo asegurado de dicho seguro bajo esta legislación.

Artículo 29

Los beneficios derivados de las disposiciones transitorias de la legislación neerlandesa sobre el seguro general de viudas y huérfanos por los fallecimientos ocurridos antes del 1° de octubre de 1959, se concederán a los súbditos españoles en las mismas condiciones que a los súbditos neerlandeses.

SECCIÓN 3. Subsidio de defunción

Artículo 30

  • 1 Cuando un trabajador sometido a la legislación de una Parte Contratante o un titular de una pensión o renta fallezca en el territorio de la otra Parte, el fallecimiento será considerado como si hubiese ocurrido en el territorio de la primera Parte.

  • 2 La Institución competente tomará a su cargo el subsidio de defunción, incluso si el beneficiario se econtrase en el territorio de la otra Parte Contratante.

CAPÍTULO 4. Accidentes de trabajo y enfermedades profesionales

Artículo 31

  • 1 Un trabajador asegurado en virtud de la legislación española, víctima de un accidente de trabajo o de una enfermedad profesional en territorio neerlandés, o que reconocido como beneficiario de prestaciones por la legislación española traslade su residencia al territorio neerlandés, tendrá derecho a prestaciones sanitarias que le serán facilitadas por la Institución neerlandesa del lugar de estancia o de la nueva residencia, a cargo de la Institución competente española.

  • 2 Cuando un trabajador tenga derecho a prestaciones de conformidad con las disposiciones del párrafo anterior, las prestaciones sanitarias le serán facilitadas por la Institución neerlandesa del lugar de estancia, o de su nueva residencia, de acuerdo con las disposiciones de la legislación aplicable por dicha Institución, en particular por lo que respecta a la extensión y modalidades de servicio de las prestaciones sanitarias; sin embargo, la duración de estas prestaciones será la prevista por la legislación española.

  • 3 Las prestaciones económicas se abonarán, en los casos a que se refiere el presente artículo, de conformidad con las normas del artículo 13, párrafo 5.

Artículo 32

En los casos de cambio de residencia a que se refiere el párrafo 1, del artículo anterior, el trabajador que tenga derecho a prestaciones, antes del traslado, deberá obtener autorización de la Institución deudora de las prestaciones. Esta Institución no podrá denegar la autorización mas que en el caso en que por informe médico se compruebe que el estado de salud del trabajador impide el traslado de residencia al territorio de la otra Parte Contratante.

Artículo 33

  • 1 Las prestaciones sanitarias facilitadas en los casos a que se refiere el artículo 31 serán objeto de reembolso por parte de las Instituciones competentes a las que las hayan servido.

  • 2 El reembolso será determinado y efectuado de acuerdo con las modalidades que por las Autoridades competentes se establezcan en un Acuerdo Administrativo, bien por justificación de gastos reales, bien sobre la base de cantidades a tanto alzado.

CAPÍTULO 5. Desempleo

Artículo 34

Para la adquisición del derecho a prestaciones, cuando un trabajador haya estado sometido sucesiva o alternativamente a la legislación de las dos Partes Contratantes, los períodos de seguro o de empleo cumplidos bajo la legislación de cada una de las Partes Contratantes, serán totalizados siempre que no se superpongan.

Artículo 35

El trabajador de una de las Partes Contratantes que se traslade al territorio de la otra Parte tendrá derecho, en tanto permanezca en dicho territorio, a las prestaciones de desempleo previstas por la legislación de la segunda Parte Contratante, siempre que:

  • a) Haya sido admitido al trabajo de acuerdo con las disposiciones de la legislación relativa a la colocación de trabajadores extranjeros;

  • b) Cumpla con las condiciones requeridas por la legislación de la segunda Parte Contratante, teniendo en cuenta la totalización de períodos a que se refiere el artículo anterior.

CAPÍTULO 6. Prestaciones familiares

Artículo 36

Si la legislación española subordina la adquisición del derecho a prestaciones familiares al cumplimiento de períodos de seguro, la Institución competente española tendrá en cuenta, en la medida necesaria, los períodos de seguro cumplidos bajo la legislación neerlandesa.

Artículo 37

  • 1 Un trabajador asegurado con arreglo a la legislación española, que tenga familiares que residan o se eduquen en territorio holandés, tendrá derecho por dichos familiares, teniendo en cuenta, en su caso, la totalización de períodos a que se refiere el artículo anterior, a las prestaciones familiares según las disposiciones de la legislación española, incluso si el trabajador es considerado como residente en territorio neerlandés.

  • 2 Un trabajador asegurado según la legislación neerlandesa que tenga hijos que residan o se eduquen en territorio español, tendrá derecho, por dichos hijos, a los subsidios familiares según las disposiciones de la legislación neerlandesa incluso si el trabajador es considerado como residente en territorio español.

  • 3 Si la legislación de una Parte Contratante prevé prestaciones familiares para los beneficiarios de una pensión o de una renta, tendrán derecho a estas prestaciones los beneficiarios de una pensión o de una renta, que sean considerados como residentes en el territorio de la otra Parte.

  • 4 Si en el curso de un mismo período se deben prestaciones familiares por un mismo hijo, en virtud de las legislaciones de las dos Partes Contratantes, solamente serán abonadas las prestaciones familiares debidas en virtud de la legislación de la Parte Contratante en cuyo territorio resida o se eduque el hijo.

  • 5 Los subsidios familiares debidos en virtud de la legislación neerlandesa, a los trabajadores españoles cuyos hijos residen en España, serán pagados directamente a la persona en España tenga a su cargo estos hijos.

TÍTULO IV. Disposiciones diversas

Artículo 38

Las Autoridades competentes:

  • a) Adoptarán los Acuerdos Administrativos necesarios para la aplicación del presente Convenio.

  • b) Se comunicarán las informaciones relativas a las medidas tomadas para la aplicación del presente Convenio.

  • c) Se comunicarán las informaciones sobre las modificaciones de su legislación.

  • d) Regularán de común acuerdo las modalidades para el control médico y administrativo.

Artículo 39

Para la aplicación del presente Convenio las Autoridades y las Instituciones encargadas de su ejecución, se prestarán sus buenos oficios y actuarán como si se tratase de la aplicación de su propia legislación.

Artículo 40

  • 1 La exención o reducción de tasas, de timbres, de derechos de secretaría o registro, previstos por la legislación de una de las Partes Contratantes, para los oficios y documentos que se produzcan en aplicación de la legislación de esta Parte, se extenderá a los oficios y documentos análogos que se produzcan en aplicación de la legislación de la otra Parte Contratante o del presente Convenio.

  • 2 Todas las actas, documentos y oficios de cualquier naturaleza necesarios para la ejecución del presente Convenio, quedan dispensados del visado de legalización de las Autoridades diplomáticas y consulares y de los derechos de Cancillería.

Artículo 41

  • 1 Para la aplicación del presente Convenio, las Instituciones se comunicarán directamente entre sí, por correspondencia, en lengua francesa.

  • 2 Las Instituciones y las Autoridades de una de las Partes Contratantes no podrán rechazar las instancias u otros documentos que se les dirijan, por el hecho de estar redactados en la lengua oficial de la otra Parte Contratante.

Artículo 42

Las solicitudes, declaraciones o recursos que deban ser presentados, por aplicación de la legislación de una de las Partes Contratantes, en un plazo determinado ante una Autoridad, Institución u Organismo de esta Parte, serán admitidos si se presentan en el mismo plazo ante una Autoridad, una Institución u otro Organismo correspondiente de la otra Parte Contratante. En este caso, la Autoridad, la Institución u Organismo que lo haya recibido, tramitará sin retraso dichas solicitudes, declaraciones o recursos a la Autoridad, Institución u Organismo competente de la primera Parte, bien directamente, bien por mediación de los Organismos de enlace de las Partes Contratantes.

Artículo 43

  • 1 Las Instituciones de una Parte Contratante que en virtud del presente Convenio sean deudoras de prestaciones económicas a los beneficiarios que se encuentren en el territorio de la otra Parte, se liberarán válidamente, mediante el pago en moneda de la primera Parte.

    Cuando sean deudoras de cantidades a las Instituciones que se encuentren en el territorio de la otra Parte Contratante, deberán liquidarlas en la moneda de esta última Parte.

  • 2 Las transferencias en dinero, para la aplicación del presente Convenio, se efectuarán conforme a los Acuerdos de pagos en vigor entre las dos Partes Contratantes en el momento de la transferencia.

Artículo 44

Si una persona es beneficiaria de prestaciones al amparo de la legislación de una Parte Contratante, por una contingencia causada o sobrevenida en el territorio de la otra Parte Contratante, los derechos de la Institución deudora de las prestaciones frente a tercero responsable de la reparación del daño, se regularán de la forma siguiente:

  • a) Cuando la Institución deudora se haya subrogado, en virtud de la legislación aplicable por la misma, en los derechos que el beneficiario ostente frente a terceros, la otra Parte Contratante reconocerá tal subrogación.

  • b) Cuando la Institución deudora tenga derecho frente a terceros, la otra Parte Contratante reconocerá este derecho.

Artículo 45

  • 1 Toda diferencia que surja entre las Partes Contratantes sobre la interpretación o aplicación del presente Convenio, será objeto de negociación directa, entre las Autoridades competentes de las Partes Contratantes.

  • 2 Si la diferencia no pudiera ser resuelta de este modo, en un plazo de seis meses, a partir del comienzo de las negociaciones, será sometida a una comisión arbitral, cuya composición y procedimiento se determinarán por acuerdo entre las Partes Contratantes.

    La comisión arbitral deberá resolver la diferencia según los principios fundamentales y el espíritu del presente Convenio. Sus decisiones serán obligatorias y definitivas.

Artículo 46

  • 1 Cuando una Institución de una Parte Contratante haya efectuado un anticipo al titular de prestaciones, esta Institución o, a su solicitud, la Institución competente de la otra Parte Contratante, podrá descontar el anticipo de los pagos a los que el titular tenga derecho.

  • 2 Cuando el titular se haya beneficiado de la Asistencia Pública de una Parte Contratante, durante un período por el que tuviera derecho a prestaciones económicas, el importe de estas prestaciones será retenido por el Organismo pagador, a solicitud de la Institución de asistencia y, a su favor, hasta alcanzar el importe de las prestaciones abonadas en concepto de tal asistencia.

TÍTULO V. Disposiciones transitorias y finales

Artículo 47

  • 1 El presente Convenio no confiere derecho alguno a prestaciones por un período anterior a la fecha de su entrada en vigor.

  • 2 Todo período de seguro cumplido bajo la legislación de una de las Partes Contratantes, antes de la entrada en vigor del presente Convenio, será tomado en consideración para la determinación del derecho a prestaciones conforme a sus disposiciones.

  • 3 Sin perjuício de las disposiciones del párrafo 1, del presente artículo, se tendrá derecho a una pensión o renta, en virtud del presente Convenio, aunque se refiera a un hecho anterior a la fecha de su entrada en vigor.

  • 4 A partir de la entrada en vigor del presente Convenio toda pensión o renta que no haya sido liquidada o que haya sido suspendida por causa de la nacionalidad del interesado o por residir en el territorio de la otra Parte Contratante, será, a solicitud del interesado, concedida o reestablecida, salvo que los derechos anteriormente reconocidos no hayan dado lugar a una entrega de capital.

  • 5 Los derechos de los interesados que han obtenido, con anterioridad a la entrada en vigor del presente Convenio, la liquidación de una pensión o una renta podrán ser revisados a su petición, teniendo en cuenta las disposiciones de este Convenio.

  • 6 En cuanto a los derechos derivados de la aplicación de los párrafos 4 y 5 anteriores, en lo que respecta a su caducidad y prescripción, no se aplicarán a los interesados las disposiciones previstas por las legislaciones de las Partes Contratantes, si la solicitud se presenta dentro de un plazo de dos años, a contar de la entrada en vigor del presente Convenio. Si la solicitud se presenta después de la expiración del indicado plazo, el derecho a las prestaciones que no estén afectadas por la caducidad o prescripción se adquirirá a partir de la fecha de la solicitud, salvo disposiciones más favorables de la legislación de la Parte Contratante en cuestión.

Artículo 48

Cada una de las Altas Partes Contratantes notificará a la otra el cumplimiento por su parte de los necesarios requisitos constitucionales para que sea aplicable el presente Convenio. Este entrará en vigor el primer día del segundo mes siguiente a aquél en que se haya recibido la última de estas notificaciones.

Artículo 49

A partir de la entrada en vigor del presente Convenio, quedan derogadas las disposiciones del Convenio entre España y los Países Bajos, firmado en Madri el 17 de diciembre de 1.962.

Artículo 50

El presente Convenio se establece con una duración indefinida. Podrá ser denunciado por cada una de las Partes Contratantes. La denuncia deberá ser notificada, lo más tarde, con seis meses de antelación a la terminación del año en curso, en tal caso, el Convenio dejará de estar en vigor a la expiración de dicho año.

Artículo 51

  • 1 En caso de denuncia del presente Convenio, se mantendrá todo derecho adquirido por aplicación de sus disposiciones.

  • 2 Los derechos en curso de adquisición relativos a los períodos de seguro cumplidos con anterioridad a la fecha en que haya tenido efecto la denuncia no se extinguirán por tal causa; su conservación será determinada de común acuerdo para el período posterior o, en defecto de tal acuerdo, por la legislación aplicable por la Institución interesada.

EN FE DE LO CUAL los Plenipotenciarios, debidamente autorizados, firman el presente Convenio.

HECHO en Madrid, el 5 de febrero de 1.974 en cuatro ejemplares, dos en lengua holandesa y dos en lengua española, haciendo fé, igualmente, ambos textos.

Por el Reino de los Países Bajos:

El Embajador del Reino de los Países Bajos

(fdo.) E. J. LEWE VAN ADUARD

Barón Evert Joost, Lewe van Aduard

Por el Estado español:

El Ministro de Asuntos Exteriores

(fdo.) PEDRO CORTINA MAURI

Pedro Cortina Mauri

PROTOCOLO FINAL

Con ocasión de la firma, en el día de hoy, del Convenio de Seguridad Social entre el Reino de los Países Bajos y el Estado español, los Plenipotenciarios de las dos Partes Contratantes abajo firmantes han constatado su acuerdo sobre los puntos siguientes:

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1984. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1. Se considera como trabajador, para la concesión de prestaciones sanitarias a cargo de las Instituciones neerlandesas en aplicación de los artículos 13 y 14 del Convenio, a toda persona inscrita en una Caja de Enfermedad como asegurado obligatorio o voluntario.

  • 2. Para la concesión de prestaciones sanitarias a cargo de las Instituciones neerlandesas, en aplicación del artículo 16, párrafo 3° del Convenio, se considera asimismo como titular de una pensión o renta con derecho a prestaciones sanitarias a toda persona inscrita en una Caja de Enfermedad, bien en el seguro voluntario o en el seguro voluntario para ancianos.

HECHO en Madrid, el 5 de febrero de 1.974 en cuatro ejemplares, dos en lengua neerlandesa y dos en lengua española, haciendo fé, igualmente, ambos textos.

Por el Reino de los Países Bajos:

El Embajador del Reino de los Países Bajos

(fdo.) E. J. LEWE VAN ADUARD

Barón Evert Joost, Lewe van Aduard

Por el Estado español:

El Ministro de Asuntos Exteriores

(fdo.) PEDRO CORTINA MAURI

Pedro Cortina Mauri

Naar boven