Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering [...] het internationale personen- en goederenvervoer over de weg, 's-Gravenhage, 29-01-1974

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 06-08-1985 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk Denemarken inzake het internationale personen- en goederenvervoer over de weg

Authentiek : EN

Agreement between the Government of the Kingdom of Denmark and the Government of the Kingdom of the Netherlands on the International transport of passengers and goods by road

The Government of the Kingdom of Denmark and the Government of the Kingdom of the Netherlands;

Desirous of promoting the development of transport of passengers and goods between their two countries in the interest of their economic relations;

Having decided to conclude an Agreement with the object of consolidating existing facilities and creating additional facilities;

Have agreed as follows:

Article 1

The Contracting Parties shall in accordance with the regulations of the European Economic Community concerned allow any carrier established in the territory of the other Contracting Party to carry out without any special licence the following forms of international occasional transport services into and through its territory.

  • (a) Closed-door circular tours.

  • (b) Services wherein the outward journey is laden and the return journey unladen.

  • (c) Services wherein the outward journey is unladen, provided that all passengers are picked up at the same point and that they:

    • (i) are covered, as a group, by contracts of carriage entered into before their arrival in the country where they are to be picked up; or

    • (ii) had been previously conveyed, by the same operator, in the course of a trip of the kind referred to under (b) above, to the country where they are to be picked up and then brought out of that country; or

    • (iii) had been invited to visit the country of the other Contracting Party, the transport costs being borne by the person inviting them. Such passengers must constitute a homogeneous group not made up solely for the purpose of the journey.

Article 2

Applications for licences for other forms of international occasional transport services shall be submitted to the competent authorities of the Contracting Party in whose territory the carrier is established, who transmit these applications to the competent authorities of the other Contracting Party with their remarks.

Article 3

Applications for licences for the international transport of passengers by shuttle services shall be examined by the competent authorities of the two Contracting Parties in accordance with the regulations of the European Economic Community concerned.

Article 4

Applications for licences for the international transport of passengers by regular services shall be examined by the competent authorities of the two Contracting Parties in accordance with the regulations of the European Economic Community concerned.

Article 5

The provisions in the articles 1-4 apply to vehicles, registered or being used to carry more than nine persons, the driver included.

Article 6

Each of the Contracting Parties shall allow any carrier established in the territory of the other Contracting Party and holding a national licence for the international transport of goods, to carry out without any special licence transport of goods:

  • (a) between any point in its territory and any point in the territory of the other Contracting Party,

  • (b) between any point in a third country and any point in its territory,

  • (c) in transit through its territory.

Article 7

Nothing in this Agreement shall be held to permit carriers established in the territory of one of the Contracting Parties to carry goods which are loaded at any point in the territory of the other Contracting Party to any other point in the same territory.

Article 8

Except as otherwise provided in this Agreement, carriers established in the territory of one of the Contracting Parties have to comply with the laws in force in the territory of the other Contracting Party.

Article 9

  • 1 In the event of any infringement of the provisions of this Agreement or of the laws and regulations in force in the territory of one of the Contracting Parties by a carrier established in the territory of the other Contracting Party, the competent authority of the Contracting Party in whose territory the infringement occurred may without prejudice to the penal provisions in force in the two countries, decide to exclude the carrier either temporarily or permanently from performing carriage in the territory of that Contracting Party. Such decision shall not be taken without consulting the authorities of the other Contracting Party.

  • 2 A decision as aforesaid shall be communicated to the competent authority of the other Contracting Party; that authority shall notify the carrier of the decision.

  • 3 If no decision of exclusion is made, the competent authority of the Contracting Party in whose territory the infringement occurred may notify the competent authority of the other Contracting Party of the infringement, and that authority will take such steps as are provided by its national laws.

Article 10

  • 1 Vehicles of carriers established in the territory of one of the Contracting Parties when engaged in international transport under the provisions of this Agreement shall be exempted from taxes and charges levied on the circulation or possession of vehicles as well as from special taxes or charges on transport operations in the territory of the other Contracting Party.

  • 2 The exemption shall not apply to tolls.

Article 11

  • 1 The fuel contained in the ordinary tanks of the vehicles mentioned in Article 10 as well as the lubricants and spare parts destined for those vehicles shall in the territory of the other Contracting Party be exempted from import duties and import taxes without any prohibition or restriction.

  • 2 Unused spare parts shall be re-exported and replaced parts re-exported, destroyed or abandoned in conformity with the regulations in force in the territory where the vehicle is operating.

Article 12

The competent authorities of the two Contracting Parties shall consult each other on all problems arising from the implementation of this Agreement.

Article 13

With respect to the Kingdom of the Netherlands this Agreement shall apply only to the territory of the Kingdom in Europe.

Article 14

  • 1 This Agreement replaces the Agreement of 13th November, 1957, between the Kingdom of Denmark and the Kingdom of the Netherlands concerning international transport by road. It shall enter into force thirty days after the Contracting Parties have informed each other in writing that the measures necessary to give effect to the Agreement in their respective territories have been taken.

  • 2 After this Agreement has been in force for one year it may be denounced by any of the Contracting Parties at six months’ notice.

IN WITNESS WHEREOF the undersigned, being duly authorized thereto, have signed the present Agreement.

DONE at The Hague in two copies in the English language this 29th of January 1974.

For the Government of the Kingdom of the Netherlands:

(sd.) M. VAN DER STOEL

For the Government of the Kingdom of Denmark:

(sd.) BIRGER KRONMANN

Vertaling : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk Denemarken inzake het internationale personen- en goederenvervoer over de weg

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk Denemarken;

Geleid door de wens de ontwikkeling van het personen- en goederenvervoer tussen hun beide landen in het belang van hun economische betrekkingen te bevorderen;

Besloten hebbende een overeenkomst te sluiten ten einde de bestaande faciliteiten te bevestigen en verdere faciliteiten te scheppen,

Zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1

De Overeenkomstsluitende Partijen staan overeenkomstig de desbetreffende verordeningen van de Europese Economische Gemeenschap vervoerders, die op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn gevestigd toe, zonder bijzondere vergunningen de volgende vormen van internationaal ongeregeld vervoer naar en over haar grondgebied uit te voeren:

  • a. gesloten rondritten;

  • b. vervoer waarbij de heenreis met reizigers en de terugreis zonder reizigers plaatsvindt;

  • c. vervoer waarbij de heenreis zonder reizigers plaatsvindt op voorwaarde dat alle reizigers op dezelfde plaats worden opgenomen en dat zij

    • (i) in groepsverband reizen volgens vervoersovereenkomsten, gesloten vóór hun aankomst in het land waar zij zullen worden opgenomen; of

    • (ii) reeds op een eerder tijdstip door dezelfde vervoerder overeenkomstig het bepaalde, als bedoeld in letter b, werden vervoerd naar het land, waar zij zullen worden opgenomen en vervolgens uit dit land worden vervoerd, of

    • (iii) zijn uitgenodigd zich naar het land van de andere Overeenkomstsluitende Partij te begeven, waarbij de vervoerskosten ten laste komen van degene die deze uitnodiging deed. Deze reizigers dienen een homogene groep te vormen, die niet uitsluitend met het oog op het vervoer is samengesteld.

Artikel 2

Aanvragen voor vergunningen voor andere vormen van internationaal ongeregeld vervoer dienen te worden gericht aan de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de vervoerder is gevestigd, die deze aanvragen met hun opmerkingen doorzenden aan de bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 3

Aanvragen voor vergunningen voor internationaal pendelvervoer worden door de bevoegde autoriteiten van de beide Overeenkomstsluitende Partijen beoordeeld overeenkomstig de desbetreffende verordeningen van de Europese Economische Gemeenschap.

Artikel 4

Aanvragen voor vergunningen voor internationaal geregeld vervoer worden door de bevoegde autoriteiten van de beide Overeenkomstsluitende Partijen beoordeeld overeenkomstig de desbetreffende verordeningen van de Europese Economische Gemeenschap.

Artikel 5

Het bepaalde in de artikelen 1 t/m 4 is van toepassing op motorvoertuigen die staan ingeschreven of worden gebruikt voor het vervoer van meer dan negen personen, de bestuurder inbegrepen.

Artikel 6

Elk der Overeenkomstsluitende Partijen staat vervoerders die op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn gevestigd en die in het bezit zijn van een nationale vergunning voor het internationale goederenvervoer, toe zonder bijzondere vergunningen goederenvervoer te verrichten

  • a. tussen enige plaats op haar grondgebied en enige plaats op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij,

  • b. tussen enige plaats in een derde land en enige plaats op haar grondgebied,

  • c. in doorvoer over haar grondgebied.

Artikel 7

Niets in deze Overeenkomst wordt geacht vervoerders die op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen zijn gevestigd, toe te staan goederen te vervoeren die zijn geladen op enige plaats op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij naar enige andere plaats op hetzelfde grondgebied.

Artikel 8

Tenzij in deze Overeenkomst anders bepaald, dienen vervoerders die op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen zijn gevestigd, de wetten die van kracht zijn op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij na te leven.

Artikel 9

  • 1 In geval van overtreding van de bepalingen van deze Overeenkomst of van de wetten en verordeningen die van kracht zijn op het grondgebied van een van de Overeenkomstsluitende Partijen door een vervoerder die is gevestigd op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, kunnen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de overtreding plaatsvond, onder voorbehoud van de straf wettelijke bepalingen die in beide landen van kracht zijn, de vervoerder hetzij tijdelijk, hetzij blijvend uitsluiten van het verrichten van vervoersdiensten op het grondgebied van deze Overeenkomstsluitende Partij. Een zodanige beslissing wordt niet genomen dan na overleg met de autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

  • 2 Een zodanige beslissing dient te worden medegedeeld aan de bevoegde autoriteit van de andere Overeenkomstsluitende Partij; deze autoriteit stelt de vervoerder in kennis van de beslissing.

  • 3 Indien geen beslissing tot uitsluiting is genomen, kan de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de overtreding plaatsvond, de bevoegde autoriteit van de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis stellen van de overtreding, en deze autoriteit neemt de maatregelen waarin haar nationale wetgeving voorziet.

Artikel 10

  • 1 Voertuigen van vervoerders die gevestigd zijn op het grondgebied van een van de Overeenkomstsluitende Partijen, zijn bij het verrichten van internationaal vervoer overeenkomstig het bepaalde in deze Overeenkomst, vrijgesteld van belastingen en heffingen op het rijden met of het bezit van motorvoertuigen, alsmede van bijzondere belastingen of heffingen op vervoer verricht op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

  • 2 Deze vrijstelling geldt niet voor tolgelden.

Artikel 11

  • 1 De zich in de normale reservoirs van de in artikel 10 genoemde voertuigen bevindende brandstof, alsmede de smeermiddelen en reservedelen die voor deze voertuigen bestemd zijn, zijn op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij zonder enig verbod of enige beperking vrijgesteld van invoerrechten en invoerbelastingen.

  • 2 Niet gebruikte reservedelen dienen weer te worden uitgevoerd en vervangen onderdelen dienen eveneens weer te worden uitgevoerd, te worden vernietigd of te worden weggedaan overeenkomstig de regels die gelden in het grondgebied waar het voertuig rijdt.

Artikel 12

De bevoegde autoriteiten van de beide Overeenkomstsluitende Partijen zullen elkaar raadplegen over alle vraagstukken die uit de toepassing van deze Overeenkomst voortvloeien.

Artikel 13

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst alleen van toepassing op het in Europa gelegen grondgebied van het Koninkrijk.

Artikel 14

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in de plaats van de Overeenkomst van 13 november 1957 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken inzake het internationale wegvervoer. Zij treedt in werking dertig dagen nadat de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat de in hun onderscheiden gebieden noodzakelijke maatregelen voor de inwerkingstelling van de Overeenkomst zijn genomen.

  • 2 Nadat deze Overeenkomst een jaar van kracht is geweest, kan zij door elk der Overeenkomstsluitende Partijen met inachtneming van een opzeggingstermijn van 6 maanden worden opgezegd.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, hiertoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te ’s-Gravenhage, op 29 januari 1974, in twee exemplaren in de Engelse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) M. VAN DER STOEL

Voor de Regering van het Koninkrijk Denemarken,

(w.g.) BIRGER KRONMANN

Naar boven