Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake [...] een walradarketen langs de Westerschelde en haar mondingen, Brussel, 29-11-1978

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-12-1985 t/m heden

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake het aanleggen van een walradarketen langs de Westerschelde en haar mondingen

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake het aanleggen van een walradarkeien langs de Westerschelde en haar mondingen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van het Koninkrijk België,

Verlangende maatregelen te treffen ter uitvoering van en ter aanvulling op het op 23 oktober 1957 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België regelende de verlichting en de bebakening van de Westerschelde en haar mondingen.

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde walradarketen, welke tezamen met de bestaande beperkte walradarketen, gevormd door de centrale te Zandvliet en de radarposten bij het Land van Saeftinge, te Waarde en te Kruisschans, een operationeel systeem vormt, zal ertoe strekken de voorzieningen vervat in het Verdrag van 23 oktober 1957, regelende de verlichting en de bebakening van de Westerschelde en haar mondingen, aan te vullen, ten einde de scheepvaart op de meest doeltreffende wijze te begeleiden.

Artikel 3

Informatie van welke aard ook, die uit de in artikel 1 bedoelde walradarketen beschikbaar komt, kan niet dan met toestemming van en onder de voorwaarden bepaald door de Permanente Commissarissen van Toezicht op de Scheldevaart van beide landen, aan derden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 4

Ten einde de in artikel 1 bedoelde walradarketen aan te leggen, worden de volgende voorzieningen tot stand gebracht:

  • a) een Schelde Coördinatie Centrum te Vlissingen;

  • b) centrales te Zeebrugge, Vlissingen, Terneuzen en Hansweert;

  • c) onbemande radarposten te Westkapelle, Cadzand, Hoofdplaat, Vlissingen, Oostende, Liefkenshoek, Baarland, Kaapduinen en in de Prosperpolder;

  • d) de noodzakelijke aanpassingen van de in artikel 2 genoemde beperkte walradarketen, voorzover deze walradarketen operationeel en functioneel onderdeel gaat uitmaken van de in artikel 1 bedoelde walradarketen,

een en ander telkens met inbegrip van de, eventueel elders te plaatsen, bijbehorende voorzieningen.

Artikel 5

De radarbeelden van de onbemande radarposten worden door middel van een verbindingsnet overgebracht naar de betreffende centrale(s).

Artikel 6

In het Schelde Coördinatie Centrum worden alle operationele activiteiten gecoördineerd. De begeleiding van het scheepvaartverkeer geschiedt vanuit de centrales, elke in zijn eigen regio.

Artikel 7

Er zullen geen werken worden opgericht die de radaruitzendingen belemmeren of de overbrenging van de informatie hinderen.

Artikel 8

  • 1 Nederland draagt, in overleg met België, zorg voor de voorbereiding, de aanleg, het onderhoud en de vernieuwing van de op Nederlands grondgebied op te richten voorzieningen.

  • 2 België draagt, in overleg met Nederland, zorg voor de voorbereiding, de aanleg, het onderhoud en de vernieuwing van de op Belgisch grondgebied op te richten voorzieningen.

Artikel 9

Nederland en België dragen, elk op zijn grondgebied, zorg voor de verbeteringen van de walradarketen die zij, op grond van gewijzigde wetenschappelijke of technische inzichten, in onderlinge overeenstemming noodzakelijk achten.

Artikel 10

  • 1 Nederland draagt, in overleg met België, zorg voor het beheer en de bediening van de op Nederlands grondgebied op te richten voorzieningen.

  • 2 België draagt, in overleg met Nederland, zorg voor het beheer en de bediening van de op Belgisch grondgebied op te richten voorzieningen.

Artikel 11

De kosten verbonden aan de voorbereiding en de aanleg van de voorzieningen worden voor negentig procent gedragen door België en voor tien procent door Nederland.

Artikel 12

  • 1 Over de periode vanaf de inwerkingstelling, hetzij geheel hetzij gedeeltelijk, van de in artikel 1 bedoelde walradarketen tot en met het eerste daaropvolgende kalenderjaar worden de kosten verbonden aan het onderhoud, de vernieuwing, het beheer, de bediening en de eventuele verbetering van de voorzieningen voor negentig procent gedragen door België en voor tien procent door Nederland.

  • 2 Na de in lid 1 bedoelde periode wordt de verdeling van de in hetzelfde lid bedoelde kosten tussen België en Nederland gebaseerd op de verhouding tussen enerzijds het aantal zeeschepen dat zich, langs de Schelde of het kanaal van Terneuzen, vanuit volle zee naar België of van België naar volle zee begeeft, met daaraan toegevoegd het aantal zeeschepen dat zich naar Zeebrugge begeeft of van daar vertrekt en anderzijds het aantal zeeschepen dat zich, langs de Schelde of het kanaal van Terneuzen vanuit volle zee naar Nederland of van Nederland naar volle zee begeeft. Blijkt deze verhouding meer dan anderhalf procent af te wijken van de verhouding die aan de laatste vaststelling van de verdeling der kosten ten grondslag lag, dan wordt deze verdeling dienovereenkomstig aangepast.

  • 3 De verhouding tussen de aantallen zeeschepen als bedoeld in lid 2 wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld over de twee voorafgaande kalenderjaren.

Artikel 13

  • 1 De Nederlandse Regering doet, naar gelang van het vorderen der werkzaamheden, aan de Belgische Regering declaraties, gestaafd met de nodige bewijsstukken, toekomen voor de kosten verbonden aan de voorbereiding en de aanleg van de op Nederlands grondgebied op te richten voorzieningen, zulks voor zover deze kosten overeenkomstig het gestelde in artikel 11 door België worden gedragen.

  • 2 De Belgische Regering doet, naar gelang van het vorderen der werkzaamheden, aan de Nederlandse Regering declaraties, gestaafd met de nodige bewijsstukken, toekomen voor de kosten verbonden aan de voorbereiding en de aanleg van de op Belgisch grondgebied op te richten voorzieningen, zulks voor zover deze kosten overeenkomstig het gestelde in artikel 11 door Nederland worden gedragen.

Artikel 14

  • 1 Na afloop van de periode bedoeld in artikel 12, lid 1, en vervolgens na afloop van ieder kalenderkwartaal, doet de Nederlandse Regering aan de Belgische Regering een declaratie, gestaafd met de nodige bewijsstukken, toekomen voor de kosten verbonden aan het onderhoud, de vernieuwing, het beheer, de bediening en de eventuele verbetering van de op Nederlands grondgebied op te richten voorzieningen, zulks voor zover deze kosten overeenkomstig het gestelde in artikel 12, lid 1 en 2, door België worden gedragen.

  • 2 Na afloop van de periode bedoeld in artikel 12, lid 1, en vervolgens na afloop van ieder kalenderkwartaal, doet de Belgische Regering aan de Nederlandse Regering een declaratie, gestaafd met de nodige bewijsstukken, toekomen voor de kosten verbonden aan het onderhoud, de vernieuwing, het beheer, de bediening en de eventuele verbetering van de op Belgisch grondgebied op te richten voorzieningen, zulks voor zover deze kosten overeenkomstig het gestelde in artikel 12, lid 1 en 2, door Nederland worden gedragen.

Artikel 15

België en Nederland verplichten zich tot betaling binnen drie maanden na ontvangst van de in artikel 13 en 14 bedoelde declaraties. De betaling door België geschiedt in Nederlandse guldens; de betaling door Nederland geschiedt in Belgische franken.

Artikel 16

  • 1 Indien een der Regeringen bezwaar wil maken tegen bepaalde in een declaratie voorkomende bedragen, stelt zij de andere Regering hiervan vóór het verstrijken van de in artikel 15 genoemde termijn in kennis. In dat geval plegen de beide Regeringen over deze bedragen zo spoedig mogelijk overleg.

  • 2 De bezwaar makende Regering betaalt het onbetwiste gedeelte van deze bedragen binnen de in artikel 15 genoemde termijn.

  • 3 De bezwaar makende Regering voldoet de in het overleg, bedoeld in lid 1, vastgestelde bedragen, voor zover het onbetwiste gedeelte daarvan te boven gaande, zo spoedig mogelijk na het bereiken van overeenstemming.

Artikel 17

  • 1 Bij overschrijding van de in artikel 15 genoemde termijn is voor de duur van de overschrijding een enkelvoudige rente verschuldigd overeenkomende met de wettelijke rente zoals die op het ogenblik van de aanvang der overschrijding geldt in het land welks Regering de declaratie heeft ingediend.

  • 2 Ten aanzien van de bedragen waartegen overeenkomstig artikel 16, lid 1, bezwaar is gemaakt, wordt deze rentevergoeding over de in het daarbedoelde overleg vastgestelde bedragen, voor zover het onbetwiste gedeelte daarvan te boven gaande, eveneens voor de duur van de overschrijding van de in artikel 15 genoemde termijn na ontvangst van de oorspronkelijke declaratie berekend.

Artikel 18

  • 1 België kan generlei aanspraak maken op de eigendom van de krachtens deze Overeenkomst op Nederlands grondgebied opgerichte voorzieningen.

  • 2 Nederland kan generlei aanspraak maken op de eigendom van de krachtens deze Overeenkomst op Belgisch grondgebied opgerichte voorzieningen.

  • 3 Ingeval ten behoeve van de aanleg, het onderhoud, de vernieuwing, het beheer, de bediening en de verbetering van de in artikel 1 bedoelde walradarketen aangekochte of onteigende goederen niet meer worden gebruikt voor het doel waarvoor zij bestemd waren, worden zij verkocht of op een andere wijze te gelde gemaakt. De opbrengst daarvan wordt tussen Nederland en België verdeeld naar verhouding van hun bijdrage in de kosten van de bedoelde goederen.

Artikel 19

De plannen en begrotingen van alle uit te voeren werken en leveringen met betrekking tot de aanleg, het onderhoud, de vernieuwing en de verbetering van de in artikel 1 bedoelde walradarketen worden zoveel mogelijk in contracten vastgelegd. Deze werken en leveringen worden, zoveel mogelijk, in het openbaar aanbesteed. Zij worden niet uitgevoerd dan nadat zij door de Permanente Commissarissen van Toezicht op de Scheldevaart van beide landen zijn goedgekeurd.

Artikel 20

De Permanente Commissarissen van Toezicht op de Scheldevaart van beide landen worden bij deze gemachtigd tot het treffen der maatregelen welke voor de uitvoering van deze Overeenkomst nodig zullen zijn.

Artikel 21

De Nederlandse en de Belgische Regering kunnen in gemeenschappelijk overleg besluiten wijzigingen en beperkingen of aanvullingen aan te brengen in de in artikel 4 genoemde voorzieningen en hun locaties. De daartoe te treffen regelingen worden vastgesteld bij diplomatieke notawisseling en treden in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op die waarin zodanige notawisseling heeft plaatsgehad.

Artikel 22

Deze Overeenkomst treedt in werking op de dag waarop de beide Regeringen elkaar hebben medegedeeld dat aan de in hun land geldende grondwettelijke vereisten is voldaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 29 november 1978, in tweevoud, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) G. J. DU MARCHIE SARVAAS

Voor de Regering van het Koninkrijk België

(w.g.) H. SIMONET

Naar boven