De Algemene Vergadering van de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap
en Cultuur, bijeengekomen te Parijs in haar zestiende zitting, van 12 oktober tot
14 november 1970,
Herinnerend aan het belang van de bepalingen vervat in de Verklaring van de beginselen
van internationale culturele samenwerking die de Algemene Vergadering in haar veertiende
zitting heeft aangenomen,
Overwegende dat de uitwisseling van culturele goederen tussen de volken voor wetenschappelijke,
culturele en opvoedkundige doeleinden de kennis van de beschaving van de mens vergroot,
het culturele leven van alle volken verrijkt en leidt tot wederzijds begrip en wederzijdse
waardering tussen de volken,
Overwegende dat culturele goederen van fundamenteel belang zijn voor de beschaving
en de nationale cultuur en dat hun werkelijke waarde alleen kan worden beseft wanneer
men beschikt over zo volledig mogelijke gegevens betreffende hun herkomst, hun geschiedenis
en hun omgeving,
Overwegende dat het de plicht is van elke Staat de culturele goederen die zich op
zijn grondgebied bevinden te beschermen tegen de gevaren van diefstal, heimelijke
opgraving en onrechtmatige uitvoer,
Overwegende dat het, ten einde deze gevaren af te wenden, noodzakelijk is dat elke
Staat zich in toenemende mate bewust wordt van zijn morele plicht zijn eigen cultureel
erfgoed en dat van alle volken te eerbiedigen,
Overwegende dat musea, bibliotheken en archieven, als culturele instellingen, dienen
te waarborgen dat hun verzamelingen worden aangelegd in overeenstemming met algemeen
erkende morele beginselen,
Overwegende dat de onrechtmatige invoer, uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele
goederen een belemmering vormen voor dit wederzijdse begrip tussen de volken, dat
de UNESCO volgens haar opdracht dient te bevorderen door de betrokken Staten het sluiten
van daartoe strekkende internationale overeenkomsten aan te bevelen,
Overwegende dat de bescherming van het culturele erfgoed alleen doeltreffend kan zijn
als zij zowel nationaal als internationaal wordt georganiseerd in nauwe samenwerking
tussen de betrokken Staten,
Overwegende dat de Algemene Vergadering van de UNESCO hiertoe in 1964 een aanbeveling
heeft aangenomen,
Thans behandelende verdere voorstellen inzake middelen om de onrechtmatige invoer,
uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen,
welke als punt 19 op de agenda van de zitting voorkomen,
Besloten hebbende, op haar vijftiende zitting, dat deze aangelegenheid het onderwerp
van een internationale overeenkomst dient te zijn,