Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Democratische Volksrepubliek Algerije,
hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,
Geleid door de wens de van oudsher bestaande vriendschapsbanden tussen hun landen
te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren,
met name wat betreft investeringen door de investeerders van de ene Verdragsluitende
Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,
In het besef dat een verdrag inzake de aan dergelijke investeringen toe te kennen
behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de
economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een
eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,
Zijn het volgende overeengekomen:
Voor de toepassing van dit Verdrag:
-
a. wordt onder de term „investeringen’’ verstaan: alle soorten vermogensbestanddelen
en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
i. roerende en onroerende zaken, alsmede andere zakelijke rechten met betrekking tot
alle soorten vermogensbestanddelen;
-
ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen
en joint ventures;
-
iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische
waarde heeft;
-
iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill
en knowhow;
-
v. rechten verleend krachtens de wet of bij overeenkomst, met inbegrip van rechten tot
het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen;
-
b. wordt onder de term „investeerders’’ verstaan:
-
i. natuurlijke personen die de nationaliteit van een Verdragsluitende Partij hebben en
investeringen doen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij;
-
ii. rechtspersonen of andere organen die zijn opgericht of georganiseerd overeenkomstig
het recht van de Verdragsluitende Partij, die hun zetel hebben op het grondgebied
van diezelfde Verdragsluitende Partij en investeringen doen op het grondgebied van
de andere Verdragsluitende Partij;
-
iii. rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende
Partij, maar die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen
zoals omschreven onder i of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii;
-
c. wordt onder de term „grondgebied’’ verstaan, naast het land, de territoriale zee en
de verschillende zeegebieden waarop de Verdragsluitende Partijen krachtens hun nationale
recht en het internationale recht, soevereine rechten en/of rechtsmacht uitoefenen
ten behoeve van de exploratie, winning en het behoud van, en van onderzoek naar en
het beheer van de natuurlijke rijkdommen, de zeebodem, de ondergrond en de daarboven
liggende wateren;
-
d. wordt onder de term „opbrengsten’’ verstaan, het geld dat een investering of de herinvestering
van de opbrengsten van een investering heeft opgebracht, en in het bijzonder doch
niet uitsluitend winst, interest, dividenden, royalty’s of andere vergoedingen.
Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften,
de economische samenwerking door middel van de bescherming van investeringen gedaan
op haar grondgebied door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met
inachtneming van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of
voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, staat elke Verdragsluitende Partij
dergelijke investeringen toe.
-
1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van
de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert
niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de
instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders.
Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige zekerheid en bescherming
toe.
-
2 In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die investeringen een behandeling
toe, die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen
van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde
Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerder.
-
3 Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde Staat bijzondere voordelen
heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische
unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van overeenkomsten
die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet
verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende
Partij.
-
5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van een van beide Verdragsluitende
Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende
Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, en bindend zijn,
een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders
van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die
gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre
zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.
Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen
van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere
Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten
bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend
aan haar eigen investeerders of aan die van een derde Staat die zich in dezelfde omstandigheden
bevinden, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders. Hierbij
wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door die Partij
toegekend:
-
a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting of krachtens andere overeenkomsten
op fiscaal gebied;
-
b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke
instellingen.
De Verdragsluitende Partijen waarborgen het recht dat betalingen die verband houden
met een investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij
inwisselbare valuta, zonder beperking of vertraging. Deze overmakingen omvatten in
het bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
a. de opbrengsten van de investering;
-
b. gelden nodig om kapitaalgoederen te vervangen teneinde de continuïteit van de investering
te waarborgen of de investering uit te breiden;
-
c. gelden voor de terugbetaling van op regelmatige wijze afgesloten leningen voor de
verwezenlijking of de ontwikkeling van een investering;
-
d. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;
-
e. de betalingen uit hoofde van artikel 7;
-
f. lonen, salarissen en andere vergoedingen ontvangen door de werknemers van een van
de Verdragsluitende Partijen die van de andere Verdragsluitende Partij de met een
investering samenhangende werkvergunningen hebben verkregen.
Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor direct of indirect aan
investeerders van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen,
tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de maatregelen worden genomen in het maatschappelijk belang en met inachtneming van
een behoorlijke rechtsgang;
-
b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de
Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan;
-
c. de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling
dient overeen te komen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen,
dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet tot de datum van betaling
en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de investeerders, zonder vertraging te worden
betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken investeerders aangewezen
land en in de valuta van het land waarvan zij investeerder zijn of in een door de
investeerders aanvaarde vrij inwisselbare valuta.
Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking
tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens
oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een noodtoestand, opstand, oproer
of ongeregeldheden, wordt de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat restitutie,
schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige
behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen
investeerders of aan investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst
is voor de betrokken investeerders.
Indien de investeringen van een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd
zijn tegen niet-commerciële risico’s of anderszins aanleiding geven tot de betaling
van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift
of contract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar
of de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van de
bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens
een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.
Elke Verdragsluitende Partij stemt ermee in, ingeval binnen een termijn van drie maanden
geen minnelijke schikking is bereikt, elk geschil dat ontstaat tussen een Verdragsluitende
Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering
van die investeerder op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij voor
te leggen aan het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen
ter beslechting door bemiddeling of arbitrage krachtens het Verdrag inzake de beslechting
van investeringsgeschillen tussen staten en onderdanen van andere staten, dat op 18
maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening. Een rechtspersoon die
investeerder is van de ene Verdragsluitende Partij en waarvan de meerderheid van de
aandelen, voordat een dergelijk geschil ontstaat, in het bezit zijn van investeerders
van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede
lid, letter b, van het Verdrag voor de toepassing van het Verdrag behandeld als onderdaan
van de andere Verdragsluitende Partij.
-
1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing
van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke termijn langs diplomatieke weg kan worden
beslecht, wordt, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, op verzoek van één
van beide Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld scheidsgerecht.
Elke Partij benoemt één scheidsman en de aldus benoemde scheidslieden benoemen tezamen
een derde scheidsman, die geen onderdaan van een der Partijen is, tot hun voorzitter.
-
4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President
van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen,
of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President
uitgenodigd de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd
is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Partijen, wordt
het lid van het Gerechtshof dat het hoogst in anciënniteit is, beschikbaar is en geen
onderdaan is van één der Partijen, uitgenodigd de noodzakelijke benoemingen te verrichten.
-
5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens
uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van het geding een minnelijke
schikking van het geschil aan de Verdragsluitende Partijen voorstellen. De voorgaande
bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien
de Verdragsluitende Partijen daarmee instemmen.
Elk van beide Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg
te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van dit
Verdrag. De andere Verdragsluitende Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging
en neemt alle passende maatregelen om een dergelijk overleg mogelijk te maken.
Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toepassing op het deel
van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald
in de in artikel 14, eerste lid, bedoelde mededeling.
-
2 Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door een
van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit
Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij elke
Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen met inachtneming
van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de lopende
termijn van geldigheid.