Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Unie der Socialistische Sovjetrepublieken [...] wederzijdse bescherming van investeringen, Moskou, 05-10-1989

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 20-07-1991 t/m heden

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Unie der Socialistische Sovjetrepublieken inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Unie der Socialistische Sovjetrepublieken inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Unie der Socialistische Sovjetrepublieken,

hierna aangeduid als de Overeenkomstsluitende Partijen,

geleid door de wens de van oudsher tussen hun landen bestaande vriendschapsbanden te versterken, de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat investeringen door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij betreft,

In het besef dat overeenstemming over het toekennen van een eerlijke en rechtvaardige behandeling aan zulke investeringen het kapitaalverkeer en de uitwisseling van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Overeenkomstsluitende Partijen zal stimuleren;

zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze Overeenkomst:

  • a) omvat de term „investeerder” met betrekking tot ieder der Overeenkomstsluitende Partijen:

    • (i) natuurlijke personen die de nationaliteit van die Overeenkomstsluitende Partij bezitten in overeenstemming met haar recht en die het recht hebben in overeenstemming met de wetten van hun land investeringen te doen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;

    • (ii) rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Overeenkomstsluitende Partij en die het recht hebben in overeenstemming met de wetten van hun land investeringen te doen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;

  • b) omvat de term „investering” alle soorten vermogensbestanddelen die worden geïnvesteerd, hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van een investeerder van een derde Staat, door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij in overeenstemming met de wetten van de laatstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij, daaronder begrepen in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • (i) goederen zoals gebouwen en uitrusting en alle desbetreffende eigendomsrechten;

    • (ii) kapitaal, alsmede rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere vormen van deelneming;

    • (iii) recht op geld of op andere vermogensbestanddelen of prestaties die economische waarde hebben;

    • (iv) rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen en kennis;

    • (v) rechten tot het ondernemen van commerciële werkzaamheden, daaronder begrepen rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en exploiteren van natuurlijke rijkdommen, verleend krachtens een contract of krachtens de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied deze werkzaamheden worden ondernomen.

  • c) is deze Overeenkomst van toepassing op het grondgebied van ieder der Overeenkomstsluitende Partijen, alsmede op maritieme gebieden die zich uitstrekken tot voorbij de territoriale zee van ieder der Overeenkomstsluitende Partijen, in welke zij in overeenstemming met het internationale recht hun soevereine rechten of rechtsmacht uitoefenen voor het exploreren, exploiteren en instandhouden van natuurlijke rijkdommen.

Artikel 2

Elk der Overeenkomstsluitende Partijen bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften, de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Met inachtneming van haar recht de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Overeenkomstsluitende Partij dergelijke investeringen toe.

Artikel 3

  • 1 Elke Overeenkomstsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders. Elke Overeenkomstsluitende Partij kent dergelijke investeringen volledige zekerheid en bescherming toe.

  • 2 De in het eerste lid van dit artikel bedoelde behandeling is niet minder gunstig dan die welke wordt toegekend aan investeerders van een derde Staat.

  • 3 De bepalingen van dit artikel mogen niet zodanig worden uitgelegd dat zij één van beide Overeenkomstsluitende Partijen verplichten aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij voorrechten en voordelen te verlenen van dezelfde aard als die welke aan investeerders van een derde Staat worden verleend

    • a) uit hoofde van het lidmaatschap van de eerstbedoelde Partij van een bestaande of toekomstige douane-unie of economische unie of van een organisatie voor wederzijdse economische bijstand; of

    • b) in overeenstemming met een internationale overeenkomst die voorziet in voorrechten en voordelen van dezelfde aard als die welke door deze Overeenkomstsluitende Partij worden verleend aan leden van een onder letter a) van dit lid bedoelde organisatie, welke overeenkomst in werking is getreden vóór de datum van ondertekening van deze Overeenkomst; of

    • c) op grond van een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting of andere overeenkomsten of regelingen aangaande belasting, of op grond van wederkerigheid met een derde Staat.

  • 4 Elke Overeenkomstsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij is aangegaan met betrekking tot investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

  • 5 Indien de wetsbepaling van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationale verdragen die thans bestaan of op een later tijdstip tussen de Overeenkomstsluitende Partijen tot stand komen een regeling bevatten, in het algemeen dan wel in het bijzonder, die aan investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een gunstiger behandeling toekennen dan voorzien in de onderhavige Overeenkomst, heeft die regeling, voor zover zij gunstiger is, voorrang boven de onderhavige Overeenkomst.

Artikel 4

Elke Overeenkomstsluitende Partij waarborgt de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij dat hun betalingen die verband houden met de investering kunnen worden overgemaakt. Overmaking geschiedt in vrij inwisselbare valuta, zonder onredelijke beperking of vertraging. Dergelijke overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

  • a) winsten, interesten, dividenden, royalty's, honoraria en andere lopende inkomsten;

  • b) de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering, die toekomt aan de investeerder;

  • c) gelden voor terugbetaling van leningen;

  • d) het niet-uitgegeven gedeelte van lonen en andere beloningen die toekomen aan de onderdanen van de ene Overeenkomstsluitende Partij die werkzaam zijn op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij in verband met een investering.

Artikel 5

Elke Overeenkomstsluitende Partij waarborgt, in overeenstemming met haar op het tijdstip van ondertekening van deze Overeenkomst van kracht zijnde wetgeving, de vrije overmaking van inwisselbare valuta van ondernemingen waarin investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij deelnemen, onder andere voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindprodukten, voor de vervanging van kapitaalgoederen van een onderneming of voor de ontwikkeling van een investering.

Artikel 6

Geen der Overeenkomstsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor aan investerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen, of maatregelen die een soortgelijke uitwerking hebben, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a) De maatregelen worden genomen in het openbaar belang en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;

  • b) De maatregelen zijn niet discriminatoir;

  • c) De maatregelen gaan vergezeld van een regeling voor de betaling van een billijke schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling dient overeen te komen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder onredelijke vertraging te worden betaald en vrij te kunnen worden overgemaakt in een vrij inwisselbare valuta die door de gerechtigden wordt aanvaard.

Artikel 7

Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, een nationale noodtoestand, burgerlijke ongeregeldheden of andere uitzonderlijke omstandigheden, wordt door de laatstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een eerlijke en rechtvaardige behandeling toegekend, die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeerders van een derde Staat. Desbetreffende betalingen worden zonder uitstel gedaan en dienen vrij te kunnen worden overgemaakt.

Artikel 8

  • 1 Indien de investeringen van een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij krachtens een bij wet ingesteld stelsel of krachtens een contract verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar in de rechten van de bedoelde investeerder ingevolge de voorwaarden van deze verzekering door de andere Overeenkomstsluitende Partij erkend.

  • 2 De verzekeraar of de herverzekeraar is niet gerechtigd andere rechten te doen gelden dan die welke de investeerder zou hebben kunnen doen gelden. De subrogatie tast geen enkel recht aan dat de andere Overeenkomstsluitende Partij ten aanzien van de investeerder heeft.

Artikel 9

  • 1 Geschillen tussen de ene Overeenkomstsluitende Partij en een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij betreffende een investering van laatstgenoemde worden indien mogelijk in der minne geschikt.

  • 2 Geschillen met betrekking tot het bedrag van of de procedure voor betaling van een schadeloosstelling krachtens artikel 6 van deze Overeenkomst of met betrekking tot de vrije overmaking zoals omschreven in artikel 4 van de Overeenkomst, die niet in der minne kunnen worden geschikt binnen een tijdvak van zes maanden vanaf de datum waarop één der partijen bij het geschil om een minnelijke schikking heeft verzocht, kunnen door de investeerder worden onderworpen aan internationale arbitrage of bemiddeling.

  • 3 Iedere Overeenkomstsluitende Partij stemt hierbij in met de onderwerping van geschillen zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel aan arbitrage of bemiddeling.

  • 4 Wat de samenstelling en procedures van het scheidsgerecht betreft, worden de bepalingen van het tweede tot en met het achtste lid van artikel 13 op dienovereenkomstige wijze toegepast. Niettemin wordt de President van het Instituut voor Arbitrage van de Kamer van Koophandel te Stockholm verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

Artikel 10

De bepalingen van de Overeenkomst zijn vanaf de datum van inwerkingtreding daarvan tevens van toepassing op investeringen die zijn gedaan op of na 1 januari 1969.

Artikel 11

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is deze Overeenkomst van toepassing op het Koninkrijk der Nederlanden als geheel, tenzij in de mededeling voorzien in artikel 14, eerste lid, anders wordt bepaald.

Artikel 12

Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg te plegen omtrent aangelegenheden betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst. De andere Partij neemt dit overleg in welwillende overweging en biedt daartoe passende gelegenheid.

Artikel 13

  • 1 Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst die niet binnen een redelijke termijn door middel van diplomatieke onderhandelingen kunnen worden beslecht, worden, tenzij de Overeenkomstsluitende Partijen anderszins zijn overeengekomen, op verzoek van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen voorgelegd aan een scheidsgerecht.

  • 2 Het scheidsgerecht wordt samengesteld uit drie leden. Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt één scheidsman en de twee aldus benoemde scheidsmannen benoemen tezamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van één der Overeenkomstsluitende Partijen is, tot hun voorzitter.

  • 3 Indien één van beide Overeenkomstsluitende Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen en die benoeming niet verricht binnen twee maanden na een verzoek daartoe van de andere Overeenkomstsluitende Partij, kan de laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 4 Indien de twee scheidsmannen niet binnen twee maanden na hun benoeming tot overeenstemming kunnen geraken over de keuze van de derde scheidsman, kan elk der Overeenkomstsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 5 Indien, in de gevallen voorzien in het derde en vierde lid van dit artikel, de President van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen of onderdaan is van één der Overeenkomstsluitende Partijen, wordt de Vice-President van het Internationale Gerechtshof verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd is genoemde functie uit te oefenen of onderdaan is van één der Overeenkomstsluitende Partijen, wordt het lid van het Gerechtshof dat het hoogst in anciënniteit is, beschikbaar is en geen onderdaan is van één der Overeenkomstsluitende Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 6 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elke stand van het geding een minnelijke schikking van het geschil aan de Overeenkomstsluitende Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van het scheidsgerecht in het geschil een uitspraak te doen op grond van het beginsel van billijkheid, indien de Overeenkomstsluitende Partijen daarmee instemmen.

  • 7 Tenzij de Overeenkomstsluitende Partijen anders beslissen, stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedureregels vast.

  • 8 Het scheidsgerecht doet zijn uitspraak bij meerderheid van stemmen. Deze uitspraak is onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen.

Artikel 14

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag volgend op de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun onderscheiden landen hiertoe constitutioneel vereiste procedures is voldaan, en zij blijft van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar.

  • 2 Tenzij door één van beide Overeenkomstsluitende Partijen ten minste zes maanden vóór de datum van verstrijken van de geldigheidsduur mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij iedere Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden voor de datum van verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

  • 3 Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan vóór de datum van beëindiging van deze Overeenkomst, blijven de voorgaande artikelen van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar vanaf die datum.

  • 4 Met inachtneming van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn is de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van deze Overeenkomst ten aanzien van een deel van het Koninkrijk afzonderlijk te beëindigen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Moskou op 5 oktober 1989, in de Nederlandse, de Russische en de Engelse taal, zijnde de drie talen gelijkelijk authentiek. In geval van een verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) R. W. DE KORTE

(w.g.) P. BUWALDA

Voor de Regering van de Unie der Socialistische Sovjetrepublieken:

(w.g.) LAVEROV

(w.g.) PAVLOV

Naar boven