Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering [...] en Slowaakse Federatieve Republiek inzake de binnenvaart, Praag, 30-10-1991

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-06-1992 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek inzake de binnenvaart

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek inzake de binnenvaart

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek (verder „Partijen” genoemd),

Indachtig de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek van 19 november 1975 inzake economische, industriële en technische samenwerking;

Geleid door de wens het vervoer van personen en goederen in het kader van de binnenvaart op de wederzijdse binnenwateren te regelen en de binnenvaart van beide landen verder te ontwikkelen, en

Ernaar strevend daarbij ook rekening te houden met de wederzijdse belangen na de opening van het Main-Donaukanaal,

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

  • 1 In deze Overeenkomst wordt verstaan onder

    • a. „Schepen”: de binnenschepen die

      • - in een Nederlands binnenschepenregister officieel zijn ingeschreven, waarvoor een verklaring inzake het behoren tot de Rijnvaart is afgegeven en waarmee personen en/of goederen kunnen worden vervoerd,

      • - in een Tsjechoslowaaks binnenschepenregister officieel zijn ingeschreven en waarmee personen en/of goederen kunnen worden vervoerd.

    • b. „Scheepvaartondernemingen”: scheepvaartondernemingen of -ondernemers

      • - die hun vaste zetel of verblijfplaats op het grondgebied van de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek hebben,

      • - waarvan de schepen officieel zijn ingeschreven in een Nederlands binnenschepenregister en waarvoor een verklaring inzake het behoren tot de Rijnvaart is afgegeven;

    • c. „bevoegde autoriteiten”: de Minister van Verkeer van de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek en de Minister van Verkeer en Waterstaat van het Koninkrijk der Nederlanden, voor zover dezen elkaar niet mededelen dat andere autoriteiten of instanties bevoegd zijn;

    • d. „havens”: de zee- en binnenhavens, laad- en losplaatsen, officieel goedgekeurde overslagplaatsen en de plaatsen waar de passagiers in het kader van het personenvervoer kunnen in- en uitstappen.

  • 2 In deze Overeenkomst wordt verstaan onder

    • a. „transitovervoer”: vervoer, waarbij op schepen van de ene Partij personen en/of goederen door het grondgebied van de andere Partij worden vervoerd en waarbij geen personen of goederen worden opgenomen of afgezet;

    • b. „wisselvervoer”: vervoer tussen havens van beide Partijen met schepen van beide Partijen, waarbij personen en/of goederen worden opgenomen of afgezet;

    • c. „vervoer door derden”: vervoer tussen havens van beide Partijen met schepen van een derde staat, waarbij personen en/of goederen worden opgenomen of afgezet;

    • d. „derde-landenvervoer”: vervoer met schepen van de ene Partij tussen havens van de andere Partij en een derde staat, waarbij personen en/of goederen worden opgenomen of afgezet;

    • e. „cabotage”: vervoer tussen twee havens van de desbetreffende andere Partij, waarbij personen en/of goederen worden opgenomen of afgezet; het vervoer wordt op het grondgebied van de andere Partij begonnen en beëindigd.

Artikel 2

De schepen van de ene Partij mogen in het kader van het vervoer overeenkomstig artikel 3 tot en met 7 de binnenwateren van de andere Partij bevaren en de havens en officieel goedgekeurde overslagplaatsen en ligplaatsen gebruiken. Dit geldt ook dienovereenkomstig voor het vervoer van drijvende werktuigen en drijvende voorwerpen, alsmede voor het transporteren van schepen in aanbouw.

Artikel 3

Schepen van de ene Partij mogen personen en goederen in het transitovervoer door het grondgebied van de andere Partij vervoeren.

Artikel 4

  • 1 Schepen van beide Partijen mogen personen en goederen in het wisselvervoer tussen havens van beide Partijen vervoeren.

  • 2 In het wisselvervoer dienen de scheepvaartondernemingen van beide Partijen lading te kunnen aannemen, zonder dat ladingverdeling plaatsvindt.

  • 3 Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een van beide Partijen dienen op voorstel van de Gemengde Commissie economisch toereikende richtprijzen voor de vervoersdiensten en eventuele bijzondere voorwaarden in het wisselvervoer te worden overeengekomen.

Artikel 5

Vervoer door derden is slechts toegestaan in de gevallen die door de bevoegde autoriteiten op voorstel van de Gemengde Commissie worden overeengekomen.

Artikel 6

Derde-landenvervoer is slechts toegestaan in de gevallen die door de bevoegde autoriteiten op voorstel van de Gemengde Commissie worden overeengekomen.

Artikel 8

De scheepvaart wordt geregeld volgens de wetgeving van de Partij op de binnenwateren waarvan zij geschiedt.

Ten aanzien daarvan komen Partijen overeen:

  • a. Voor zover de op het schip, de bemanning, de leiding van het schip en de lading betrekking hebbende documenten en attesten, die op het grondgebied van de ene Partij zijn verstrekt, overeenstemmen met de op het grondgebied van de andere Partij geldende bepalingen, worden zij wederzijds erkend;

  • b. gevaarlijke stoffen mogen door schepen uitsluitend worden vervoerd, indien zij hiervoor het voor de desbetreffende waterweg voorgeschreven geldige certificaat van toestemming bezitten.

Artikel 9

Beide Partijen zullen de schepen van de ene en van de andere Partij bij de uitoefening van de hun overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 7 verleende vervoersrechten gelijk behandelen; dit geldt in het bijzonder:

  • a. bij de heffing van scheepvaart- en havenrechten;

  • b. bij het gebruik van sluizen, haveninrichtingen, ligplaatsen en andere inrichtingen voor de scheepvaart;

  • c. bij het afhandelen van de formaliteiten door de bevoegde autoriteiten;

  • d. bij het voorzien van brandstoffen en smeermiddelen.

Artikel 10

Beide Partijen zullen de schepen van de ene en van de andere Partij met betrekking tot de douanebehandeling van de aan boord meegevoerde mond- en scheepsvoorraad gelijk behandelen. Dit geldt dienovereenkomstig voor de op de schepen voor het verbruik of gebruik bestemde brandstoffen en smeermiddelen.

Artikel 11

  • 1 De scheepvaartondernemingen van beide Partijen mogen op het grondgebied van de andere Partij met inachtneming van het aldaar geldende recht slechts in zoverre vertegenwoordigingen oprichten en acquisitie plegen, als dit op basis van wederkerigheid op het grondgebied van de andere Partij is toegestaan.

  • 2 De scheepvaartondernemingen van beide Partijen kunnen ter bevordering van rendabiliteit van hun vervoer met elkaar overeenkomsten sluiten over bedrijfsmatige, technische en commerciële samenwerking.

Artikel 12

  • 1 Elke Partij verleent de scheepvaartondernemingen van de andere Partij het recht hun uit de uitvoering van deze Overeenkomst ontstane inkomsten vrij over te maken naar het grondgebied van de andere Partij in willekeurige converteerbare valuta.

  • 2 De overmaking geschiedt op basis van de officiële wisselkoers binnen de gebruikelijke termijn.

    Indien de valuta's van beide Partijen vrij converteerbaar zijn, geschieden deze overmakingen op basis van de geldende deviezenmarktkoersen voor lopende betalingen; ze zullen uitsluitend onderworpen zijn aan de voor alle landen in vergelijkbare omstandigheden geldende deviezenbepalingen. Voor de overmaking zullen slechts de voor dergelijke transacties bij de banken gebruikelijke kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 13

  • 1 De bemanningsleden van de schepen van beide Partijen en de op de schepen reizende passagiers hebben voor de overschrijding van de staatsgrenzen een geldig reisdocument nodig, alsmede tevens een verblijfstitel, voor zover deze is vereist.

  • 2 Op passagiers- en goederenschepen kunnen samen met de bemanningsleden ook hun echtgenoten en hun ongehuwde minderjarige kinderen reizen, indien zij in het bezit zijn van de in het eerste lid genoemde documenten. Kinderen die de leeftijd van vijftien jaar nog niet hebben bereikt kunnen ook worden bijgeschreven in reisdocumenten van een van hun ouders.

  • 3 De bemanningsleden van de schepen van beide Partijen en de in het tweede lid genoemde personen moeten worden ingeschreven in een lijst van opvarenden.

  • 4 Partijen wisselen modellen uit van de in het eerste lid bedoelde documenten.

Artikel 14

In geval van averij, ongeval, ernstige ziekte van een persoon aan boord of om andere redenen, zoals ijsgang, die de doorvaart of thuisvaart onmogelijk maken, scheppen de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid aan de schepen of personen van de andere Partij die bij een dergelijk voorval zijn betrokken de nodige hulp te bieden, met inbegrip van medische verzorging voor alle personen op de schepen van de andere Partij die door dergelijke gebeurtenissen zijn getroffen.

Artikel 15

  • 1 Voor de tenuitvoerlegging en het toezicht op de naleving van deze Overeenkomst wordt een Gemengde Commissie gevormd. De bevoegde autoriteiten benoemen drie leden van de Gemengde Commissie. Aan de beraadslagingen van de Gemengde Commissie kunnen deskundigen deelnemen. De Gemengde Commissie stelt een reglement van orde vast. Het voorzitterschap van de Gemengde Commissie heeft afwisselend een vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van beide Partijen.

  • 2 De Gemengde Commissie heeft in het bijzonder de taak:

    • a. een statistiek bij te houden van het vervoer van de schepen van beide Partijen die personen en/of goederen vervoeren;

    • b. voorstellen te doen aan de bevoegde autoriteiten m.b.t. de vastlegging van de richtprijzen voor de vervoersdiensten en van de eventuele bijzondere voorwaarden in het wisselvervoer (artikel 4, derde lid);

    • c. voorstellen te doen aan de bevoegde autoriteiten m.b.t. de overeenkomsten inzake het vervoer door derden (artikel 5) en het derde-landenvervoer (artikel 6).

  • 3 De bevoegde autoriteiten zullen elkaar binnen twee weken na de zitting van de Gemengde Commissie hun instemming met de voorstellen van de Gemengde Commissie bevestigen.

  • 4 Indien in de Gemengde Commissie geen overeenstemming kan worden bereikt, komen op verzoek van een van beide Partijen de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten binnen vier weken voor overleg bijeen.

  • 5 De Gemengde Commissie heeft verder de taak aan de bevoegde autoriteiten voorstellen te doen met betrekking tot de aanpassing van deze Overeenkomst aan de ontwikkeling van de binnenvaart en met betrekking tot de oplossing van alle vragen die voortvloeien uit de toepassing van deze Overeenkomst.

Artikel 16

De bevoegde autoriteiten zullen de Gemengde Commissie op haar verzoek de stukken doen toekomen, die zij nodig heeft ter vervulling van haar taken overeenkomstig artikel 15, tweede lid.

Artikel 17

De sport- en pleziervaartuigen van de ene Partij mogen de binnenwateren van de andere Partij met inachtneming van het desbetreffende aldaar geldende recht gebruiken.

Artikel 18

Meningsverschillen met betrekking tot de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst worden door rechtstreeks onderhandelingen tussen de bevoegde autoriteiten geregeld. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, worden de meningsverschillen langs diplomatieke weg bijgelegd.

Artikel 19

De bepalingen van deze Overeenkomst gelden wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft slechts voor het grondgebied van het Rijk in Europa.

Artikel 20

De rechten en verplichtingen van beide Partijen die voortvloeien uit bestaande multilaterale en bilaterale verdragen blijven onverlet.

Artikel 21

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de dag waarop beide Partijen elkaar schriftelijk langs diplomatieke weg hebben medegedeeld dat de vereiste nationale voorwaarden voor de inwerkingtreding van de Overeenkomst zijn vervuld.

  • 2 Deze Overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

  • 3 Deze Overeenkomst kan door elke Partij met inachtneming van een termijn van zes maanden schriftelijk langs diplomatieke weg worden opgezegd. In dat geval treedt de Overeenkomst buiten werking wanneer de opzegtermijn is verlopen.

GEDAAN te Praag op 30 oktober 1991 in twee exemplaren in de Nederlandse, de Tsjechische en de Duitse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschillende interpretatie is de Duitse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. R. H. MAIJ-WEGGEN

(w.g.) H. J. HEINEMANN

Voor de Regering van de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek

(w.g.) J. NEZVAL

Protocol van ondertekening

Naar aanleiding van de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden en van de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek inzake de binnenvaart hebben de daartoe gemachtigde vertegenwoordigers van beide Overeenkomstsluitende Partijen overeenstemming bereikt over de volgende, de Overeenkomst aanvullende bepaling:

Met de in artikel 20 genoemde multilaterale verdragen worden in het bijzonder bedoeld de Herziene Rijnvaartakte van 1868 en het EEG-Verdrag van 1957, alsmede de Overeenkomst van Belgrado van 1948, in hun huidige en toekomstige geldige versies.

GEDAAN te Praag op 30 oktober 1991 in twee exemplaren in de Nederlandse, de Tsjechische en de Duitse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschillende interpretatie is de Duitse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. R. H. MAIJ-WEGGEN

(w.g.) H. J. HEINEMANN

Voor de Regering van de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek

(w.g.) J. NEZVAL

Naar boven