De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Tsjechische en
Slowaakse Federatieve Republiek (verder „Partijen” genoemd),
Indachtig de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en
de Regering van de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek van 19 november 1975
inzake economische, industriële en technische samenwerking;
Geleid door de wens het vervoer van personen en goederen in het kader van de binnenvaart
op de wederzijdse binnenwateren te regelen en de binnenvaart van beide landen verder
te ontwikkelen, en
Ernaar strevend daarbij ook rekening te houden met de wederzijdse belangen na de opening
van het Main-Donaukanaal,
zijn het volgende overeengekomen:
De schepen van de ene Partij mogen in het kader van het vervoer overeenkomstig artikel
3 tot en met 7 de binnenwateren van de andere Partij bevaren en de havens en officieel
goedgekeurde overslagplaatsen en ligplaatsen gebruiken. Dit geldt ook dienovereenkomstig
voor het vervoer van drijvende werktuigen en drijvende voorwerpen, alsmede voor het
transporteren van schepen in aanbouw.
Schepen van de ene Partij mogen personen en goederen in het transitovervoer door het
grondgebied van de andere Partij vervoeren.
Vervoer door derden is slechts toegestaan in de gevallen die door de bevoegde autoriteiten
op voorstel van de Gemengde Commissie worden overeengekomen.
Derde-landenvervoer is slechts toegestaan in de gevallen die door de bevoegde autoriteiten
op voorstel van de Gemengde Commissie worden overeengekomen.
Cabotage is slechts toegestaan op grond van een speciale vergunning van de bevoegde
autoriteit.
De scheepvaart wordt geregeld volgens de wetgeving van de Partij op de binnenwateren
waarvan zij geschiedt.
Ten aanzien daarvan komen Partijen overeen:
-
a. Voor zover de op het schip, de bemanning, de leiding van het schip en de lading betrekking
hebbende documenten en attesten, die op het grondgebied van de ene Partij zijn verstrekt,
overeenstemmen met de op het grondgebied van de andere Partij geldende bepalingen,
worden zij wederzijds erkend;
-
b. gevaarlijke stoffen mogen door schepen uitsluitend worden vervoerd, indien zij hiervoor
het voor de desbetreffende waterweg voorgeschreven geldige certificaat van toestemming
bezitten.
Beide Partijen zullen de schepen van de ene en van de andere Partij bij de uitoefening
van de hun overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 7 verleende vervoersrechten gelijk
behandelen; dit geldt in het bijzonder:
-
a. bij de heffing van scheepvaart- en havenrechten;
-
b. bij het gebruik van sluizen, haveninrichtingen, ligplaatsen en andere inrichtingen
voor de scheepvaart;
-
c. bij het afhandelen van de formaliteiten door de bevoegde autoriteiten;
-
d. bij het voorzien van brandstoffen en smeermiddelen.
Beide Partijen zullen de schepen van de ene en van de andere Partij met betrekking
tot de douanebehandeling van de aan boord meegevoerde mond- en scheepsvoorraad gelijk
behandelen. Dit geldt dienovereenkomstig voor de op de schepen voor het verbruik of
gebruik bestemde brandstoffen en smeermiddelen.
-
1 De scheepvaartondernemingen van beide Partijen mogen op het grondgebied van de andere
Partij met inachtneming van het aldaar geldende recht slechts in zoverre vertegenwoordigingen
oprichten en acquisitie plegen, als dit op basis van wederkerigheid op het grondgebied
van de andere Partij is toegestaan.
-
2 De overmaking geschiedt op basis van de officiële wisselkoers binnen de gebruikelijke
termijn.
Indien de valuta's van beide Partijen vrij converteerbaar zijn, geschieden deze overmakingen
op basis van de geldende deviezenmarktkoersen voor lopende betalingen; ze zullen uitsluitend
onderworpen zijn aan de voor alle landen in vergelijkbare omstandigheden geldende
deviezenbepalingen. Voor de overmaking zullen slechts de voor dergelijke transacties
bij de banken gebruikelijke kosten in rekening worden gebracht.
-
1 De bemanningsleden van de schepen van beide Partijen en de op de schepen reizende
passagiers hebben voor de overschrijding van de staatsgrenzen een geldig reisdocument
nodig, alsmede tevens een verblijfstitel, voor zover deze is vereist.
-
2 Op passagiers- en goederenschepen kunnen samen met de bemanningsleden ook hun echtgenoten
en hun ongehuwde minderjarige kinderen reizen, indien zij in het bezit zijn van de
in het eerste lid genoemde documenten. Kinderen die de leeftijd van vijftien jaar
nog niet hebben bereikt kunnen ook worden bijgeschreven in reisdocumenten van een
van hun ouders.
In geval van averij, ongeval, ernstige ziekte van een persoon aan boord of om andere
redenen, zoals ijsgang, die de doorvaart of thuisvaart onmogelijk maken, scheppen
de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid aan de schepen of personen van de andere
Partij die bij een dergelijk voorval zijn betrokken de nodige hulp te bieden, met
inbegrip van medische verzorging voor alle personen op de schepen van de andere Partij
die door dergelijke gebeurtenissen zijn getroffen.
De bevoegde autoriteiten zullen de Gemengde Commissie op haar verzoek de stukken doen
toekomen, die zij nodig heeft ter vervulling van haar taken overeenkomstig artikel
15, tweede lid.
De sport- en pleziervaartuigen van de ene Partij mogen de binnenwateren van de andere
Partij met inachtneming van het desbetreffende aldaar geldende recht gebruiken.
Meningsverschillen met betrekking tot de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst
worden door rechtstreeks onderhandelingen tussen de bevoegde autoriteiten geregeld.
Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, worden de meningsverschillen langs
diplomatieke weg bijgelegd.
De bepalingen van deze Overeenkomst gelden wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft
slechts voor het grondgebied van het Rijk in Europa.
De rechten en verplichtingen van beide Partijen die voortvloeien uit bestaande multilaterale
en bilaterale verdragen blijven onverlet.