De Staten die partij zijn bij dit Verdrag,
Bezorgd over de ernst van de problemen die door corruptie worden veroorzaakt en de
bedreiging die zij vormt voor de stabiliteit en veiligheid van samenlevingen, waardoor
democratische instituties en waarden, ethische waarden en rechtvaardigheid worden
ondermijnd en duurzame ontwikkeling en de rechtsstaat in gevaar worden gebracht,
Tevens bezorgd over de banden die bestaan tussen corruptie en andere vormen van misdaad,
in het bijzonder de georganiseerde misdaad en economische criminaliteit, met inbegrip
van witwaspraktijken,
Voorts bezorgd over gevallen van corruptie waarbij zeer grote hoeveelheden activa
betrokken zijn, die een aanzienlijk deel van de middelen van Staten kunnen uitmaken,
en die een bedreiging vormen voor de politieke stabiliteit en duurzame ontwikkeling
van deze Staten,
Ervan overtuigd dat corruptie niet langer een lokale aangelegenheid is, maar een grensoverschrijdend
verschijnsel dat alle samenlevingen en economieën aantast, waardoor internationale
samenwerking van essentieel belang wordt voor het voorkomen en onder controle krijgen
ervan,
Er voorts van overtuigd dat een brede en multidisciplinaire aanpak vereist is om corruptie
op doeltreffende wijze te voorkomen en te bestrijden,
Er daarnaast van overtuigd dat de beschikbaarheid van technische bijstand in belangrijke
mate kan bijdragen, mede door middel van capaciteitsversterking en de opbouw van instituten,
aan het vermogen van Staten corruptie op doeltreffende wijze te voorkomen en te bestrijden,
Ervan overtuigd dat ongeoorloofde zelfverrijking buitengewoon schadelijk kan zijn
voor democratische instellingen, nationale economieën en de rechtsstaat,
Vastbesloten op doeltreffender wijze de overbrenging van op illegale wijze verkregen
activa te voorkomen, op te sporen en te beletten en de internationale samenwerking
bij het terugkrijgen van activa te versterken,
Erkennend de grondbeginselen van een behoorlijke rechtsgang in strafrechtelijke, civielrechtelijke
en bestuursrechtelijke procedures bij de toekenning van eigendomsrechten,
Indachtig dat het voorkomen en uitbannen van corruptie de verantwoordelijkheid van
alle Staten is en dat zij moeten samenwerken, met de steun en betrokkenheid van individuen
en groepen die niet tot de publieke sector behoren zoals het maatschappelijk middenveld,
niet-gouvernementele organisaties en basisorganisaties, willen hun inspanningen op
dit gebied doeltreffend zijn,
Voorts indachtig de beginselen van goed beheer van publieke zaken en eigendommen,
billijkheid, verantwoordelijkheid en gelijkheid voor de wet en de noodzaak integriteit
te waarborgen en een cultuur te bevorderen waarin corruptie wordt afgekeurd,
Verheugd over het werk van de Commissie Misdaadpreventie en Strafrecht en het Bureau
voor Drugs en Criminaliteit van de Verenigde Naties betreffende het voorkomen en bestrijden
van corruptie,
In herinnering roepend het werk op dit terrein van andere internationale en regionale
organisaties, met inbegrip van de activiteiten van de Afrikaanse Unie, de Raad van
Europa, de Internationale Douaneraad (ook bekend als de Werelddouaneorganisatie),
de Europese Unie, de Arabische Liga, de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling en de Organisatie van Amerikaanse Staten,
Met waardering kennis nemend van multilaterale instrumenten voor het voorkomen en
bestrijden van corruptie, met inbegrip van, onder andere, het Inter-Amerikaans Verdrag
tegen Corruptie, op 29 maart 1996 aangenomen door de Organisatie van Amerikaanse Staten,
de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen
of van lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn, op 26 mei 1997 aangenomen door de Raad van Europa, het Verdrag inzake de bestrijding van de omkoping van buitenlandse overheidsfunctionarissen
bij internationale zakelijke transacties, op 21 november 1997 aangenomen door de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling, het Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie, op 27 januari 1999 aangenomen door het Comité van Ministers van de Raad van Europa,
het Civielrechtelijk Verdrag inzake de bestrijding van corruptie, op 4 november 1999 aangenomen door het Comité van Ministers van de Raad van Europa,
en het Verdrag van de Afrikaanse Unie inzake het voorkomen en bestrijden van corruptie,
op 12 juli 2003 aangenomen door de staatshoofden en regeringsleiders van de Afrikaanse
Unie,
De inwerkingtreding verwelkomend op 29 september 2003 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad,
Zijn het volgende overeengekomen:
HOOFDSTUK III. STRAFBAARSTELLING EN RECHTSHANDHAVING
Artikel 15. Omkoping betreffende nationale overheidsfunctionarissen
Elke Staat die partij is, neemt de wettelijke en andere maatregelen die nodig kunnen
zijn om de volgende handelingen, indien zij opzettelijk zijn gepleegd, strafbaar te
stellen:
-
a. het, direct of indirect, beloven, aanbieden of verstrekken aan een overheidsfunctionaris
van een onverschuldigd voordeel, voor de functionaris zelf of voor een andere persoon
of entiteit, opdat de functionaris een handeling verricht of nalaat bij de uitoefening
van zijn of haar officiële taken;
-
b. het, direct of indirect, door een overheidsfunctionaris verzoeken om of aanvaarden
van een onverschuldigd voordeel, voor de functionaris zelf of voor een andere persoon
of entiteit, opdat de functionaris een handeling verricht of nalaat bij de uitoefening
van zijn of haar officiële taken.
Artikel 16. Omkoping betreffende buitenlandse overheidsfunctionarissen en internationale
ambtenaren
-
1 Elke Staat die partij is, neemt de wettelijke en andere maatregelen die nodig kunnen
zijn om als strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd, het, direct
of indirect, beloven, aanbieden of verstrekken aan een buitenlandse overheidsfunctionaris
of een internationale ambtenaar van een onverschuldigd voordeel, voor de functionaris
zelf of voor een andere persoon of entiteit, opdat de functionaris een handeling verricht
of nalaat bij de uitoefening van zijn of haar officiële taken, om aldus zakelijk of
enig ander onverschuldigd voordeel uit internationale zakelijke transacties te verkrijgen
of te behouden.
-
2 Elke Staat die partij is, overweegt de wettelijke en andere maatregelen te nemen
die nodig kunnen zijn om als strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd,
het direct of indirect, door een buitenlandse overheidsfunctionaris of een internationale
ambtenaar verzoeken om of aanvaarden van een onverschuldigd voordeel, voor de functionaris
zelf of voor een andere persoon of entiteit, opdat de functionaris een handeling verricht
of nalaat bij de uitoefening van zijn of haar officiële taken.
Artikel 17. Verduistering, onrechtmatig gebruik of ander misbruik van goederen door
een overheidsfunctionaris
Elke Staat die partij is, neemt de wettelijke en andere maatregelen die nodig kunnen
zijn om als strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd, verduistering,
onrechtmatig gebruik of ander misbruik door een overheidsfunctionaris, ten voordele
van de functionaris zelf of van een andere persoon of entiteit, van goederen, publieke
of particuliere fondsen of waardepapieren of andere waardevolle zaken die aan de overheidsfunctionaris
zijn toevertrouwd uit hoofde van zijn of haar functie.
Artikel 18. Ongeoorloofde beïnvloeding
Elke Staat die partij is, overweegt de wettelijke en andere maatregelen te nemen die
nodig kunnen zijn om de volgende handelingen, indien zij opzettelijk zijn gepleegd,
strafbaar te stellen:
-
a. het, direct of indirect, beloven, aanbieden of geven van elk onverschuldigd voordeel
aan een overheidsfunctionaris of andere persoon opdat deze overheidsfunctionaris of
persoon zijn reële of veronderstelde invloed misbruikt om van een bestuur of overheidsinstelling
van de Staat die partij is een onverschuldigd voordeel te verkrijgen ten behoeve van
de aanzetter tot deze handeling of enige andere persoon;
-
b. het, direct of indirect, verzoeken om of aanvaarden van een onverschuldigd voordeel
voor de overheidsfunctionaris zelf of voor een andere persoon opdat deze overheidsfunctionaris
of persoon zijn reële of veronderstelde invloed misbruikt om van een administratie
of overheidsinstelling van de Staat die partij is een onverschuldigd voordeel te verkrijgen.
Artikel 19. Misbruik van functie
Elke Staat die partij is, overweegt de wettelijke en andere maatregelen te nemen die
nodig kunnen zijn om als strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd,
het misbruik van functie of positie, waaronder wordt verstaan, het in strijd met de
wet verrichten of nalaten van een handeling door een overheidsfunctionaris bij de
uitoefening van zijn of haar functie teneinde een onverschuldigd voordeel te verkrijgen
voor de functionaris zelf of voor een andere persoon of entiteit.
Artikel 20. Ongeoorloofde verrijking
Met inachtneming van zijn grondwet en de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel, overweegt
elke Staat die partij is de wettelijke en andere maatregelen te nemen die nodig kunnen
zijn om als strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd, ongeoorloofde
verrijking, waaronder wordt verstaan, een aanzienlijke toename van de activa van een
overheidsfunctionaris waarvoor hij of zij in relatie tot zijn of haar rechtmatig inkomen
geen redelijke verklaring kan geven.
Artikel 21. Omkoping in de particuliere sector
Elke Staat die partij is, overweegt de wettelijke en andere maatregelen te nemen die
nodig kunnen zijn om de volgende handelingen, indien zij opzettelijk zijn gepleegd
in het kader van economische, financiële of commerciële activiteiten, strafbaar te
stellen:
-
a. het, direct of indirect, beloven, aanbieden of geven van elk onverschuldigd voordeel
aan een persoon die leiding geeft aan of werkt bij, in welke hoedanigheid dan ook,
een entiteit uit de particuliere sector, voor die persoon zelf of voor een andere
persoon, opdat hij of zij in strijd met zijn of haar plichten een handeling verricht
of nalaat;
-
b. het, direct of indirect, verzoeken om of aanvaarden van elk onverschuldigd voordeel
door een persoon die leiding geeft aan of werkt bij, in welke hoedanigheid dan ook,
een entiteit uit de particuliere sector, voor die persoon zelf of voor een andere
persoon, opdat hij of zij in strijd met zijn of haar plichten een handeling verricht
of nalaat.
Artikel 22. Verduistering van goederen in de particuliere sector
Elke Staat die partij is, overweegt de wettelijke en andere maatregelen te nemen die
nodig kunnen zijn om als strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd
in het kader van economische, financiële of commerciële activiteiten, het verduisteren
door een persoon die leiding geeft aan of werkt bij, in welke hoedanigheid dan ook,
een entiteit uit de particuliere sector, van goederen, particuliere fondsen of waardepapieren
of andere waardevolle zaken die aan hem of haar zijn toevertrouwd uit hoofde van zijn
of haar functie.
Artikel 23. Het witwassen van de opbrengsten van misdaad
-
1 Elke Staat die partij is, neemt, in overeenstemming met de grondbeginselen van zijn
nationale recht, de wettelijke en andere maatregelen die nodig kunnen zijn om de volgende
handelingen strafbaar te stellen, indien opzettelijk gepleegd:
Onverminderd de bepalingen van artikel 23 van dit Verdrag, overweegt elke Staat die
partij is de wettelijke en andere maatregelen te nemen die nodig kunnen zijn om als
strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd na het plegen van een van
de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten zonder aan deze strafbare
feiten te hebben deelgenomen, het verhelen of gedurende langere tijd vasthouden van
goederen waarvan de betrokken persoon weet dat dergelijke goederen het resultaat zijn
van overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten.
Artikel 25. Obstructie van de rechtsbedeling
Elke Staat die partij is, neemt de wettelijke en andere maatregelen die nodig kunnen
zijn om de volgende handelingen, indien zij opzettelijk zijn gepleegd, strafbaar te
stellen:
-
a. het gebruik van fysiek geweld, bedreiging of intimidatie of het beloven, aanbieden
of verlenen van een onverschuldigd voordeel teneinde een valse getuigenverklaring
uit te lokken of invloed uit te oefenen op het afleggen van de getuigenverklaring
of het overleggen van bewijsmateriaal in een procedure met betrekking tot het plegen
van overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten;
-
b. het gebruik van fysiek geweld, bedreiging of intimidatie teneinde de uitoefening van
de officiële taken door een rechterlijk ambtenaar of rechtshandhavingsfunctionaris
met betrekking tot het plegen van overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten
te beletten. Geen enkele bepaling in dit onderdeel doet afbreuk aan het recht van
de Staten die partij zijn te beschikken over wetgeving ter bescherming van andere
categorieën van overheidsfunctionarissen.
Artikel 26. Aansprakelijkheid van rechtspersonen
-
4 Elke Staat die partij is, verzekert in het bijzonder dat rechtspersonen die aansprakelijk
worden gesteld overeenkomstig dit artikel onderworpen worden aan doeltreffende, proportionele
en ontmoedigende strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke sancties, met inbegrip
van geldelijke sancties.
Artikel 27. Deelneming aan en poging tot het plegen van een strafbaar feit
-
1 Elke Staat die partij is, neemt de wettelijke en andere maatregelen die nodig kunnen
zijn om, overeenkomstig zijn nationale recht, als strafbaar feit aan te merken, deelneming
aan een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit in elke hoedanigheid, waaronder
als medeplichtige, helper of aanzetter.
-
2 Elke Staat die partij is, kan wettelijke en andere maatregelen nemen die nodig kunnen
zijn om, overeenkomstig zijn nationale recht, als strafbaar feit aan te merken, elke
poging tot het plegen van een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit.
-
3 Elke Staat die partij is, kan wettelijke en andere maatregelen nemen die nodig kunnen
zijn om, overeenkomstig zijn nationale recht, als strafbaar feit aan te merken, de
voorbereiding van een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit.
Artikel 28. Wetenschap, bedoeling en oogmerk als elementen van een strafbaar feit
De wetenschap, de bedoeling of het oogmerk die vereist zijn als bestanddeel van een
overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit kan worden afgeleid uit objectieve
feitelijke omstandigheden.
Artikel 29. Verjaringstermijn
Elke Staat die partij is, stelt, waar passend, met inachtneming van zijn nationale
recht een lange verjaringstermijn vast voor het aanvangen van procedures voor een
overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit en stelt een langere termijn vast
voor of voorziet in de opschorting van de verjaringstermijn voor de gevallen waarin
de vermoedelijke dader zijn berechting heeft ontweken.
Artikel 30. Vervolging, berechting en sancties
-
2 Elke Staat die partij is, neemt de maatregelen die nodig kunnen zijn om, in overeenstemming
met zijn rechtsstelsel en grondwettelijke beginselen, een juiste balans te creëren
of te handhaven tussen immuniteiten en voorrechten die aan zijn overheidsfunctionarissen
zijn toegekend voor de vervulling van hun functies en de mogelijkheid, waar nodig,
op doelmatige wijze de in dit Verdrag strafbaar gestelde feiten te onderzoeken, vervolgen
en berechten.
-
3 Elke Staat die partij is, tracht te verzekeren dat discretionaire rechterlijke bevoegdheden
uit hoofde van zijn nationale recht met betrekking tot de vervolging van personen
voor overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten zodanig worden uitgeoefend
dat de doeltreffendheid van rechtshandhavingsmaatregelen ten aanzien van die strafbare
feiten wordt geoptimaliseerd, waarbij zorgvuldig rekening wordt gehouden met de noodzaak
het plegen van dergelijke strafbare feiten te ontmoedigen.
-
4 Ten aanzien van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, neemt elke
Staat die partij is passende maatregelen overeenkomstig zijn nationale recht en met
zorgvuldige inachtneming van de rechten van de verdediging, ter nastreving van het
verzekeren dat bij de voorwaarden opgelegd in verband met beslissingen inzake vrijlating
in afwachting van het proces of hoger beroep rekening wordt gehouden met de noodzaak
tot verzekering van de aanwezigheid van de verdachte tijdens de daarop volgende strafrechtelijke
procedures.
-
6 Elke Staat die partij is, overweegt de instelling van procedures, voorzover deze
in overeenstemming zijn met de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel, waarmee een
overheidsfunctionaris die een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit ten
laste is gelegd, waar passend, uit zijn of haar ambt kan worden ontzet, kan worden
geschorst of overgeplaatst door de van toepassing zijnde autoriteit, daarbij rekening
houdend met het beginsel van onschuldpresumptie.
-
7 In de gevallen waarin de ernst van het strafbare feit zulks rechtvaardigt, en in
de mate waarin dit in overeenstemming is met de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel,
overweegt elke Staat die partij is procedures in te stellen waarmee personen die veroordeeld
zijn wegens overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten ingevolge een rechterlijk
bevel of elk ander toepasselijk middel, gedurende een tijdvak als bepaald door zijn
nationale recht,
-
9 Geen enkele bepaling in dit Verdrag tast het beginsel aan dat de omschrijving van
de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten en van de toepasselijke wettelijke
verweermiddelen of andere rechtsbeginselen die de rechtmatigheid van handelingen beheersen,
voorbehouden is aan het nationale recht van een Staat die partij is, en dat dergelijke
strafbare feiten worden vervolgd en bestraft overeenkomstig dat recht.
Artikel 31. Bevriezing, inbeslagneming en confiscatie
-
2 Elke Staat die partij is, neemt de maatregelen die nodig kunnen zijn om de identificatie,
opsporing, bevriezing of inbeslagneming mogelijk te maken van een in het eerste lid
van dit artikel bedoelde zaak ten behoeve van mogelijke confiscatie.
-
3 Elke Staat die partij is, neemt, overeenkomstig zijn nationale recht, de wettelijke
en andere maatregelen die nodig kunnen zijn voor de reglementering van het beheer
door de bevoegde autoriteiten van bevroren, in beslag genomen of geconfisqueerde goederen
die onder het eerste en tweede lid van dit artikel vallen.
-
5 Indien de opbrengsten van misdaad zijn vermengd met rechtmatig verkregen goederen,
zijn deze goederen, onverminderd de bevoegdheden met betrekking tot bevriezing of
inbeslagneming, onderhevig aan confiscatie tot de geschatte waarde van de vermengde
opbrengsten.
-
6 Op inkomsten of andere voordelen verkregen uit de opbrengsten van misdaad, uit goederen
waarin de opbrengsten van misdaad zijn veranderd of omgezet of uit goederen waarmee
de opbrengsten van misdaad zijn vermengd zijn de in dit artikel bedoelde maatregelen
op dezelfde wijze en in dezelfde mate van toepassing als op de opbrengsten van misdaad.
-
7 Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 55 van dit Verdrag, machtigt elke
Staat die partij is zijn rechters en andere bevoegde autoriteiten te bevelen dat bancaire,
financiële of zakelijke dossiers ter beschikking worden gesteld of in beslag worden
genomen. Een Staat die partij is, beroept zich niet op het bankgeheim teneinde te
weigeren op te treden overeenkomstig de bepalingen van dit lid.
-
8 De Staten die partij zijn, kunnen de mogelijkheid overwegen te eisen dat een dader
de rechtmatige herkomst aantoont van vermeende opbrengsten van misdaad of andere goederen
die onderhevig zijn aan confiscatie, voorzover een dergelijke eis verenigbaar is met
de grondbeginselen van hun nationale recht en met de aard van gerechtelijke en andere
procedures.
Artikel 32. Bescherming van getuigen, deskundigen en slachtoffers
-
1 Elke Staat die partij is, neemt overeenkomstig zijn nationale rechtsstelsel passende
maatregelen die binnen zijn macht liggen om te zorgen voor doeltreffende bescherming
tegen mogelijke represailles tegen of intimidatie van getuigen of deskundigen die
verklaringen afleggen inzake overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten
en, indien van toepassing, van hun familieleden en andere personen die hen na staan.
-
2 De in het eerste lid van dit artikel voorziene maatregelen kunnen, onder andere,
onverminderd de rechten van de verdachte, met inbegrip van het recht op een eerlijke
rechtsgang, omvatten:
-
a. het voorzien in procedures voor de fysieke bescherming van die personen, waaronder,
voorzover nodig en uitvoerbaar, het overbrengen naar een andere plaats van hen en
waar passend, het verbieden van de bekendmaking of het toestaan van beperkingen ten
aanzien van de verstrekking van informatie omtrent de identiteit en verblijfplaats
van die personen;
-
b. het zorgen voor bewijsrechtelijke regels teneinde mogelijk te maken dat verklaringen
worden afgelegd op een wijze die de veiligheid van getuigen en deskundigen waarborgt,
zoals het toestaan dat de verklaring wordt afgelegd met behulp van communicatietechnologie
zoals videoverbindingen of andere adequate middelen.
-
5 Elke Staat die partij is, zorgt ervoor, met inachtneming van zijn nationale recht,
dat de meningen en zorgen van slachtoffers naar voren kunnen worden gebracht in de
daarvoor in aanmerking komende fasen van de strafrechtelijke procedure tegen de daders,
op een wijze die de rechten van de verdediging niet schaadt.
Artikel 33. Bescherming van personen die aangifte doen
Elke Staat die partij is, overweegt in zijn nationale rechtsstelsel passende maatregelen
op te nemen teneinde elke persoon die te goeder trouw en op redelijke gronden feiten
ter kennis brengt van de bevoegde autoriteiten inzake overeenkomstig dit Verdrag strafbaar
gestelde feiten, te beschermen tegen elke ongerechtvaardigde behandeling.
Artikel 34. Gevolgen van corrupte handelingen
Met zorgvuldige inachtneming van de rechten van derden die te goeder trouw verworven
zijn, neemt elke Staat die partij is maatregelen, overeenkomstig de grondbeginselen
van zijn nationale recht, om de gevolgen van corruptie aan te pakken. In dit verband
kunnen Staten die partij zijn corruptie beschouwen als een relevante factor in gerechtelijke
procedures teneinde een contract te ontbinden of te herroepen, een concessie of ander
soortgelijk instrument in te trekken of om een andere herstelmaatregel te nemen.
Artikel 35. Schadeloosstelling
Elke Staat die partij is, neemt de maatregelen die nodig kunnen zijn, overeenkomstig
de beginselen van zijn nationale recht, om te waarborgen dat entiteiten of personen
die schade hebben geleden als gevolg van een corrupte handeling, het recht hebben
rechtsvorderingen in te stellen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor die schade
teneinde schadeloosstelling te verkrijgen.
Artikel 36. Gespecialiseerde autoriteiten
Elke Staat die partij is, waarborgt, overeenkomstig de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel,
het bestaan van een of meerdere instanties of personen die gespecialiseerd zijn in
de bestrijding van corruptie door middel van rechtshandhaving. Dergelijke instanties
of personen wordt de nodige onafhankelijkheid gegarandeerd, overeenkomstig de grondbeginselen
van het rechtsstelsel van de Staat die partij is, teneinde hen in staat te stellen
hun taken doeltreffend en vrij van ongepaste externe beïnvloeding uit te oefenen.
Dergelijke personen of de medewerkers van dergelijke instanties moeten de juiste opleiding
hebben en over de juiste middelen beschikken om hun taken uit te kunnen voeren.
Artikel 37. Samenwerking met rechtshandhavingsautoriteiten
-
1 Elke Staat die partij is, neemt passende maatregelen om personen die deelnemen of
hebben deelgenomen aan overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten aan te
moedigen de informatie te verstrekken die nuttig is voor de bevoegde autoriteiten
ten behoeve van opsporing en bewijsvoering en feitelijke, concrete hulp te verlenen
aan de bevoegde autoriteiten die kan bijdragen aan het aan daders ontnemen van de
opbrengsten van misdaad en het terugvorderen van dergelijke opbrengsten.
-
3 Elke Staat die partij is, overweegt te voorzien in de mogelijkheid overeenkomstig
de grondbeginselen van zijn nationale recht, immuniteit van rechtsvervolging te verlenen
aan een persoon die aanmerkelijke medewerking verleent bij de opsporing of vervolging
ten behoeve van een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit.
-
5 Wanneer een persoon als bedoeld in het eerste lid van dit artikel die zich bevindt
in een Staat die partij is, aanmerkelijke medewerking kan verlenen aan de bevoegde
autoriteiten van een andere Staat die partij is, kunnen de betrokken Staten die partij
zijn, overwegen overeenkomstig hun nationale recht overeenkomsten of regelingen aan
te gaan inzake de mogelijke toekenning door de andere Staat die partij is van de behandeling
bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel.
Artikel 38. Samenwerking tussen nationale autoriteiten
Elke Staat die partij is, neemt de maatregelen die nodig kunnen zijn om, overeenkomstig
zijn nationale recht, de samenwerking te bevorderen tussen enerzijds zijn overheidsinstellingen,
alsmede zijn overheidsfunctionarissen, en anderzijds zijn autoriteiten die verantwoordelijk
zijn voor de opsporing en de vervolging van misdrijven. Dergelijke samenwerking kan
bestaan uit:
-
a. het uit eigen beweging informeren van laatstgenoemde autoriteiten, wanneer er redelijke
gronden zijn om aan te nemen dat een van de overeenkomstig de artikelen 15, 21 en
23 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten is gepleegd; of
-
b. het op verzoek leveren aan de laatstgenoemde autoriteiten van alle benodigde informatie.
Artikel 39. Samenwerking tussen nationale autoriteiten en de particuliere sector
-
1 Elke Staat die partij is, neemt de maatregelen die nodig kunnen zijn om, overeenkomstig
zijn nationale recht, de samenwerking te bevorderen tussen nationale autoriteiten
die verantwoordelijk zijn voor de opsporing en vervolging en entiteiten in de particuliere
sector, met name financiële instellingen, met betrekking tot zaken die samenhangen
met het plegen van overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten.
-
2 Elke Staat die partij is, overweegt zijn onderdanen en andere personen die hun vaste
woon- of verblijfplaats op zijn grondgebied hebben aan te moedigen het plegen van
een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit ter kennis te brengen van de
nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de opsporing en vervolging.
Elke Staat die partij is, waarborgt dat, in het geval van nationale strafrechtelijke
onderzoeken naar overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, er passende
mechanismen aanwezig zijn binnen zijn nationale rechtsstelsel om belemmeringen die
kunnen voortvloeien uit de toepassing van wetgeving inzake het bankgeheim te ondervangen.
Elke Staat die partij is, kan de wettelijke of andere maatregelen treffen die nodig
kunnen zijn om, onder de voorwaarden en ten behoeve van de doelen die hij passend
acht, eerdere veroordelingen in een andere Staat van een vermoedelijke dader in overweging
te nemen, teneinde die informatie te gebruiken bij strafrechtelijke procedures die
verband houden met een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit.
-
3 Voor de toepassing van artikel 44 van dit Verdrag, neemt elke Staat die partij is
de maatregelen die nodig kunnen zijn om zijn rechtsmacht te vestigen met betrekking
tot de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, indien de vermeende dader
zich op zijn grondgebied bevindt en hij die persoon niet uitlevert uitsluitend op
grond van het feit dat hij of zij zijn onderdaan is.
-
4 Elke Staat die partij is, kan tevens de maatregelen nemen die nodig kunnen zijn om
zijn rechtsmacht te vestigen met betrekking tot de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar
gestelde feiten, wanneer de vermeende dader zich op zijn grondgebied bevindt en hij
hem of haar niet uitlevert.
-
5 Indien een Staat die partij is die zijn rechtsmacht uitoefent uit hoofde van het
eerste of tweede lid van dit artikel ervan in kennis is gesteld of op andere wijze
heeft vernomen dat een of meer andere Staten die partij de opsporing, vervolging of
een gerechtelijke procedure heeft of hebben ingesteld naar aanleiding van dezelfde
gedragingen, overleggen de bevoegde autoriteiten van die Staten die partij zijn, waar
mogelijk, met elkaar teneinde hun maatregelen te coördineren.