De Staten die partij zijn bij dit Protocol,
Overwegend dat het ten behoeve van de verdere verwezenlijking van de doelstellingen
van het Verdrag inzake de rechten van het kind en de verdere toepassing van de bepalingen ervan, in het bijzonder de artikelen,
1, 11, 21, 32, 33, 34, 35 en 36, gepast zou zijn de maatregelen uit te breiden die de Staten die partij zijn, dienen
te nemen teneinde de bescherming van kinderen te waarborgen tegen de verkoop van kinderen,
kinderprostitutie en kinderpornografie,
Tevens overwegend dat het Verdrag inzake de rechten van het kind het recht van het kind erkent te worden beschermd tegen economische uitbuiting en
tegen het verrichten van werk dat naar alle waarschijnlijkheid gevaarlijk is of de
opvoeding van het kind zal hinderen, of schadelijk zal zijn voor de gezondheid of
de lichamelijke, geestelijke, intellectuele, zedelijke of maatschappelijke ontwikkeling
van het kind,
Ernstig bezorgd over de aanzienlijke en toenemende internationale handel in kinderen
ten behoeve van de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie,
Uiterst bezorgd over de wijdverbreide en voortdurende praktijk van sekstoerisme, waarvoor
kinderen bijzonder kwetsbaar zijn, aangezien het de verkoop van kinderen, kinderprostitutie
en kinderpornografie rechtstreeks bevordert,
Erkennend dat een aantal bijzonder kwetsbare groepen, met inbegrip van meisjes, een
groter risico loopt om seksueel te worden uitgebuit en dat meisjes onevenredig vertegenwoordigd
zijn onder de slachtoffers van seksuele uitbuiting,
Bezorgd over de toenemende beschikbaarheid van kinderpornografie via internet en andere
nieuwe technologieën, en herinnerend aan de Internationale Conferentie inzake de bestrijding
van kinderpornografie op internet (Wenen, 1999) en, in het bijzonder, de conclusie
daarvan die oproept tot het wereldwijd strafbaar stellen van de vervaardiging, verspreiding,
export, import, transmissie, het opzettelijk bezit en propageren van kinderpornografie,
en de nadruk leggend op het belang van nauwere samenwerking en partnerschap tussen
regeringen en de Internetbranche,
Van mening dat de uitbanning van de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie
zal worden vergemakkelijkt door aanneming van een brede benadering, waarbij rekening
wordt gehouden met alle relevante factoren, zoals onderontwikkeling, armoede, economische
verschillen, een onrechtvaardige sociaal-economische structuur, probleemgezinnen,
gebrek aan onderwijs, migratie van het platteland naar de stad, discriminatie op grond
van geslacht, onverantwoordelijk seksueel gedrag door volwassenen, schadelijke traditionele
praktijken, gewapende conflicten en handel in kinderen,
Van mening dat het nodig is te pogen de bewustwording van het publiek te bevorderen
om de vraag van consumenten naar de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie
terug te dringen, en voorts overtuigd van het belang van versterking van een wereldwijd
partnerschap tussen alle actoren en van het verbeteren van de rechtshandhaving op
nationaal niveau,
Gelet op de bepalingen van internationale juridische instrumenten die relevant zijn
voor de bescherming van kinderen, met inbegrip van het Verdrag van Den Haag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het
gebied van de interlandelijke adoptie, het Verdrag van Den Haag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering, het Verdrag van Den Haag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning,
de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid
en maatregelen ter bescherming van kinderen en Verdrag nr. 182 van de Internationale Arbeidsconferentie betreffende het verbod op
en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid,
Aangemoedigd door de overweldigende steun voor het Verdrag inzake de rechten van het kind, waaruit de algemene bereidheid blijkt zich in te zetten voor de bevordering en bescherming
van de rechten van het kind,
Het belang erkennend van de uitvoering van de bepalingen van het Actieprogramma ter
voorkoming van de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie en
de Verklaring en de Agenda van Stockholm, aangenomen op het Wereldcongres tegen de
commerciële seksuele uitbuiting van kinderen, gehouden te Stockholm van 27 tot en
met 31 augustus 1996, en andere ter zake dienende besluiten en aanbevelingen van relevante
internationale organisaties,
Op passende wijze rekening houdend met het belang van de tradities en culturele waarden
van ieder volk voor de bescherming en de harmonische ontplooiing van het kind,
Zijn het volgende overeengekomen: