-
– Artikel 4, eerste en derde lid: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
-
– Artikel 6, tweede lid: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(wat betreft vaststellen model) en de meldkamers in de grensstreek;
-
– Artikel 7, tweede lid: de meldkamers in de grensstreek;
-
– Artikel 9, eerste lid: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
– Artikel 10, eerste lid: de ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van de politietaak,
bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 1993;
-
– Artikel 12: de ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, bedoeld
in artikel 3 van de Politiewet 1993;
-
– Artikel 14: Korps Landelijke Politie Dienst (KLPD), Dienst Internationale Netwerken,
te Zoetermeer;
-
– Artikel 15, eerste en tweede lid: de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Rijksdienst
voor het Wegverkeer;
-
– Artikel 15, derde lid: de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandze Zaken
en Koninkrijksrelaties;
-
– Artikel 17, derde lid: de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties;
-
– Artikel 20: Korps Landelijke Politie Dienst (KLPD), Nationaal Coördinator Bewaken
en Beveiligen;
-
– Artikel 24, tweede lid: de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
– Artikel 25: de Minister van Justitie, de Minister voor Vreemdelingenbeleid en Integratie
en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
– Artikel 26, eerste en derde lid: de Minister van Justitie, de Minister voor Vreemdelingenbeleid
en Integratie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
– Artikel 27, tweede lid: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de Minister van Justitie;
-
– Artikel 29, eerste en derde lid: in het kader van de handhaving van de openbare orde
en veiligheid en de algemene politietaak, de burgemeester van de gemeente waar wordt
opgetreden. In het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde de bevoegde
officier van justitie;
-
– Artikel 32, eerste lid: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
– Artikel 33, eerste lid, onderdeel b: in het kader van de handhaving van de openbare
orde en veiligheid en de algemene politietaak, de burgemeester van de gemeente waar
wordt opgetreden. In het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde
de bevoegde officier van justitie;
-
– Artikel 33, vierde en vijfde lid: in het kader van de handhaving van de openbare
orde en veiligheid en de algemene politietaak, de burgemeester van de gemeente waar
wordt opgetreden. In het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde
de bevoegde officier van justitie;
-
– Artikel 35, eerste en tweede lid: in het kader van de handhaving van de openbare
orde en veiligheid en de algemene politietaak, de burgemeester van de gemeente waar
wordt opgetreden. In het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde
de bevoegde officier van justitie;
-
– Artikel 36: in het kader van de handhaving van de openbare orde en veiligheid en
de algemene politietaak, de burgemeester van de gemeente waar wordt opgetreden. In
het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde de bevoegde officier
van justitie;
-
– Artikel 43: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister
van Justitie.
Bevoegde autoriteiten en diensten die politieopdrachten uitoefenen overeenkomstig
het nationale recht.
Bevoegde autoriteiten en diensten die politietaken uitvoeren overeenkomstig de wet
van 31 mei 1999 tot oprichting van een groothertogelijk politiekorps en een algemene
inspectie van de politie.