Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen [...] Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China, Beijing, 26-11-2001

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-08-2004 t/m heden

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China

Authentiek : NL

Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Volksrepubliek China,

hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Geleid door de wens de van oudsher bestaande vriendschapsbanden tussen hun landen te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat betreft investeringen door de investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,

In het besef dat overeenstemming over de aan dergelijke investeringen toe te kennen behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • 1 wordt onder de term „investering” verstaan alle soorten vermogensbestanddelen geïnvesteerd door investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en omvat in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • a. roerende en onroerende zaken, en andere eigendomsrechten, zoals hypotheken en onderpanden;

    • b. aandelen, schuldbewijzen, effecten en andere soorten belangen in ondernemingen;

    • c. aanspraken op geld of op iedere prestatie die economische waarde heeft met betrekking tot de investering;

    • d. intellectuele eigendomsrechten, in het bijzonder auteursrechten, octrooien, handelsmerken, handelsnamen, technologische werkwijzen, knowhow en goodwill;

    • e. concessies aan bedrijven verleend krachtens het recht of een overeenkomst, met inbegrip van concessies voor het opsporen van, ontginnen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen.

    Veranderingen in de vorm waarin vermogensbestanddelen worden geïnvesteerd doen geen afbreuk aan het feit dat zij investeringen zijn.

  • 2 wordt onder „investeerder” verstaan:

    • a. natuurlijke personen die de nationaliteit van een van beide Verdragsluitende Partijen hebben in overeenstemming met het recht van die Verdragsluitende Partij;

    • b. economische lichamen, met inbegrip van maatschappijen, vennootschappen, verenigingen, maatschappen en andere organisaties, opgericht krachtens de wetten en voorschriften van een van de Verdragsluitende Partijen en die hun zetel in die Verdragsluitende Partij hebben, ongeacht of zij een winstoogmerk hebben of niet en of hun aansprakelijkheid beperkt is of niet.

  • 3 wordt onder de term „opbrengsten” verstaan de bedragen die een investering heeft opgebracht, met inbegrip van winsten, dividenden, interesten, vermogenswinsten, royalty's en andere rechtmatige inkomsten.

  • 4 Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder „grondgebied” respectievelijk verstaan:

    • voor het Koninkrijk der Nederlanden: het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden en alle aan de territoriale zee grenzende gebieden die, krachtens het in het Koninkrijk der Nederlanden geldende recht en in overeenstemming met het internationale recht, tot de exclusieve economische zone of het continentaal plat van het Koninkrijk der Nederlanden behoren, en waarin het Koninkrijk der Nederlanden rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent.

    • voor de Volksrepubliek China: het grondgebied van de Volksrepubliek China (met inbegrip van de territoriale zee en het luchtruim daarboven) alsmede elk gebied buiten haar territoriale zee waarbinnen de Volksrepubliek China soevereine rechten uitoefent voor de exploratie en exploitatie van rijkdommen in de zeebodem, de ondergrond ervan en de erboven liggende wateren in overeenstemming met het Chinese recht en het internationale recht;

Artikel 2. Bevordering en toelating van investeringen

Elke Verdragsluitende Partij stimuleert investeerders van de andere Verdragsluitende Partij investeringen te doen op haar grondgebied en laat dergelijke investeringen in overeenstemming met haar wetten en voorschriften toe.

Artikel 3. Behandeling van investeringen

  • 1 Investeringen van investeerders van elke Verdragsluitende Partij worden te allen tijde eerlijk en rechtvaardig behandeld op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij. Investeringen van investeerders van elk der Verdragsluitende Partijen genieten de voortdurende bescherming en zekerheid op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 2 Geen der Verdragsluitende Partijen neemt onredelijke of discriminatoire maatregelen tegen het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot en de vervreemding van investeringen door de investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 3 Elke Verdragsluitende Partij kent aan investeringen en activiteiten die verband houden met dergelijke investeringen van de investeerders van de andere Verdragsluitende Partij een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen en activiteiten van haar eigen investeerders of investeerders van een derde Staat.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij is aangegaan met de investeerders van de andere Verdragsluitende Partij met betrekking tot hun investeringen.

  • 5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van een van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan die welke in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.

  • 6 De bepalingen van het eerste tot en met het vijfde lid van dit artikel mogen niet zodanig worden uitgelegd dat een Verdragsluitende Partij verplicht is de investeerders van de andere Verdragsluitende Partij het voordeel te doen genieten van een behandeling, voorkeur of voorrecht uit hoofde van:

    • a. verdragen tot oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen danwel op grond van interim-verdragen die tot dergelijke unies of instellingen leiden;

    • b. een internationale overeenkomst of internationale regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belasting;

    • c. een internationale overeenkomst of regeling ter vergemakkelijking van kleinschalige investeringen in grensgebieden.

Artikel 4. Binnenkomst en verblijf van personeelsleden

Elke Verdragsluitende Partij neemt, binnen het kader van haar wetgeving, aanvragen voor visa en werkvergunningen voor investeerders van de andere Verdragsluitende Partij die zich bezighouden met activiteiten die verband houden met investeringen gedaan op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij in welwillende overweging.

Artikel 5. Onteigening

  • 1 Geen der Verdragsluitende Partijen onteigent, nationaliseert of neemt andere soortgelijke maatregelen (hierna aangeduid als „onteigening”) tegen de investeringen van de investeerders van de andere Verdragsluitende Partij op haar grondgebied, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. de onteigening vindt plaats in het algemeen belang en met inachtneming van nationale juridische procedures;

    • b. de onteigening is niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan;

    • c. de onteigening vindt plaats tegen schadeloosstelling.

  • 2 De schadeloosstelling waarnaar in lid 1, onder c, wordt verwezen, dient gelijk te zijn aan de redelijke marktwaarde van de onteigende investering onmiddellijk voordat de onteigeningsmaatregelen werden getroffen. De redelijke marktwaarde mag geen waardeverandering inhouden ten gevolge van het eerder openbaar worden van de onteigening. De schadeloosstelling dient rente te omvatten tegen de gangbare commerciële rentevoet vanaf de datum waarop de onteigening plaatsvond tot de datum van betaling en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de getroffen investeerders, zonder vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken investeerder aangewezen land en in de valuta van het land van de getroffen investeerder of in een door de getroffen investeerder aanvaarde vrij inwisselbare valuta.

Artikel 6. Schadeloosstelling voor schade en verliezen

Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij wier investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij verliezen lijden wegens oorlog, een nationale noodtoestand, oproer, ongeregeldheden of andere soortgelijke gebeurtenissen op het grondgebied van de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wordt wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of andere regelingen betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke wordt toegekend aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat, naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerder.

Artikel 7. Repatriëring van investeringen en opbrengsten

  • 1 Iedere Verdragsluitende Partij waarborgt de investeerders van de andere Verdragsluitende Partij de overmaking van hun investeringen en opbrengsten die zij op haar grondgebied bezitten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

    • a. winsten, dividenden, interesten en andere rechtmatige inkomsten;

    • b. opbrengsten verkregen uit de gehele of gedeeltelijke verkoop of liquidatie van investeringen;

    • c. betalingen krachtens een leenovereenkomst in verband met investeringen;

    • d. royalty's met betrekking tot het bedoelde in artikel 1, eerste lid, letter d;

    • e. betalingen voor technische assistentie of vergoedingen voor technische service of management;

    • f. betalingen in verband met aanbestedingsprojecten;

    • g. inkomsten van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij die werkzaam zijn in verband met een investering op haar grondgebied.

  • 2 Niets in het eerste lid van dit artikel tast de vrije overmaking aan van schadeloosstelling betaald uit hoofde van artikel 5 en artikel 6 van dit Verdrag.

  • 3 De bovengenoemde overmaking geschiedt in vrij inwisselbare valuta en tegen de op de dag van overmaking geldende wisselkoers die van toepassing is bij de Verdragsluitende Partij die de investeringen aanvaardt op de datum van overmaking.

Artikel 8. Subrogatie

Indien de ene Verdragsluitende Partij of een door haar aangewezen instantie een betaling doet aan haar investeerder als een schadeloosstelling gegeven ten aanzien van een investering gedaan op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, erkent de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij de overdracht van alle rechten en vorderingen van de schadeloos gestelde investeerder aan de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij of haar aangewezen instantie, voortvloeiend uit wet of overeenkomst, en het recht van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij of haar aangewezen instantie om krachtens subrogatie een dergelijk recht in dezelfde mate uit te oefenen als de investeerder.

Artikel 9. Beslechting van geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen

  • 1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen inzake de uitlegging of toepassing van dit Verdrag wordt, voor zover mogelijk, door middel van overleg langs diplomatieke weg beslecht.

  • 2 Indien een geschil niet aldus kan worden beslecht binnen zes maanden, wordt het op verzoek van een van de Verdragsluitende Partijen voorgelegd aan een ad hoc-scheidsgerecht.

  • 3 Een dergelijk scheidsgerecht bestaat uit drie scheidslieden. Binnen twee maanden na ontvangst van de schriftelijke kennisgeving waarin om arbitrage wordt verzocht, benoemt elke Verdragsluitende Partij een scheidsman. Deze twee scheidslieden kiezen gezamenlijk binnen wederom twee maanden een onderdaan van een derde Staat met diplomatieke betrekkingen met beide Verdragsluitende Partijen als voorzitter van het scheidsgerecht.

  • 4 Indien het scheidsgerecht niet is samengesteld binnen vier maanden na ontvangst van de schriftelijke kennisgeving waarin om arbitrage wordt verzocht, kan elk der Verdragsluitende Partijen, bij ontbreken van een andere overeenkomst, de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de President onderdaan is van een van beide Verdragsluitende Partijen of anderszins verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt het lid van het Internationale Gerechtshof dat na hem de hoogste anciënniteit heeft of niet verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 5 Het scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast. Het scheidsgerecht doet zijn uitspraak in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag en de toepasselijke grondbeginselen van het internationaal recht.

  • 6 Het scheidsgerecht komt tot zijn uitspraak bij meerderheid van stemmen. Deze uitspraak is onherroepelijk en bindend voor beide Verdragsluitende Partijen. Het scheidsgerecht zet, op verzoek van een van de Verdragsluitende Partijen, de redenen voor zijn uitspraak uiteen.

  • 7 Elke Verdragsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman en die van haar vertegenwoordiging in de arbitrageprocedure. De desbetreffende kosten van de Voorzitter en het scheidsgerecht worden door de Verdragsluitende Partijen in gelijke delen gedragen.

Artikel 10. Beslechting van geschillen tussen een investeerder en een Verdragsluitende Partij

  • 1 Geschillen die mochten ontstaan tussen een van de Verdragsluitende Partijen en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering van die investeerder op het grondgebied van de eerstbedoelde Verdragsluitende Partij worden, zoveel mogelijk, in der minne geschikt tussen de betrokken partijen.

  • 2 Een investeerder kan besluiten een geschil voor te leggen aan een bevoegde nationale rechter. Indien een rechtszaak betreffende een investering op het grondgebied van de Volksrepubliek China is voorgelegd aan een bevoegde nationale rechter, kan dit geschil worden voorgelegd voor internationale geschillenregeling, op voorwaarde dat de betrokken investeerder zijn zaak bij de nationale rechter heeft ingetrokken. Indien een geschil een investering op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden betreft, kan een investeerder er te allen tijde voor kiezen een geschil voor te leggen voor internationale geschillenregeling.

  • 3 Indien het geschil niet in der minne is beslecht binnen een periode van zes maanden na de datum waarop een der partijen bij het geschil om minnelijke schikking heeft verzocht, stemt iedere Verdragsluitende Partij er onvoorwaardelijk mee in het geschil op verzoek van de betrokken investeerder voor te leggen aan:

    • a. het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen ter beslechting door arbitrage of conciliatie krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen staten en onderdanen van andere staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening; of

    • b. een ad hoc-scheidsgerecht dat, tenzij de partijen bij het geschil anders overeenkomen, wordt ingesteld krachtens het arbitragereglement van de Commissie voor Internationaal Handelsrecht van de Verenigde Naties (UNCITRAL).

  • 4 Het ad hoc-scheidsgerecht beslist een geschil in overeenstemming met de rechtsregels die door de partijen kunnen worden overeengekomen. Bij ontbreken van een dergelijke overeenkomst past het scheidsgerecht het recht toe van de Verdragsluitende Partij bij het geschil (met inbegrip van haar regels inzake wetsconflicten), de bepalingen van dit Verdrag en de internationale rechtsregels die van toepassing kunnen zijn.

  • 5 De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor beide partijen bij het geschil.

Artikel 11. Overleg

Elk van beide Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging, toepassing en uitvoering van dit Verdrag. De andere Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende gelegenheid voor dergelijk overleg.

Artikel 12. Toepassing

Het onderhavige Verdrag is tevens van toepassing op investeringen die vóór de inwerkingtreding ervan zijn gedaan door investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de betrokken Verdragsluitende Partij, die van kracht waren op het moment dat de investering werd gedaan. De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing ongeacht het bestaan van diplomatieke of consulaire betrekkingen tussen de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 13. Overgang

  • 1 Dit Verdrag treedt in de plaats van en vervangt de Overeenkomst inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen tussen de Regering van de Volksrepubliek China en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ondertekend op 17 juni 1985 te 's-Gravenhage.

  • 2 Dit Verdrag is van toepassing op alle investeringen gedaan door investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, ongeacht of deze vóór of na de inwerkingtreding van dit Verdrag zijn gedaan, maar is niet van toepassing op enig geschil of enige vordering inzake een investering die reeds vóór de inwerkingtreding ervan voorwerp was van een juridische procedure of arbitrage.

    Dergelijke geschillen en vorderingen blijven als voorheen geregeld overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst van 1985 genoemd in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 14. Toepassing en beëindiging van het Verdrag wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa en eveneens van toepassing op de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald in de in artikel 15, eerste lid, bedoelde mededeling.

Met inachtneming van de bepalingen van artikel 15 is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van het Koninkrijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba afzonderlijk te beëindigen.

Artikel 15. Inwerkingtreding, werkingsduur en beëindiging

  • 1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan hun respectieve daarvoor vereiste nationale wettelijke procedures zijn voltooid, en blijft van kracht voor een tijdvak van vijftien jaar.

  • 2 Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van vijf jaar.

  • 3 Ten aanzien van investeringen gedaan vóór de datum van beëindiging van dit Verdrag, blijven de voorgaande bepalingen van de artikelen 1 tot en met 14 van kracht gedurende een tijdvak van nog eens vijftien jaar vanaf die datum van beëindiging.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Beijing op 26 november 2001, in de Nederlandse, de Chinese en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk gezaghebbend. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) A. JORRITSMA

Voor de Regering van de Volksrepubliek China

(w.g.) SHI GUANGSHENG

Protocol Protocol bij het Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek China.

Bij de ondertekening van het Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek China, hebben de ondertekenende vertegenwoordigers overeenstemming bereikt over de volgende bepalingen, die een integrerend deel uitmaken van het Verdrag.

Ad artikel 1

De term „investeringen” genoemd in artikel 1, eerste lid, omvat investeringen van rechtspersonen van een derde Staat die het eigendom zijn van of onder toezicht staan van investeerders van de ene Verdragsluitende Partij en die zijn gedaan op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij in overeenstemming met de wetten en voorschriften van laatstgenoemde Partij. De desbetreffende bepalingen van dit Verdrag zijn alleen van toepassing op dergelijke investeringen, wanneer deze derde Staat geen recht heeft, of afstand doet van het recht, tot het eisen van schadeloosstelling nadat de investeringen door de andere Verdragsluitende Partij zijn onteigend.

Het Verdrag is ook van toepassing op herinvesteringen gedaan door investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en in overeenstemming met de wetten en voorschriften van die Partij.

Ad artikel 3, tweede en derde lid

Ten aanzien van de Volksrepubliek China, zijn het tweede en derde lid van artikel 3 niet van toepassing op:

  • a. bestaande, niet-conforme maatregelen die op haar grondgebied worden gehandhaafd;

  • b. de voortzetting van een niet-conforme maatregel bedoeld onder a;

  • c. een wijziging van een niet-conforme maatregel bedoeld in a voor zover de wijziging de non-conformiteit van de maatregel ten opzichte van die verplichtingen, zoals deze onmiddellijk voorafgaand aan de wijziging bestond, niet vergroot.

Getracht zal worden de non-conforme maatregelen met voortvarendheid op te heffen.

Ad artikel 7

  • 1 Ten aanzien van de Volksrepubliek China, dient de overmaking bedoeld in artikel 7 van dit Verdrag te voldoen aan de desbetreffende formaliteiten vereist door de huidige Chinese wetten en voorschriften inzake deviezencontrole.

  • 2 In dit opzicht kent de Volksrepubliek China aan de investeerders van het Koninkrijk der Nederlanden geen behandeling toe die minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan de investeerders van een derde Staat.

  • 3 Deze formaliteiten worden niet aangewend als een middel om zich te onttrekken aan de verbintenissen of verplichtingen van de Verdragsluitende Partij uit hoofde van dit Verdrag.

  • 4 De bepalingen van artikel 7 van dit Verdrag tasten niet de rechten en verplichtingen inzake deviezenbeperkingen aan die een Verdragsluitende Partij heeft of kan hebben als lid van het Internationale Monetaire Fonds.

Ad artikel 10

Het Koninkrijk der Nederlanden neemt kennis van de verklaring dat de Volksrepubliek China vereist dat de betrokken investeerder de in de wetten en voorschriften van de Volksrepubliek China omschreven nationale bestuursrechtelijke herzieningsprocedure uitput, alvorens het geschil te onderwerpen aan internationale arbitrage uit hoofde van artikel 10, derde lid. De Chinese Volksrepubliek verklaart dat een dergelijke procedure een periode van maximaal drie maanden duurt.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) A. JORRITSMA

Voor de Regering van de Volksrepubliek China

(w.g.) SHI GUANGSHENG

Naar boven