-
a. „grondgebied", met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, het grondgebied
van het Koninkrijk in Europa; met betrekking tot Costa Rica het toepassingsgebied
zoals omschreven in de artikelen 5 en 6 van de Politieke Grondwet van de Republiek
Costa Rica, in beide gevallen in overeenstemming met het internationale recht;
-
b. „bevoegde autoriteit", met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Nederland; met betrekking tot de Republiek
Costa Rica, het Ministerie van Arbeid en Sociale Zekerheid;
-
c. „uitvoeringsorgaan", met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, voor wat betreft
de takken van sociale verzekeringen genoemd onder artikel 2, eerste lid, onderdelen
a, b en c: het „Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen", en voor wat betreft
de onderdelen van sociale verzekeringen genoemd onder artikel 2, eerste lid, onderdelen
d, e en f: de „Sociale verzekeringsbank", en voor wat betreft de wetgeving met betrekking
tot sociale bijstand: de gemeentelijke autoriteiten of de instanties bevoegd om de
functies uit te oefenen die thans door de genoemde organen worden uitgeoefend. Met
betrekking tot de Republiek Costa Rica, de „Caja Costarricense del Seguro Social"
(Sociale Zekerheidskas van Costa Rica) en de „Dirección Nacional de Pensiones del
Ministerio de Trabajo y Seguridad Social" (Nationale Pensioendirectie van het Ministerie
van Arbeid en Sociale Zekerheid), of elk lichaam bevoegd om de functies uit te oefenen
die thans door genoemde organen worden uitgeoefend;
-
d. „autoriteit", iedere organisatie die betrokken is bij de uitvoering van dit Verdrag,
met inbegrip van, onder andere, de bevolkingsregisters, belastingautoriteiten, registers
van de burgerlijke stand, arbeidsbureaus, scholen en andere onderwijsinstellingen,
handelsautoriteiten, politie en gevangeniswezen, immigratiekantoren en het nationale
register;
-
e. „wetgeving", de wetgeving genoemd in artikel 2;
-
f. „uitkering", elke uitkering of elk pensioen in geld ingevolge de wetgeving;
-
g. „uitkeringsgerechtigde", iedere persoon die aanspraak maakt of recht heeft op een
uitkering;
-
h. „gezinslid", een persoon die als zodanig wordt omschreven of erkend in de wetgeving;
-
i. „wonen", gewoonlijk wonen;
-
j. „verblijven", tijdelijk wonen.