Verdrag inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen [...] der Nederlanden en de Federale Republiek Joegoslavië, 's-Gravenhage, 29-01-2002

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-03-2004 t/m heden

Verdrag inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale Republiek Joegoslavië

Authentiek : NL

Verdrag inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale Republiek Joegoslavië

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Federale Republiek Joegoslavië,

hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Geleid door de wens hun van oudsher bestaande vriendschapsbanden te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat betreft investeringen door investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,

In het besef dat overeenstemming over de aan dergelijke investeringen toe te kennen behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • a. wordt onder de term „investeringen” verstaan alle soorten vermogensbestanddelen en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • i. roerende en onroerende zaken, alsmede alle andere zakelijke rechten, zoals huurcontracten, hypotheken, pandrechten en onderpanden, met betrekking tot alle soorten vermogensbestanddelen;

    • ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen en joint ventures;

    • iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische waarde heeft;

    • iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom (zoals auteursrechten en aanverwante rechten, patenten, industriële ontwerpen of modellen en handelsmerken), technische werkwijzen, goodwill en knowhow;

    • v. rechten verleend krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst, met inbegrip van rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen.

  • b. omvat de term „investeerders” met betrekking tot elk van beide Verdragsluitende Partijen:

    • i. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben;

    • ii. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij;

    • iii. rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij, maar die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen zoals omschreven onder i. of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii. hierboven.

  • c. wordt onder de term „grondgebied” verstaan:

    het grondgebied van de desbetreffende Verdragsluitende Partij en alle aan de territoriale zee grenzende gebieden die, krachtens het recht van de betrokken Verdragsluitende Partij en overeenkomstig het internationale recht, tot de exclusieve economische zone of het continentaal plat van de betrokken Verdragsluitende Partij behoren, en waarin deze Verdragsluitende Partij rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent.

Artikel 2

Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften, de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.

Artikel 3

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders. Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen een zo constant mogelijke bescherming en zekerheid toe.

  • 2 In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan dergelijke investeringen een behandeling toe die in elk geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerder.

  • 3 Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde staat bijzondere voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij komt alle wettelijke verplichtingen na die zij is aangegaan met betrekking tot investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van één van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.

Artikel 4

Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan haar eigen investeerders of aan die van een derde staat die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders. Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door die Partij toegekend:

  • a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting; of

  • b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke instelling; of

  • c. op basis van wederkerigheid met een derde staat.

Artikel 5

  • 1 Iedere Verdragsluitende Partij waarborgt investeerders van de andere Verdragsluitende Partij de vrije overmaking van betalingen die verband houden met hun investeringen. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare valuta, zonder beperking of vertraging. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • a. kapitaal en aanvullende bedragen voor de instandhouding of uitbreiding van investeringen;

    • b. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;

    • c. gelden voor de aflossing van leningen;

    • d. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;

    • e. royalty's of honoraria;

    • f. niet bestede inkomsten van personen die in verband met de investering op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij werkzaam zijn;

    • g. betalingen uit hoofde van artikel 7.

  • 2 Een Verdragsluitende Partij kan verlangen dat, voorafgaand aan de overmaking van betalingen met betrekking tot een investering, belastingverplichtingen ten aanzien van die investering door de investeerder worden vervuld, mits dergelijke verplichtingen niet-discriminatoir zijn en niet worden aangewend om het in het eerste lid genoemde doel te dwarsbomen.

  • 3 Een Verdragsluitende Partij kan in geval van ernstige betalingsbalansproblemen en externe financiële moeilijkheden of dreiging daarvan maatregelen nemen of handhaven die strijdig zijn met haar verplichtingen uit hoofde van het eerste lid. Dergelijke maatregelen:

    • a. stroken met de Artikelen der Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds;

    • b. zijn niet ingrijpender dan noodzakelijk om de in dit lid bedoelde situatie het hoofd te bieden; en

    • c. zijn tijdelijk en worden beëindigd zodra de omstandigheden zulks toestaan.

Artikel 6

  • 1 Investeringen van investeerders van een Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij mogen niet worden genationaliseerd, onteigend of onderworpen aan maatregelen met een soortgelijk effect als nationalisatie of onteigening (hierna te noemen „onteigening"), behalve wanneer de onteigening:

    • a. geschiedt in het algemeen belang;

    • b. geschiedt met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;

    • c. niet discriminerend is; en

    • d. gepaard gaat met de betaling van onmiddellijke, adequate en doeltreffende schadeloosstelling, die onverwijld wordt verstrekt.

      Die schadeloosstelling is gelijk aan de billijke marktwaarde van de onteigende investering op het tijdstip vlak voordat de onteigening plaatsvond. De billijke marktwaarde omvat geen waardeverandering ontstaan als gevolg van het voorafgaand openbaar bekend worden van de onteigening.

      De schadeloosstelling omvat rente tegen de normale commerciële rentevoet tot de datum van betaling en kan zonder vertraging vrijelijk worden overgemaakt.

  • 2 De betrokken investeerder heeft recht op onmiddellijke toetsing door een gerechtelijke of andere onafhankelijke bevoegde instantie van die Partij krachtens de wet- en regelgeving van de Verdragsluitende Partij die de onteigening verricht, van zijn zaak, de waardebepaling van zijn investeringen en de betaling van schadeloosstelling overeenkomstig de beginselen neergelegd in dit Verdrag.

Artikel 7

  • 1 Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt investeerders van een Verdragsluitende Partij die in één van de in dat lid genoemde situaties op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij verliezen lijden ten gevolge van:

    • i. de vordering van hun eigendommen door de autoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij, of

    • ii. de vernietiging van hun eigendommen door de autoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij, anders dan onder dwang van de omstandigheden,

    door laatstgenoemde Verdragsluitende Partij restitutie of schadeloosstelling toegekend, die in beide gevallen onmiddellijk, adequaat en doeltreffend is en, met betrekking tot schadeloosstelling, in overeenstemming met artikel 6 is.

Artikel 8

Indien de investeringen van een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van de bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

Artikel 9

  • 1 Een geschil dat mocht ontstaan tussen een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij en de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering op het grondgebied van die andere Verdragsluitende Partij wordt, indien mogelijk, in der minne geschikt.

  • 2 Indien het in het eerste lid bedoelde geschil niet kan worden geregeld binnen een periode van drie maanden vanaf de datum waarop één van beide partijen bij het geschil schriftelijk om een minnelijke schikking heeft verzocht, is de investeerder gerechtigd het geschil, naar zijn keuze, ter beslechting voor te leggen aan:

    • a. het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen (ICSID) ter beslechting door arbitrage of bemiddeling krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening;

    • b. het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen overeenkomstig de regels betreffende de Aanvullende Voorziening voor de toepassing van conciliatie-, arbitrage- en onderzoeksprocedures (Aanvullende Voorziening), indien een van de Verdragsluitende Partijen geen Verdragsluitende Staat is bij het Verdrag genoemd in letter a. van dit artikel;

    • c. één scheidsman of een internationaal ad hoc-scheidsgerecht krachtens het arbitragereglement van de Commissie voor Internationaal Handelsrecht van de Verenigde Naties (UNCITRAL);

    • d. het Hof van Arbitrage van de Internationale Kamer van Koophandel (ICC).

  • 3 Elke Verdragsluitende Partij stemt er bij dezen onvoorwaardelijk mee in een geschil voor te leggen ter internationale bemiddeling of arbitrage overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.

  • 4 De in het derde lid bedoelde instemming door de Verdragsluitende Partij tezamen met de schriftelijke voorlegging door de investeerder van het geschil ter regeling of de voorafgaande schriftelijke instemming van de investeerder met een dergelijke voorlegging, vormen de schriftelijke toestemming en de schriftelijke overeenkomst tussen de partijen bij het geschil voor de voorlegging ter beslechting in de zin van Hoofdstuk II van het ICSID-Verdrag, van de Aanvullende Voorziening van het ICSID, van artikel 1 van het Arbitragereglement van UNCITRAL, van het Arbitragereglement van de ICC en van artikel II van het VN-Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken (het „Verdrag van New York”).

  • 5 De arbitrage-uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil en worden ten uitvoer gelegd krachtens het recht van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de investering is gedaan.

  • 6 Een rechtspersoon die onderdaan is van een Verdragsluitende Partij en over wie onderdanen van een andere Verdragsluitende Partij zeggenschap hebben voordat een dergelijk geschil ontstaat, wordt, overeenkomstig artikel 25, tweede lid, letter b, van het Verdrag, voor de toepassing van het Verdrag behandeld als een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 10

De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop dit in werking treedt, ook van toepassing op investeringen die vóór die datum zijn gedaan.

Artikel 11

Elk van beide Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Verdragsluitende Partij voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van het Verdrag. De andere Verdragsluitende Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende gelegenheid voor een dergelijk overleg.

Artikel 12

  • 1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke termijn langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, op verzoek van een van beide Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld scheidsgerecht. Elke Verdragsluitende Partij benoemt één scheidsman en de twee aldus benoemde scheidslieden benoemen tezamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van een der Partijen is, tot hun voorzitter.

  • 2 Indien een van beide Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen en indien zij binnen twee maanden geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Partij tot deze benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde Partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 3 Indien de beide scheidslieden niet binnen twee maanden na hun benoeming overeenstemming kunnen bereiken over de keuze van de derde scheidsman, kan elk der Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd is de genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Partijen, wordt het lid van het Gerechtshof dat de hoogste anciënniteit heeft, beschikbaar is en geen onderdaan is van één der Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van het geding een minnelijke schikking van het geschil aan de Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Partijen dit overeenkomen.

  • 6 Tenzij de Verdragsluitende Partijen anders beslissen, stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedureregels vast.

  • 7 Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing is onherroepelijk en bindend voor de Partijen.

  • 8 Elke Verdragsluitende Partij draagt de kosten van haar eigen scheidsman en van haar eigen vertegenwoordiging in de scheidsrechterlijke procedure. De kosten van de voorzitter alsmede de overige kosten worden gelijkelijk door de Verdragsluitende Partijen gedragen. Het scheidsgerecht kan evenwel in zijn beslissing bepalen dat door één van de twee Verdragsluitende Partijen een groter gedeelte van de kosten wordt gedragen; deze beslissing is bindend voor beide Verdragsluitende Partijen.

Artikel 13

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Koninkrijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald in de in artikel 14, eerste lid, bedoelde mededeling.

Artikel 14

  • 1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan hun grondwettelijk vereiste procedures is voldaan, en blijft van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar.

  • 2 Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt het Verdrag te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

  • 3 Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan vóór de datum van beëindiging van dit Verdrag, blijven de voorgaande artikelen van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar vanaf die datum.

  • 4 Met inachtneming van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van een deel van het Koninkrijk afzonderlijk te beëindigen.

  • 5 Bij de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië inzake de bescherming van investeringen, ondertekend op 16 februari 1976, in de betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale Republiek Joegoslavië beëindigd en vervangen door dit Verdrag. Dit Verdrag beëindigt slechts de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië inzake de bescherming van investeringen, ondertekend op 16 februari 1976, ten aanzien van de Federale Republiek Joegoslavië en die delen van het Koninkrijk der Nederlanden, voor welke dit Verdrag van toepassing is overeenkomstig de mededeling in het eerste lid van dit artikel. Dit Verdrag is evenwel niet van toepassing op geschillen betreffende investeringen waarop een procedure voor de regeling van geschillen uit hoofde van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië inzake de bescherming van investeringen, ondertekend op 16 februari 1976, van toepassing is. In een dergelijk geval blijft laatstgenoemde Overeenkomst van toepassing op deze investeringen, voorzover deze betrekking heeft op de bedoelde geschillen, totdat een definitieve regeling voor deze geschillen is getroffen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te 's-Gravenhage, op 29 januari 2002, in de Nederlandse, de Servische en de Engelse taal, zijnde de drie teksten authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. J. VAN AARTSEN

Voor de Federale Republiek Joegoslavië

(w.g.) G. SVILANOVIC

Naar boven