Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de
Islamitische Republiek Iran inzake geregelde luchtdiensten tussen en via hun respectieve
grondgebieden
Preambule
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Regering van de Islamitische Republiek Iran,
hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen;
Partij zijnde bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, op 7 december
1944 (16/09/1323) te Chicago voor ondertekening opengesteld;
geleid door de wens een bijdrage te leveren aan de vooruitgang van de internationale
burgerluchtvaart;
geleid door de wens de Overeenkomst van 31 oktober 1949 (09/08/1328), zoals gewijzigd
bij briefwisseling van 12 februari/13 maart 1968, te vervangen teneinde de bestaande
luchtdiensten tussen en via hun respectieve grondgebieden te verbeteren;
zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit Verdrag betekenen de onderstaande begrippen het volgende:
-
a. onder het „Verdrag van Chicago" wordt verstaan: het Verdrag inzake de internationale
burgerluchtvaart, op 7 december 1944 (16/09/1323) te Chicago voor ondertekening opengesteld,
met inbegrip van alle overeenkomstig artikel 90 van dat Verdrag aangenomen Bijlagen
en alle wijzigingen van de Bijlagen of van dat Verdrag ingevolge de artikelen 90 en
94 van dat Verdrag, voor zover deze Bijlagen en wijzigingen in werking zijn getreden
voor of zijn bekrachtigd door beide Verdragsluitende Partijen;
-
b. onder „luchtvaartautoriteiten" wordt verstaan:
wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, de Minister van Verkeer en Waterstaat;
wat de Islamitische Republiek Iran betreft, de Burgerluchtvaartorganisatie of in beide
gevallen elke persoon of instantie die bevoegd is een functie te vervullen die thans
wordt vervuld door genoemde instanties;
-
c. onder „aangewezen luchtvaartmaatschappij" wordt verstaan: de luchtvaartmaatschappij
die is aangewezen en gemachtigd overeenkomstig artikel 3 van dit Verdrag;
-
d. onder ``grondgebied" wordt met betrekking tot een Verdragsluitende Partij verstaan:
gebieden die onder de soevereiniteit van die partij vallen;
-
e. de begrippen „luchtdienst", „internationale luchtdienst", „luchtvaartmaatschappij"
en „landing anders dan voor verkeersdoeleinden" hebben de betekenis die daaraan in
artikel 96 van het Verdrag van Chicago respectievelijk wordt toegekend;
-
f. onder „overeengekomen dienst" en „omschreven route" wordt respectievelijk verstaan:
een internationale luchtdienst ingevolge artikel 2 van dit Verdrag en de in de Bijlage
bij dit Verdrag omschreven route;
-
g. onder „boordproviand" wordt verstaan: consumptiegoederen bestemd voor gebruik of verkoop
aan boord van een luchtvaartuig tijdens de vlucht;
-
h. onder „Verdrag" wordt verstaan: dit Verdrag, de in toepassing daarvan opgestelde Bijlage,
en alle wijzigingen van het Verdrag of van de Bijlage;
-
i. onder „tarief" wordt verstaan: elk bedrag dat door de luchtvaartmaatschappijen, rechtstreeks
of via hun agenten, in rekening wordt gebracht of zal worden gebracht aan alle natuurlijke
personen of rechtspersonen voor het vervoer door de lucht van passagiers (en hun bagage)
en vracht (post uitgezonderd), daarbij inbegrepen:
-
I. de voorwaarden betreffende het beschikbaar zijn en het van toepassing zijn van een
tarief, en
-
II. de heffingen en voorwaarden voor alle bij zulk vervoer bijkomende diensten die door
de luchtvaartmaatschappij worden aangeboden;
-
j. onder „verandering van luchtvaartuig" wordt verstaan: zodanige exploitatie van de
overeengekomen diensten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij dat een of meer
sectoren van een route worden gevlogen door luchtvaartuigen met een andere capaciteit
dan die welke in een andere sector worden gebruikt;
-
k. onder de term „capaciteit" wordt verstaan: de combinatie van de frequentie per week
en de configuratie van het type luchtvaartuig dat wordt gebruikt op de route of deel
van de route die door de aangewezen luchtvaartmaatschappij aan het publiek wordt geboden.
Artikel 2. Verlening van rechten
-
1 Elke Verdragsluitende Partij verleent de andere Verdragsluitende Partij, behoudens
waar in de Bijlage anders wordt bepaald, de onderstaande rechten voor de uitvoering
van geregeld internationaal luchtvervoer door de aangewezen luchtvaartmaatschappij
van de andere Verdragsluitende Partij:
-
a. het recht om zonder landen over haar grondgebied te vliegen;
-
b. het recht om op haar grondgebied te landen anders dan voor verkeersdoeleinden; en
-
c. bij de exploitatie van een overeengekomen dienst op een omschreven route, het recht
op haar grondgebied te landen voor het separaat of in combinatie opnemen en afzetten
van passagiers, vracht en post in internationaal verkeer.
-
3 Behoudens de goedkeuring van de luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende
Partij, en rekening houdend met artikel 8 van dit Verdrag, kan elke Verdragsluitende
Partij eveneens voorzien in de rechten voor de verkeersbehoefte tussen de grondgebieden
van derde landen bij de exploitatie van de routetabel, die als Bijlage bij dit Verdrag
is gevoegd, en het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.
-
4 In geval van oorlog, vijandelijkheden of ongeregeldheden waarbij de veilige uitvoering
van burgerluchtvaartexploitatie gevaar loopt, kunnen de bevoegde autoriteiten van
beide Verdragsluitende Partijen een aanvullende vergunning verlangen voor de exploitatie
van de eerder goedgekeurde route op of boven hun grondgebied.
Artikel 3. Aanwijzing en vergunning
-
1 Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht, door middel van een schriftelijke kennisgeving
langs diplomatieke weg aan de andere Verdragsluitende Partij, één luchtvaartmaatschappij
aan te wijzen voor de exploitatie van luchtdiensten op de in de Bijlage omschreven
routes en een eerder aangewezen luchtvaartmaatschappij te vervangen door een andere
luchtvaartmaatschappij.
-
2 Na ontvangst van bedoelde kennisgeving verleent elke Verdragsluitende Partij, met
inachtneming van het bepaalde in dit artikel, onverwijld de desbetreffende exploitatievergunningen
aan de door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij.
-
3 Zodra de in het tweede lid van dit artikel bedoelde exploitatievergunning is ontvangen,
kan de aangewezen luchtvaartmaatschappij op elk moment, geheel of ten dele, een aanvang
maken met de exploitatie van de overeengekomen diensten, mits zij de bepalingen van
dit Verdrag naleeft en ten aanzien van die diensten een in overeenstemming met de
bepalingen van artikel 5 van dit Verdrag vastgesteld tarief van kracht is en daadwerkelijk
wordt toegepast.
-
4 Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht de in het tweede lid van dit artikel
bedoelde exploitatievergunning te weigeren of deze vergunning te verlenen onder noodzakelijk
geachte voorwaarden voor de uitoefening van de in artikel 2 van dit Verdrag omschreven
rechten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij, indien niet te haren genoegen
is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van, en het daadwerkelijke
toezicht op die luchtvaartmaatschappij berusten bij de Verdragsluitende Partij die
de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen en/of bij haar onderdanen, of bij beide.
Artikel 4. Intrekking en opschorting van vergunningen
-
1 Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht de in artikel 3 van dit Verdrag bedoelde
vergunningen van een door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij
te weigeren, in te trekken of op te schorten, of daaraan voorwaarden te verbinden:
-
a. indien een zodanige luchtvaartmaatschappij nalaat ten genoegen van de luchtvaartautoriteiten
van die Verdragsluitende Partij aan te tonen dat zij voldoet aan de door die autoriteiten
gewoonlijk en redelijkerwijze in overeenstemming met het Verdrag van Chicago ten aanzien
van de exploitatie van internationale luchtdiensten toegepaste wetten en voorschriften;
-
b. indien een zodanige luchtvaartmaatschappij nalaat de wetten en voorschriften van die
Verdragsluitende Partij na te leven;
-
c. ingeval niet te haren genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom
van, en het daadwerkelijk toezicht op de luchtvaartmaatschappij berusten bij de Verdragsluitende
Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen of bij haar onderdanen, of bij
beide;
-
d. indien de luchtvaartmaatschappij anderszins nalaat de exploitatie uit te voeren in
overeenstemming met de ingevolge dit Verdrag gestelde voorwaarden.
-
2 Tenzij onmiddellijk ingrijpen van wezenlijk belang is ter voorkoming van verdere
inbreuken op de hierboven bedoelde wetten en voorschriften, worden de in het eerste
lid van dit artikel opgesomde rechten slechts uitgeoefend na overleg met de luchtvaartautoriteiten
van de andere Verdragsluitende Partij. Tenzij anders door de Verdragsluitende Partijen
is overeengekomen, vangt het overleg aan binnen een termijn van zestig (60) dagen
na de datum van ontvangst van het verzoek ter zake.
-
2 Elk der Verdragsluitende Partijen kan verlangen dat bij haar luchtvaartautoriteiten
kennisgeving wordt gedaan of registratie plaatsvindt van de prijzen die door luchtvaartmaatschappijen
van de andere Partij worden berekend van of naar haar grondgebied. Kennisgeving of
registratie door de luchtvaartmaatschappijen van beide Partijen kan worden verlangd
uiterlijk dertig (30) dagen voor de voorgestelde datum van ingang. In individuele
gevallen kan kennisgeving of registratie worden toegestaan binnen een kortere termijn
dan die welke normaliter vereist is. Geen der Partijen verlangt de kennisgeving of
registratie door luchtvaartmaatschappijen van de andere Partij van prijzen die door
charteraars aan het publiek worden berekend, behoudens voor zover dit op non-discriminatoire
basis vereist is voor informatieve doeleinden.
-
3 Geen der Verdragsluitende Partijen grijpt op unilaterale basis in ter voorkoming
van de invoering of handhaving van een prijs die wordt voorgesteld of berekend door
(a) een luchtvaartmaatschappij van een van beide Partijen voor internationaal luchtvervoer
tussen de grondgebieden van de Partijen, of (b) een luchtvaartmaatschappij van de
ene Partij voor internationaal luchtvervoer tussen het grondgebied van de andere Partij
en elk ander land, in beide gevallen met inbegrip van vervoer op interline- of intraline-basis.
Indien een der Partijen van mening is dat een dergelijke prijs strijdig is met het
bepaalde in het eerste lid van dit artikel, verzoekt zij om overleg en geeft zij de
andere Partij onverwijld kennis van de redenen van haar ongenoegen. Dit overleg vindt
plaats uiterlijk dertig (30) dagen na de ontvangst van het verzoek, en de Partijen
werken samen bij de verkrijging van gegevens benodigd voor een redelijke oplossing
van de zaak. Indien de Partijen een overeenkomst bereiken ten aanzien van een prijs
waarover een kennisgeving van ongenoegen is gedaan, stelt elke Partij al het mogelijke
in het werk om deze overeenkomst daadwerkelijk na te leven. Bij gebreke van een dergelijke
overeenkomst, gaat of blijft de desbetreffende prijs gelden.
Artikel 6. Commerciële activiteiten
-
2 Het is de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Verdragsluitende Partij toegestaan
om haar in verband met het verzorgen van luchtvervoer benodigde leidinggevend, commercieel,
operationeel en technisch personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied
van de andere Verdragsluitende Partij.
-
3 In deze behoeften aan personeel kan naar keuze van de aangewezen luchtvaartmaatschappij
worden voorzien door haar eigen personeel of door gebruikmaking van de diensten van
een andere organisatie, onderneming of luchtvaartmaatschappij die werkzaam is op het
grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en die gemachtigd is dergelijke
diensten te verlenen op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij.
Artikel 7. Verandering van luchtvaartuig
-
2 Voor de verandering van de exploitatie van luchtvaartuigen mag een aangewezen luchtvaartmaatschappij
haar eigen materieel en, afhankelijk van nationale voorschriften, geleast materieel
gebruiken, en op basis van handelsregelingen met een andere luchtvaartmaatschappij
samenwerken.
Artikel 8. Eerlijke concurrentie, capaciteit en dienstregeling
-
2 Bij de exploitatie van de overeengekomen diensten houdt de aangewezen luchtvaartmaatschappij
van elke Verdragsluitende Partij rekening met de belangen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij
van de andere Verdragsluitende Partij teneinde de diensten die deze laatste op het
geheel of een gedeelte van dezelfde routes biedt, niet onnodig te hinderen.
-
3 Met betrekking tot het tweede lid dienen de belangen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij
van elke Verdragsluitende Partij het voornaamste doel te hebben het bieden van toereikende
capaciteit om te voorzien in de behoefte met betrekking tot het vervoer van passagiers,
bagage en post op de overeengekomen routes, op een commercieel verantwoorde wijze.
-
5 Met betrekking tot de door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van elke Verdragsluitende
Partij te verschaffen capaciteit, wordt door de luchtvaartautoriteiten van beide Verdragsluitende
Partijen een overeenkomst gesloten.
Zolang hiertoe tussen de luchtvaartautoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen
geen overeenkomst is gesloten, blijft de voordien goedgekeurde capaciteit van toepassing.
-
6 De door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij stelt de
luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij dertig (30) dagen van
tevoren in kennis van de dienstregeling van haar voorgenomen diensten aan, en vermeldt
daarbij de route, de frequentie, de exploitatietijden, het type luchtvaartuig, de
configuratie en het aantal zitplaatsen dat beschikbaar zal zijn voor het publiek.
In bijzondere gevallen kan deze termijn van dertig (30) dagen worden bekort, mits
de autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen daarmee instemmen.
Artikel 9. Belastingen, douanerechten en heffingen
-
1 Luchtvaartuigen die door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een van beide Verdragsluitende
Partijen voor internationale luchtdiensten worden gebruikt, alsmede hun normale uitrustingsstukken,
reserveonderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen, proviand (met inbegrip van
etenswaren, dranken en tabaksartikelen) aan boord, alsmede reclame- en promotiemateriaal
dat zich aan boord van zodanige luchtvaartuigen bevindt, zijn op basis van wederkerigheid
vrijgesteld van alle douanerechten, inspectiekosten en soortgelijke nationale of lokale
heffingen en belastingen bij binnenkomst op het grondgebied van de andere Verdragsluitende
Partij, mits deze uitrustingsstukken en voorraden aan boord van de luchtvaartuigen
blijven totdat zij weer worden uitgevoerd.
-
2 Met betrekking tot normale uitrustingsstukken, reserve-onderdelen, voorraden brandstof
en smeermiddelen en proviand die worden ingevoerd op het grondgebied van de ene Verdragsluitende
Partij door of ten behoeve van een aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere
Verdragsluitende Partij, of aan boord van de door deze aangewezen luchtvaartmaatschappij
geëxploiteerde luchtvaartuigen worden genomen uitsluitend voor gebruik aan boord van
die luchtvaartuigen bij de exploitatie van internationale diensten, behoeven geen
heffingen of belastingen te worden betaald, met inbegrip van douaneheffingen en inspectiekosten
die verschuldigd zijn op het grondgebied van de eerste Verdragsluitende Partij, zelfs
indien deze voorraden zullen worden gebruikt tijdens de gedeelten van de vlucht die
worden afgelegd boven het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar zij aan
boord zijn genomen.
Ten aanzien van de bovengenoemde goederen kan worden verlangd dat deze onder het toezicht
en beheer van de douane blijven.
De bepalingen van dit lid mogen niet zodanig worden uitgelegd dat een Verdragsluitende
Partij kan worden verplicht tot terugbetaling van douanerechten die reeds op bovenbedoelde
goederen zijn geheven.
-
3 Normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen
en proviand aan boord van luchtvaartuigen van een van beide Verdragsluitende Partijen
kunnen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij slechts worden uitgeladen
met toestemming van de douaneautoriteiten van deze Verdragsluitende Partij, die kunnen
verlangen dat deze materialen onder hun toezicht worden geplaatst totdat zij weer
worden uitgevoerd of overeenkomstig de douanevoorschriften een andere bestemming hebben
gekregen.
-
5 Elke Verdragsluitende Partij draagt er zorg voor dat aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij
van de andere Verdragsluitende Partij redelijke kosten in rekening worden gebracht
voor het gebruik van de luchthaven, de luchthavenvoorzieningen en andere faciliteiten
met betrekking tot het internationale burgerluchtvaartvervoer, met dien verstande
dat deze kosten niet hoger mogen zijn dan die welke voor het gebruik van soortgelijke
luchthavens, luchthavenfaciliteiten en andere faciliteiten met betrekking tot het
internationale burgerluchtvaartvervoer op dezelfde locatie aan andere luchtvaartmaatschappijen
die soortgelijke internationale luchtdiensten uitvoeren, in rekening worden gebracht.
-
6 Kosten en heffingen die op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij met betrekking
tot vluchten van een luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij
in rekening worden gebracht voor het gebruik van luchthavens en andere luchtvaart-voorzieningen
op het grondgebied van eerstbedoelde Partij, mogen niet hoger zijn dan die welke in
rekening worden gebracht met betrekking tot de vluchten van een andere luchtvaartmaatschappij
die soortgelijke vluchten uitvoert.
Artikel 10. Verschaffing van statistieken
Op verzoek verschaft de luchtvaartautoriteit van elke Verdragsluitende Partij aan
de luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij, afhankelijk van de
beschikbaarheid hiervan in de administratie van die Verdragsluitende Partij, gegevens
en/of statistieken met betrekking tot het verkeer op de door hun aangewezen luchtvaartmaatschappij
overeengekomen diensten tussen de grondgebieden van de Verdragsluitende Partijen.
Artikel 11. Overmaking van gelden
-
1 Het staat de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de Verdragsluitende Partijen vrij
luchtvervoerdiensten te verkopen op de grondgebieden van beide Verdragsluitende Partijen,
hetzij rechtstreeks, hetzij via een agent, in de munteenheid die door de wetten en
voorschriften van de respectieve Verdragsluitende Partijen is toegestaan.
-
2 Het staat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Verdragsluitende Partijen
vrij, rekening houdend met de wetten en voorschriften van beide Verdragsluitende Partijen,
het batig saldo van de ontvangsten en uitgaven op het grondgebied van verkoop over
te maken van het grondgebied van verkoop naar hun eigen grondgebied. In deze netto-overmaking
zijn begrepen de baten uit verkopen, rechtstreeks of via agenten, van luchtvervoerdiensten
en bijkomende of aanvullende diensten, alsmede de gebruikelijke handelsrente die over
deze inkomsten wordt ontvangen terwijl deze in afwachting van de overmaking in deposito
zijn gegeven.
-
3 De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Verdragsluitende Partijen verkrijgen
binnen ten hoogste zestig (60) dagen na de aanvraag toestemming voor de overmaking,
in een vrij inwisselbare munteenheid, tegen de officiële koers voor het inwisselen
van de plaatselijke munteenheid die geldt op de datum van verkoop.
Het staat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Verdragsluitende Partijen
vrij de feitelijke overmaking te verrichten zodra zij de toestemming verkrijgen.
Artikel 12. Toepassing van wetten, voorschriften en procedures
-
1 De wetten, voorschriften en procedures van een Verdragsluitende Partij betreffende
de toelating tot of het vertrek van haar grondgebied van in internationale luchtdiensten
gebruikte luchtvaartuigen of betreffende de exploitatie van en het vliegen met zodanige
luchtvaartuigen dienen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende
Partij te worden nageleefd vanaf de binnenkomst op en tot en met het vertrek van bedoeld
grondgebied.
-
2 De wetten, voorschriften en procedures van een Verdragsluitende Partij betreffende
immigratie, paspoorten of andere erkende reisdocumenten, binnenkomst, inklaring, douane
en quarantaine dienen te worden nageleefd door of ten behoeve van bemanningsleden,
passagiers, vracht en post die worden vervoerd door luchtvaartuigen van de aangewezen
luchtvaart-maatschappij van de andere Verdragsluitende Partij vanaf de binnenkomst
op en tot en met het vertrek van het grondgebied van eerstbedoelde Verdragsluitende
Partij.
-
3 Passagiers, bagage en vracht in rechtstreeks doorgaand verkeer via het grondgebied
van een der Verdragsluitende Partijen die de daarvoor gereserveerde zone van de luchthaven
niet verlaten, worden, behalve wat veiligheidsmaatregelen tegen geweld en luchtpiraterij
betreft, slechts aan een vereenvoudigde controle onderworpen.
-
4 Beide Verdragsluitende Partijen verschaffen de aangewezen luchtvaartmaatschappij
van de andere Verdragsluitende Partij de benodigde voorzieningen op het gebied van
communicatie, vliegverkeer en meteorologie en andere diensten die nodig zijn voor
de veilige exploitatie van de overeengekomen diensten.
-
5 Geen van beide Verdragsluitende Partijen begunstigt een andere luchtvaartmaatschappij
ten opzichte van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende
Partij bij de toepassing van haar voorschriften inzake douane, immigratie, quarantaine
en soortgelijke voorschriften, of bij het gebruik van luchthavens, luchtwegen, luchtverkeers-diensten
en aanverwante voorzieningen waarover zij zeggenschap heeft.
Artikel 13. Erkenning van bewijzen en vergunningen
Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die door de
ene Verdragsluitende Partij zijn uitgereikt of op basis van wederkerigheid zijn afgegeven
en die nog niet zijn verlopen, worden door de andere Verdragsluitende Partij als geldig
erkend voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de routetabel, mits de
normen voor de uitreiking of voor de afgifte op basis van wederkerigheid van deze
bewijzen en vergunningen ten minste gelijkwaardig zijn aan de in overeenstemming met
het Verdrag van Chicago vastgestelde, of in de toekomst vast te stellen, minimumnormen.
Elke Verdragsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor om voor vluchten
boven haar eigen grondgebied de erkenning te weigeren van bewijzen van bevoegdheid
en vergunningen die aan haar eigen onderdanen zijn verstrekt door de andere Verdragsluitende
Partij.
Elke Verdragsluitende Partij kan verzoeken om technisch overleg inzake de door de
andere Verdragsluitende Partij gehandhaafde en toegepaste veiligheidsnormen met betrekking
tot de luchtvaartvoorzieningen, de luchtvaartuigbemanningen, de luchtvaartuigen, het
technisch toezicht en de exploitatie van de luchtvaartmaatschappij die de door beide
luchtvaartautoriteiten overeengekomen vervoerdiensten exploiteert.
Indien een Verdragsluitende Partij naar aanleiding van dit technisch overleg van mening
is dat de andere Verdragsluitende Partij veiligheidsnormen en -eisen in deze gebieden
die ten minste gelijkwaardig zijn aan de in overeenstemming met het Verdrag inzake
de internationale burgerluchtvaart, tweede versie (1988), vast te stellen minimumnormen,
niet effectief handhaaft en toepast, wordt de andere Verdragsluitende Partij in kennis
gesteld van deze opvatting en van de stappen die noodzakelijk worden geacht om aan
deze minimumnormen te voldoen, en de andere Verdragsluitende Partij neemt adequate
maatregelen tot verbetering.
Artikel 15. Veiligheid van de luchtvaart
-
1 De Verdragsluitende Partijen komen overeen elkaar de bijstand te verlenen die nodig
is ter voorkoming van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen
en andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van luchtvaartuigen,
passagiers en bemanningsleden, luchthavens en luchtvaartvoorzieningen, en elke andere
bedreiging voor de veiligheid van de burgerluchtvaart.
-
3 De Verdragsluitende Partijen handelen overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsbepalingen
voor de luchtvaart die zijn vastgesteld door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
Indien een Verdragsluitende Partij van deze bepalingen afwijkt, kan de andere Verdragsluitende
Partij verzoeken om overleg met die Verdragsluitende Partij. Tenzij anders door de
Verdragsluitende Partijen is overeengekomen, begint dit overleg binnen een termijn
van zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek ter zake. Het uitblijven
van een bevredigend akkoord kan een grond vormen voor toepassing van artikel 17 van
dit Verdrag.
-
4 De Verdragsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de bepalingen van het
Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen, begaan aan boord van
luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963 (23/06/1342), het Verdrag
tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen,
ondertekend te 's-Gravenhage op 16 december 1970 (25/09/1349), en het Verdrag tot
bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart,
ondertekend te Montreal op 23 september 1971 (01/07/1350), voor zover de Verdragsluitende
Partijen beide partij zijn bij deze Verdragen.
-
5 Wanneer zich een voorval voordoet, of dreigt zich voor te doen, van het wederrechtelijk
in zijn macht brengen van een luchtvaartuig of van andere wederrechtelijke gedragingen
gericht tegen de veiligheid van luchtvaartuigen, passagiers en bemanningsleden, luchthavens
en luchtvaartvoorzieningen, verlenen de Verdragsluitende Partijen elkaar bijstand
door de verbindingen die bedoeld zijn om op snelle en veilige wijze aan een dergelijk
voorval of de dreiging daarvan een einde te maken, te vergemakkelijken.
Artikel 16. Overleg en wijziging
-
2 Elk der Verdragsluitende Partijen kan verzoeken om overleg met het oog op wijziging
van dit Verdrag of van de Bijlage daarbij. Dit overleg vangt aan binnen zestig (60)
dagen na de datum van ontvangst van het verzoek door de andere Verdragsluitende Partij,
tenzij anders overeengekomen.
Dit overleg kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden.
-
3 Door de Verdragsluitende Partijen overeengekomen wijzigingen van dit Verdrag worden
van kracht op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar er schriftelijk,
door middel van de uitwisseling van diplomatieke nota's, van in kennis hebben gesteld
dat aan hun respectieve constitutionele voorwaarden is voldaan.
Artikel 17. Beslechting van geschillen
-
3 Indien de Verdragsluitende Partijen er niet in slagen overeenkomstig het eerste en
tweede lid tot beslechting van het geschil te komen, kan elk der Verdragsluitende
Partijen het geschil, in overeenstemming met haar relevante wetten en voorschriften,
voorleggen aan een gerecht van drie scheidsmannen, van wie elke Verdragsluitende Partij
er een benoemt, waarna de aldus gekozen twee scheidsmannen overeenstemming bereiken
over de derde, op voorwaarde dat deze scheidsrechter geen onderdaan van een van beide
Verdragsluitende Partijen is en onderdaan is van een Staat die ten tijde van de benoeming
diplomatieke betrekkingen onderhoudt met elk van de Verdragsluitende Partijen.
Elk van de Verdragsluitende Partijen wijst een scheidsman aan binnen een termijn van
zestig (60) dagen na de datum waarop een van beide Verdragsluitende Partijen van de
andere Verdragsluitende Partij, door middel van een aangetekend schrijven, een kennisgeving
van arbitrage heeft ontvangen. De scheidsrechter wordt binnen een volgende termijn
van zestig (60) dagen benoemd, na de benoeming van een scheidsman door elk van beide
Verdragsluitende Partijen.
Indien een der Verdragsluitende Partijen haar eigen scheidsman niet aanwijst binnen
de aangegeven termijn of indien over de scheidsrechter niet binnen de genoemde termijn
overeenstemming is bereikt, kan de Voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie
door een der Verdragsluitende Partijen worden verzocht, naar gelang van het geval,
de scheidsrechter of de scheidsman van de verzuimende partij te benoemen.
-
4 In geval van afwezigheid of onbevoegdheid van de Voorzitter van de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie worden zijn scheidsrechterlijke taken als bedoeld in het
derde lid van dit artikel, naar gelang van het geval, overgenomen door de Vice-Voorzitter
of door een hooggeplaatst lid van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie,
die geen onderdaan mogen zijn van een van de Verdragsluitende Partijen.
-
7 De kosten van het scheidsgerecht, met inbegrip van de beloning van de scheidsmannen
en de door hen gemaakte kosten, worden in gelijke delen door de Verdragsluitende Partijen
gedragen. Kosten gemaakt door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie in verband
met de benoeming van de scheidsrechter en/of scheidsman van de verzuimende Partij,
bedoeld in het derde lid van dit artikel, worden geacht deel uit te maken van de kosten
van het scheidsgerecht.
Elk van de Verdragsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Verdragsluitende
Partij langs diplomatieke weg schriftelijk kennisgeving doen van haar besluit dit
Verdrag te beëindigen.
Deze kennisgeving wordt tegelijkertijd toegezonden aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
In dit geval treedt het Verdrag twaalf (12) maanden na de datum waarop de kennisgeving
door de andere Verdragsluitende Partij is ontvangen buiten werking, tenzij de kennisgeving
van beëindiging vóór het verstrijken van deze termijn na overeenstemming tussen de
Verdragsluitende Partijen wordt ingetrokken. Indien de andere Verdragsluitende Partij
nalaat de ontvangst van de kennisgeving van beëindiging te bevestigen, wordt de kennisgeving
geacht te zijn ontvangen veertien (14) werkdagen na de ontvangst van de kennisgeving
door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
Artikel 19. Registratie bij de ICAO
Dit Verdrag wordt geregistreerd bij de Internationale Burger-luchtvaartorganisatie.
Artikel 20. Toepasselijkheid van multilaterale overeenkomsten en verdragen
-
2 Indien een door beide Verdragsluitende Partijen aanvaard multilateraal verdrag ter
zake van een aangelegenheid die onder dit Verdrag valt, in werking treedt, hebben
de desbetreffende bepalingen van dat verdrag voorrang boven de desbetreffende bepalingen
van het onderhavige Verdrag.
Artikel 21. Toepasselijkheid van het Verdrag
Wat het Koninkrijk der Nederlanden (bestaande uit het Rijk in Europa, de Nederlandse
Antillen en Aruba) betreft, is dit Verdrag alleen van toepassing op het Rijk in Europa.
Artikel 22. Inwerkingtreding
Dit Verdrag wordt voorlopig toegepast vanaf de dertigste dag na de datum van ondertekening
ervan en treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum
waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld
dat aan de daarvoor constitutioneel vereiste formaliteiten in hun respectieve landen
is voldaan.