Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen, Warschau, 26-03-2003

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-05-2005 t/m heden

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen

Authentiek : NL

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Polen,

hierna genoemd de Verdragsluitende Partijen,

Wensend betrekkingen op het gebied van sociale zekerheid aan te gaan;

Verlangend de samenwerking tussen de twee staten te regelen teneinde de handhaving van de wetgeving van de ene staat in de andere te verzekeren;

Zijn als volgt overeengekomen:

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1 Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

    • a. „grondgebied": met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden het grondgebied van het Koninkrijk in Europa en met betrekking tot de Republiek Polen het grondgebied van de Republiek Polen;

    • b. „onderdaan": een persoon met de nationaliteit van een van de Verdragsluitende Partijen;

    • c. „wetgeving": de wetgeving met betrekking tot de takken van sociale zekerheid genoemd onder artikel 2;

    • d. „bevoegde autoriteit": met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; met betrekking tot de Republiek Polen de Minister van Economie, Arbeid en Sociale Politiek, de Minister van Volksgezondheid en de Minister van Landbouw en Ontwikkeling van het Platteland;

    • e. „bevoegd orgaan": het orgaan dat belast is met de toepassing van de wetgeving;

    • f. „uitkering": elke uitkering, pensioen of rente die is voorzien in de wetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen, en omvat elke aanvulling of verhoging met betrekking tot deze uitkering, pensioen of rente krachtens de wetgeving;

    • g. „verstrekkingen": verstrekkingen op het gebied van de gezondheidszorg die zijn voorzien in de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Partijen;

    • h. „woonplaats": vaste verblijfplaats;

    • i. „verblijfplaats": tijdelijke verblijfplaats;

    • j. „tijdvak van verzekering": tijdvakken van premie- of bijdragebetaling, van arbeid in loondienst of als zelfstandige of wonen en tijdvakken welke als zodanig worden aangemerkt ingevolge de wetgeving van een van beide Verdragsluitende Partijen;

    • k. „vluchteling" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 juli 1951 te Genève ondertekende Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en in artikel 1, tweede lid, van het in New York ondertekende Protocol betreffende de status van vluchtelingen van 31 januari 1967;

    • l. „werknemer": een persoon die legaal werkzaamheden in loondienst verricht voor een werkgever evenals iedere persoon die met een werknemer wordt gelijkgesteld door de toepasselijke wetgeving;

    • m. „zelfstandige": de persoon als zodanig omschreven of erkend door de wetgeving van een van deVerdragsluitende Partijen;

    • n. „gezinslid": de personen als zodanig omschreven of erkend door de toepasselijke wetgeving, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 16, derde tot en met zesde lid, onder gezinslid wordt verstaan een persoon die als zodanig wordt omschreven of erkend in de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de desbetreffende persoon woont;

    • o. „gegevens": gegevens met betrekking tot onder meer de identiteit, het adres, de personen die een gezamenlijke huishouding voeren, het werk, het volgen van opleiding, het inkomen, de gezondheidstoestand, het overlijden en de vrijheidsstraf.

  • 2 Andere in dit Verdrag gebruikte termen hebben de betekenis zoals daaraan toegekend in de wetgeving die wordt toegepast door een van beide Verdragsluitende Partijen.

Artikel 2. Materiële werkingssfeer

  • 1 Dit Verdrag is van toepassing:

    • a. ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden, op de wetgeving betreffende de volgende takken van sociale verzekeringen:

      • i. verstrekkingen bij ziekte en moederschap;

      • ii. uitkeringen bij ziekte en moederschap;

      • iii. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor werknemers;

      • iv. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor zelfstandigen;

      • v. werkloosheidsuitkeringen;

      • vi. ouderdomsuitkeringen;

      • vii. nabestaandenuitkeringen;

      • viii. gezinsbijslagen.

    • b. ten aanzien van de Republiek Polen, op de wetgeving betreffende de volgende voorzieningen van het socialezekerheidsstelsel:

      • i. uitkeringen uit hoofde van ziekte en moederschap;

      • ii. uitkeringen uit hoofde van ouderdom en renten uit hoofde van arbeidsongeschiktheid en overlijden van de kostwinner;

      • iii. werkloosheidsuitkeringen;

      • iv. voorzieningen uit hoofde van arbeidsongevallen en beroepsziekten;

      • v. gezinsbijslagen;

      • vi. verstrekkingen;

    met uitzondering van uitkeringen uit hoofde van de pensioenvoorzieningen voor functionarissen van politie, Agentschap voor Interne Veiligheid, de Geheime Dienst, de Grensbewaking, de Staatsbrandweer, het Gevangeniswezen, Dienst voor de Bescherming van de Regering, beroepsmilitairen, en salarissen voor gepensioneerde rechters en officieren van justitie.

  • 2 Dit Verdrag is eveneens van toepassing op wetgeving die de wetgeving genoemd in het eerste lid van dit artikel wijzigt, vervangt, aanvult, herziet, of codificeert.

  • 3 Dit Verdrag is niet van toepassing op het stelsel van voorzieningen voor oorlogsslachtoffers of slachtoffers van de gevolgen van de oorlog.

Artikel 3. Personele werkingssfeer

Tenzij anders bepaald, is dit Verdrag van toepassing op alle personen die onderworpen zijn of zijn geweest aan de wetgeving van een van beide of beide Verdragsluitende Partijen, evenals op leden van het gezin en nabestaanden van deze personen in zoverre zij hun rechten ontlenen aan de hiervoor genoemde personen.

Artikel 4. Gelijke behandeling

Tenzij anders bepaald in dit Verdrag, hebben de volgende personen, indien zij wonen op het grondgebied van een van beide Verdragsluitende Partijen, dezelfde rechten en verplichtingen krachtens de wetgeving van deze Verdragsluitende Partij als hun eigen onderdanen:

  • a. onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij;

  • b. vluchtelingen;

  • c. leden van het gezin en nabestaanden, onafhankelijk van hun nationaliteit, van de personen genoemd in onderdeel a) en b) met betrekking tot de rechten die zij ontlenen aan deze personen.

Artikel 5. Export van uitkeringen

  • 1 Tenzij anders bepaald in dit Verdrag, is de wetgeving van een van beide Verdragsluitende Partijen die de betaling van een uitkering beperkt uitsluitend omdat de uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin woont of verblijft buiten het grondgebied van die Verdragsluitende Partij, niet van toepassing ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde die, of een lid van zijn gezin dat, woont of verblijft op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de Poolse wetgeving die betrekking heeft op werkloosheidsuitkeringen en gezinsbijslagen en op de Nederlandse wetgeving die betrekking heeft op werkloosheidsuitkeringen.

  • 3 Tenzij anders bepaald in dit Verdrag, worden uitkeringen krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij betaald aan onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij, die wonen of verblijven buiten het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen, onder dezelfde voorwaarden en in dezelfde omvang als aan onderdanen van die Verdragsluitende Partij die wonen of verblijven buiten het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen.

  • 4 Het eerste lid laat onverlet Nederlandse wetgeving tot invoering van beperkingen ten aanzien van de betaling van kinderbijslagen met betrekking tot kinderen die wonen of verblijven buiten het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, of tot uitsluiting van betaling daarvan.

TITEL II. TOEPASSELIJKE WETGEVING

Artikel 6. Algemene regels

  • 1 Personen op wie de bepalingen van deze Titel van het Verdrag van toepassing zijn, zijn uitsluitend onderworpen aan de wetgeving van één enkele Verdragsluitende Partij. Die wetgeving wordt bepaald overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 14.

  • 2 Een persoon die overeenkomstig de bepalingen in deze Titel onderworpen is aan de Nederlandse wetgeving, wordt geacht op het grondgebied van Nederland te wonen.

Artikel 7. Werknemers

  • 1 Tenzij anders bepaald in deze Titel, is een persoon die werkzaamheden in loondienst uitoefent op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Partij, zelfs indien hij woont op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, of indien de woonplaats van zijn werkgever of de zetel van diens onderneming zich bevindt op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 2 Indien een persoon gelijktijdig werkzaamheden in loondienst uitoefent op het grondgebied van beide Verdragsluitende Partijen, is die persoon onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont.

Artikel 8. Zelfstandigen

  • 1 Een zelfstandige die werkzaamheden uitoefent op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij, is onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Partij, zelfs als hij woont op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 2 Indien een persoon gelijktijdig werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij en werkzaamheden als zelfstandige op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij uitoefent, is deze persoon onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij werkzaamheden in loondienst verricht.

  • 3 Indien een persoon op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij woont en werkzaamheden als zelfstandige gelijktijdig uitoefent op het grondgebied van beide Verdragsluitende Partijen, is deze persoon onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op wiens grondgebied hij woont.

Artikel 9. Gedetacheerde werknemers

  • 1 Een persoon die op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij werkzaamheden in loondienst verricht voor een onderneming waaraan hij normaal verbonden is, en door deze onderneming wordt gedetacheerd op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij teneinde aldaar voor haar rekening arbeid te verrichten, blijft onderworpen aan de wetgeving van de eerste Verdragsluitende Partij, mits de duur van de werkzaamheden een periode van 24 maanden niet overschrijdt.

  • 2 Elkaar opvolgende detacheringen van dezelfde werknemer voor dezelfde onderneming worden geteld als één detachering, tenzij zij door ten minste drie maanden onderbroken zijn.

Artikel 10. Ambtenaren

Een persoon die werkzaamheden uitoefent in dienst van de overheid van een Verdragsluitende Partij en door die overheid is uitgezonden om werkzaamheden te verrichten op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, blijft onderworpen aan de wetgeving van de eerste Verdragsluitende Partij als ware deze persoon werkzaam op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij.

Artikel 11. Personeel van internationale transportondernemingen

Een persoon die behoort tot het rijdend of vliegend personeel van een onderneming die voor rekening van anderen of voor eigen rekening internationaal vervoer van personen of goederen per spoor, over de weg of door de lucht verricht en haar zetel heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij, is onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Partij, met de volgende uitzonderingen:

  • a. indien de genoemde onderneming een filiaal of vaste vertegenwoordiging op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij heeft, is degene die werkzaam is voor dat filiaal of vaste vertegenwoordiging onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Partij;

  • b. indien een persoon uitsluitend of in hoofdzaak in loondienst werkzaam is op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar hij woont, is hij onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Partij, zelfs indien de onderneming waarbij hij werkzaam is noch een zetel, noch een filiaal, noch een vaste vertegenwoordiging op dit grondgebied heeft.

Artikel 12. Personeel aan boord van zeeschepen

Een persoon die werkzaamheden in loondienst uitoefent aan boord van een zeeschip en op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij woont, is onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de onderneming haar zetel heeft of waar de onderneming haar activiteiten uitoefent.

Artikel 13. Personeel van diplomatieke missies en consulaire posten

  • 1 Onderdanen van een Verdragsluitende Partij die door de regering van deze Verdragsluitende Partij naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij zijn gezonden en werkzaam zijn bij een diplomatieke missie of consulaire post, zijn onderworpen aan de wetgeving van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij.

  • 2 Personen die voor een diplomatieke missie of consulaire post van een van de Verdragsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij werkzaamheden in loondienst uitoefenen, zijn onderworpen aan de wetgeving van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij.

  • 3 Indien de diplomatieke missie of consulaire post van een van de Verdragsluitende Partijen personen in loondienst heeft die krachtens het tweede lid zijn onderworpen aan de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij, neemt de missie of de post de verplichtingen in acht die de wetgeving van de Verdragsluitende Partij waar de werkzaamheden worden verricht aan werkgevers oplegt.

  • 4 De bepalingen van het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op personen die werkzaamheden verrichten als particuliere bediende van een persoon genoemd in het eerste lid van dit artikel. In dat geval neemt de natuurlijke persoon voor wie de werkzaamheden in loondienst worden verricht de verplichtingen in acht die de wetgeving van de Verdragsluitende Partij waar de werkzaamheden worden uitgeoefend aan werkgevers oplegt.

  • 5 De bepalingen van het eerste tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing op honoraire consuls en op personen die voor hen werkzaamheden in particuliere dienst verrichten.

Artikel 14. Uitzonderingen op de bepalingen van de artikelen 7 tot en met 13

De bevoegde autoriteiten, of de daartoe aangewezen organen, van beide Verdragsluitende Partijen kunnen uitzonderingen op de bepalingen van de artikelen 7 tot en met 13 overeenkomen in het belang van een persoon of een groep van personen, mits de belanghebbende persoon of personen onderworpen zijn aan de wetgeving van een van beide Verdragsluitende Partijen.

TITEL III. BEPALINGEN INZAKE VERSTREKKINGEN EN UITKERINGEN

HOOFDSTUK 1. VERSTREKKINGEN

Artikel 15. Samentelling van tijdvakken van verzekering

  • 1 Indien een persoon verzekeringstijdvakken heeft vervuld onder de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen, worden deze perioden samengeteld met het oog op de verkrijging, het behoud of het herstel van het recht op verstrekkingen, voor zover deze tijdvakken niet samenvallen.

  • 2 Indien de wetgeving van een Verdragsluitende Partij het recht op verplichte verzekering afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, worden de tijdvakken van verzekering vervuld onder de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij daartoe, voor zover nodig, mede in aanmerking genomen, alsof deze tijdvakken van verzekering zijn vervuld krachtens de wetgeving van eerstbedoelde Verdragsluitende Partij.

Artikel 16. Recht op verstrekkingen

  • 1 Indien een werknemer die voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van verstrekkingen krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij, door de werkgever tijdelijk wordt gedetacheerd naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij met het doel om daar werk te verrichten, hebben zowel de werknemer als de gezinsleden die hem vergezellen aanspraak op voor de gezondheid of het leven van de betrokkene onmiddellijk noodzakelijke verstrekkingen die worden verleend door het orgaan van de verblijfplaats overeenkomstig de bepalingen van de door dat orgaan toegepaste wetgeving, ten laste van het bevoegde orgaan. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op personen werkzaam bij het internationaal transport als bedoeld in artikel 11 en de gezinsleden die hen vergezellen.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, wordt de verlening van prothesen, apparatuur of andere verstrekkingen van aanzienlijke waarde afhankelijk gesteld van de toestemming van het bevoegde orgaan, tenzij de verlening van die verstrekking niet kan worden uitgesteld zonder ernstige schade toe te brengen aan de gezondheid of het leven van de belanghebbende. De lijst van dergelijke verstrekkingen wordt overeengekomen door de verbindingsorganen die worden aangewezen in het Administratief Akkoord als bedoeld in artikel 36, eerste lid.

  • 3 Indien een werknemer voldoet aan de voorwaarden voor het recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij, hebben zijn gezinsleden die wonen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en die geen recht hebben op verstrekkingen krachtens de wetgeving van die Verdragsluitende Partij, recht op verstrekkingen te verlenen door het orgaan van hun woonplaats overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving en ten laste van het bevoegde orgaan.

  • 4 Wanneer rechthebbenden op pensioenen of renten krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen aanspraak heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van die Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont, worden aan hem en zijn gezinsleden door het orgaan van de woonplaats en ten laste van dit orgaan verstrekkingen verleend, alsof hij uitsluitend krachtens de wetgeving van dieVerdragsluitende Partij rechthebbende was op een pensioen of rente.

  • 5 Een rechthebbende op een pensioen of rente krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij die woont op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en die geen recht heeft op verstrekkingen op grond van de wetgeving van die Verdragsluitende Partij, ontvangt de verstrekkingen die hem worden verleend door het orgaan van de woonplaats overeenkomstig de bepalingen van de door dat orgaan toegepaste wetgeving, ten laste van het bevoegde orgaan. Dit principe is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de rechthebbende op een pensioen of rente die evenals hij op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij wonen.

  • 6 Indien een rechthebbende op een pensioen of rente krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij woont op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij en recht heeft op verstrekkingen, hebben zijn gezinsleden die wonen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en die geen recht hebben op verstrekkingen krachtens de wetgeving van die Verdragsluitende Partij, recht op verstrekkingen te verlenen door het orgaan van hun woonplaats overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving en ten laste van het bevoegde orgaan.

  • 7 Voor de toepassing van het vijfde lid wordt het recht op verstrekkingen krachtens de Nederlandse wetgeving geacht te bestaan als de rechthebbende op een pensioen of renterecht zou hebben op verstrekkingen als hij op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden zou wonen.

  • 8 Wanneer de wetgeving van een Verdragsluitende Partij bepaalt dat premies worden afgetrokken van het pensioen of de rente wegens recht op verstrekkingen, is het ingevolge die wetgeving voor de premie-inning aangewezen orgaan gerechtigd premies in te houden van pensioenen of renten, indien op grond van het vijfde lid de kosten van verstrekkingen ten laste komen van het orgaan van die Verdragsluitende Partij.

Artikel 17. Vergoeding van kosten

  • 1 De bevoegde organen of de daartoe door de bevoegde autoriteiten aangewezen organen vergoeden elkaar de werkelijke kosten van verstrekkingen verleend overeenkomstig artikel 16.

  • 2 De bevoegde autoriteiten kunnen overeenkomen dat de kosten van de overeenkomstig artikel 16 verleende verstrekkingen worden vergoed op grond van vaste bedragen.

HOOFDSTUK 2. UITKERINGEN BIJ ZIEKTE EN MOEDERSCHAP

Artikel 18. Samentelling van tijdvakken van verzekering

  • 1 Uitkeringen, waarop recht bestaat vanwege tijdelijke arbeidsongeschiktheid op grond van ziekte of moederschap, zullen door het bevoegde orgaan van die Verdragsluitende Partij toegekend worden, wier wetgeving toegepast wordt op een persoon die werkzaamheden in loondienst verricht of als zelfstandige conform Titel II van het Verdrag.

  • 2 Indien de wetgeving van een Verdragsluitende Partij het recht op een uitkering vanwege tijdelijke arbeidsongeschiktheid op grond van ziekte of moederschap afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, neemt het bevoegde orgaan, binnen het noodzakelijke bereik, de tijdvakken van verzekering in acht die vervuld zijn krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij, indien deze elkaar niet overlappen, alsof het gaat om tijdvakken van verzekering die krachtens de eigen wetgeving zijn vervuld.

HOOFDSTUK 3. BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE POOLSE WETGEVING MET BETREKKING TOT PENSIOENEN EN RENTEN UIT HOOFDE VAN ARBEIDSONGESCHIKTHEID EN OVERLIJDEN VAN DE KOSTWINNER

Artikel 19. Recht op pensioen en rente uit hoofde van arbeidsongeschiktheid en overlijden van de kostwinner

  • 1 Indien het recht op pensioen of rente volgens de Poolse wetgeving afhankelijk is van de vervulling van tijdvakken van verzekering, dan zullen, voor zover nodig, tijdvakken van verzekering in acht genomen worden die vervuld zijn krachtens de Nederlandse wetgeving indien deze periodes elkaar niet overlappen.

  • 2 Indien het recht op pensioen of rente volgens de Poolse wetgeving uitsluitend kan ontstaan met inachtneming van tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving, dan zal het bevoegde orgaan:

    • a het theoretische bedrag van het pensioen of de rente vaststellen waarop recht zou bestaan, indien alle tijdvakken van verzekering vervuld zouden zijn krachtens de Poolse wetgeving;

    • b op grond van het theoretische bedrag van het pensioen of de rente, genoemd onder a), de werkelijke hoogte van de uitkering berekenen op basis van de verhouding van de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Poolse wetgeving, ten opzichte van de som van alle in acht genomen tijdvakken van verzekering.

  • 3 Indien het recht op pensioen of rente volgens de Poolse wetgeving kan ontstaan zonder inachtneming van tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving, dan zal het bevoegde orgaan het recht bepalen en de hoogte van de uitkering berekenen met inachtneming van uitsluitend de eigen tijdvakken van verzekering, tenzij de hoogte van het pensioen of de rente berekend overeenkomstig het tweede lid, gunstiger is.

  • 4 Indien krachtens de Poolse wetgeving de toekenning van een pensioen of een rente afhankelijk wordt gesteld van de eis dat de werknemer of de zelfstandige aan die wetgeving was onderworpen op het tijdstip waarop zich de gebeurtenis voordeed ten gevolge waarvan het recht op een pensioen of een rente is ontstaan, wordt aangenomen dat er aan de eis is voldaan, indien de werknemer of de zelfstandige op dat moment aan een verzekering onderworpen was krachtens de Nederlandse wetgeving of indien hij op grond van de Nederlandse wetgeving een pensioen of een rente ontvangt op grond van tijdvakken van verzekering vervuld conform de Nederlandse wetgeving.

  • 5 Indien de Poolse wetgeving het toekennen van een pensioen of een rente afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering in een beroep dat onder een afzonderlijke regeling valt of met het verrichten van bepaalde werkzaamheden rekening houdt, dan zullen tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving in acht genomen worden bij het toekennen van die pensioen of rente uitsluitend, indien deze in dit beroep of met het verrichten van bepaalde werkzaamheden vervuld zijn.

  • 6 Bij de bepaling van de basis voor de berekening van een pensioen of een rente worden uitsluitend tijdvakken van verzekering in acht genomen die krachtens de Poolse wetgeving zijn vervuld.

Artikel 20. Aanvulling tot het laagste pensioen of de laagste rente

Indien de som van pensioenen of renten, bij personen die op het grondgebied van de Republiek Polen wonen, verschuldigd door de bevoegde organen van beide Verdragsluitende Partijen, lager zou zijn dan het laagste pensioen of de rente voorzien in de Poolse wetgeving, dan zal het bevoegde orgaan dit bedrag aanvullen tot het bedrag van het laagste pensioen of de laagste rente, mits aan de voorwaarden is voldaan die in de toegepaste wetgeving voorzien zijn.

HOOFDSTUK 4. BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE NEDERLANDSE WETGEVING MET BETREKKING TOT UITKERINGEN IN GEVAL VAN ARBEIDSONGESCHIKTHEID, OUDERDOM EN OVERLIJDEN

Artikel 21. Arbeidsongeschiktheidsuitkering

Wanneer een persoon op wie dit Verdrag van toepassing is, op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan, onderworpen was aan de Poolse wetgeving en recht heeft op een Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering, met inachtneming van artikel 19, en hij ten minste twaalf maanden verzekerd is geweest krachtens de Nederlandse wetgeving inzake arbeidsongeschiktheid, heeft hij recht op een uitkering, berekend volgens de regels van artikel 22.

Artikel 22. Berekening van de uitkering

  • 1 Indien het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering volgens de Nederlandse wetgeving uitsluitend kan ontstaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 21, dan zal het bevoegde orgaan:

    • a. het theoretische bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering vaststellen alsof alle tijdvakken van verzekering vervuld zijn krachtens de Nederlandse wetgeving;

    • b. op grond van het theoretische bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, genoemd onder a), het werkelijke bedrag van de uitkering berekenen op basis van de verhouding van de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving, ten opzichte van de som van alle in acht genomen tijdvakken van verzekering.

  • 2 Indien de betrokkene, op het tijdstip dat de arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan, werknemer was, wordt de verschuldigde uitkering vastgesteld overeenkomstig de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966. Indien dit niet het geval is, wordt de verschuldigde uitkering vastgesteld overeenkomstig de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ) van 24 april 1997.

  • 3 Als verzekeringstijdvakken, vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving worden aangemerkt:

    • a. tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966;

    • b. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) van 11 december 1975, voor zover deze niet samenvallen met verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de hierboven genoemde wet van 18 februari 1966 (WAO);

    • c. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen van 24 april 1997 (WAZ), voor zover deze niet samenvallen met verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de hierboven genoemde wet van 18 februari 1966 (WAO);

    • d. tijdvakken van arbeid en daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld.

Artikel 23. Ouderdomsuitkering

  • 1 Het Nederlandse bevoegde orgaan stelt de ouderdomsuitkering rechtstreeks en uitsluitend vast op basis van de krachtens de Nederlandse Algemene Ouderdomswet (AOW) vervulde verzekeringstijdvakken.

  • 2 Onder de voorwaarden van het derde lid, worden tijdvakken vóór 1 januari 1957 gedurende welke een onderdaan van een Verdragsluitende Partij na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden heeft gewoond of gedurende welke hij, terwijl hij woonde in een ander land, als werknemer op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden werkzaam was, als verzekeringstijdvakken beschouwd, indien de persoon niet voldoet aan de voorwaarden van de Nederlandse wetgeving op grond waarvan deze tijdvakken kunnen worden gelijkgesteld met tijdvakken van verzekering.

  • 3 De tijdvakken als bedoeld in het tweede lid, worden slechts in aanmerking genomen bij de berekening van de ouderdomsuitkering indien de persoon verzekerd is geweest als bedoeld in artikel 6 van de Nederlandse Algemene Ouderdomswet (AOW) en de persoon na het bereiken van de leeftijd van 59 jaar ten minste zes jaar op het grondgebied van één of beide Verdragsluitende Partijen heeft gewoond en hij op het grondgebied van één van de Verdragsluitende Partijen woont. Desalniettemin zullen deze tijdvakken niet in aanmerking worden genomen als zij samenvallen met tijdvakken van verzekering op grond van de wetgeving van een ander land dan Nederland.

Artikel 24. Nabestaandenuitkering

Wanneer een persoon op wie dit Verdrag van toepassing is op het tijdstip van zijn overlijden onderworpen was aan de Poolse wetgeving en zijn nabestaande recht heeft op een Poolse uitkering met inachtneming van artikel 19, en de overledene ten minste twaalf maanden verzekerd is geweest krachtens de Nederlandse wetgeving inzake nabestaandenverzekering, heeft zijn nabestaande recht op een uitkering. Voor de berekening van de uitkering is artikel 22, lid 1 eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALING MET BETREKKING TOT UITKERINGEN UIT HOOFDE VAN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Artikel 25. Bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid

Voor de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering bepaalt het bevoegde orgaan van elk van de Verdragsluitende Partijen de mate van arbeidsongeschiktheid conform de door haar toegepaste wetgeving.

HOOFDSTUK 6. GEZINSBIJSLAGEN

Artikel 26. Recht op gezinsbijslagen

  • 1 Het bevoegde orgaan van elk van de Verdragsluitende Partijen stelt het recht vast op gezinsbijslagen en betaalt deze conform de eigen wetgeving.

  • 2 Indien recht bestaat op gezinsbijslagen op grond van de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen, worden de bijslagen betaald door het bevoegde orgaan van die Verdragsluitende Partij, op wiens grondgebied de persoon woont ten behoeve van wie het recht op gezinsbijslagen bestaat.

HOOFDSTUK 7. WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN

Artikel 27. Recht op uitkeringen

  • 1 Tijdvakken van verzekering, vervuld conform de wetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen worden, voorzover nodig, in acht genomen bij de vaststelling van het recht op werkloosheidsuitkeringen conform de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij, indien de belanghebbende persoon onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van de werkloosheid tijdvakken van verzekering heeft vervuld op grond van de wetgeving van die Verdragsluitende Partij.

  • 2 Voor zover de tijdvakken van verzekering van een Verdragsluitende Partij in aanmerking zijn genomen voor de vaststelling van het recht op uitkering op grond van de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij, wordt de duur van de uitkering verminderd met de periode waarover de werkloze persoon uitkering heeft ontvangen krachtens de wetgeving van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij.

HOOFDSTUK VIII. BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE REPUBLIEK POLEN MET BETREKKING TOT VOORZIENINGEN UIT HOOFDE VAN ARBEIDSONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN

Artikel 28. Recht op uitkeringen

  • 1 Het recht op uitkeringen uit hoofde van een arbeidsongeval of een beroepsziekte wordt vastgesteld conform de Poolse wetgeving die van toepassing is op het tijdstip waarop zich het arbeidsongeval voorgedaan heeft of de beroepsziekte ontstaan is.

  • 2 Indien de toekenning van een uitkering uit hoofde van een beroepsziekte, conform de Poolse wetgeving, afhankelijk wordt gesteld van de vaststelling van de ziekte voor de eerste keer op het grondgebied van Polen, wordt geacht aan deze eis te zijn voldaan indien deze ziekte voor de eerste maal op het grondgebied van het Koninkrijk Nederland is vastgesteld.

  • 3 Indien de toekenning van een uitkering uit hoofde van een beroepsziekte, conform de Poolse wetgeving, afhankelijk wordt gesteld van de duur van de uitoefening van het werk dat de ziekte heeft veroorzaakt, neemt het bevoegde orgaan de periode in acht, gedurende soortgelijk werk op het grondgebied van het Koninkrijk Nederland.

  • 4 Indien de ziekte terugkeert of de gezondheidstoestand verergert als gevolg van een beroepsziekte of arbeidsongeval, terwijl de betrokkene onderworpen is aan de Nederlandse wetgeving, komen de kosten in verband daarmee ten laste van het bevoegde Poolse orgaan.

TITEL IV. HANDHAVING

Artikel 29. Weigering te betalen, opschorting, intrekking

Het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij kan een uitkering weigeren te betalen, opschorten of intrekken, indien:

  • a. de aanvrager, de uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin heeft verzuimd om op verzoek van het bevoegde orgaan binnen een periode van drie maanden een medisch onderzoek te ondergaan of de gegevens te verstrekken als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder o;

  • b. het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij heeft verzuimd om op verzoek van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij binnen een periode van drie maanden een medisch onderzoek uit te voeren of gegevens te verstrekken als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder o.

Artikel 30. Erkenning van beslissingen en uitspraken

  • 1 Voor tenuitvoerlegging vatbare uitspraken en beslissingen afgegeven door de bevoegde organen van een Verdragsluitende Partij worden erkend door de andere Verdragsluitende Partij.

  • 2 Beslissingen of rechterlijke uitspraken als genoemd in het eerste lid worden niet erkend als deze erkenning in strijd is met de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 3 Voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen en rechterlijke uitspraken, die zijn erkend overeenkomstig het eerste en tweede lid, worden ten uitvoer gelegd door de andere Verdragsluitende Partij overeenkomstig de wetgeving die met betrekking tot de tenuitvoerlegging van beslissingen en rechterlijke uitspraken van kracht is op het grondgebied van die Partij.

Artikel 31. Terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen

Indien het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij een voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing over een onverschuldigd betaalde uitkering zoals bedoeld in artikel 30, eerste lid, heeft genomen, en de betrokken uitkeringsgerechtigde ontvangt een uitkering van het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij, kan het bevoegde orgaan van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij verzoeken dat de betaling in kwestie in mindering wordt gebracht op uitkeringen verschuldigd door dat orgaan. Het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij houdt het bedrag in binnen de grenzen van de door dat bevoegde orgaan toegepaste wetgeving die geldt voor de tenuitvoerlegging van soortgelijke beslissingen, en maakt het bedrag over aan het bevoegde orgaan dat de onverschuldigde uitkering heeft uitbetaald.

TITEL V. DIVERSE BEPALINGEN, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1. DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 32. Overlegging van documenten

  • 1 Aanvragen, bezwaar- en beroepsschriften die op grond van de wetgeving van een Verdragsluitende Partij binnen een bepaalde termijn moeten worden ingediend bij een bevoegd orgaan of rechterlijke instantie van die Verdragsluitende Partij, worden geacht tijdig ingediend te zijn indien zij binnen dezelfde termijn zijn ingediend bij het overeenkomstige orgaan of de rechterlijke instantie van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanvragen, bezwaar- en beroepschriften moet het bevoegde orgaan of de rechterlijke instantie onverwijld doorzenden naar het bevoegde orgaan of de rechterlijke instantie van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 3 De datum waarop de aanvragen, bezwaar- en beroepschriften bij het bevoegde orgaan of de rechterlijke instantie van de andere Verdragsluitende Partij zijn ingediend wordt beschouwd als de datum waarop deze zijn ingediend bij het bevoegde orgaan of de rechterlijke instantie welke bevoegd is deze te ontvangen.

  • 4 Iedere aanvraag voor de toekenning van uitkeringen, ingediend conform de wetgeving van een Verdragsluitende Partij, zal beschouwd worden als een aanvraag voor de toekenning van een desbetreffende uitkering conform de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij, voor zover de belanghebbende heeft meegedeeld dat hij verzekerd was op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij of indien dit blijkt uit de overgelegde documenten.

Artikel 33. Gegevensbescherming

  • 1 Wanneer, krachtens dit Verdrag, de bevoegde autoriteiten of bevoegde organen van een Verdragsluitende Partij persoonsgegevens mededelen aan de bevoegde autoriteiten of bevoegde organen van de andere Verdragsluitende Partij, is die mededeling onderworpen aan de door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt vastgestelde wettelijke bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens. Elke daarop volgende overdracht dan wel opslag, wijziging of vernietiging van de gegevens is onderworpen aan de bepalingen van de wetgeving inzake de bescherming van gegevens van de ontvangende Verdragsluitende Partij.

  • 2 Het gebruik van persoonsgegevens voor andere doelen dan die van sociale zekerheid is onderworpen aan de goedkeuring van de belanghebbende of dient in overeenstemming te zijn met andere waarborgen waarin de nationale wetgeving voorziet.

Artikel 34. Ontheffing van tarieven en legalisatie van documenten

  • 1 Elke ontheffing of vermindering voorzien in de wetgeving van een Verdragsluitende Partij voor belastingen, zegels, wettelijke heffingen of heffingen voor registratie van certificaten of andere documenten die moeten worden overgelegd voor de toepassing van deze wetgeving, geldt ook voor de respectieve certificaten of andere documenten die moeten worden overgelegd voor de toepassing van dit Verdrag of de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 2 Het is niet vereist documenten en certificaten die moeten worden overgelegd voor de toepassing van dit Verdrag te legaliseren door diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen.

Artikel 35. Munteenheid

De bevoegde organen van elk van de Verdragsluitende Partijen zullen de betalingen krachtens dit Verdrag doen in de officiële munteenheid van de eigen staat en ingeval van inconvertibiliteit van die munteenheid in een convertibele munteenheid.

Artikel 36. Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

  • 1 De bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen hebben de bevoegdheid administratieve akkoorden te sluiten die noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit Verdrag.

  • 2 De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen zijn verplicht:

    • a. verbindingsorganen aan te wijzen;

    • b. elkaar te informeren over de toepassing van dit Verdrag;

    • c. elkaar wederzijds te informeren over alle wettelijke regelingen en regelingen van uitvoerende aard die de regelingen, genoemd in artikel 2, wijzigen;

    • d. elkaar wederzijds bijstand te verlenen en een zo breed mogelijke technische en administratieve samenwerking te ontplooien voor de toepassing van dit Verdrag.

  • 3 Voor de uitvoering van dit Verdrag verlenen de instellingen hun goede diensten en handelen zij als bij het uitvoeren van hun eigen wetgeving. De administratieve bijstand die door de instellingen wordt verleend is kosteloos. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen kunnen echter overeenkomen dat bepaalde kosten worden vergoed.

Artikel 37. Geschillenbeslechting

  • 1 De bevoegde autoriteiten beslechten door middel van onderhandelingen verschillen in de interpretatie van dit Verdrag en de daarbij behorende administratieve akkoorden.

  • 2 Indien de geschillen binnen zes maanden na de datum waarop de onderhandelingen zijn aangegaan, niet beslecht zijn, dienen deze voorgelegd te worden aan een arbitragecommissie, wier samenstelling en werkwijze wordt bepaald in onderling overleg tussen de Verdragsluitende Partijen. De beslissingen van de arbitragecommissies zijn bindend en definitief.

HOOFDSTUK 2. OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 38. Overgangsbepaling

Voor de toepassing van artikel 9, eerste lid, worden, in het geval van personen die op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij werken en niet verzekerd zijn krachtens de wetgeving van die Verdragsluitende Partij, voor de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag, de perioden van arbeid waarnaar in dat lid wordt verwezen, geacht te beginnen op die datum.

Artikel 39. Tijdvakken van verzekering, vervuld voor de inwerkingtreding van dit Verdrag

  • 1 Tijdvakken van verzekering, vervuld conform de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Partijen voor de inwerkingtreding van dit Verdrag, worden in acht genomen bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van uitkeringen die krachtens dit Verdrag toegekend worden.

  • 2 In het geval de tijdvakken van verzekering, vervuld voor de inwerkingtreding van dit Verdrag, samenvallen, zal iedere van de Verdragsluitende Partijen bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van de uitkeringen de feitelijk vervulde tijdvakken van verzekering in acht nemen onder de werking van de eigen wetgeving.

  • 3 Dit Verdrag vormt geen basis voor de aanspraken op uitbetaling van uitkeringen over een periode die voorafgaat aan de inwerkingtreding.

Artikel 40. Taal

  • 1 Voor de toepassing van dit Verdrag communiceren de bevoegde autoriteiten en bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen rechtstreeks met elkaar in de officiële taal van iedere van de Verdragsluitende Partijen.

  • 2 Geen aanvraag of document zal worden afgewezen op grond van het feit dat het is geschreven in een officiële taal van de andere Verdragsluitende Partij.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 41. Geldigheid van het Verdrag

  • 1 Dit Verdrag wordt gesloten voor onbepaalde duur. Het Verdrag kan te allen tijde opgezegd worden door middel van een notificatie gedaan aan de andere Verdragsluitende Partij. Bij opzegging blijft dit Verdrag van kracht tot het einde van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de andere Verdragsluitende Partij de notificatie over de opzegging heeft ontvangen.

Artikel 42. Ondertekening en ratificatie

  • 1 Dit Verdrag is onderworpen aan goedkeuring conform het recht van elk van de Verdragsluitende Partijen.

  • 2 De Verdragsluitende Partijen stellen elkaar schriftelijk in kennis van de voltooiing van hun procedures vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.

  • 3 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgend op de datum van de laatste kennisgeving zoals bedoeld in het tweede lid. Artikel 5 treedt voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2003.

  • 4 Het Koninkrijk der Nederlanden past artikel 5 voorlopig toe vanaf de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van ondertekening.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in twee exemplaren, te Warschau, op 26 maart 2003, elk in de Nederlandse en de Poolse taal, beide teksten zijnde gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) H. G. C. VAN DEN DOOL

Voor de Republiek Polen

(w.g.) JERZY HAUSNER

Slotprotocol

Bij de ondertekening van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen zijn de ondergetekende gevolmachtigden het volgende overeengekomen:

Toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake ziektekostenverzekeringen

1.

Met betrekking tot het recht op verstrekkingen krachtens de Nederlandse wetgeving is artikel 16 van het Verdrag alleen van toepassing op personen die zijn verzekerd krachtens de bepalingen van de Ziekenfondswet.

2.

Voor de toepassing van artikel 16, vierde, vijfde en zesde lid, van het Verdrag worden de volgende pensioenen beschouwd als krachtens de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen:

  • pensioenen uit hoofde van de Algemene burgerlijke pensioenwet van 6 januari 1966;

  • pensioenen uit hoofde van de Algemene militaire pensioenwet van 6 oktober 1966;

  • pensioenen uit hoofde van de Spoorwegpensioenwet van 15 februari 1967;

  • pensioenen uit hoofde van het Reglement Dienstvoorwaarden van de Nederlandse Spoorwegen (R.D.V., 1964 N.S.);

  • een uitkering wegens uittreding voor personen jonger dan 65 jaar die wordt verstrekt krachtens een pensioenregeling bedoeld om een ouderdomspensioen te verlenen aan werknemers en voormalige werknemers;

  • een uitkering wegens vervroegde uittreding uit beroepsactiviteiten krachtens een door de overheid vastgestelde regeling of krachtens een overeenkomstig een collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling inzake vervroegde uittreding of krachtens een dergelijke door het College voor zorgverzekeringen aangewezen regeling en

  • een periodieke uitkering ingevolge artikel 4, eerste of vierde lid, of artikel 5 van de Remigratiewet.

3.

De gezinsleden als bedoeld in artikel 16, derde lid, of de rechthebbende op een pensioen of rente en zijn gezinsleden als bedoeld in artikel 16, vierde, vijfde en zesde lid, van het Verdrag, die in Nederland wonen, maar krachtens de genoemde bepalingen recht hebben op verstrekkingen ten laste van de Republiek Polen, zijn niet verzekerd ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Slotprotocol hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud, te Warschau, op 26 maart 2003, elk exemplaar in de Nederlandse en de Poolse taal, beide teksten zijnde gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) H. G. C. VAN DEN DOOL

Voor de Republiek Polen

(w.g.) JERZY HAUSNER

Administratief Akkoord voor de toepassing van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen

Krachtens artikel 36, eerste lid, van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen, ondertekend te Warschau, op 26 maart 2003;

Zijn de bevoegde autoriteiten:

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Nederland en

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van Nederland,

Voor de Poolse Republiek,

de Minister van Economie, Arbeid en Sociale Politiek, de Minister van Volksgezondheid en de Minister van Landbouw en Ontwikkeling van het Platteland,

De volgende bepalingen voor de toepassing van het Verdrag overeengekomen:

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1 Voor de toepassing van dit Administratieve Akkoord, betekent „Verdrag": het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen, ondertekend te Warschau, op 26 maart 2003.

  • 2 „Verdragsluitende Partijen" betekent: de Verdragsluitende Partijen van het Verdrag.

  • 3 „De bevoegde staat" betekent: de staat op het grondgebied waarvan het bevoegde orgaan zich bevindt.

  • 4 Andere termen hebben de betekenis zoals daaraan toegekend in artikel 1 van het Verdrag.

Artikel 2. Verbindingsorganen

  • 1 De verbindingsorganen zijn, in overeenstemming met artikel 36, tweede lid, van het Verdrag:

    • a. Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

      • i. voor ouderdomspensioenen, nabestaandenuitkeringen en kinderbijslagen, alsmede voor de toepassing van de artikelen 9 en 14 van Titel II van het Verdrag: de Sociale verzekeringsbank (Bank Ubezpieczeń Społecznych), Amstelveen;

      • ii. voor verstrekkingen bij ziekte en moederschap: het College voor zorgverzekeringen (Rada ds. Ubezpieczeń Zdrowotnych), Amstelveen;

      • iii. in andere gevallen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Rada ds. Ubezpieczeń Zdrowotnych), Amsterdam.

    • b. Voor de Poolse Republiek:

      • i. voor verstrekkingen: Biuro Rozliczeń Międzynarodowych (Bureau Internationale Vergoedingen);

      • ii. voor uitkeringen bij ziekte en moederschap, ouderdomspensioenen tevens arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en nabestaandenuitkeringen, voorzieningen uit hoofde van arbeidsongevallen en beroepsziekten tevens gezinsbijlagen, alsmede voor de toepassing van artikelen 9 en 14 van Titel II van het Verdrag:

        • Zakład Ubezpieczeń Społecznych (ZUS) (Algemene Volksverzekeringen),

        • Kasa Rolniczego Ubezpieczeń Społecznego (KRUS) (Sociale Verzekeringen voor de Landbouwers);

      • iii. voorzieningen uit hoofde van werkloosheidsuitkeringen: Ministerstwo Gospodarki, Pracy i Polityki Społecznej (MPiPS) (Ministerie van Economie, Arbeid en Sociale Politiek).

  • 2 De verbindingsorganen kunnen zich zowel rechtstreeks met elkaar als met de belanghebbenden of hun vertegenwoordigers in verbinding stellen. Zij zijn elkaar bij de toepassing van het Verdrag behulpzaam.

TITEL II. TOEPASSELIJKE WETGEVING

Artikel 3. Verklaringen inzake de toepasselijke wetgeving

  • 1 Als de wetgeving van een Verdragsluitende Partij toepasselijk is overeenkomstig artikel 9, eerste lid, van het Verdrag, zal het orgaan van die Verdragsluitende Partij, op verzoek van de werknemer of diens werkgever, een verklaring afgeven dat de werknemer onderworpen blijft aan die wetgeving tot de aangegeven datum.

  • 2 Als een werknemer, aan wie een verklaring is afgegeven door het orgaan van een Verdragsluitende Partij, vervolgens gaat werken op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij voor een andere werkgever die gevestigd is op het grondgebied van die andere Verdragsluitende Partij, moet de werknemer het orgaan van de Verdragsluitende Partij dat de verklaring heeft afgegeven hierover onmiddellijk informeren. Dit orgaan informeert vervolgens het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 3 Als de wetgeving van een Verdragsluitende Partij van toepassing is als gevolg van een overeenkomst van de organen overeenkomstig artikel 14 van het Verdrag, geeft het orgaan van die Verdragsluitende Partij een verklaring af die bepaalt, met betrekking tot het werk of het dienstverband in kwestie, dat de werknemer aan die wetgeving is onderworpen.

  • 4 Het orgaan van een Verdragsluitende Partij dat een verklaring heeft afgegeven krachtens dit artikel, zendt een afschrift hiervan aan de werknemer en diens werkgever, alsmede aan het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij.

TITEL III. VERSTREKKINGEN EN UITKERINGEN

HOOFDSTUK 1. VERSTREKKINGEN

Artikel 4. Organen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. „orgaan van de verblijfplaats":

    in Nederland, ANOZ Zorgverzekeringen (Kasa Ubezpieczen Zdrowotnych), Utrecht;

    in Polen, Biuro Rozliczen Miedzynarodowych (Bureau voor Internationale Vergoedingen), Warschau;

  • b. „orgaan van de woonplaats":

    in Nederland, een door de belanghebbende gekozen ziekenfonds in zijn woonplaats;

    in Polen, een door de belanghebbende gekozen ziekenfonds in zijn woonplaats;

  • c. „bevoegd orgaan":

    in Nederland, het ziekenfonds waarbij de belanghebbende is aangesloten ten tijde van de aanvraag om een verstrekking;

    in Polen, het ziekenfonds waarbij de belanghebbende is aangesloten ten tijde van de aanvraag om een verstrekking.

Artikel 5. Verklaring inzake verzekeringstijdvakken

  • 1 Voor de toepassing van artikel 15 van het Verdrag door het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij legt een belanghebbende aan dit orgaan een verklaring over waarin de verzekeringstijdvakken zijn vermeld die krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij zijn vervuld en verstrekt hij de krachtens de wetgeving van dat orgaan vereiste aanvullende informatie.

  • 2 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt op verzoek van de belanghebbende afgegeven:

    • in Nederland, door het ziekenfonds waarbij hij laatstelijk was aangesloten;

    • in Polen, door het ziekenfonds waarbij hij laatstelijk was aangesloten.

  • 3 Indien de belanghebbende de gevraagde verklaring niet overlegt, verkrijgt het bevoegde orgaan deze van het in het tweede lid bedoelde orgaan.

Artikel 6. Verstrekkingen in geval van verblijf in de andere staat dan de bevoegde staat

Voor de toepassing van artikel 16, eerste lid, van het Verdrag legt de in dat lid bedoelde persoon het orgaan van de verblijfplaats een verklaring over die is afgegeven door het bevoegde orgaan, indien mogelijk voordat hij de bevoegde staat verlaat, waaruit blijkt dat hij aanspraak heeft op de in dat lid bedoelde verstrekkingen. Deze verklaring vermeldt met name gedurende welk tijdvak verstrekkingen kunnen worden verleend. Indien de belanghebbende geen verklaring overlegt, vraagt het orgaan van de verblijfplaats deze aan bij het bevoegde orgaan.

Artikel 7. Verlening van verstrekkingen van aanzienlijke waarde

  • 1 Bij opneming in een ziekenhuis in de gevallen bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het Verdrag, geeft het orgaan van de verblijfplaats binnen drie dagen na de datum waarop het daarvan kennis heeft gekregen, aan het bevoegde orgaan kennis van de datum van de opneming in een ziekenhuis alsmede van de vermoedelijke duur van de opneming. Het orgaan van de verblijfplaats geeft, binnen dezelfde termijn, het bevoegde orgaan kennis van de datum van ontslag uit het ziekenhuis.

  • 2 Ter verkrijging van de toestemming voor het verlenen van de in artikel 16, tweede lid, van het Verdrag bedoelde verstrekkingen, richt het orgaan van de verblijfplaats een daartoe strekkend verzoek tot het bevoegde orgaan. Het bevoegde orgaan kan binnen 15 dagen vanaf de dag waarop het verzoek is ontvangen, tegen het verlenen van die verstrekkingen bezwaar maken onder vermelding van de gronden waarop dit bezwaar berust. Indien na afloop van die termijn geen bezwaar is gemaakt, wordt de toestemming geacht te zijn verleend en kent het orgaan van de verblijfplaats de verstrekkingen toe.

  • 3 Wanneer de in artikel 16, tweede lid, van het Verdrag bedoelde verstrekkingen zonder toestemming van het bevoegde orgaan moeten worden toegekend, stelt het orgaan van de verblijfplaats het bevoegde orgaan hiervan onmiddellijk op de hoogte. In het geval waarin een prothese of apparatuur is gebroken of beschadigd, is het om ernstige schade als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het Verdrag vast te stellen, voldoende de noodzaak van het herstel of de vernieuwing aan te tonen.

Artikel 8. Verstrekkingen ten behoeve van gezinsleden van werknemers die wonen in de andere staat dan de bevoegde staat

  • 1 Voor de toepassing van artikel 16, derde lid, van het Verdrag, dient een in dat lid bedoeld gezinslid zich te laten inschrijven bij het orgaan van de woonplaats, onder overlegging van een verklaring waaruit blijkt dat hij aanspraak heeft op de in dat lid bedoelde verstrekkingen. Deze verklaring wordt afgegeven door het bevoegde orgaan. Indien de belanghebbende nalaat deze verklaring over te leggen, vraagt het orgaan van de woonplaats deze zelf aan bij het bevoegde orgaan.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verklaring blijft geldig tot de datum waarop het orgaan van de woonplaats een kennisgeving van intrekking ervan heeft ontvangen.

  • 3 Het orgaan van de woonplaats informeert het bevoegde orgaan over iedere inschrijving die het overeenkomstig het eerste lid heeft verricht.

  • 4 Bij de aanvraag om verstrekkingen legt de aanvrager de bewijsstukken over die zijn vereist voor het verlenen van verstrekkingen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont.

  • 5 De werknemer en de gezinsleden bedoeld in artikel 16, derde lid, van het Verdrag informeren het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden over iedere verandering in hun omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de aanspraak op verstrekkingen van de gezinsleden. De werknemer verstrekt in het bijzonder informatie over iedere beëindiging of iedere verandering van dienstbetrekking of iedere verandering van diens woonplaats of verblijfplaats, of van die van een gezinslid. Het bevoegde orgaan informeert het orgaan van de woonplaats van het gezinslid over de beëindiging van zijn aansluiting of van zijn aanspraak op verstrekkingen. Het orgaan van de woonplaats kan het bevoegde orgaan te allen tijde verzoeken informatie te verstrekken met betrekking tot de aansluiting of de aanspraak van de werknemer of een gezinslid op verstrekkingen.

Artikel 9. Verstrekkingen ten behoeve van rechthebbenden op pensioenen of renten en hun gezinsleden die wonen op het grondgebied van de andere dan de bevoegde staat

  • 1 Om verstrekkingen te ontvangen op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont, schrijven de in artikel 16, vijfde lid, van het Verdrag bedoelde rechthebbende op een pensioen of rente en de gezinsleden zich in bij het orgaan van de woonplaats, onder overlegging van de volgende documenten:

    • a. een verklaring waaruit blijkt dat hijzelf en zijn gezinsleden recht hebben op verstrekkingen. Deze verklaring wordt afgegeven door het bevoegde orgaan dat een afschrift van deze verklaring naar het verbindingsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij zendt. Indien de rechthebbende geen verklaring overlegt, vraagt het orgaan van de woonplaats deze aan bij het bevoegde orgaan. De verklaring blijft geldig zolang het orgaan van de woonplaats van de andere Verdragsluitende Partij geen kennisgeving heeft ontvangen dat de verklaring is ingetrokken door het orgaan dat de verklaring heeft afgegeven;

    • b. de bewijsstukken die vereist worden voor de verlening van verstrekkingen volgens de wetgeving van de woonstaat.

  • 2 Het orgaan van de woonplaats stelt het bevoegde orgaan in kennis van iedere inschrijving die het overeenkomstig het eerste lid heeft verricht.

  • 3 De verlening van verstrekkingen is onderworpen aan de geldigheid van de in het eerste lid, onder a. bedoelde verklaring.

  • 4 De rechthebbende op een pensioen of rente informeert het orgaan van zijn woonplaats en van die van zijn gezinsleden over iedere verandering in zijn omstandigheden waardoor zijn aanspraak op verstrekkingen zou kunnen worden gewijzigd, in het bijzonder over iedere schorsing of intrekking van het pensioen of rente en over iedere verandering van zijn woonplaats en die van zijn gezinsleden.

  • 5 Het orgaan van de woonplaats stelt, zodra het kennis krijgt van enige wijziging die van invloed is op de omvang van de aanspraak op verstrekkingen van de rechthebbende op een pensioen of rente en zijn gezinsleden, het bevoegde orgaan op de hoogte.

Artikel 10. Verstrekkingen ten behoeve van gezinsleden van rechthebbenden op pensioenen of renten die wonen in de andere staat dan de bevoegde staat

  • 1 Artikel 9, eerste, tweede, derde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden bedoeld in artikel 16, zesde lid, van het Verdrag, met dien verstande dat het gezinslid zich inschrijft bij het orgaan van de woonplaats en dat hij de desbetreffende verklaring overlegt.

  • 2 De rechthebbende op een pensioen of rente en de in het eerste lid bedoelde gezinsleden informeren het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden over iedere verandering in hun omstandigheden die van invloed kan zijn op de aanspraak op verstrekkingen van de gezinsleden, in het bijzonder over iedere schorsing of intrekking van het pensioen of rente en over iedere verandering van woonplaats van de rechthebbende op een pensioen of rente en die van zijn gezinsleden.

Artikel 11. Onverschuldigde verstrekkingen

Het orgaan van de woonplaats of de verblijfplaats is het bevoegde orgaan behulpzaam bij het terugvorderen van de kosten van de verstrekkingen, die op grond van artikel 16 van het Verdrag zijn gedaan, van een persoon die deze onverschuldigd heeft gekregen.

Artikel 12. Vergoeding voor uitgaven voor verstrekkingen in bijzondere gevallen

  • 1 Indien de formaliteiten bedoeld in artikel 6 niet konden worden afgewikkeld gedurende het verblijf in Polen van de ingevolge de Nederlandse wetgeving verzekerde werknemer bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het Verdrag, worden de uitgaven voor verstrekkingen, op verzoek van de belanghebbende, vergoed door het bevoegde orgaan in overeenstemming met de door het orgaan van de verblijfplaats in Polen gehanteerde tarieven. Dit orgaan verschaft, op verzoek van het bevoegde orgaan, de benodigde informatie over dergelijke tarieven.

  • 2 Indien de formaliteiten bedoeld in artikel 6 niet konden worden afgewikkeld gedurende het verblijf in Nederland van de ingevolge de Poolse wetgeving verzekerde werknemer bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het Verdrag, worden de uitgaven voor verstrekkingen, op verzoek van de belanghebbende, vergoed door het orgaan van de verblijfplaats in Polen in overeenstemming met de door het orgaan van de verblijfplaats in Nederland gehanteerde tarieven. Dit orgaan verschaft, op verzoek van het orgaan van de verblijfplaats in Polen, de benodigde informatie over dergelijke tarieven.

Artikel 13. Afrekening van uitgaven voor verleende verstrekkingen bij de toepassing van artikel 16, eerste lid, van het Verdrag

  • 1 De werkelijke kosten van verstrekkingen verleend krachtens artikel 16, eerste lid, van het Verdrag zoals deze blijken uit de boekhouding van de organen die deze verstrekkingen hebben verleend, worden vergoed aan die organen:

    • a. voor Nederland: door de bevoegde organen;

    • b. voor Polen: door het orgaan van de verblijfplaats.

  • 2 Voor de vergoeding van kosten bedoeld in het eerste lid gelden de tarieven die worden toegepast op de verstrekkingen verleend aan personen die onderworpen zijn aan de wetgeving die wordt uitgevoerd door de organen die de in het eerste lid bedoelde verstrekkingen hebben verleend.

Artikel 14. Afrekening van uitgaven voor verleende verstrekkingen aan gezinsleden die niet wonen op het grondgebied van dezelfde Verdragsluitende Partij als de persoon aan wie zij hun recht ontlenen

  • 1 Het bedrag van de uitgaven voor de krachtens artikel 16, derde lid en zesde lid, van het Verdrag verleende verstrekkingen aan gezinsleden, wordt voor ieder kalenderjaar berekend op basis van een vast bedrag. Voor de vergoeding van dit bedrag is artikel 13, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Het vaste bedrag wordt bepaald door vermenigvuldiging van de gemiddelde uitgaven per kalendermaand per gezinslid dat woont op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij met het totale aantal maanden in het kalenderjaar gedurende welke gezinsleden rechthebbende op verstrekkingen ten laste van de bevoegde organen bij de organen van de woonplaats waren ingeschreven. De gemiddelde maandelijkse uitgaven per gezinslid zijn gelijk aan de gemiddelde maandelijkse uitgaven voor alle verleende verstrekkingen aan elke verzekerde jonger dan 65 jaar die onderworpen is aan de wetgeving zoals die wordt toegepast door het orgaan van de woonplaats.

Artikel 15. Afrekening van uitgaven van verleende verstrekkingen aan rechthebbenden op pensioenen of renten en hun gezinsleden die niet wonen op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij krachtens wiens wetgeving een pensioen of rente wordt ontvangen

  • 1 Het bedrag van de uitgaven voor de krachtens artikel 16, vijfde lid, van het Verdrag verleende verstrekkingen aan rechthebbenden op pensioenen of renten en hun gezinsleden, wordt voor ieder kalenderjaar berekend op basis van een vast bedrag. Voor de verschuldigdheid van dit bedrag is artikel 13, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Het vaste bedrag wordt bepaald door vermenigvuldiging van de gemiddelde uitgaven per kalendermaand per rechthebbende op een pensioen of rente en per gezinslid die wonen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij met het totale aantal maanden in het kalenderjaar gedurende welke rechthebbenden op pensioenen of renten en gezinsleden ten laste van de bevoegde organen bij de organen van de woonplaats waren ingeschreven. De gemiddelde maandelijkse uitgaven per rechthebbende op een pensioen of rente en per gezinslid zijn gelijk aan de gemiddelde maandelijkse uitgaven voor alle verleende verstrekkingen aan elke rechthebbende op een pensioen of rente en elk gezinslid die onderworpen is aan de wetgeving zoals die wordt toegepast door het orgaan van de woonplaats.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel mogen berekeningen volgens de leeftijdscategorie waartoe de rechthebbenden op pensioenen of renten behoren worden toegepast.

Artikel 16. Andere vergoedingsmethoden

De verbindingsorganen kunnen met de instemming van de bevoegde autoriteiten, voor alle verstrekkingen of een deel daarvan andere vergoedingsmethoden overeenkomen dan de in de artikelen 13, 14 en 15 voorziene methoden.

Artikel 17. Andere bepalingen inzake vergoedingen

  • 1 De in artikel 17 van het Verdrag bedoelde vergoedingen worden betaald via de verbindingsorganen.

  • 2 De verbindingsorganen kunnen overeenkomen de in de artikelen 14 en 15 bedoelde bedragen te verhogen met een percentage voor administratiekosten.

  • 3 Voor de toepassing van de artikelen 14 en 15 kunnen de verbindingsorganen overeenkomen voorschotten te betalen.

HOOFDSTUK 2

Artikel 18. Verificatie van aanvragen en betaling van uitkeringen

  • 1 Met betrekking tot de aanvraag van of de rechtmatigheid van betaling van uitkeringen verifieert het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij, op verzoek van het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij de gegevens betreffende een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin. Indien noodzakelijk wordt deze verificatie gezamenlijk met de instellingen uitgevoerd. Het bevoegde orgaan doet een verklaring van verificatie samen met gewaarmerkte afschriften van de relevante stukken toekomen aan het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 2 Niettegenstaande het eerste lid, informeert het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij zonder voorafgaand verzoek daartoe en indien mogelijk, het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij over iedere verandering in de gegevens betreffende een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin.

  • 3 De bevoegde organen en de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen kunnen zich rechtstreeks zowel tot elkaar wenden als tot de uitkeringsgerechtigden, de leden van hun gezin, of hun gevolmachtigden.

  • 4 Niettegenstaande het eerste lid zijn de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers en de bevoegde organen van een Verdragsluitende Partij gerechtigd zich rechtstreeks te wenden tot de instellingen van de andere Verdragsluitende Partij om het recht op uitkeringen en de rechtmatigheid van betalingen aan de uitkeringsgerechtigden te verifiëren.

Artikel 19. Identificatie

  • 1 Om het recht op uitkering en de rechtmatigheid van betalingen krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij of krachtens dit Verdrag te verifiëren, is een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin verplicht zich te identificeren aan het bevoegde orgaan van de woon- en verblijfplaats, door overlegging van een officieel bewijs van zijn identiteit. Een officieel identiteitsbewijs omvat een paspoort of enig ander identiteitsbewijs dat is afgegeven op het grondgebied waar deze persoon woont of verblijft.

  • 2 Het bevoegde orgaan stelt de identiteit van de uitkeringsgerechtigde of het lid van zijn gezin vast aan de hand van het officiële identiteitsbewijs. Het bevoegde orgaan stelt het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij door toezending van een gewaarmerkte kopie van het identiteitsbewijs ervan in kennis dat de identiteit van de uitkeringsgerechtigde is vastgesteld.

HOOFDSTUK 3

Artikel 20. Uitkeringen bij ziekte en moederschap

  • 1 Om uitkeringen bij ziekte of moederschap krachtens de Nederlandse wetgeving te ontvangen, dient een verzekerde die zich op het grondgebied van Polen bevindt zijn aanvraag bij de Zaklad Ubezpieczeń Społecznych (ZUS) (Algemene Volksverzekeringen) in.

  • 2 Om uitkeringen bij ziekte of moederschap krachtens de Poolse wetgeving te ontvangen, dient een verzekerde die zich op het grondgebied van Nederland bevindt zijn aanvraag in bij het kantoor van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Zakład Realizacji Ubezpieczeń Pracowniczych) in het ressort waar hij woont.

  • 3 De aanvraag die is ingediend bij het in het eerste lid of het tweede lid genoemde orgaan dient vergezeld te gaan van een verklaring inzake arbeidsongeschiktheid die is afgegeven door de behandelend geneesheer. Deze verklaring vermeldt de aanvangsdatum van de arbeidsongeschiktheid, de diagnose en de vermoedelijke duur van de arbeidsongeschiktheid.

  • 4 Het in het eerste lid genoemde orgaan dat de aanvraag heeft ontvangen stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zo spoedig mogelijk in kennis van de indiening van de aanvraag om uitkeringen bij ziekte of moederschap, onder vermelding van de datum waarop de aanvraag is ingediend, alsmede van de naam en het adres van de eventuele werkgever en zendt de verklaring inzake arbeidsongeschiktheid die bij de aanvraag was gevoegd naar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 5 Het in het tweede lid genoemde orgaan dat de aanvraag heeft ontvangen stelt het bevoegde orgaan in kennis van de indiening van de aanvraag om uitkeringen, onder vermelding van de datum waarop de aanvraag is ingediend, alsmede van de naam en het adres van de eventuele werkgever en zendt de verklaring inzake arbeidsongeschiktheid die bij de aanvraag was gevoegd, naar het ZUS.

  • 6 Op verzoek van het bevoegde orgaan verricht het in het eerste lid of tweede lid genoemde orgaan de noodzakelijke administratieve controles en medische onderzoeken. Het bevoegde verzekeringsorgaan behoudt het recht de belanghebbende te laten onderzoeken door een arts in de bevoegde Staat.

  • 7 Het bevoegde orgaan betaalt de uitkeringen bij ziekte of moederschap rechtstreeks aan de rechthebbende, op de daartoe aangewezen wijze.

HOOFDSTUK 4. OVERIGE UITKERINGEN

Artikel 21. Bevoegde organen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder de term „bevoegd orgaan" verstaan

in het Koninkrijk der Nederlanden:

  • a. met betrekking tot ouderdoms- en nabestaandenpensioenen en kinderbijslagen: de Sociale verzekeringsbank (Ubezpieczeń Społecznych), Amstelveen;

  • b. met betrekking tot alle overige uitkeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Zakład Realizacji Ubezpieczeń Pracowniczych), Amsterdam;

in de Republiek Polen:

  • a. voor werknemers en zelfstandigen met uitzondering van landbouwers, met betrekking tot ouderdomspensioenen, invaliditeitsuitkeringen, nabestaandenpensioenen en gezinsbijslagen: Zakład Ubezpieczeń Społecznych (ZUS) (Algemene Volksverzekeringen);

  • b. voor landbouwers met betrekking tot ouderdomspensioenen, invaliditeitsuitkeringen, uitkeringen in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten, nabestaandenpensioenen en gezinsbijslagen: Kasa Rolniczego Ubezpieczenia Społecznego (KRUS) (Algemene Volksverzekeringen voor de Landbouwers);

  • c. met betrekking tot werkloosheidsuitkeringen: Ministerstwo Gospodarki, Pracy i Polityki Społecznej (MPiPS) (Ministerie van Economie, Arbeid en Sociale Politiek).

Artikel 22. Aanvraag om uitkeringen

  • 1 De bevoegde organen stellen elkaar onmiddellijk in kennis van iedere aanvraag om uitkering waarop Titel III van het Verdrag van toepassing is. Deze gegevens worden verschaft op een speciaal formulier, dat tevens alle gegevens bevat die voor de behandeling van de aanvraag door het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij nodig zijn.

  • 2 De bevoegde organen stellen elkaar in kennis van omstandigheden die van belang zijn bij de vaststelling van een uitkering en van omstandigheden die van invloed zijn op het voortbestaan van het recht op uitkering. Zij stellen elkaar de relevante medische documenten ter beschikking.

  • 3 De bevoegde organen besluiten over de aanvraag en stellen de aanvrager en het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij in kennis van het besluit.

Artikel 23. Medische onderzoeken

  • 1 Op verzoek van het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij draagt het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij zorg voor het uitvoeren van de medische onderzoeken van een uitkeringsgerechtigde die of een lid van zijn gezin dat woont of verblijft op haar grondgebied.

  • 2 Voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin gebruikt het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij de resultaten van de medische onderzoeken en administratieve gegevens van het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij. Echter, het bevoegde orgaan van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij kan de uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin oproepen om een medisch onderzoek door een arts van eigen keuze of op diens grondgebied te ondergaan.

  • 3 De uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin geeft gehoor aan elke oproep om zich te melden voor medisch onderzoek. Indien de uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin meent om medische redenen niet in staat te zijn zich te begeven naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, moet hij het bevoegde orgaan van die Verdragsluitende Partij hierover onverwijld inlichten. Hij is dan verplicht een medische verklaring over te leggen afgegeven door een arts die hiertoe is aangewezen door het bevoegde orgaan op welks grondgebied hij woont of verblijft. Deze verklaring bevat de medische redenen van zijn onmogelijkheid om te reizen alsmede de hiervan te verwachten duur.

  • 4 Het bevoegde orgaan, op welks verzoek het onderzoek wordt uitgevoerd, betaalt de kosten van het onderzoek en de uitgaven voor reis en verblijf.

Artikel 24. Verklaringen inzake verzekeringstijdvakken

Ter vaststelling van de aanspraak op of de berekening van een uitkering ingevolge Titel III van het Verdrag geeft het bevoegde orgaan van de ene Verdragsluitende Partij op verzoek van het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij een verklaring af inzake de verzekeringstijdvakken die krachtens haar wetgeving zijn voltooid en verstrekt het zonodig andere informatie.

Artikel 25. Betaling van uitkeringen

Uitkeringen worden rechtstreeks aan de uitkeringsgerechtigde betaald.

TITEL IV. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 26. Formulieren en procedures

De verbindingsorganen van de Verdragsluitende Partijen komen formulieren en documenten overeen, alsmede procedures, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het Verdrag en dit Administratief Akkoord.

TITEL V. SLOTBEPALING

Artikel 27. Inwerkingtreding

Dit Administratief Akkoord treedt tegelijk met het Verdrag in werking en kan worden opgezegd overeenkomstig dezelfde regels als gelden ten aanzien van het Verdrag.

GEDAAN in tweevoud, te Warschau, op 26 maart 2003, in de Nederlandse en de Poolse taal.

Namens de bevoegde autoriteit van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) H. G. C. VAN DEN DOOL

Namens de bevoegde autoriteit van de Poolse Republiek

(w.g.) JERZY HAUSNER

Naar boven