Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de [...] en de wederzijdse bescherming van investeringen, 's-Gravenhage, 29-05-2001

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 31-05-2002 t/m heden

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Koeweit inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen

Authentiek : NL

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Koeweit inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Staat Koeweit, hun Staten hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Geleid door de wens de van oudsher bestaande vriendschapsbanden tussen hun landen te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat betreft investeringen door investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,

In het besef dat overeenstemming omtrent de aan dergelijke investeringen toe te kennen behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van beide Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • 1 wordt onder de term „investering” verstaan alle soorten vermogensbestanddelen of rechten op het grondgebied van de ene Verdragsluitende Partij die eigendom zijn van of al dan niet rechtstreeks onder zeggenschap staan van een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij met inbegrip van vermogensbestanddelen of rechten bestaande uit of in de vorm van:

    • a. roerende en onroerende zaken, alsmede andere zakelijke rechten met betrekking tot alle soorten vermogensbestanddelen, zoals huurcontracten, hypotheken, pandrechten en onderpanden;

    • b. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen en joint ventures en andere schulden, leningen en waardepapieren uitgegeven door een investeerder;

    • c. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische waarde heeft;

    • d. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill, know-how en handelsnamen;

    • e. rechten verleend krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst, met inbegrip van rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en exploiteren van natuurlijke rijkdommen.

    De term „investering” is ook van toepassing op „opbrengsten” gereserveerd ten behoeve van herinvestering en op opbrengsten uit „liquidatie”.

  • 2 omvat de term „investeerders” met betrekking tot een Verdragsluitende Partij:

    • a. natuurlijke personen die de nationaliteit van een van de Verdragsluitende Partijen hebben;

    • b. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van een van de Verdragsluitende Partijen;

    • c. de regering van elk van de Verdragsluitende Partijen of haar instellingen;

    • d. rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van een van de Verdragsluitende Partijen, maar die eigendom zijn van of al dan niet rechtstreeks onder de zeggenschap staan van natuurlijke personen of rechtspersonen zoals omschreven onder a, b of c hierboven.

  • 3 wordt onder de term „grondgebied” verstaan het grondgebied van de betrokken Verdragsluitende Partij en alle aan de territoriale zee grenzende gebieden die, krachtens het recht van de betrokken Verdragsluitende Partij en overeenkomstig het internationale recht, tot de exclusieve economische zone of het continentaal plat van de betrokken Verdragsluitende Partij behoren, en waarin deze Verdragsluitende Partij rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent.

  • 4 wordt onder de term „opbrengsten” verstaan bedragen die een investering heeft opgebracht, ongeacht de vorm waarin zij worden betaald, en die in het bijzonder, doch niet uitsluitend winsten, interest, vermogenswinsten, dividenden, royalty's en betalingen of vergoedingen voor management en technische assistentie en betalingen in natura omvatten, ongeacht de aard ervan.

  • 5 wordt onder de term „vrij inwisselbare valuta” verstaan valuta die op uitgebreide schaal wordt verhandeld op de internationale wisselmarkten en die veel wordt gebruikt bij internationale transacties.

Artikel 2. Toelating en bevordering van investeringen

Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften, investeringen en economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van investeringen door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.

Artikel 3. Bescherming van investeringen

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders. Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige zekerheid en bescherming toe.

  • 2 In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die investeringen een behandeling toe die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerder.

  • 3 Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde staat bijzondere voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij is aangegaan met betrekking tot de behandeling van investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van één van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.

Artikel 4. Belastingen en andere fiscale aangelegenheden

Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen van belasting kent de ene Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan haar eigen investeerders of aan die van een derde staat die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders. Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen, met inbegrip van belastingen, heffingen, lasten en vrijstellingen, door de eerste Verdragsluitende Partij toegekend krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting, uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke instelling, of op basis van wederkerigheid met een derde staat.

In geval van verschil in interpretatie tussen dit artikel en de bepaling inzake non-discriminatie, zoals neergelegd in het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Koeweit tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, hebben, zodra dit Verdrag van kracht is, de laatste bepalingen voorrang.

Artikel 5. Overmaking van betalingen die verband houden met investeringen

  • 1 Iedere Verdragsluitende Partij waarborgt investeerders van de andere Verdragsluitende Partij de vrije overmaking van betalingen die verband houden met een investering op en vanuit haar grondgebied, met inbegrip van de overmaking van:

    • a. aanvangskapitaal en elk aanvullend kapitaal voor de instandhouding, het beheer en de ontwikkeling van de investering;

    • b. opbrengsten;

    • c. betalingen op grond van een overeenkomst met inbegrip van aflossing van de hoofdsom en de daaruit voortvloeiende interestbetalingen gedaan krachtens een leenovereenkomst;

    • d. royalty's en honoraria voor de in artikel 1, eerste lid, letter d, bedoelde rechten;

    • e. de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke verkoop of liquidatie van de investering;

    • f. inkomsten en andere vergoedingen van in verband met de investering uit het buitenland aangetrokken personeel;

    • g. betalingen in verband met schadeloosstelling uit hoofde van de artikelen 6 en 7;

    • h. betaling als genoemd in artikel 8;

    • i. betalingen uit hoofde van de beslechting van geschillen.

  • 2 Overmakingen van betalingen op grond van het eerste lid vinden plaats zonder vertraging of beperkingen en, behalve in het geval van betalingen in natura, in vrij inwisselbare valuta. In geval van vertraging bij de uitvoering van de benodigde overmakingen, heeft de getroffen investeerder het recht passende rente over de periode van deze vertraging te ontvangen.

  • 3 Overmakingen geschieden tegen de wisselkoers die op de datum van overmaking op het grondgebied van de investeringsontvangende Verdragsluitende Partij geldt voor de over te maken valuta. Bij het ontbreken van een wisselmarkt voor buitenlandse valuta wordt de meest recente koers gehanteerd die geldt voor inkomende investeringen of de wisselkoers die overeenkomstig de voorschriften van het Internationaal Monetair Fonds is vastgesteld of de wisselkoers voor het converteren van valuta in speciale trekkingsrechten of Amerikaanse dollars, al naar gelang van wat het gunstigst is voor de investeerder.

Artikel 6. Onteigening

  • 1

    • a. Investeringen gedaan door investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij worden niet genationaliseerd, onteigend, ontnomen, of blootgesteld aan directe of indirecte maatregelen met een effect dat gelijk staat aan nationalisatie, onteigening of ontneming, (hierna gezamenlijk aangeduid als „onteigening”) door de andere Verdragsluitende Partij, tenzij voor publieke doeleinden verband houdend met de binnenlandse behoeften van die Verdragsluitende Partij en tegen onmiddellijke, adequate en doelmatige compensatie en op voorwaarde dat dergelijke maatregelen worden getroffen op non-discriminatoire basis en overeenkomstig een algemeen toepasselijke, behoorlijke rechtsgang.

    • b. Deze schadeloosstelling dient overeen te komen met de werkelijke waarde van de onteigende investering en dient te worden bepaald en berekend overeenkomstig internationaal erkende beginselen voor waardebepaling op basis van de billijke marktwaarde van de onteigende investering direct voordat de onteigening plaatsvond of de op handen zijnde onteigening openbaar werd, al naar gelang van wat het eerst plaatsvond. Deze schadeloosstelling dient te worden berekend in een vrij inwisselbare valuta te kiezen door de investeerder, tegen de op de dag van de waardering voor deze valuta geldende wisselkoers, vermeerderd met de rente tegen een commerciële rentevoet bepaald op basis van de markt, vanaf de datum van onteigening tot de datum van betaling.

    • c. Indien de bovengenoemde billijke marktwaarde niet direct kan worden vastgesteld, wordt de schadeloosstelling bepaald op basis van rechtvaardige beginselen, rekening houdend met alle van belang zijnde factoren en omstandigheden, zoals het geïnvesteerde kapitaal, de aard en duur van de investering, vervangingswaarde, waarde-vermeerdering, lopende opbrengsten, de netto contante waarde van de kasstroom, boekwaarde en goodwill. Het uiteindelijk bepaalde bedrag aan schadeloosstelling wordt onverwijld betaald aan de investeerder.

  • 2 Voor de toepassing van dit Verdrag, omvat de term „onteigening” tevens de interventies of regulerende maatregelen door een Verdragsluitende Partij die de facto een in beslagnemend of onteigenend effect hebben, in die zin dat het gevolg is dat aan de investeerder feitelijk zijn eigendom van, zeggenschap over of aanzienlijke voordelen van zijn investering worden ontnomen of die kunnen resulteren in verlies of aantasting van de economische waarde van de investering, zoals bevriezing of blokkering van de investering, het heffen van willekeurige of buitensporig hoge belasting over de investering, gedwongen gehele of gedeeltelijke verkoop van de investering of andere, vergelijkbare handelingen of maatregelen.

Artikel 7. Schadeloosstelling voor verliezen

Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders.

Artikel 8. Subrogatie

Indien de investeringen van een investeerder van een Verdragsluitende Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling van schadevergoeding krachtens een bij wet, voorschrift of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of een door deze Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van deze investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een ander stelsel van schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

Artikel 9. Beslechting van geschillen tussen een Verdragsluitende Partij en een investeerder

  • 1 Geschillen tussen een Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij met betrekking tot een investering van laatstgenoemde op het grondgebied van eerstgenoemde worden, voor zover mogelijk, in der minne geschikt.

  • 2 Indien dergelijke geschillen niet kunnen worden beslecht binnen een periode van zes maanden na de datum waarop een van beide partijen bij het geschil door middel van een schriftelijke mededeling aan de andere partij om minnelijke schikking heeft verzocht, wordt het geschil, naar keuze van de investeerder, partij bij het geschil, ter beslechting voorgelegd volgens een van de volgende methoden:

    • a. in overeenstemming met nationaal recht aan een bevoegde nationale rechtbank of een administratieve rechter; of

    • b. aan internationale arbitrage overeenkomstig de volgende leden van dit artikel.

  • 3 Indien een investeerder het geschil ter beslechting wenst voor te leggen aan internationale arbitrage, verleent de investeerder voorts schriftelijk toestemming voor indiening van het geschil langs een van de volgende wegen:

    • a. het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen (het „Centrum”), opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening (het „Verdrag van Washington”).

    • b. een scheidsgerecht ingesteld overeenkomstig het arbitragereglement (het „Reglement”) van de Commissie inzake Internationaal Handelsrecht van de Verenigde Naties (UNCITRAL), en dat kan worden aangepast door de partijen bij het geschil (de benoemende autoriteit bedoeld in artikel 7 van het Reglement is de secretaris-generaal van het Centrum);

  • 4 Niettegenstaande het feit dat de investeerder een geschil heeft voorgelegd voor bindende arbitrage krachtens het derde lid, kan hij, voorafgaand aan de instelling van de arbitrageprocedure of tijdens de procedure, een gerechtelijke of administratiefrechtelijke scheidsgerecht van de Verdragsluitende Partij die partij is bij het geschil, verzoeken om een voorlopige gerechtelijke voorziening ter waarborging van zijn rechten en belangen, mits dit geen verzoek om betaling van schadevergoeding inhoudt.

  • 5 Elke Verdragsluitende Partij stemt er bij dezen onvoorwaardelijk mee in een geschil inzake investeringen voor te leggen ter beslechting door bindende arbitrage overeenkomstig de keuze van de investeerder op grond van het derde lid, letters a en b.

  • 6 Voor de toepassing van artikel 25, tweede lid, letter b, van het Verdrag van Washington, wordt een investeerder, anders dan een natuurlijk persoon, die onderdaan is van een Verdragsluitende Partij bij het geschil op de datum van de in het zesde lid bedoelde schriftelijke instemming, en die, voordat een dergelijk geschil tussen hem en die Verdragsluitende Partij ontstaat, onder toezicht staat van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij, behandeld als „onderdaan van een andere Verdragsluitende Partij”.

  • 7 De arbitrage-uitspraken, die een toekenning van rente kunnen inhouden, zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil. Elke Verdragsluitende Partij legt de uitspraak onverwijld ten uitvoer en voorziet in een effectieve nakoming van deze uitspraken op haar grondgebied.

Artikel 10. Beslechting van geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen

  • 1 De Verdragsluitende Partijen beslechten voor zover mogelijk eventuele geschillen inzake de uitlegging of toepassing van dit Verdrag door middel van overleg of langs diplomatieke weg.

  • 2 Indien binnen zes maanden na de datum waarop één van de Verdragsluitende Partijen heeft verzocht om dit overleg of de inschakeling van andere diplomatieke kanalen het geschil niet kan worden beslecht, en tenzij de Verdragsluitende Partijen anderszins schriftelijk overeenkomen, kan één van de Verdragsluitende Partijen door een schriftelijke mededeling aan de andere Verdragsluitende Partij het geschil voorleggen aan een ad hoc-scheidsgerecht overeenkomstig de onderstaande bepalingen van dit artikel.

  • 3 Het scheidsgerecht wordt als volgt samengesteld: elke Verdragsluitende Partij benoemt één lid en deze twee leden benoemen tezamen een onderdaan van een derde staat als voorzitter van het scheidsgerecht. Deze leden worden binnen twee maanden en de voorzitter wordt binnen vier maanden benoemd na de datum waarop een van de Verdragsluitende Partijen de andere Verdragsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil voor te leggen aan een scheidsgerecht.

  • 4 Indien niet wordt voldaan aan de termijnen genoemd in het derde lid, kan elk der Verdragsluitende Partijen, indien een andere regeling ontbreekt, de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de President van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen of anderszins verhinderd is genoemde functie uit te oefenen wordt de Vice-President verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen of eveneens anderszins verhinderd is genoemde functie uit te oefenen wordt het lid van het Internationale Gerechtshof dat de hoogste anciënniteit heeft en dat geen onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 5 Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing wordt genomen overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag en de eventueel van toepassing zijnde, erkende regels van internationaal recht en is onherroepelijk en bindend voor beide Verdragsluitende Partijen. Elke Verdragsluitende Partij draagt de kosten van het door haar benoemde lid van het scheidsgerecht en van haar vertegenwoordiging in de arbitrageprocedure. De kosten van de Voorzitter en de overige kosten van het arbitrageproces worden door de Verdragsluitende Partijen in gelijke delen gedragen. Het scheidsgerecht kan evenwel, naar goeddunken, bepalen dat een van de Verdragsluitende Partijen een groter deel van de kosten of alle kosten draagt. In alle overige opzichten stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedureregels vast.

Artikel 11. Toepassingsgebied van het Verdrag

De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop dit in werking treedt, ook van toepassing op investeringen die vóór die datum zijn gedaan en het Verdrag is van toepassing ongeacht het bestaan van diplomatieke of consulaire betrekkingen tussen de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 12. Overleg

Elk van beide Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Verdragsluitende Partij voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van dit Verdrag. De andere Verdragsluitende Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende gelegenheid voor dergelijk overleg.

Artikel 13. Inwerkingtreding, werkingsduur en beëindiging

  • 1 De Verdragsluitende Partijen stellen elkaar in kennis van het feit dat aan hun respectieve constitutionele vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan en het Verdrag treedt in werking dertig dagen na de dag van ontvangst van de laatste van deze mededelingen. Het blijft van kracht gedurende een tijdvak van twintig (20) jaar en wordt daarna verlengd met gelijke tijdvakken, totdat het Verdrag wordt beëindigd in overeenstemming met de bepalingen van het tweede lid van dit artikel.

  • 2 Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit Verdrag stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van telkens twintig jaar, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

  • 3 Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan vóór de datum van beëindiging van dit Verdrag, blijven de voorgaande artikelen van kracht gedurende een tijdvak van twintig jaar vanaf die datum.

  • 4 Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald in de in het eerste lid genoemde mededeling.

  • 5 Met inachtneming van het in het tweede lid van dit artikel genoemde tijdvak, kan dit Verdrag door de Staat Koeweit ten aanzien van elk deel van het Koninkrijk der Nederlanden afzonderlijk worden beëindigd en kan het eveneens door elk van de delen van het Koninkrijk der Nederlanden afzonderlijk worden beëindigd ten aanzien van de Staat Koeweit.

TEN BLIJKE WAARVAN de respectieve gevolmachtigden van beide Verdragsluitende Partijen dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage op de 6e dag van Rabbie Al-Awal 1422 H, hetgeen correspondeert met 29 mei 2001, in twee originelen in de Nederlandse, de Arabische en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschillen is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) W. J. BOS

Voor de Regering van de Staat Koeweit

(w.g.) ABDUL MOHSEN AL-HENAIF

Naar boven