Koninklijke Noorse Ambassade
's-Gravenhage, 5 december 2001
No 53/01
De Ambassade van het Koninkrijk Noorwegen biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken
van het Koninkrijk der Nederlanden haar complimenten aan en heeft de eer, met verwijzing
naar de Overeenkomst van 28 juni 2001 tussen het Koninkrijk Noorwegen en de Europese
Politiedienst (hierna te noemen „de Overeenkomst"), en met het oog op artikel 41,
tweede lid, van de Overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende
de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst,
26 juli 1995), voor te stellen dat ten aanzien van de voorrechten en immuniteiten
benodigd voor de goede taakvervulling van de verbindingsofficieren bij Europol, bedoeld
in artikel 14, eerste lid, en Bijlage 3, artikel 2, eerste lid, van de Overeenkomst,
overeenstemming wordt bereikt zoals vervat in het Aanhangsel.
Indien dit voorstel aanvaardbaar is voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken van
het Koninkrijk der Nederlanden, stelt de Ambassade voor dat deze nota en de bevestigende
nota van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een verdrag zullen vormen tussen het
Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk der Nederlanden, dat voorlopig zal worden toegepast
vanaf de datum van ontvangst door de Ambassade van deze bevestigende nota, en dat
in werking zal treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de dag waarop
het Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk der Nederlanden elkaar hebben medegedeeld
dat aan de procedures voor de inwerkingtreding is voldaan.
De Ambassade maakt van deze gelegenheid gebruik om het Ministerie opnieuw te verzekeren
van haar zeer bijzondere hoogachting.
Ministerie van Buitenlandse Zaken
's-Gravenhage