Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel
269,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
inzonderheid op artikel 173,
-
1. De Europese Raad van Berlijn van 24 en 25 maart 1999 heeft onder meer geconcludeerd
dat het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen billijk, doorzichtig, kosteneffectief
en eenvoudig moet zijn, en dat het gebaseerd moet zijn op criteria die het bijdragevermogen
van iedere lidstaat het best weerspiegelen.
-
2. Het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen moet de zekerheid bieden van
toereikende middelen voor een geordende ontwikkeling van het beleid van de Gemeenschappen,
waarbij de noodzaak van een strakke begrotingsdiscipline niet uit het oog mag worden
verloren.
-
3. De beste gegevens moeten worden gebruikt voor de begroting van de Europese Unie en
de eigen middelen van de Gemeenschappen; de toepassing van het Europese stelsel van
economische rekeningen (ESR 95) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2223/96 zal de meting van de gegevens van de nationale rekeningen verbeteren. zal de meting
van de gegevens van de nationale rekeningen verbeteren.
-
4. Ten behoeve van de eigen middelen moeten de meest recente concepten inzake statistiek
worden gebruikt; dienovereenkomstig moet het bruto nationaal product (BNP) worden
gedefinieerd als zijnde voor deze doeleinden gelijk aan het bruto nationaal inkomen
(BNI) als door de Commissie krachtens het ESR 95 bepaald overeenkomstig Verordening
(EG) nr. 2223/96.
-
5. Indien wijzigingen van het ESR 95 resulteren in significante veranderingen in het
BNI als bepaald door de Commissie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2223/96, moet
de Raad besluiten of deze wijzigingen ook voor de eigen middelen gelden.
-
6. Bij Besluit 94/728/EG, Euratom van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen
middelen van de Europese Gemeenschappen werd het maximumbedrag van de eigen middelen voor 1999 op 1,27% van het bruto nationaal
product van de Gemeenschappen tegen marktprijzen vastgesteld en werd voor de kredieten
voor vastleggingen een algemeen maximum van 1,335% van het bruto nationaal product
van de Gemeenschappen bepaald. werd het maximumbedrag van de eigen middelen voor 1999
op 1,27% van het bruto nationaal product van de Gemeenschappen tegen marktprijzen
vastgesteld en werd voor de kredieten voor vastleggingen een algemeen maximum van
1,335% van het bruto nationaal product van de Gemeenschappen bepaald.
-
7. Die in percent van het bruto nationaal product uitgedrukte maximumbedragen moeten
worden aangepast teneinde het bedrag van de financiële middelen dat ter beschikking
van de Gemeenschappen wordt gesteld ongewijzigd te houden, zulks door vaststelling
van een formule voor het bepalen van de nieuwe maxima in verhouding tot het voor deze
doeleinden vastgestelde bruto nationaal product, welke na het van kracht worden van
dit besluit moet worden toegepast.
-
8. In de toekomst moet, bij gelegenheid van veranderingen in het ESR 95 die belangrijke
gevolgen voor de hoogte van het bruto nationaal product hebben, dezelfde methode worden
gebruikt.
-
9. Met het oog op de voortzetting van het proces, waarbij rekening wordt gehouden met
het vermogen van elke lidstaat om aan het stelsel van eigen middelen bij te dragen,
en waarbij voor de minst welvarende lidstaten de regressieve elementen van het huidige
stelsel worden bijgesteld, is de Europese Raad van Berlijn van 24 en 25 maart 1999
tot de conclusie gekomen dat de financieringsregels van de Unie als volgt moeten worden
gewijzigd:
-
– het maximale opdrachtpercentage van de BTW-middelen wordt van 1% verlaagd tot 0,75%
in 2002 en 2003 en tot 0,50% vanaf 2004;
-
– de BTW-grondslag van de lidstaten blijft afgetopt op 50% van hun bruto nationaal
product.
-
10. De Europese Raad van 24 en 25 maart 1999 heeft het in zijn conclusies passend geacht
het bedrag te verhogen dat de lidstaten inhouden ter dekking van de inningskosten
met betrekking tot de zogenaamde traditionele eigen middelen die aan de begroting
van de Europese Unie worden afgedragen.
-
11. De begrotingsonevenwichtigheden moeten zodanig worden gecorrigeerd dat de voor het
beleid van de Gemeenschappen beschikbare eigen middelen niet worden beïnvloed en in
de mate van het mogelijke moeten worden opgelost door het uitgavenbeleid.
-
12. De Europese Raad van 24 en 25 maart 1999 heeft geconcludeerd dat bij de wijze van
berekening van de correctie voor begrotingsonevenwichtigheden ten gunste van het Verenigd
Koninkrijk, als omschreven in Besluit 88/376/EEG, Euratom, en bevestigd bij Besluit 94/728/EG, Euratom, geen rekening mag worden gehouden met
buitengewone voordelen die voortvloeien uit veranderingen van de financieringssystemen
en de toekomstige uitbreidingen. Tegelijkertijd zal er ten tijde van de uitbreiding
ook een aanpassing komen om de„totale toegewezen uitgaven" te verlagen met een bedrag
dat gelijk is aan de jaarlijkse pretoetredingsuitgaven in de kandidaat-lidstaten,
waardoor ervoor wordt gezorgd dat de uitgaven waarvoor thans geen correctie geldt,
ook in de toekomst niet worden gecorrigeerd., en bevestigd bij Besluit 94/728/EG,
Euratom, geen rekening mag worden gehouden met buitengewone voordelen die voortvloeien
uit veranderingen van de financieringssystemen en de toekomstige uitbreidingen. Tegelijkertijd
zal er ten tijde van de uitbreiding ook een aanpassing komen om de„totale toegewezen
uitgaven" te verlagen met een bedrag dat gelijk is aan de jaarlijkse pretoetredingsuitgaven
in de kandidaat-lidstaten, waardoor ervoor wordt gezorgd dat de uitgaven waarvoor
thans geen correctie geldt, ook in de toekomst niet worden gecorrigeerd.
-
13. De beschrijving van de berekening van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie
voor begrotingsonevenwichtigheden is om redenen van duidelijkheid vereenvoudigd. Deze
vereenvoudiging heeft geen gevolgen voor het bedrag van de aan het Verenigd Koninkrijk
toegestane correctie.
-
14. De Europese Raad van 24 en 25 maart 1999 heeft besloten de financiering van de correctie
voor begrotingsonevenwichtigheden ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk zodanig
te wijzigen dat Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden een verlaging van hun aandeel
in de financiering tot 25% van hun normale aandeel tegemoet kunnen zien.
-
15. De monetaire reserve, hierna „monetaire reserve EOGFL" genoemd, de reserve voor de
financiering van het Garantiefonds en de reserve voor spoedhulp in niet-lidstaten
vallen onder bijzondere regelingen.
-
16. De Commissie moet vóór 1 januari 2006 een algemeen onderzoek instellen naar de werking
van het stelsel van eigen middelen, zo nodig vergezeld van passende voorstellen, zulks
in het licht van alle relevante elementen, waaronder de gevolgen van de uitbreiding
voor de financiering van de begroting van de Europese Unie, de mogelijkheid tot wijziging
van de samenstelling van de eigen middelen – door het creëren van nieuwe autonome
eigen middelen – en de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden
alsmede de verlaging van het aandeel van Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden
in de financiering van deze correctie voor het Verenigd Koninkrijk.
-
17. Er dient te worden voorzien in bepalingen die de overgang mogelijk maken van het
bij Besluit 94/728/EG, Euratom ingevoerde stelsel naar het uit dit besluit voortvloeiende
stelsel.
-
18. De Europese Raad van 24 en 25 maart 1999 heeft besloten dat dit besluit op 1 januari
2002 van kracht moet worden,
heeft de volgende bepalingen vastgesteld waarvan hij de aanneming door de lidstaten
aanbeveelt: