Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen, Panama-stad, 28-08-2000

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 01-09-2001 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen

Authentiek : NL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama inzake bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen

Het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama, hierna te noemen de „Verdragsluitende Partijen”,

Geleid door de wens de van oudsher bestaande vriendschapsbanden tussen hun landen te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat betreft investeringen door de onderdanen van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,

In het besef dat een verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • a. wordt onder de term „investeringen” verstaan: alle soorten vermogensbestanddelen en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • i. roerende en onroerende zaken, alsmede andere zakelijke rechten met betrekking tot alle soorten vermogensbestanddelen;

    • ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen en joint ventures;

    • iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische waarde heeft;

    • iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, met inbegrip van auteursrechten en aanverwante rechten en industriële eigendomsrechten, zoals octrooien, industriële ontwerpen, handelsmerken en -namen; alsmede technische werkwijzen, know-how en goodwill;

    • v. rechten verleend krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst, met inbegrip van rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen;

  • b. omvat de term „investeerders” met betrekking tot elk van de Verdragsluitende Partijen:

    • i. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben;

    • ii. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij;

    • iii. rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij, maar die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen zoals omschreven onder i) of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii);

  • c. omvat de term „grondgebied”, naast het land, de wateren en het luchtruim onder de soevereiniteit van elke Verdragsluitende Partij, mede alle aan de territoriale zee grenzende gebieden die, krachtens het recht van de betrokken Staat en overeenkomstig het internationale recht, tot de exclusieve economische zone of het continentaal plat van de betrokken Staat behoren, en waarin deze rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent.

Artikel 2. Bevordering en toelating

Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften, de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, staat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.

Artikel 3. Algemene behandeling

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders. Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige fysieke zekerheid en bescherming toe.

  • 2 In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die investeringen een behandeling toe, die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerder.

  • 3 Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde Staat bijzondere voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden, dan wel op grond van vrijhandelsovereenkomsten, is die Verdragsluitende Partij niet verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij is aangegaan met betrekking tot de behandeling van investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van een van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.

Artikel 4. Fiscale behandeling

Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan haar eigen investeerders of aan die van een derde Staat die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders. Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door die Partij toegekend:

  • a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting; of

  • b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke instellingen; of

  • c. op basis van een vrijhandelsovereenkomst; of

  • d. op basis van wederkerigheid met een derde Staat.

Artikel 5. Vrije overmaking

De Verdragsluitende Partijen waarborgen het recht dat betalingen die verband houden met een investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare valuta, zonder beperking of vertraging. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

  • a. winsten, interesten, dividenden, opbrengsten in natura en andere lopende inkomsten;

  • b. gelden nodig

    • i. voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindproducten, of

    • ii. om kapitaalgoederen te vervangen teneinde de continuïteit van investering te waarborgen;

  • c. bijkomende gelden nodig voor de ontwikkeling van een investering;

  • d. gelden voor de terugbetaling van leningen;

  • e. royalty's of honoraria;

  • f. inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;

  • g. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;

  • h. betalingen uit hoofde van artikel 7.

Artikel 6. Onteigening en schadeloosstelling

Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor direct of indirect aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de maatregelen worden genomen in het maatschappelijk belang of in het belang van de openbare orde en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;

  • b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan;

  • c. de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling dient overeen te komen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen, dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet tot de datum van betaling en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken gerechtigden aangewezen land en in de valuta van het land waarvan de gerechtigden onderdaan zijn of in een door de gerechtigden aanvaarde vrij inwisselbare valuta.

Artikel 7. Schadeloosstelling voor verliezen

Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een noodtoestand, opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders.

Artikel 8. Subrogatie

Indien de investeringen van een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van de bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

Artikel 9. Beslechting van geschillen tussen een Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij

  • 1 Een geschil dat mocht ontstaan tussen een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij en de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering op het grondgebied van die andere Verdragsluitende Partij wordt, indien mogelijk, in der minne geschikt door middel van onderhandelingen.

  • 2 Indien het geschil tussen een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij en de andere Verdragsluitende Partij niet op die manier kan worden beslecht binnen zes maanden vanaf de datum waarop een van beide partijen bij het geschil schriftelijk om een minnelijke schikking heeft verzocht, heeft de investeerder het recht het geschil, naar zijn keuze, voor beslechting voor te leggen aan:

    • a. een bevoegde rechter van de Verdragsluitende Partij die de partij bij het geschil is; of

    • b. het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen (ICSID) ter beslechting door bemiddeling of arbitrage krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening.

    Indien het geschil is voorgelegd aan een onder a genoemde bevoegde rechter, kan het uitsluitend worden verwezen naar het ICSID indien er een periode van twaalf maanden is verstreken sinds het geschil aan die rechter werd voorgelegd.

  • 3 Een rechtspersoon die onderdaan is van de ene Verdragsluitende Partij en die, voordat een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, letter b, van het Verdrag voor de toepassing van het Verdrag behandeld als een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij stemt er bij dezen onvoorwaardelijk mee in een geschil voor te leggen ter internationale bemiddeling of arbitrage overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.

Artikel 10. Toepassing

De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop dit in werking treedt, ook van toepassing op investeringen die vóór die datum zijn gedaan, maar zijn niet van toepassing op geschillen betreffende een investering die zijn ontstaan voor de inwerkingtreding ervan.

Artikel 11. Overleg

Elk van beide Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van dit Verdrag. De andere Verdragsluitende Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende gelegenheid voor een dergelijk overleg.

Artikel 12. Beslechting van geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen

  • 1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke termijn langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt, tenzij de Verdragsluitende Partijen anders zijn overeengekomen, op verzoek van een van beide Verdragsluitende Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld scheidsgerecht. Elke Verdragsluitende Partij benoemt één scheidsman en de twee aldus benoemde scheidslieden benoemen te zamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van een der Verdragsluitende Partijen is, tot hun voorzitter.

  • 2 Indien een van beide Verdragsluitende Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen en indien zij binnen twee maanden geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Verdragsluitende Partij tot deze benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde Partij de president van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 3 Indien de beide scheidslieden niet binnen twee maanden na hun benoeming overeenstemming kunnen bereiken over de keuze van de derde scheidsman, kan elk der Verdragsluitende Partijen de president van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de president van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de vice-president verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de vice-president verhinderd is de genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Verdragsluitende Partijen, wordt het lid van het Gerechtshof dat de hoogste anciënniteit heeft, beschikbaar is en geen onderdaan is van één der Verdragsluitende Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elke stand van het geding een minnelijke schikking van het geschil aan de Verdragsluitende Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Verdragsluitende Partijen dit overeenkomen.

  • 6 Tenzij de Verdragsluitende Partijen anders beslissen, stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedureregels vast.

  • 7 Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing is onherroepelijk en bindend voor de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 13. Territoriale toepassing

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald in de in artikel 14, eerste lid, bedoelde mededeling.

Artikel 14. Inwerkingtreding en beëindiging

  • 1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan hun grondwettelijk vereiste procedures is voldaan, en blijft van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar.

  • 2 Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

  • 3 Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan vóór de datum van beëindiging van dit Verdrag, blijven de voorgaande artikelen van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar vanaf die datum.

  • 4 Met inachtneming van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van een deel van het Koninkrijk afzonderlijk te beëindigen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Panama op 28 augustus 2000 in de Nederlandse, de Spaanse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten authentiek. In geval van verschil in interpretatie wordt uitgegaan van de Engelse tekst.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) G. J. A. M. BOS

Gijsbert J. A. M. Bos

Buitengewoon en Gevolmachtigd

Ambassadeur

Voor de Republiek Panama

(w.g.) JOSÉ MIGUEL ALEMÁN

José Miguel Alemán

Minister van Buitenlandse Betrekkingen

Naar boven