Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ecuador inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen, Rio de Janeiro, 27-06-1999

[Regeling vervallen per 01-07-2021.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-07-2001 t/m 30-06-2021

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ecuador inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen

Authentiek : NL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ecuador inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Ecuador, hierna te noemen de „Verdragsluitende Partijen",

Geleid door de wens de van oudsher bestaande vriendschapsbanden tussen hun landen te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat betreft investeringen door de investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,

In het besef dat overeenstemming over de aan dergelijke investeringen toe te kennen behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • a) wordt onder de term „investeringen" verstaan alle soorten vermogensbestanddelen en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • i) eigendom van roerende en onroerende zaken, alsmede andere zakelijke rechten, zoals hypotheken, pandrechten en onderpanden;

    • ii) rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen en joint ventures;

    • iii) aanspraken, specifiek met betrekking tot geld, andere vermogensbestanddelen of iedere prestatie die economische waarde heeft;

    • iv) rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill en knowhow; deze rechten omvatten onder andere auteursrechten, industriële ontwerpen, handelsmerken en -namen;

    • v) rechten, als economische concessies, verleend krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst, met inbegrip van rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen;

    Wijzigingen in de juridische vorm waarin vermogensbestanddelen of kapitaal worden geïnvesteerd of geherinvesteerd tasten hun hoedanigheid van investering ingevolge dit Verdrag niet aan.

  • b) omvat de term „investeerders" met betrekking tot elk van de Verdragsluitende Partijen:

    • i) natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben;

    • ii) rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij;

    • iii) rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij, maar die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen zoals omschreven onder i) of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii);

  • c) wordt onder de term „grondgebied" verstaan:

    ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden: het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden en alle aan de territoriale zee grenzende gebieden die, krachtens het in het Koninkrijk der Nederlanden geldende recht en overeenkomstig het internationale recht, tot de exclusieve economische zone of het continentaal plat van het Koninkrijk der Nederlanden behoren, en waarin het Koninkrijk der Nederlanden rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent.

    Ten aanzien van de Republiek Ecuador: het grondgebied waarin de Republiek Ecuador soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent, overeenkomstig de bepalingen van de constitutie van de Republiek Ecuador en ingevolge het toepasselijke internationale recht.

  • d) wordt onder de term „inkomsten" verstaan alle bedragen gegenereerd door een investering, zoals winsten, dividenden, interesten, royalty's en andere lopende inkomsten.

Artikel 2. Investeringsbevordering

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften, de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.

Artikel 3. Algemene behandeling

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

  • 1) Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders. Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige fysieke zekerheid en bescherming toe.

  • 2) In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die investeringen een behandeling toe die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerder.

  • 3) Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde Staat bijzondere voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4) Elke Verdragsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij is aangegaan met betrekking tot de behandeling van investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 5) Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van één van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan die welke in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.

Artikel 4. Fiscale behandeling

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan haar eigen investeerders of aan die van een derde Staat die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerders. Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door die Partij toegekend:

  • a) krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting; of

  • b) uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke instelling; of

  • c) op basis van wederkerigheid met een derde Staat.

Artikel 5. Overmakingen

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare valuta, zonder beperking of vertraging.

De bepalingen uit het vorige lid vormen geen beperking op het recht van de Verdragsluitende Partijen registratie van de investering te verlangen.

Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

  • a) winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;

  • b) gelden nodig

    • i) voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindproducten, of

    • ii) om kapitaalgoederen te vervangen teneinde de continuïteit van een investering te waarborgen;

  • c) kapitaal en bijkomende gelden nodig voor de ontwikkeling van een investering;

  • d) de terugbetaling van leningen;

  • e) royalty's of honoraria;

  • f) beloningen van personeel;

  • g) de opbrengsten van de verkoop of liquidatie, geheel of gedeeltelijk, van de investering;

  • h) betalingen die voortvloeien uit de artikelen 6 en 7.

Artikel 6. Onteigening en schadeloosstelling

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen tot nationalisering of onteigening of andere maatregelen die een soortgelijk gevolg hebben waardoor, direct of indirect, aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a) de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;

  • b) de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan;

  • c) de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling dient overeen te komen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen, dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet tot de datum van betaling en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken gerechtigden aangewezen land en in de valuta van het land waarvan de gerechtigden investeerder zijn of in elke door de gerechtigden aanvaarde vrij inwisselbare valuta.

Artikel 7. Schadeloosstelling voor verliezen

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

Aan investeerders van een Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders.

Artikel 8. Subrogatie

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

Indien de investeringen van een investeerder van een Verdragsluitende Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of de door een Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van de bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

Artikel 9. Toepassing

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop deze in werking treedt, ook van toepassing op investeringen die zowel vóór als na die datum zijn gedaan, maar zij zijn niet van toepassing op geschillen die zijn ontstaan voor de inwerkingtreding ervan.

Artikel 10. Overleg tussen de Partijen

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

Elk van de Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van dit Verdrag. De andere Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende gelegenheid voor een dergelijk overleg.

Artikel 11. Beslechting van juridische geschillen tussen een investeerder en een Verdragsluitende Partij

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

  • 1) Juridische geschillen tussen een investeerder van een Verdragsluitende Partij en de andere Verdragsluitende Partij met betrekking tot een investering op het grondgebied van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij worden, voor zover mogelijk, in der minne geschikt.

  • 2) Indien het juridisch geschil niet in der minne kan worden beslecht binnen een periode van zes maanden na de datum van een verzoek om minnelijke schikking, heeft iedere partij bij het geschil het recht de zaak voor te leggen aan de bevoegde gerechten van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de investering is gedaan, hetzij voor te leggen voor internationale arbitrage. In het laatste geval heeft de investeerder de keus of hij de zaak voorlegt aan:

    • a) het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen (ICSID), opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening, of

    • b) een ad hoc-scheidsgerecht dat, tenzij de partijen bij het geschil anders overeenkomen, wordt ingesteld krachtens het arbitragereglement van de Commissie voor Internationaal Handelsrecht van de Verenigde Naties (UNCITRAL).

  • 3) Elke Verdragsluitende Partij stemt ermee in een juridisch geschil dat ontstaat tussen die Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij aangaande een investering van die investeerder op het grondgebied van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij voor te leggen aan ICSID.

  • 4) Een rechtspersoon die investeerder is van een Verdragsluitende Partij en die, voordat een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, letter b, van het Verdrag, voor de toepassing van het Verdrag behandeld als een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 5) De uitspraak is onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil en wordt ten uitvoer gelegd volgens de nationale wetgeving.

Artikel 12. Beslechting van juridische geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

  • 1) Enig juridisch geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke termijn langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, op verzoek van één van beide Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld scheidsgerecht. Elke Partij benoemt één scheidsman en de twee aldus benoemde scheidslieden benoemen tezamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van een der Partijen is, tot hun voorzitter.

  • 2) Indien één van beide Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen en indien zij binnen twee maanden geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Partij tot deze benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde Partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 3) Indien de beide scheidslieden niet binnen twee maanden na hun benoeming overeenstemming kunnen bereiken over de keuze van de derde scheidsman, kan elk der Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 4) Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd is de genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Partijen, wordt het lid van het Gerechtshof dat de hoogste anciënniteit heeft, beschikbaar is en geen onderdaan is van één der Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 5) Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van het geding een minnelijke schikking van het geschil aan de Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Partijen dit overeenkomen.

  • 6) Tenzij de Partijen anders beslissen, stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedure vast.

  • 7) Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing is onherroepelijk en bindend voor de Partijen.

Artikel 13. Territoriale toepassing

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald in de in artikel 14, eerste lid, bedoelde mededeling.

Artikel 14. Inwerkingtreding en beëindiging

[Regeling vervallen per 01-07-2021]

  • 1) Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan hun grondwettelijk vereiste procedures is voldaan, en blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.

  • 2) Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

  • 3) Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan vóór de datum van beëindiging van dit Verdrag, blijven de voorgaande artikelen van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar vanaf die datum.

  • 4) Met inachtneming van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van een deel van het Koninkrijk afzonderlijk te beëindigen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in twee originelen te Rio de Janeiro op 27 juni 1999 in de Nederlandse, de Spaanse en de Engelse taal, de drie teksten zijnde authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) J. J. VAN AARTSEN

Voor de Republiek Ecuador:

(w.g.) B. O. BRENNAN

Naar boven