Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Zijne [...] en via de grondgebieden van hun onderscheiden staten, 's-Gravenhage, 17-01-1996

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 25-09-1997 t/m heden

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Zijne Majesteit de Sultan en Yang Di-Pertuan van Brunei Darussalam inzake luchtdiensten tussen en via de grondgebieden van hun onderscheiden staten

Authentiek : NL

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Zijne Majesteit de Sultan en Yang Di-Pertuan van Brunei Darussalam inzake luchtdiensten tussen en via de grondgebieden van hun onderscheiden staten

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van Zijne Majesteit de Sultan en Yang Di-Pertuan van Brunei Darussalam;

Zijnde Partijen bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ter ondertekening opengesteld te Chicago op 7 december 1944;

Geleid door de wens bij te dragen aan de vooruitgang van de internationale burgerluchtvaart;

Geleid door de wens een Verdrag te sluiten met het doel luchtdiensten in te stellen tussen en via de onderscheiden grondgebieden van hun Staten;

De Staten hierna te noemen Verdragsluitende Partijen;

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag en de Bijlage daarbij wordt aan de onderstaande uitdrukkingen, tenzij de context anders vereist, de volgende betekenis toegekend:

  • a. „Verdrag van Chicago": het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ter ondertekening opengesteld te Chicago op 7 december 1944; deze uitdrukking omvat tevens alle Bijlagen aangenomen krachtens artikel 90 van dat Verdrag en alle wijzigingen van de Bijlagen of van het Verdrag krachtens de artikelen 90 en 94 daarvan, voor zover die Bijlagen en wijzigingen van kracht zijn geworden voor, of zijn bekrachtigd door beide Verdragsluitende Partijen;

  • b. „luchtvaartautoriteiten":

    • wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, de Minister van Verkeer en Waterstaat;

    • wat de Regering van Brunei Darussalam betreft, de Minister van Verbindingen;

    of, in beide gevallen, elke persoon of instelling die bevoegd is om functies te vervullen die thans door de genoemde minister worden uitgeoefend;

  • c. „aangewezen luchtvaartmaatschappij": een luchtvaartmaatschappij die is aangewezen en gemachtigd in overeenstemming met artikel 3 van dit Verdrag;

  • d. „grondgebied": met betrekking tot een Staat de betekenis die daaraan in artikel 2 van het Verdrag van Chicago wordt toegekend;

  • e. „luchtdienst", „internationale luchtdienst", „luchtvaartmaatschappij" en „landing, anders dan voor verkeersdoeleinden": de betekenis die onderscheidenlijk daaraan is toegekend in artikel 96 van het Verdrag van Chicago;

  • f. „overeengekomen dienst" en „omschreven route": de betekenis van onderscheidenlijk een internationale luchtdienst overeenkomstig artikel 2 van dit Verdrag en de route omschreven in het desbetreffende deel van de Bijlage bij dit Verdrag;

  • g. „boordproviand": consumptiegoederen bestemd voor gebruik of verkoop aan boord van een luchtvaartuig tijdens de vlucht, met inbegrip van verstrekte eetwaren en dranken;

  • h. „Verdrag": dit Verdrag, de ter toepassing daarvan opgestelde Bijlage en alle wijzigingen op het Verdrag of de Bijlage;

  • i. „tarief": elk bedrag in rekening gebracht of in rekening te brengen door de luchtvaartmaatschappijen, rechtstreeks of via hun agenten, aan alle natuurlijke personen of rechtspersonen voor het vervoer door de lucht van passagiers (en hun bagage) en vracht (post uitgezonderd), daarbij inbegrepen:

    • I. de voorwaarden betreffende het beschikbaar zijn en het van toepassing zijn van een tarief, en

    • II. de heffingen en voorwaarden voor alle bij zulk vervoer bijkomende diensten die door de luchtvaartmaatschappijen worden aangeboden.

Artikel 2. Verlening van rechten

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij verleent aan de andere Verdragsluitende Partij, tenzij in de Bijlage anders is bepaald, de volgende rechten voor het verrichten van internationaal luchtvervoer door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij:

    • a. het recht om zonder te landen over haar grondgebied te vliegen;

    • b. het recht om landingen, anders dan voor verkeersdoeleinden, op haar grondgebied te maken; en

    • c. tijdens de exploitatie van een overeengekomen dienst op een omschreven route, het recht om op haar grondgebied te landen voor het opnemen en afzetten van internationaal verkeer van passagiers, vracht en post, afzonderlijk of gecombineerd.

  • 2 Geen van de bepalingen van het eerste lid van dit artikel wordt geacht een luchtvaartmaatschappij van een Verdragsluitende Partij het recht te verlenen deel te nemen aan het luchtvervoer tussen punten op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 3. Aanwijzing en machtiging

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht schriftelijk langs diplomatieke weg aan de andere Verdragsluitende Partij een luchtvaartmaatschappij aan te wijzen ten behoeve van de exploitatie van luchtdiensten op de in de Bijlage omschreven routes en een reeds eerder aangewezen luchtvaartmaatschappij door een andere te vervangen.

  • 2 Na ontvangst van deze aanwijzing verleent elke Verdragsluitende Partij, behoudens de bepalingen van artikel 4 van dit Verdrag, een aldus door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij onverwijld de nodige exploitatievergunningen.

  • 3 Na ontvangst van de exploitatievergunning bedoeld in het tweede lid van dit artikel kan de aangewezen luchtvaartmaatschappij op elk tijdstip de overeengekomen diensten beginnen te exploiteren, geheel of ten dele, mits zij voldoet aan de bepalingen van dit Verdrag en er tarieven voor die diensten zijn vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van artikel 5 van dit Verdrag.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht de verlening van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde exploitatievergunning te weigeren of bij verlening van de vergunning noodzakelijk geachte voorwaarden te verbinden aan de uitoefening door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de in artikel 2 van dit Verdrag bedoelde rechten, indien niet tot haar genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van, en het daadwerkelijk toezicht op, die luchtvaartmaatschappij berusten bij de Verdragsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen en/of bij haar onderdanen.

Artikel 4. Intrekking of opschorting van de vergunning

  • 1 De luchtvaartautoriteiten van elke Verdragsluitende Partij hebben het recht de in artikel 3 bedoelde vergunningen niet te verlenen aan een luchtvaartmaatschappij aangewezen door de andere Verdragsluitende Partij, deze vergunning in te trekken of op te schorten of daaraan voorwaarden te verbinden:

    • a. indien een zodanige luchtvaartmaatschappij nalaat ten genoegen van de luchtvaartautoriteiten van die Verdragsluitende Partij aan te tonen dat zij voldoet aan de door die autoriteiten gewoonlijk en redelijkerwijze in overeenstemming met het Verdrag van Chicago toegepaste wetten en voorschriften;

    • b. indien een zodanige luchtvaartmaatschappij nalaat de wetten en voorschriften van die Verdragsluitende Partij na te leven;

    • c. indien niet te hunnen genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van en het daadwerkelijk toezicht op de luchtvaartmaatschappij berusten bij de Verdragsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij aanwijst of bij haar onderdanen; en

    • d. ingeval de luchtvaartmaatschappij anderszins nalaat de exploitatie uit te oefenen in overeenstemming met de ingevolge dit Verdrag voorgeschreven voorwaarden.

  • 2 Tenzij onmiddellijk optreden noodzakelijk is ten einde verdere inbreuk op bovengenoemde wetten en voorschriften te voorkomen, worden de in het eerste lid van dit artikel genoemde rechten slechts uitgeoefend na overleg met de luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij. Tenzij door de Verdragsluitende Partijen anders is overeengekomen, vangt dit overleg aan binnen een tijdvak van zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek om overleg.

Artikel 5. Tarieven

  • 1 De tarieven die door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Verdragsluitende Partijen in rekening worden gebracht voor het vervoer tussen hun grondgebieden dienen die tarieven te zijn welke zijn goedgekeurd door de luchtvaartautoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen en dienen te worden vastgesteld op een redelijk niveau, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met alle ter zake dienende factoren, daaronder begrepen de exploitatiekosten, een redelijke winst en de tarieven van andere luchtmaatschappijen voor enig deel van de omschreven route.

  • 2 De in het eerste lid van dit artikel bedoelde tarieven dienen zo mogelijk te worden overeengekomen door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen met gebruikmaking van de procedures van de Internationale Luchtvervoersvereniging voor de vaststelling van tarieven. Wanneer zulks niet mogelijk is, worden de tarieven overeengekomen tussen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen. In ieder geval dienen de tarieven te worden goedgekeurd door de luchtvaartautoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen.

  • 3 Alle aldus overeengekomen tarieven worden ter goedkeuring voorgelegd aan de luchtvaartautoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen ten minste zestig (60) dagen voor de voorgestelde datum van invoering daarvan, behalve wanneer genoemde autoriteiten overeenkomen deze termijn in bijzondere gevallen te bekorten.

  • 4 De goedkeuring van tarieven kan uitdrukkelijk worden gegeven; indien geen van beide luchtvaartautoriteiten kennis van afkeuring heeft gegeven binnen dertig (30) dagen na de datum van voorlegging, worden de tarieven geacht te zijn goedgekeurd.

    Ingeval de termijn voor voorlegging wordt bekort, zoals bepaald in het derde lid, kunnen de luchtvaartautoriteiten overeenkomen dat de termijn waarbinnen kennisgeving van afkeuring moet geschieden, overeenkomstig wordt bekort.

  • 5 Indien geen tarief kan worden overeengekomen in overeenstemming met het tweede lid van dit artikel of indien gedurende de krachtens het vierde lid van dit artikel van toepassing zijnde termijn de ene luchtvaartautoriteit de andere luchtvaartautoriteit kennisgeeft van haar afkeuring van een in overeenstemming met de bepalingen van het tweede lid van dit artikel overeengekomen tarief, trachten de luchtvaartautoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen in onderling overleg het tarief vast te stellen.

  • 6 Indien de luchtvaartautoriteiten geen overeenstemming kunnen bereiken over een krachtens het derde lid van dit artikel aan hen voorgelegd tarief of over de vaststelling van een tarief krachtens het vijfde lid van dit artikel, wordt het geschil geregeld overeenkomstig artikel 15 van dit Verdrag.

  • 7 Krachtens dit artikel vastgestelde tarieven blijven van kracht totdat nieuwe tarieven zijn vastgesteld.

  • 8 De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Verdragsluitende Partijen mogen geen tarieven in rekening brengen die verschillen van die welke zijn goedgekeurd in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel.

Artikel 6. Commerciële activiteiten

  • 1 De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Verdragsluitende Partijen mogen:

    • a. op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij kantoren vestigen voor de bevordering van het luchtvervoer en de verkoop van vliegbiljetten, alsmede andere voorzieningen tot stand brengen die nodig zijn voor het verzorgen van luchtvervoer;

    • b. op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij rechtstreeks, en naar goeddunken van die luchtvaartmaatschappij via haar agenten, zich bezighouden met de verkoop van luchtvervoer.

  • 2 Het is de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Verdragsluitende Partij toegestaan het voor het verzorgen van luchtvervoer benodigde leidinggevend, commercieel, bedrijfseconomisch en technisch personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 3 In deze behoefte aan personeel kan naar goeddunken van die aangewezen luchtvaartmaatschappij worden voorzien door haar eigen personeel, dan wel door gebruikmaking van de diensten van een andere organisatie, onderneming of luchtvaartmaatschappij die op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij haar bedrijf uitoefent en gemachtigd is deze diensten op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij te leveren.

  • 4 Bovengenoemde activiteiten worden verricht in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 7. Billijke concurrentie

  • 1 De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Verdragsluitende Partijen worden op billijke en gelijke wijze in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan het internationale luchtvervoer waarop dit Verdrag betrekking heeft.

  • 2 Elke Verdragsluitende Partij neemt alle passende maatregelen binnen haar rechtsmacht om alle vormen van discriminatie of onbillijke concurrentiemethoden weg te nemen die de concurrentiepositie van de luchtvaartmaatschappijen van de andere Verdragsluitende Partij nadelig beïnvloeden.

  • 3 De door elke Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij legt zestig (60) dagen tevoren de dienstregeling van haar voorgenomen diensten ter goedkeuring voor aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij, en vermeldt daarbij de frequentie, het type luchtvaartuig, de klasse-indeling en het aantal voor het publiek beschikbare zitplaatsen.

Artikel 8. Belastingen, douanerechten en heffingen

  • 1 Luchtvaartuigen die door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een der Verdragsluitende Partijen worden geëxploiteerd op internationale luchtdiensten alsmede hun normale uitrustingsstukken, reserve-onderdelen, voorraden motorbrandstof en smeermiddelen, en proviand (met inbegrip van etenswaren, dranken en tabaksartikelen) aan boord, alsmede het reclame- en promotiemateriaal aan boord van die vliegtuigen, zijn bij aankomst op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij vrijgesteld van alle douanerechten, inspectiekosten en soortgelijke nationale of plaatselijke heffingen en belastingen, mits die uitrustingsstukken en voorraden aan boord van het luchtvaartuig blijven tot het tijdstip waarop zij weder worden uitgevoerd.

  • 2 Met betrekking tot normale uitrustingsstukken, reserve-onderdelen, voorraden motorbrandstof en smeermiddelen en proviand, ingevoerd op het grondgebied van de ene Verdragsluitende Partij door of namens een aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij of aan boord genomen van de door deze aangewezen luchtvaartmaatschappij geëxploiteerde luchtvaartuigen en uitsluitend bestemd voor gebruik aan boord van luchtvaartuigen tijdens de exploitatie van internationale diensten, behoeven geen heffingen en belasting, met inbegrip van douanerechten en inspectiekosten, en soortgelijke nationale of plaatselijke heffingen en belastingen, verschuldigd op het grondgebied van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij, te worden opgelegd, zelfs niet indien deze voorraden zullen worden gebruikt op de gedeelten van de vlucht die worden afgelegd boven het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar zij aan boord zijn genomen.

    Ten aanzien van bovengenoemde goederen kan worden verlangd dat deze onder toezicht en beheer van de douane blijven.

    De bepalingen van dit lid mogen niet zodanig worden uitgelegd dat aan een Verdragsluitende Partij de verplichting kan worden opgelegd douanerechten terug te betalen die reeds op de in het voorgaande lid bedoelde goederen zijn geheven.

  • 3 Normale boorduitrustingsstukken, reserve-onderdelen, voorraden motorbrandstof en smeermiddelen en proviand aan boord van luchtvaartuigen van een Verdragsluitende Partij kunnen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij slechts worden uitgeladen met toestemming van de douaneautoriteiten van die Partij, die kunnen verlangen dat deze goederen onder hun toezicht worden geplaatst, totdat deze weder worden uitgevoerd of overeenkomstig de douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen.

Artikel 9. Dubbele belasting

  • 1 Inkomsten en winsten verkregen uit de exploitatie van luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de Staat waar de plaats van daadwerkelijk beheer van de onderneming is gelegen.

  • 2 Voordelen verkregen uit de vervreemding van in internationaal verkeer geëxploiteerde luchtvaartuigen zijn slechts belastbaar in de Staat waar de plaats van daadwerkelijk beheer van de onderneming is gelegen.

  • 3 Kapitaal vertegenwoordigd door in internationaal verkeer geeëxploiteerde luchtvaartuigen en door roerende goederen behorend bij de exploitatie van zodanige luchtvaartuigen is slechts belastbaar in de Staat waar de plaats van daadwerkelijk beheer van de onderneming is gelegen.

  • 4 De bepalingen van het eerste lid van dit artikel gelden ook voor inkomsten en winsten verkregen uit deelneming in een samenwerkingsverband („pool"), een gemeenschappelijke onderneming („joint business") of een internationale exploitatie-instelling („international operating agency").

Artikel 10. Overmaking van gelden

  • 1 Het staat de luchtvaartmaatschappijen van de Verdragsluitende Partijen vrij luchtvervoersdiensten te verkopen op de grondgebieden van beide Verdragsluitende Partijen, hetzij rechtstreeks hetzij via een agent, in elke munteenheid.

  • 2 De aangewezen luchtvaartmaatschappij van Brunei Darussalam heeft het recht op verzoek het batig saldo van plaatselijke inkomsten en plaatselijke uitgaven in te wisselen en over te maken naar Brunei Darussalam. De aangewezen luchtvaartmaatschappij van Nederland heeft het recht op verzoek het batig saldo van plaatselijke inkomsten en plaatselijke uitgaven in te wisselen en over te maken naar Nederland. Inwisseling en overmaking zijn zonder beperkingen toegestaan tegen de voor lopende transacties geldende wisselkoers die van kracht is op het tijdstip waarop zodanige inkomsten voor inwisseling en overmaking worden aangeboden.

Artikel 11. Toepassing van wetten, voorschriften en procedures

  • 1 De wetten, voorschriften en procedures van een Verdragsluitende Partij betreffende de toelating tot of het vertrek uit haar grondgebied van in internationale luchtdiensten gebruikte luchtvaartuigen of betreffende de exploitatie van en het vliegen met zodanige luchtvaartuigen dienen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij te worden nageleefd vanaf de binnenkomst in tot en met het vertrek uit genoemd grondgebied.

  • 2 De wetten, voorschriften en procedures van een Verdragsluitende Partij betreffende immigratie, paspoorten of andere reisdocumenten, binnenkomst, inklaring, douane en quarantaine dienen te worden nageleefd door of namens bemanningsleden, passagiers, vracht en post vervoerd door luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij vanaf de binnenkomst in tot en met het vertrek uit het grondgebied van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij.

  • 3 Passagiers, bagage en vracht die op doorreis zijn via het grondgebied van een Verdragsluitende Partij en die de daarvoor bestemde zone van de luchthaven niet verlaten, worden, behalve wat veiligheidsmaatregelen tegen geweld en luchtpiraterij betreft, slechts aan een vereenvoudigde controle onderworpen. Bagage en vracht in rechtstreekse doorvoer zijn vrijgesteld van douanerechten en andere soortgelijke belastingen.

  • 4 Kosten en heffingen die op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij met betrekking tot de vluchten van de luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij in rekening worden gebracht voor het gebruik van luchthavens en andere luchtvaartvoorzieningen op het grondgebied van de eerstgenoemde Partij, mogen niet hoger zijn dan die welke in rekening worden gebracht met betrekking tot de vluchten van een andere luchtvaartmaatschappij die soortgelijke vluchten uitvoert.

  • 5 Geen der Verdragsluitende Partijen begunstigt een andere luchtvaartmaatschappij ten opzichte van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Verdragsluitende Partij bij de toepassing van haar voorschriften inzake douane, immigratie, quarantaine en soortgelijke voorschriften, of bij het gebruik van luchthavens, luchtwegen, luchtverkeersdiensten en aanverwante voorzieningen waarover zij zeggenschap heeft.

Artikel 12. Erkenning van bewijzen en vergunningen

Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die door een van de Verdragsluitende Partijen zijn afgegeven of geldig verklaard en die nog niet zijn verlopen, worden door de andere Verdragsluitende Partij als geldig erkend voor de exploitatie van overeengekomen diensten op de omschreven routes, mits deze bewijzen of vergunningen werden afgegeven of geldig verklaard overeenkomstig de op grond van het Verdrag van Chicago vastgestelde normen.

Elke Verdragsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor om voor vluchten boven haar grondgebied de erkenning te weigeren van bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die aan haar eigen onderdanen zijn verstrekt door de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 13. Beveiliging

  • 1 De Verdragsluitende Partijen komen overeen elkaar de nodige bijstand te verlenen ten einde het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen of andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van luchtvaartuigen, luchthavens en voorzieningen voor de luchtvaart, alsmede elke bedreiging van de veiligheid van de luchtvaart, te voorkomen.

  • 2 Elke Verdragsluitende Partij stemt ermede in zich te houden aan door de andere Verdragsluitende Partij vereiste non-discriminatoire en algemeen toepasselijke bepalingen inzake de beveiliging bij binnenkomst in het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en passende maatregelen te nemen om passagiers en hun handbagage aan een onderzoek te onderwerpen. Elke Verdragsluitende Partij neemt ook elk verzoek van de andere Verdragsluitende Partij om bijzondere beveiligingsmaatregelen te nemen voor haar luchtvaartuigen of passagiers, ten einde het hoofd te bieden aan een specifieke bedreiging, welwillend in overweging.

  • 3 De Verdragsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart, vastgesteld door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. Mocht een Verdragsluitende Partij van zodanige bepalingen afwijken, dan kan de andere Verdragsluitende Partij verzoeken om overleg met die Verdragsluitende Partij. Tenzij anders door de Verdragsluitende Partijen overeengekomen, vangt zodanig overleg aan binnen een tijdvak van zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van een zodanig verzoek. Indien de Partijen niet tot bevredigende overeenstemming kunnen komen, zou dit een grond kunnen vormen voor de toepassing van artikel 15 van dit Verdrag.

  • 4 De Verdragsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te 's-Gravenhage op 16 december 1970, en het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 23 september 1971, voor zover de Verdragsluitende Partijen beide Partij bij deze Verdragen zijn.

  • 5 Wanneer zich een voorval voordoet van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van een luchtvaartuig of van andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van luchtvaartuigen, luchthavens of luchtvaartvoorzieningen, of zich dreigt voor te doen, verlenen de Verdragsluitende Partijen elkander bijstand door de verbindingen bedoeld om op snelle en veilige wijze een einde te maken aan een dergelijk voorval, of de dreiging daarvan, te vergemakkelijken.

Artikel 14. Overleg en wijziging

  • 1 In een geest van nauwe samenwerking plegen de luchtvaartautoriteiten van de Verdragsluitende Partijen van tijd tot tijd overleg met elkander ten einde te verzekeren dat de bepalingen van het Verdrag worden uitgevoerd en op bevredigende wijze worden nageleleefd; wanneer nodig plegen zij overleg omtrent de wijziging van het Verdrag.

  • 2 Elk der Verdragsluitende Partijen kan verzoeken om overleg, dat begint binnen zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek, tenzij beide Verdragsluitende Partijen instemmen met een verlenging of bekorting van deze termijn. Bedoeld overleg kan zowel mondeling als schriftelijk worden gevoerd.

  • 3 Een door de Verdragsluitende Partijen overeengekomen wijziging op dit Verdrag wordt van kracht op een door middel van een diplomatieke notawisseling te bepalen datum, welke afhankelijk is van de voltooiing van de nationaal vereiste wettelijke procedures.

  • 4 Een wijziging op de Bijlage bij dit Verdrag wordt schriftelijk tussen de luchtvaartautoriteiten overeengekomen en wordt van kracht na bevestiging door middel van een diplomatieke notawisseling.

Artikel 15. Regeling van geschillen

  • 1 Indien tussen de Verdragsluitende Partijen een geschil ontstaat met betrekking tot de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, trachten de Verdragsluitende Partijen dit in de eerste plaats te regelen door middel van onderlinge onderhandelingen.

  • 2 Indien de Verdragsluitende Partijen er niet in slagen tot een regeling te komen door middel van onderhandeling, kan het geschil op verzoek van een der Verdragsluitende Partijen ter beslissing worden voorgelegd aan een gerecht van drie scheidsmannen, van wie elke Verdragsluitende Partij er een benoemt, waarna over de derde overeenstemming moet worden bereikt door de twee aldus gekozen scheidsmannen, mits deze derde scheidsman geen onderdaan is van een der Verdragsluitende Partijen. Elk der Verdragsluitende Partijen wijst een scheidsman aan binnen een termijn van zestig (60) dagen na de datum waarop de ene Verdragsluitende Partij van de andere Verdragsluitende Partij een diplomatieke nota heeft ontvangen waarin om een scheidsrechterlijke uitspraak wordt verzocht, en over de derde scheidsman dient overeenstemming te worden bereikt binnen een volgende termijn van zestig (60) dagen. Indien een van de Verdragsluitende Partijen geen eigen scheidsman aanwijst binnen de termijn van zestig (60) dagen of indien niet binnen de aangegeven termijn overeenstemming is bereikt omtrent de derde scheidsman, kan door een van de Verdragsluitende Partijen de Voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie worden verzocht een scheidsman of scheidsmannen te benoemen.

  • 3 De Verdragsluitende Partijen verplichten zich ertoe zich te houden aan elke beslissing genomen op grond van het tweede lid van dit artikel.

  • 4 Tenzij anders is overeengekomen, dient elke Verdragsluitende Partij een memorandum in binnen vijfenveertig (45) dagen vanaf het tijdstip waarop het scheidsgerecht volledig is samengesteld. De antwoorden dienen binnen zestig (60) dagen te worden gegeven. Het scheidsgerecht houdt een hoorzitting op verzoek van een der Verdragsluitende Partijen of naar eigen goeddunken binnen dertig (30) dagen nadat de antwoorden ontvangen moeten zijn.

  • 5 Het scheidsgerecht streeft ernaar schriftelijk uitspraak te doen binnen dertig (30) dagen na beëindiging van de hoorzitting of, indien er geen hoorzitting plaatsvindt, dertig (30) dagen na de datum waarop beide antwoorden zijn ingediend, naar gelang welke datum het eerst valt. De uitspraak van de meerderheid van het scheidsgerecht is doorslaggevend.

  • 6 De Verdragsluitende Partijen kunnen een verzoek om toelichting van de uitspraak indienen binnen dertig (30) dagen nadat deze is gedaan; zulk een toelichting wordt binnen dertig (30) dagen na het desbetreffende verzoek gegeven.

  • 7 Het scheidsgerecht is in alle voorkomende gevallen en te allen tijde bevoegd, hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek van een der Verdragsluitende Partijen, voorlopige maatregelen te gelasten ten einde de rechten van de Verdragsluitende Partijen veilig te stellen. Een Verdragsluitende Partij kan zulk een verzoek doen in haar schriftelijk betoog, tijdens de hoorzitting, dan wel daarna.

  • 8 Elke Verdragsluitende Partij voert, in overeenstemming met haar nationale wetgeving, elke beslissing of uitspraak van het scheidsgerecht volledig uit.

  • 9 De kosten van het scheidsgerecht, met inbegrip van de vergoedingen en kosten van de scheidsmannen, worden in gelijke delen door de Verdragsluitende Partijen gedragen. Kosten gemaakt door de Voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie in verband met de procedures bedoeld in het tweede lid van dit artikel, worden beschouwd als onderdeel van de kosten van het scheidsgerecht.

Artikel 16. Beëindiging

Elk der Verdragsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Verdragsluitende Partij langs diplomatieke weg schriftelijk mededeling doen van haar besluit dit Verdrag te beëindigen.

Deze mededeling wordt tegelijkertijd gezonden aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. In dit geval eindigt het Verdrag twaalf (12) maanden na de datum van ontvangst van de mededeling door de andere Verdragsluitende Partij, tenzij de mededeling van opzegging in onderling overleg voor het einde van dit tijdvak wordt ingetrokken. Indien de andere Verdragsluitende Partij nalaat de ontvangst te bevestigen, wordt de mededeling geacht te zijn ontvangen veertien (14) dagen na ontvangst van de mededeling door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel 17. Registratie bij de ICAO

Dit Verdrag en alle daarin aangebrachte wijzigingen worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel 18. Toepasselijkheid van multilaterale overeenkomsten

  • 1 De bepalingen van het Verdrag van Chicago worden op dit Verdrag toegepast.

  • 2 Indien een door beide Partijen aanvaarde multilaterale overeenkomst ter zake van een aangelegenheid die door dit Verdrag wordt bestreken, in werking treedt, hebben de desbetreffende bepalingen van die overeenkomst voorrang boven de desbetreffende bepalingen van het onderhavige Verdrag.

Artikel 19. Werkingssfeer

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag slechts van toepassing op het Rijk in Europa.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking op de dag waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun onderscheiden landen constitutioneel vereiste formaliteiten is voldaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage op de 17e januari 1996 in tweevoud in de Nederlandse, de Maleise en de Engelse taal, zijnde alle drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschillen tussen de teksten is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) A. JORRITSMA-LEBBINK

Voor de Regering van Zijne Majesteit de Sultan en Yang Di-Pertuan van Brunei Darussalam

(w.g.) DATO HAJI ZAKARIA BIN DMW HAJI SULAIMAN

BIJLAGE

Routetabel

  • A

    • 1. Punten in beide richtingen te exploiteren door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van Brunei Darussalam

      punten in Brunei Darussalam – tussenliggende punten – Amsterdam – verder gelegen punten.

    • 2. Punten in beide richtingen te exploiteren door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van het Koninkrijk der Nederlanden

      punten in Nederland – tussenliggende punten – Bandar Seri Begawan – verder gelegen punten

  • B

    • 1. Op de routes bedoeld onder A kunnen naar goeddunken van een aangewezen luchtvaartmaatschappij een of meer punten worden overgeslagen op een of alle vluchten, mits elke dienst begint of eindigt in het grondgebied van de Verdragsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen.

    • 2. Op alle sectoren van de bovengenoemde routetabel kunnen vijfde-vrijheidsrechten slechts worden uitgeoefend na voorafgaand overleg tussen de luchtvaartautoriteiten.

Naar boven