Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Belarus inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen, Minsk, 11-04-1995

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-08-1996 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Belarus inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen

Authentiek : NL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Belarus inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Belarus,

hierna aangeduid als de Verdragsluitende Partijen,

Geleid door de wens de van oudsher tussen hun landen bestaande vriendschapsbanden te versterken, de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat investeringen door investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij betreft,

In het besef dat overeenstemming omtrent de aan dergelijke investeringen toe te kennen behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • 1. omvat de term „investeerders" met betrekking tot elk van beide Verdragsluitende Partijen:

    • a. natuurlijke personen die krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij onderdaan van die Partij zijn, en investeringen doen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij;

    • b. rechtspersonen, zoals ondernemingen en andere organisaties, die krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij zijn opgericht of anderszins naar behoren georganiseerd, en gerechtigd zijn tot het doen van investeringen, en die investeringen doen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij;

    • c. rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij, maar die onder toezicht staan van natuurlijke personen zoals omschreven onder letter a of van rechtspersonen zoals omschreven onder letter b hierboven;

  • 2. omvat de term „investeringen": alle soorten vermogensbestanddelen en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • a. roerende en onroerende zaken, alsmede alle andere zakelijke rechten;

    • b. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen en gezamenlijke ondernemingen;

    • c. recht op geld of op iedere prestatie die economische waarde heeft;

    • d. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom (zoals auteursrechten, octrooien, industriële ontwerpen of modellen, merken van handelsprodukten of diensten, handelsnamen) know-how, goodwill, technische werkwijzen en andere soortgelijke rechten;

    • e. rechten verleend krachtens het publiekrecht, met inbegrip van concessies voor het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen, verleend in overeenstemming met de wetgeving van de betrokken Verdragsluitende Partijen;

  • 3. wordt onder de term „grondgebied" met betrekking tot elk van beide Staten verstaan het grondgebied onder zijn soevereiniteit, met inbegrip van het land, de binnenwateren en de territoriale zee, de zeebodem en de ondergrond daarvan, waarover die Staat overeenkomstig het internationale recht soevereine rechten of rechtsmacht uitoefent.

Artikel 2

Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften, de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.

Artikel 3

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders. Elke Verdragsluitende Partij kent aan dergelijke investeringen volledige fysieke zekerheid en bescherming toe,

  • 2 Meer in het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan dergelijke investeringen een behandeling toe die in elk geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerder.

  • 3 Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde Staat bijzondere voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim- overeenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij is aangegaan met betrekking tot investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van één van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht, die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.

Artikel 4

Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen van belasting kent elke Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan haar eigen investeerders of aan die van een derde Staat die in dezelfde omstandigheden verkeren, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders. Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door die Partij toegekend:

  • a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting; of

  • b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke instelling; of

  • c. op basis van wederkerigheid met een derde Staat.

Artikel 5

De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een investgering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare valuta, zonder beperking of vertraging. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

  • a. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;

  • b. gelden nodig

    • i. voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindprodukten, of

    • ii. om kapitaalgoederen te vervangen ten einde de continuïteit van een investering te waarborgen;

  • c. bijkomende gelden nodig voor de ontwikkeling van een investering;

  • d. gelden voor de terugbetaling van leningen;

  • e. royalty's of honoraria;

  • f. inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;

  • g. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;

  • h. betalingen uit hoofde van artikel 6 of 7.

Artikel 6

Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen die onteigening of nationalisering inhouden of andere maatregelen waardoor direct of indirect aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen, tenzij de maatregelen worden genomen in het algemeen belang, op non-discriminatoire basis, niet in strijd zijn met enige verplichting die de Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan, en worden genomen met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang, en op voorwaarde dat regelingen worden getroffen voor schadeloosstelling.

Deze schadeloosstelling dient overeen te komen met de billijke marktwaarde van de desbetreffende investeringen onmiddellijk voordat de maatregelen werden genomen of bekend werden, naar gelang van wat zich het eerst voordeed, en dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet tot de datum van betaling.

Artikel 7

Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders.

Artikel 8

Indien de investeringen van een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling van een schadeloosstelling ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of het door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen Agentschap in de rechten van de bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

Artikel 9

Elke Verdragsluitende Partij stemt ermee in juridische geschillen die ontstaan tussen die Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering van die investeerder op het grondgebied van de eerstbedoelde Verdragsluitende Partij voor te leggen aan het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen ter beslechting door bemiddeling of arbitrage krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening. Een rechtspersoon die investeerder is van de ene Verdragsluitende Partij en die, voordat een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, letter b, van het Verdrag van Washington voor de toepassing van dat Verdrag behandeld als investeerder van de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 10

De bepalingen van dit Verdrag zijn vanaf de datum van inwerkingtreding daarvan ook van toepassing op investeringen die voor die datum zijn gedaan.

Artikel 11

Elk der Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van dit Verdrag. De andere Verdragsluitende Partij neemt dit voorstel welwillend in overweging en biedt passende gelegenheid voor een dergelijk overleg.

Artikel 12

  • 1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag dat niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, op verzoek van één van beide Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld scheidsgerecht. Elke Partij benoemt één scheidsman en de aldus benoemde scheidsmannen benoemen te zamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van een der Partijen is, tot hun voorzitter.

  • 2 Indien één van beide Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen en indien zij geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Partij binnen twee maanden tot deze benoeming over te gaan, kan de laatstbedoelde Partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 3 Indien de beide scheidsmannen niet binnen twee maanden na hun benoeming tot overeenstemming kunnen geraken over de keuze van de derde scheidsman, kan elk der Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Partijen, wordt het lid van het Gerechtshof dat het hoogst in anciënniteit is, beschikbaar is en geen onderdaan is van één der Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elke fase van het geding een minnelijke schikking van het geschil aan de Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Partijen daarmee instemmen.

  • 6 Tenzij de Partijen anders beslissen, stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedureregels vast.

  • 7 Het scheidsgerecht doet zijn uitspraak bij meerderheid van stemmen. Een zodanige uitspraak is onherroepelijk en bindend voor de Partijen.

Artikel 13

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald in de in artikel 14, eerste lid, bedoelde mededeling.

Artikel 14

  • 1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun onderscheiden landen vereiste grondwettelijke procedures is voldaan, en blijft van kracht voor een tijdvak van vijftien jaar.

  • 2 Tenzij ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

  • 3 Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan voor de datum van beëindiging van dit Verdrag, blijven de voorgaande artikelen van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar vanaf die datum.

  • 4 Met inachtneming van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn is de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van elk deel van het Koninkrijk afzonderlijk te beëindigen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Minsk op 11 april 1995 in de Nederlandse, de Belarussische en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) S. I. H. GOSSES

Voor de Republiek Belarus:

(w.g.) M. A. MARINITSJ

Naar boven