Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de
Republiek Litouwen inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Regering van de Republiek Litouwen,
hierna aangeduid als de Verdragsluitende Partijen,
Geleid door de wens de van oudsher tussen hun landen bestaande vriendschapsbanden
te versterken, de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren,
met name wat investeringen door de investeerders van de ene Verdragsluitende Partij
op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij betreft,
In het besef dat overeenstemming omtrent de aan dergelijke investeringen toe te kennen
behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de
economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een
eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
Voor de toepassing van dit Verdrag:
-
a. omvat de term „investeringen": alle soorten vermogensbestanddelen en in het bijzonder,
doch niet uitsluitend:
-
i. roerende en onroerende zaken, alsmede alle andere zakelijke rechten met betrekking
tot alle soorten vermogensbestanddelen;
-
ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen ondernemingen
en gezamenlijke ondernemingen;
-
iii. recht op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische
waarde heeft;
-
iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill
en know-how;
-
v. rechten verleend krachtens het publiekrecht, met inbegrip van rechten tot het opsporen,
exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen.
-
b. omvat de term „investeerder" met betrekking tot elk van beide Verdragsluitende Partijen:
-
i. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben;
-
ii. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij;
-
iii. rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende
Partij, maar die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen
zoals omschreven onder i. of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii. hierboven;
die investeringen doen op het grondgebied van een van beide Verdragsluitende Partijen.
-
c. wordt onder de term „grondgebied" verstaan:
-
i. wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, het grondgebied dat het Koninkrijk der
Nederlanden vormt;
-
ii. wat de Republiek Litouwen betreft, het grondgebied dat de Republiek Litouwen vormt.
De term „grondgebied" omvat mede de zeegebieden grenzend aan de kust van de betrokken
Staat, voor zover die Staat overeenkomstig het internationale recht soevereine rechten
of rechtsmacht in deze gebieden uitoefent.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften,
de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van
investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.
Met inachtneming van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten
of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Verdragsluitende
Partij dergelijke investeringen toe.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
-
1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van
de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert
niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de
instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders.
-
2 Meer in het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan dergelijke investeringen
volledige fysieke zekerheid en bescherming toe, die in elk geval niet minder gunstig
is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of
aan investeringen van investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst
is voor de betrokken investeerder.
-
3 Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde Staat bijzondere voordelen
heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische
unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten
die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet
verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende
Partij.
-
5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van één van beide Verdragsluitende
Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht, die thans tussen de Verdragsluitende
Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan een algemene
of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders
van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die
gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre
zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen
van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere
Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten
bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend
aan haar eigen investeerders of aan die van een derde Staat, naar gelang van wat het
gunstigst is voor de betrokken investeerders. Hierbij wordt evenwel geen rekening
gehouden met bijzondere belastingvoordelen door die Partij toegekend:
-
a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting; of
-
b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke
instelling; of
-
c. op basis van wederkerigheid met een derde Staat.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een
investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare
valuta, zonder onnodige beperking of vertraging. Deze overmakingen omvatten in het
bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
a. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;
-
b. gelden nodig
-
i. voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindprodukten,
of
-
ii. om kapitaalgoederen te vervangen ten einde de continuïteit van een investering te
waarborgen;
-
c. bijkomende gelden nodig voor de ontwikkeling van een investering;
-
d. gelden voor de terugbetaling van leningen;
-
e. royalty's of honoraria;
-
f. inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;
-
g. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering.
Artikel 6
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor direct of indirect aan
investeerders van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen,
tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke
rechtsgang;
-
b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de
Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan;
-
c. de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling
dient overeen te komen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen,
dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet tot de datum van betaling
en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder onnodige vertraging
te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken gerechtigden
aangewezen land en in de valuta van het land waarvan de gerechtigden investeerder
zijn of in een door de gerechtigden aanvaarde vrij inwisselbare valuta.
Artikel 7
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking
tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens
oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand,
oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat
restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen
minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent
aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat, naar gelang
van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerders.
Artikel 8
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
Indien de investeringen van een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd
zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling
van een schadeloosstelling ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift
of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of
de herverzekeraar of het door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen Agentschap
in de rechten van de bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering
of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende
Partij erkend.
Artikel 9
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
Elke Verdragsluitende Partij stemt ermee in juridische geschillen die ontstaan tussen
die Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij
betreffende een investering van die investeerder op het grondgebied van de eerstbedoelde
Verdragsluitende Partij voor te leggen aan het Internationale Centrum voor Beslechting
van Investeringsgeschillen ter beslechting door bemiddeling of arbitrage krachtens
het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen
van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening.
Een rechtspersoon die investeerder is van de ene Verdragsluitende Partij en die, voordat
een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van investeerders van de andere
Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, letter
b, van het Verdrag voor de toepassing van dat Verdrag behandeld als investeerder van
de andere Verdragsluitende Partij.
Artikel 10
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing op investeringen gedaan door investeerders
van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende
Partij na 29 december 1990.
Investeringen die voor die datum zijn gedaan, vallen onder dit Verdrag op voorwaarde
dat zij na die datum zijn geregistreerd overeenkomstig de van kracht zijnde wetten.
Artikel 11
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
Elk der Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Verdragsluitende Partij voorstellen
overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing
van dit Verdrag. De andere Verdragsluitende Partij neemt dit voorstel welwillend in
overweging en biedt passende gelegenheid voor een dergelijk overleg.
Artikel 12
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
Dit Verdrag kan te allen tijde worden gewijzigd door middel van schriftelijke overeenstemming
tussen de Verdragsluitende Partijen. Wijzigingen worden van kracht wanneer de Verdragsluitende
Partijen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat aan de vereiste constitutionele
procedures in hun onderscheiden landen is voldaan.
Artikel 13
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
-
1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing
van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke tijdsspanne langs diplomatieke weg kan
worden beslecht, wordt, tenzij de Verdragsluitende Partijen anders zijn overeengekomen,
op verzoek van één van beide Verdragsluitende Partijen voorgelegd aan een uit drie
leden samengesteld scheidsgerecht. Elke Verdragsluitende Partij benoemt één scheidsman
en de aldus benoemde scheidsmannen benoemen te zamen een derde scheidsman, die geen
onderdaan van een der Verdragsluitende Partijen is, tot hun voorzitter.
-
2 Indien één van beide Verdragsluitende Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen
en indien zij geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Verdragsluitende
Partij binnen twee maanden tot deze benoeming over te gaan, kan de laatstbedoelde
Verdragsluitende Partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken
de noodzakelijke benoeming te verrichten.
-
4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President
van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen,
of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President
verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd
is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende
Partijen, wordt het lid van het Gerechtshof dat het hoogst in anciënniteit is, beschikbaar
is en geen onderdaan is van één der Verdragsluitende Partijen, verzocht de noodzakelijke
benoemingen te verrichten.
-
5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens
uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elke stand van het geding een minnelijke
schikking van het geschil aan de Verdragsluitende Partijen voorstellen. De voorgaande
bepalingen doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van het scheidsgerecht in het geschil
een uitspraak ex aequo et bono te doen, indien de Verdragsluitende Partijen daarmee
instemmen.
-
6 Tenzij de Verdragsluitende Partijen anders beslissen, stelt het scheidsgerecht zijn
eigen procedureregels vast. Iedere Verdragsluitende Partij draagt de kosten van het
door die Verdragsluitende Partij benoemde lid. De kosten van de voorzitter en overige
kosten worden in gelijke delen gedragen door de twee Verdragsluitende Partijen. Het
scheidsgerecht kan echter in zijn uitspraak bepalen dat een groter aandeel in de kosten
wordt gedragen door een van beide Verdragsluitende Partijen, en deze uitspraak is
bindend voor beide Verdragsluitende Partijen.
Artikel 14
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toepassing op het deel
van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald
in de in artikel 15, eerste lid, bedoelde mededeling.
Artikel 15
[Regeling vervallen per 04-09-2021]
-
1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de
datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat
aan de in hun onderscheiden landen vereiste grondwettelijke procedures is voldaan,
en blijft van kracht voor een tijdvak van vijftien jaar.
-
2 Tenzij ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur
door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan,
wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij
elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen
met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden voor de datum van
het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.