De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten
van Amerika, hierna te noemen „de Partijen",
Overwegende het feit dat de Partijen zich hebben verbonden tot samenwerking op basis
van het Verdrag aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 12 juni 1981, het
Uitleveringsverdrag van 24 juni 1980 en het Verdrag tegen de sluikhandel in verdovende
middelen en psychotrope stoffen van de Verenigde Naties van 20 december 1988;
De inspanningen van elke Partij erkennende om een doeltreffende bijdrage te leveren
aan de bestrijding van de internationale criminaliteit, in het bijzonder de sluikhandel
in verdovende middelen, het witwassen van de opbrengsten van de sluikhandel in verdovende
middelen en de met verdovende middelen samenhangende corruptie;
Geleid door de wens de doeltreffendheid van de rechtshandhaving in beide landen te
vergroten wat betreft het onderzoeken, vervolgen en bestrijden van misdaad en wat
betreft het opsporen, in beslag nemen en confisqueren van opbrengsten van en hulpmiddelen
bij het plegen van misdrijven;
Tevens geleid door de wens een kader te scheppen voor het verdelen van voorwerpen
die ten gevolge van onderlinge samenwerking tussen de Partijen zijn geconfisqueerd
als opbrengsten van of hulpmiddelen bij het plegen van misdrijven;
Overwegende dat voorwerpen die krachtens deze Overeenkomst worden verdeeld, hetzij
rechtstreeks hetzij door middel van een fonds zouden moeten worden bestemd voor de
rechtshandhaving;
Zijn het volgende overeengekomen: