De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Polen,
Indachtig de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en
de Regering van de Volksrepubliek Polen inzake economische, industriële en technische
samenwerking van 2 juli 1974;
Erkennend dat de uit bestaande multilaterale verdragen voortvloeiende rechten en verplichtingen
van beide Partijen onverlet moeten blijven;
Geleid door de wens het vervoer van personen en goederen met binnenschepen te regelen;
Ernaar strevend de binnenvaart van beide landen verder te ontwikkelen, en
Ernaar strevend daarbij rekening te houden met de wederzijdse belangen bij de verbetering
van de waterwegen die de twee Partijen verbinden,
zijn het volgende overeengekomen:
Nederlandse schepen mogen de Poolse waterwegen en Poolse schepen de Nederlandse waterwegen
in het kader van het vervoer overeenkomstig artikel 3 tot en met 7 van deze Overeenkomst
bevaren en de havens en ligplaatsen gebruiken. Dit geldt ook dienovereenkomstig voor
het vervoer van drijvende werktuigen en drijvende voorwerpen, alsmede voor het transporteren
van schepen in aanbouw.
Nederlandse en Poolse schepen mogen personen en goederen in het transitovervoer door
het grondgebied van de andere Partij vervoeren.
Vervoer door derden is slechts toegestaan in de gevallen die door de bevoegde autoriteiten
op voorstel van de Gemengde Commissie worden overeengekomen.
Derde-landenvervoer is slechts toegestaan in de gevallen die door de bevoegde autoriteiten
op voorstel van de Gemengde Commissie worden overeengekomen.
Cabotage is slechts toegestaan op grond van een speciale vergunning van de bevoegde
autoriteit.
De schepen, de bemanning, de passagiers en de lading zijn onderworpen aan de wetgeving
van de Partij waarvan de binnenwateren worden bevaren.
Ten aanzien daarvan komen beide Partijen overeen:
-
a. De bevoegde autoriteiten van de ene Overeenkomstsluitende Staat zullen de in de andere
Overeenkomstsluitende Staat verstrekte documenten en attesten die op het schip, de
leiding van het schip en de bemanning, alsmede op de lading betrekking hebben erkennen,
voor zover deze overeenstemmen met de in de ene Overeenkomstsluitende Staat geldende
bepalingen.
-
b. Gevaarlijke stoffen mogen door schepen uitsluitend worden vervoerd, indien zij hiervoor
het voor de desbetreffende waterweg voorgeschreven geldige certificaat van toestemming
bezitten.
Beide Partijen zullen de schepen van de ene en van de andere Partij bij de uitoefening
van de hun overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 7 van deze Overeenkomst verleende
vervoersrechten gelijk behandelen; dit geldt in het bijzonder:
-
a. bij het gebruik van sluizen, haveninrichtingen en ligplaatsen;
-
b. bij de heffing van scheepvaart- en havenrechten;
-
c. bij het afhandelen van de formaliteiten door de bevoegde autoriteiten;
-
d. bij het voorzien van brandstoffen en smeermiddelen.
Beide Partijen zullen de schepen van de ene en van de andere Partij met betrekking
tot de douanebehandeling van de aan boord meegevoerde mond- en scheepsvoorraad gelijk
behandelen. Dit geldt dienovereenkomstig voor de op de schepen voor het verbruik of
gebruik bestemde brandstoffen en smeermiddelen.
-
1 De scheepvaartondernemingen van beide Partijen mogen op het grondgebied van de andere
Partij met inachtneming van het aldaar geldende recht slechts in zoverre vertegenwoordigingen
oprichten en acquisitie plegen, als dit op basis van wederkerigheid op het grondgebied
van de andere Partij is toegestaan.
-
2 De overmaking geschiedt op basis van de officiële wisselkoers binnen de gebruikelijke
termijn.
Indien de valuta's van beide Partijen vrij converteerbaar zijn, geschieden deze overmakingen
op basis van de geldende deviezenmarktkoersen voor lopende betalingen; ze zullen uitsluitend
onderworpen zijn aan de voor alle landen in vergelijkbare omstandigheden geldende
deviezenbepalingen. Voor de overmaking zullen slechts de voor dergelijke transacties
bij de banken gebruikelijke kosten in rekening worden gebracht.
-
2 Op passagiers- en goederenschepen kunnen samen met de bemanningsleden ook hun echtgenoten
en kinderen in- en uitreizen, indien zij in het bezit zijn van de in het eerste lid
genoemde documenten. Kinderen beneden de zestien jaar die in het reisdocument van
een van hun ouders zijn bijgeschreven kunnen, ook wanneer zij niet in het bezit zijn
van de in het eerste lid genoemde documenten, samen met de bemanningsleden reizen.
In geval van averij, ongeval, ernstige ziekte van een persoon aan boord of om andere
redenen, zoals ijsgang, die de doorvaart of thuisvaart onmogelijk maken, scheppen
de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid aan de schepen of personen van de andere
Partij die bij een dergelijk voorval zijn betrokken de nodige hulp te bieden.
De bevoegde autoriteiten zullen de Gemengde Commissie op haar verzoek de stukken doen
toekomen, die zij nodig heeft ter vervulling van haar taken overeenkomstig artikel
15, tweede lid, van deze Overeenkomst.
Meningsverschillen met betrekking tot de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst
worden door rechtstreekse onderhandelingen tussen de bevoegde autoriteiten geregeld.
Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, worden de meningsverschillen langs
diplomatieke weg bijgelegd.
De bepalingen van deze Overeenkomst gelden wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft
slechts voor het grondgebied van het Rijk in Europa.
Met de in de preambule genoemde multilaterale verdragen worden in het bijzonder bedoeld
de Herziene Rijnvaartakte en het EEG-Verdrag, in hun huidige en toekomstige geldige
versies.