Beleidsregel Calamiteitenmeldingen Uitvoeringsbesluit Wkkgz

Geraadpleegd op 07-08-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 17-06-2025.
Geldend van 20-01-2025 t/m heden

Beleidsregel Calamiteitenmeldingen Uitvoeringsbesluit Wkkgz

Gelet op het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25, eerste lid, jo. artikel 11, eerste lid en onder a, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen gezondheidszorg (hierna: ‘Wkkgz’) en artikel 8.7 e.v., van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz;

zal de inspectie differentiëren in het onderzoeken en behandelen van meldingen van calamiteiten op basis van de volgende factoren:

  • a. De melding heeft betrekking op een nader te duiden specifieke doelgroep of (sub)sector;

  • b. De melding heeft betrekking op nader te duiden thematiek;

  • c. De zorgaanbieder of het bedrijf geeft zelf aan de gesignaleerde risico’s niet (op korte termijn) te kunnen wegnemen;

  • d. Eerdere ervaringen van de inspectie met de zorgaanbieder, het bedrijf of een zorgverlener;

  • e. De ernst van de calamiteit;

  • f. Andere risico’s voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg.

Toelichting

Hierna volgt een toelichting op de onder a tot en met f genoemde factoren.

  • a. Aangesloten kan worden bij de ontwikkelfase van de doelgroep of (sub)sector.

    In een aantal sectoren is bijvoorbeeld al goede ervaring opgedaan met het melden van calamiteiten en/of het verrichten van calamiteitenonderzoek;

  • b. Te denken valt aan specifieke thema’s, die bijzondere aandacht behoeven. Er zijn ook thema’s die naar de inschatting van de inspectie minder aandacht nodig hebben. Deze thema’s kunnen periodiek wijzigen;

  • c. Bijvoorbeeld als door een verandering in het bestuur van een organisatie of bij fusie feiten en omstandigheden aan het licht komen die monitoring behoeven of wanneer sprake is van (dreigende) discontinuïteit van zorg door bijvoorbeeld tekorten aan personeel of financiële middelen;

  • d. Er zijn bijvoorbeeld meerdere meldingen achter elkaar gedaan, er is sprake van een trend of op basis van eerdere bezoeken zijn er zorgen over de kwaliteit en veiligheid van de zorg;

  • e. De calamiteit heeft bijvoorbeeld een grote impact op de zorgorganisatie, de regio of anderszins tot maatschappelijke onrust geleid;

  • f. Hierbij kan gedacht worden aan media-aandacht op basis waarvan twijfels zijn gerezen over de kwaliteit en veiligheid van de zorg of gekoppelde meldingen ten aanzien van dezelfde of een gelijksoortige calamiteit (bijvoorbeeld van een burger of OM).

In de nota van toelichting1 bij de wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz is het volgende bepaald:

‘Dit wijzigingsbesluit regelt expliciet dat de IGJ kan differentiëren in de wijze waarop de IGJ de meldingen afhandelt. Deze differentiatie zal doorwerken in de stukken die IGJ na het onderzoek van de zorgaanbieder van de zorgaanbieder wil ontvangen. Hierdoor kan de IGJ haar toezicht afstemmen op de fase van ontwikkeling waarin de (sub)sector of de individuele zorgaanbieder zich bevindt en op de context en de ernst van de melding. Dit leidt ertoe dat de IGJ gaat naar een meer risicogerichte benadering van de afhandeling van meldingen. Als er bijvoorbeeld vertrouwen is dat calamiteiten door een zorgaanbieder op een juiste manier worden gemeld en onderzocht, kan de focus worden verlegd naar de volgende stappen van leren en verbeteren.’

Differentiëren als hiervoor bedoeld houdt in dat een melding, rekening houdend met de factoren onder a tot en met f, meer of minder uitgebreid kan worden onderzocht. Als één of meer factoren van toepassing zijn, wordt de melding in beginsel uitgebreider onderzocht dan wanneer dit niet het geval is. Dit zal doorwerken in de stukken die de inspectie van de zorgaanbieder wenst te ontvangen. Bovenstaande laat de verplichting van de zorgaanbieder om zelf onderzoek te doen naar de calamiteit, evenals de bevoegdheid van de inspectie om nadere vragen te stellen en/of nader onderzoek te doen onverlet.

Utrecht, 9 januari 2025

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd,

M.A.W. Eckenhausen,

inspecteur-generaal

  1. Staatsblad 2024, 343, p. 9. ^ [1]